Dolce far niente
Het voormalige huis van A. Roland Holst aan de Nesdijk in Bergen
Wereld en droom
Dwazen, die duur van aardsch geluk bedongen, dat zingend op geen sterven zich bezint: Waar het nu ritselt, daar werd eens bemind - Waar nu de raaf krast werd eenmaal gezongen. Wij bouwen tot het woord ons wordt ontwrongen: De steden staan op graven in den wind - En als vergeefschheid zich bevestigd vindt moet nog de dood ons worden opgedrongen. Maar wat dan van den droom? duizenden zwerven voorbij de wegen naar de bronzen poorten van gindschen steilen, nooit ontsloten tempel - Maar daar ook waait de wind en heerscht het sterven, en harten, eenmaal ruischend van geboorten, ritselen schuw daar over duistren drempel.
Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 - 5 augustus 1976) Interieur van het huis van A. Roland Holst aan de Nesdijk in Bergen
De Nederlandse schrijver en dichter antoine de kom werd geboren in Den Haag op 13 augustus 1956. Zie ook alle tags voor antoine de kom op dit blog.
Ogier de Gombaud aan Lodewijk xviii van Frankrijk, 24 april 1815
1 Sire, mijn lot: dat ik ben, noch denk, leef Zo leeg als een schedel, gerot en verdoemd Door de onmin van Bonaparte - woedend Was de Eerste Consul; ons plan bleek Mank, al bekend, en ik, nooit een strateeg, Liep in de val die voor hem was bedoeld. Mijn lot. Dat ik denk, dus ben, leef Leeg als 'n schedel. Verrot. Gedoemd Zoals zo vaak gebeurt, ellendige Herhaling van historie: per schoener Cybèle naar Cayenne. In naam van zijn roem Telt een simpele grenadier niet meer. Mijn lot, O Sire, Majesteit, zo ledig. Over dit hoofdstuk/artikel
2 Vrij, gelijk en broederlijk? Beroerd. Slik, Hitte en muskieten zijn mijn deel, dat wat Napoleon met harde hand Continentaal Verklaarde - het werd mij ontzegd. Ach, ik Was van geen belang; hij heeft beschikt Zich tóch vergist: niet hij bedacht Mijn straf - heb ik mijzelf dan niet verbannen? Vrij ben ik, gelijk en broederlijk, ik zit Ga, sta, volg eigen wet. Beschik Over mijn eigen onderdanen: echt bestaande Vogels in plat vlak gevangen, stram, betrapt Met prooi en al, vrij naar de natuur geschilderde Verzinsels op velijn, staande in 't slik, zo ik.
antoine de kom (Den Haag, 13 augustus 1956)
De Nederlandse schrijver en essayist Atte Jongstra werd geboren in Terwispel op 13 augustus 1956. Zie ook alle tags voor Atte Jongstra op dit blog.
Uit:Aan open zee
“Er was de zee beneden, daarboven een zwerk van lood. Axel Borg stond met twee benen stevig op Bornholms graniet en liet de blik weiden over zijn reisroute. Hoe lang zou het duren voor de wateren zouden samenvloeien? Aan de einder was het silhouet van Christiansø zichtbaar, een minimale horizonverdikking in een smalle streep licht. Hij had een overtocht geboekt naar deze in de komende maanden schaars bevolkte, geologische ruïne, waar hij zich terug zou trekken voor het Werk. De Ostrogoth lag klaar, maar alles in hem verzette zich tegen de reis. De dieseldampen aan boord van de veerboot, het zeewater dat zich straks in snotgroene walmen, algachtig aan hem zou meedelen, het dreigend grijs, een eilandgemeenschap waar hij zich in zou moeten vechten, de eenzaamheid van de komende maanden die hem toegrijnsde. En meer nog: het Werk. Weinig volk op de kade. De wind was opgestoken en maakte van het haventje van het lieflijke Gudhjem een tochtgat. Huiverend liep hij terug naar het hotel om zijn rolkoffer te halen, laptoptas, een doos. Ziet er niet goed uit met het weer...’ zei Axel. De hotelhouder haalde de schouders op. ‘Och, de zee is geduldig. U gaat eh...?’ ‘Naar Christiansø.’ ‘Dan had u beter een paar maanden eerder kunnen komen. Daar valt nu niks te beleven.’ ‘Daar ga ik juist voor.’
Atte Jongstra (Terwispel, 13 augustus 1956)
De Franstalige Belgische schrijfster Amélie Nothomb werd geboren in Kobe in Japan op 13 augustus 1967. Zie ook mijn blog van 13 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Amélie Nothomb op dit blog.
Uit: Riquet à la houppe
«Sur l’autre rive de la Seine, un jeune couple nouvellement établi non loin de la gare d’Austerlitz mit au monde une petite fille. Le père s’appelait Lierre, la mère s’appelait Rose. Ils nommèrent le bébé Trémière. – Vous êtes sûrs de ce prénom ? interrogea l’infirmière. – Oui, dit l’accouchée. Mon mari porte un nom de plante grimpante et moi celui d’une rose. Une rose qui grimpe, c’est une rose trémière. Découragée face à une telle détermination, l’infirmière inscrivit Trémière sur le bracelet. Au moment de le nouer autour du poignet, elle regarda le visage de la petite et ne put retenir un cri: -Que tu es belle ! Trémière n’avait pas la figure rouge et chiffonnée des nouveau-nés : sa tête était lisse et blanche comme une fleur de coton, aucune convulsion ne secouait ses traits de poupée de porcelaine. Les gens qui vinrent effectuer leur visite de politesse à la maternité furent aussitôt sous le charme. – Vous l’avez bien réussie ! dirent-ils aux parents, émerveillés d’un succès si facile. Il y eut quelques fâcheux pour déplorer le prénom, mais ils concluaient toujours ainsi : – Bah ! Elle est si belle que n’importe quel prénom lui irait. Lierre inventait des jeux vidéo, Rose dirigeait une galerie d’art dans le nouveau quartier branché de Chevaleret. Ils avaient vingt-cinq ans, ils n’avaient pas de temps à accorder à leur bébé. Un mois après l’accouchement, la jeune mère reprit son travail et confia la petite à sa mère, qui habitait une ruine somptueuse à Fontainebleau. – Tu es sûre que c’est une bonne idée ? lui demanda Lierre. – C’est là que j’ai grandi, élevée par ma mère, répondit Rose. – La maison et la mère s’effondraient moins à l’époque. – Je souhaite à ma fille une enfance aussi féerique que la mienne. La mère de Rose s’appelait Passerose, autre nom de la rose trémière. Elle s’éprit de sa petite-fille au premier regard : – Je ne pensais pas qu’il était possible d’être encore plus belle que Rose, dit-elle à l’enfançonne.»
Amélie Nothomb (Kobe, 13 augustus 1967)
De Oostenrijkse dichter Nikolaus Lenau werd geboren op 13 augustus 1802 in Csatád (in het Hongaarse deel van Oostenrijk-Hongarije). Zie ook alle tags voor Nikolaus Lenau op dit blog en ook mijn blog van 13 augustus 2010.
An meine Rose
Frohlocke, schöne junge Rose, Dein Bild wird nicht verschwinden, Wenn auch die Glut, die dauerlose, Verweht in Abendwinden.
So süßer Duft, so helle Flamme Kann nicht für irdisch gelten, Du prangst am stolzen Rosenstamme, Verpflanzt aus andern Welten.
Aus Büschen, wo die Götter gerne Sich in die Schatten senken, Wenn sie in heilig stiller Ferne Der Menschen Glück bedenken.
Darum mich ein Hinübersehnen Stets inniger umschmieget, Je länger sich in meinen Thränen Dein holdes Antlitz wieget.
O weilten wir in jenen Lüften, Wo keine Schranke wehrte, Daß ich mit deinen Zauberdüften Die Ewigkeiten nährte!
Einem Knaben
Was trauerst du, mein schöner Junge? Du Armer, sprich, was weinst du so? Daß treulos dir im raschen Schwünge Dein liebes Vögelein entfloh?
Du blickest bald in deiner Trauer Hinüber dort nach jenem Baum, Bald wieder nach dem leeren Bauer Blickst du in deinem Kindestraum.
Du legst so schlaff die kleinen Hände An deines Lieblings ödes Haus, Und prüfest rings die Sprossenwände Und fragst: „wie kam er nur hinaus?"
An jenem Baume hörst du singen Den Fernen, den dein Herz verlor, Und unaufhaltsam eilig dringen Die heißen Thränen dir hervor.
Gib acht, gib acht, o lieber Knabe, Daß du nicht dastehst trauernd einst. Und um die beste, schönste Habe Des Menschenlebens bitter weinst!
Daß du die Hand, die sturmerprobte, Nicht legst, ein Mann, an deine Brust, Darin so mancher Schmerz dir tobte, Dir säuselte so manche Lust;
Daß du die Hand mit wildem Krampfe Nicht drückest deinem Busen ein, Aus dem die Unschuld dir im Kampfe Entfloh'n, das scheue Vögelein.
Dann hörst du flüstern ihre leisen Gesänge aus der Ferne her; Neigst hin dich nach den süßen Weisen: Das Vöglein aber kehrt nicht mehr!
Nikolaus Lenau (13 augustus 1802 - 22 augustus 1850) Momument in Wenen
De Amerikaanse schrijver Tom Perrotta werd geboren op 13 augustus 1961 in Garwood. Zie ook alle tags voor Tom Perrotta op dit blog en ook mijn blog van 13 augustus 2010.
Uit: Little Children
“Still, as skeptical as she was of fanatical punctuality in general, Sarah had to admit that the kids seemed to find it reassuring. None of them complained about waiting or being hungry, and they never asked what time it was. They just went about the business of their morning play, confident that they'd be notified when the proper moment arrived. Lucy seemed especially grateful for this small gift of predictability in her life. Sarah could see the pleasure in her eyes when she came running over to the picnic table with the others, part of the pack for the first time all day. "Mommy, Mommy!" she cried. "Snack time!" Of course, no system is foolproof , Sarah thought, rummaging through the diaper bag for the rice cakes she could have sworn she'd packed before they left the house. But maybe that was yesterday? It wasn't that easy to tell one weekday from the next anymore; they all just melted together like a bag of crayons left out in the sun. "Mommy?" An anxious note seeped into Lucy's voice. All the other kids had opened Ziploc bags and single-serving Tupperware containers, and were busy shoveling handfuls of Cheerios and Goldfish crackers into their mouths. "Where my snack?" "I'm sure it's in here somewhere," Sarah told her. Long after she had come to the conclusion that the rice cakes weren't there, Sarah kept digging through the diaper bag, pretending to search for them. It was a lot easier to keep staring into that dark jumble of objects than to look up and tell Lucy the truth. In the background she heard someone slurping the dregs of a juice box. "Where it went?" the hard little voice demanded. "Where my snack?" It took an act of will for Sarah to look up and meet her daughter's eyes. "Im sorry, honey." She let out a long, defeated sigh. "Mommy can't find it."
Tom Perrotta (Garwood, 13 augustus 1961)
Zie voor de schrijvers van de 13e augustus ook mijn blog van 13 augustus 2016 en ook mijn blog van 13 augustus 2011 deel 2.
|