De Amerikaanse schrijver Washington Irving werd geboren op 3 april 1783 in Manhattan, New York. Zie ook mijn blog van 3 april 2007 en ook mijn blog van 3 april 2009 en ook mijn blog van 3 april 2010.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit: The Legend of Sleepy Hollow
I am of this mind with Homer, that as the snaile that crept out of her shel was turned eftsoones into a Toad, and thereby was forced to make a stoole to sit on; so the traveller that stragleth from his owne country is in a short time transformed into so monstrous a shape that he is faine to alter his mansion with his manners and to live where he can, not where he would. I was always fond of visiting new scenes and observing strange characters and manners. Even when a mere child I began my travels and made many tours of discovery into foreign parts and unknown regions of my native city; to the frequent alarm of my parents and the emolument of the town cryer. As I grew into boyhood I extended the range of my observations. My holy day afternoons were spent in rambles about the surrounding country. I made myself familiar with all its places famous in history or fable. I knew every spot where a murder or robbery had been committed or a ghost seen. I visited the neighbouring villages and added greatly to my stock of knowledge, by noting their habits and customs, and conversing with their sages and great men. I even journeyed one long summer's day to the summit of the most distant hill, from whence I stretched my eye over many a mile of terra incognita, and was astonished to find how vast a globe I inhabited. This rambling propensity strengthened with my years. Books of voyages and travels became my passion, and in devouring their contents I neglected the regular exercises of the school. How wistfully would I wander about the pier heads in fine weather, and watch the parting ships, bound to distant climes. With what longing eyes would I gaze after their lessening sails, and waft myself in imagination to the ends of the earth.
Washington Irving (3 april 1783 - 28 november 1859)
Portret, toegeschreven aan Charles Robert Leslie, ca 1820
De Duitse schrijver Josef Mühlberger werd geboren op 3 april 1903 in Trautenau in Böhmen. Zie ook mijn blog van 3 april 2007 en ook mijn blog van 3 april 2009 en ook mijn blog van 3 april 2010.
Uit: Die Knaben und der Fluss
Eine Freundschaft wie die der beiden Knaben Waschek und Jenjik ist selten im Dorf, selten in der Landschaft. Der mährische Bauer kennt nur die Arbeit und hat keine Freude an der Geselligkeit. Es gibt hier nur Felder und Bauernhöfe, nicht einmal Bäume; nicht einmal Bäume; zu ihrer Pflege haben die Menschen keine Zeit. Der Ackerboden und die reifen Felder sind gelbbraun; die breiten Gesichter der Menschen haben dieselbe farbe wie das fruchtbare, einförmige Land.
Ein Bauernjunge gehört mit zehn Jahren aufs Feld, in den Hof, in die Scheune; mit vierzehn Jahren gehört er in den Stall. Der Vater Wascheks, ein heftiger und unfreundlicher Mann, mochte die Freundschaft seines Jungen nicht leiden; wenn er ihn nicht zur Arbeit prügelte lag es nicht daran, dass ihn die Mutter beschützte. Außer Waschek, dem Jüngsten, hatte der Bauer noch zwei Söhne und zwei Töchter. Obwohl der Houskahof der größte des Dorfes war, würde Waschek davon also nichts bekommen; er mußte in einen fremden Hof einheiraten oder einen beruf ergreifen.
Jenjik war der einzige Sohn auf dem Kubelikhof, dem zweitgrößten Hof nach dem Houska. Die beiden Bauern gingen einander aus dem Weg. waschek weilte oft auf dem Kubelikhof, die Leute behandelten ihn freundlich und hielten ihn wie ein eigenes Kind.
Seit ihrer Kindheit war kein Tag vergangen, an dem die beiden Knaben sich nicht getroffen hätten. Sie besuchten dieselbe Schulklasse und saßen alle Jahre auf einer Bank. Sie verbrachten alle freie Zeit gemeinsam; sie lernten und spielten zusammen. Sie aßen oft gemeinsam und dann am liebsten aus derselben Schüssel; sie schleifen zuweilen miteinander, besonders im Winter, wenn Waschek Jenjik besucht hatte. Mußte Jenjik zu Haus auf dem Hof arbeiten, dann half ihm Waschek.
Josef Mühlberger (3 april 1903 2 juli 1985)
De Engelse priester en dichter George Herbert werd op 3 april 1593 geboren, waarschijnlijk te Black Hall (Wales). Zie ook mijn blog van 3 april 2007 en ook mijn blog van 3 april 2008 en ook mijn blog van 3 april 2009 en ook mijn blog van 3 april 2010.
The Holy Scriptures
1.
OH Book ! infinite sweetnesse ! let my heart
Suck evry letter, and a hony gain,
Precious for any grief in any part ;
To cleare the breast, to mollifie all pain.
Thou art all health, health thriving, till it make
A full eternitie : thou art a masse
Of strange delights, where we may wish and take.
Ladies, look here ; this is the thankfull glasse,
That mends the lookers eyes : this is the well
That washes what it shows. Who can indeare
Thy praise too much ? thou art heavns Lidger here,
Working against the states of death and hell.
Thou art joyes handsell : heavn lies flat in thee,
Subject to evry mounters bended knee.
George Herbert (3 april 1593 - 1 maart 1633)
Glas-lood-raam in St Andrews church, Bemerton.
Links Nicholas Ferrar, rechts en in detail George Herbert
De Duitse dichter Bodo von Hodenberg werd geboren op 3 april 1604 in Hudemühlen. Na zijn opleiding, onder meer in de kloosterschool Möllenbeck, studeerde hij 1617-1620 aan de Universiteit van Giessen en, vier jaar later, aan de Universiteit van Marburg. Hodenberg werd maarschalk bij hertog Christian Ludwig van Brunswijk-Lüneburg in Hannover. In 1645 werd hij landdrost in het vorstendom Grubenhagen
Vor deinen Thron tret ich (Fragment)
Vor deinen Thron tret ich hiermit,
o Gott, und dich demügit bitt:
Wend doch dein gnädig Angesicht
von mir, dem armen Sünder nicht.
Du hast mich, o Gott Vater mild,
gemacht nach deinem Ebenbild
in dir web, schweb und lebe ich,
vergehen müßte ich ohne dich.
Gott Sohn, du hast mich durch dein Blut
erlöset von der Höllenglut,
das schwer Gesetz für mich erfüllt,
damit des Vaters Zorn gestillt.
Bodo von Hodenberg (3 april 1604 - 20 september 1650)
Klooster Möllenbeck
De Duitse koopman en schrijver Friedrich Emil Rittershaus werd geboren op 3 april 1834 in Barmen. Zie ook mijn blog van 3 april 2007 en ook mijn blog van 3 april 2010.
Abendfrieden
Die Vögel auf den Zweigen
Im kühlen, grünen Hain,
Die bergen unterm Flügel
Den Kopf und schlafen ein.
Am Himmelsrund, dem blauen,
Erglänzt der Sterne Pracht,
Und von den Sternen schauen
Die Engel in die Nacht.
Die heut am Tag sich streuten,
Umfängt der Schlummer lind,
Und zu dem Ewgen beten,
Die trüben Herzens sind.
Ein stilles Gottvertrauen
Auch sie nun selig macht,
Denn von den Sternen schauen
Die Engel in die Nacht.
Friedrich Emil Rittershaus (3 april 1834 8 maart 1897)
De Vlaamse schrijver Pieter Aspe (pseudoniem van Pierre Aspeslag) werd geboren in Brugge op 3 april 1953. Pieter Aspe studeerde Latijn-Wetenschappen aan het Sint-Leocollege in Brugge. De loopbaan van Aspe beperkt zich niet tot het schrijven: hij werkte onder andere als magazijnier, verkoper, seizoenagent bij de zeevaartpolitie, fotograaf en studiemeester. Hij was ook enkele jaren conciërge van de Heilig-Bloedkapel in Brugge. In 1976 was hij kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen op de dissidente lijst 'Christen democraten' maar hij werd niet verkozen. Aspe is voltijds auteur sinds 1996. Pieter Aspe schrijft misdaadromans met als hoofdpersonen hoofd-inspecteur Pieter Van In en substituut (officier van justitie) Hannelore Martens, die in het debuutverhaal van Aspe Het vierkant van de wraak zijn geliefde wordt. In 2001 ontving Aspe de Hercule Poirotprijs voor zijn roman Zoenoffer. In opdracht van VTM werden in Brugge de eerste tien misdaadromans van Aspe verwerkt tot een televisieserie, getiteld Aspe.
Daarnaast schreef Aspe ook twee jeugdboeken, Bloedband en het vervolg Luchtpost en twee novellen, Grof Wild en De Japanse Tuin.
Uit: Het vierkant van de wraak
Bij Pieter Van In rinkelde de telefoon toen hij pas vijf minuten onder de douche stond. Hij vloekte binnensmonds, maar haastte zich geenszins. Hij nam rustig de tijd om het schuim onder zijn oksels af te spoelen. Daarna stampte hij zijn voeten symbolisch droog op het rubberen matje. Nog dampend ging hij voor de spiegel staan en schudde meewarig het hoofd. Het troebele beeld in de bewasemende spiegel kon men bezwaarlijk mooi noemen. Met een zucht van berusting wikkelde hij zich in zijn oude, geruite badmantel. Het was zondagmorgen, kwart over negen. De zon priemde voorzichtig door de verkleurde overgordijnen. Acht jaar kettingroken hadden ze een merkwaardig patina bezorgd. Als men de aanslag van nicotine tenminste zo kan om - schrijven. De ivoorkleurige zoldering en het vale behang waren er niet beter aan toe. Ze waren wit geweest. Van In sjokte naar beneden. Het obstinate gerinkel hield aan. De trap van blank beukenhout verbond zijn slaapkamer met salon op de gelijkvloerse verdieping. Daar stond het enige telefoontoestel. Van In haatte die dingen op de slaapkamer. Voor hij de hoorn opnam stak hij een sigaret op.
Pieter Aspe (Brugge, 3 april 1953)
|