De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.
Uit: Angst en schoonheid. Louis Couperus, mystiek der zichtbare dingen
“Beide boeken van Couperus die tijdens die zomermiddag met de studenten ter sprake kwamen – Noodlot als jeugdwerk, Van oude mensen als het werk van een schrijver op de toppen van zijn kunnen – zitten vol ervaringen, tragische en komische. Ze gaan over mensen met bij uitstek herkenbare emoties: jaloezie, verlangen, wreedheid, moordlust, geilheid, benauwdheid, onvrede, benepenheid, wanhoop, angst voor het leven, angst voor de dood, allemaal ingebed in voor ons nog herkenbare situaties. Over die Couperus gaat dit essay. Het is geen biografische schets en ook geen literaire studie. Het is geen zelfhulpboek, waarmee Couperus weer aantrekkelijk gemaakt moet worden voor niet-lezers, door hem uit zijn literaire context te halen en te doen alsof hij ons tips geeft voor een gelukkiger leven – Hoe Couperus je leven kan veranderen. Bij Couperus is de inzet altijd een dieper bewustzijn, een uitnodiging om beter te zien, het voelbaar maken van ambivalenties. De vraag voor mij is niet waar Couperus het vandaan haalde, maar wat hij ermee gedaan heeft. De stille kracht is een meesterwerk, maar als de roman alleen zou gaan over de fatale berekendheid van de Hollandse koloniale onderneming in Indië, zou die ons nu weinig meer te zeggen hebben. Ik lees Couperus dan ook persoonlijk. De feiten van zijn leven gebruik ik alleen voor zover ze volgens mij licht werpen op zijn thema’s, zijn blik. Waarom legde hij er in zijn feuilletons zo veel eer in echte omstandigheden te mengen met mensen en gebeurtenissen die verzonnen waren? En waarom loog hij in 1913 tegen zijn uitgever L.J. Veen, toen hij hem schreef dat zijn Italiaanse vriend de reis naar Spanje voor hem en zijn vrouw Elisabeth had betaald? Als deze Orlando, die in zo veel van zijn Franse en Italiaanse feuilletons opduikt, inderdaad een grotendeels verzonnen figuur blijkt te zijn, waarom verzon Couperus hem dan, zo laat in zijn leven, als rustige, viriele imaginary friend? In hoeverre kan een kunstenaar die door kenners van zijn leven en werk ‘narcistisch’ en ‘egocentrisch’ genoemd wordt, zich oprecht het lot van de lijdende mensheid aantrekken? Waarom zijn de zelfportretten in zijn romans zo dodelijk – intelligente en fijnzinnige, maar uiteindelijk steriele estheten als Vincent in Eline Vere, Paul in De boeken der kleine zielen en Lot in Van oude mensen? En waarom wisselde Couperus zijn grote psychologische romans zo gretig af met een zwaar symbolistisch proza, dat, zoals hij het zelf uitdrukte, slechts ‘la beauté pour soi-même’ leek na te streven? Dat hij de gekunstelde poëzie, waarmee hij zijn loopbaan als schrijver begon, van de ene dag op de andere opzijschoof voor de psychologische diepteboring die Eline Vere is, laat zich niet enkel en alleen verklaren door zijn jeugdigheid – de jonge schrijver die na een al te romantisch begin zijn ware talent ontdekt. Daarvoor laat de mooischrijver zich daarna nog te vaak zien.”
Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)
De Duitse schrijver Benjamin Lebert werd geboren op 9 januari 1982 in Freiburg im Breisgau. Zie ook alle tags voor Benjamin Lebert op dit blog.
Uit: Mitternachtsweg
„Allesamt waren es Texte mit leichtem Gänsehautfaktor, und sie erfreuten sich bei den Lesern wachsender Beliebtheit. Johannes Kielland schickte die Berichte immer als Postsendung, und obwohl Maydell sie noch mal abtippen musste, um sie bearbeiten zu können, weigerte sich Kielland, das zu ändern, und hatte seine Bitte jedes Mal ohne Begründung abgelehnt, bis Maydell aufgab, danach zu fragen. Ein einziges Mal hatten sie sich getroffen, an einem Wintertag in einem Café in Hamburg, von dem aus man auf das Wasser der Elbe blicken konnte, auf dem Eisschollen trieben. Maydell, der nie daran gezweifelt hatte, dass es sich bei Kielland um einen gesetzten Herrn seines eigenen Alters handelte – Typ Oberstudienrat oder zerstreuter Professor –, war nicht wenig überrascht, als ein junger Mann auftauchte, ganz in Schwarz gekleidet, mit langen fettglänzenden Haaren. Er hatte Lidschatten aufgetragen. Die mandelförmigen Augen waren schwarz nachgezogen. Um seinen Hals hingen Bänder mit Ankern und Totenköpfen daran. An den Fingern blitzten schwere Ringe, die Fingernägel waren schwarz lackiert. Um die Hüfte trug er einen silberverzierten Gürtel. Die Gürtelschnalle hatte die Form eines zähnefletschenden Wolfskopfes. Der schwarze Mantel aus Leder, den der junge Mann getragen hatte, reichte bis zu seinen Stiefeln hinab.”
Benjamin Lebert (Freiburg im Breisgau, 9 januari 1982)
De Nederlandse schrijver Wessel te Gussinklo werd geboren in Utrecht op 9 januari 1941. Zie ook alle tags voor Wessel te Gussinklo op dit blog.
Uit:Zeer helder licht
“Weer een warme, zelfs hete dag, onmiskenbaar, terwijl wij ons voorthaastten in het zacht fluisterende, zoemende, maar wel rammelende R-viertje; de koele vochtigheid in de doodstille ochtendlucht kondigde dat al aan. De dag daalde neer tussen de huizen, de bomen en struiken. Licht overal, kleur nu ook. Schuin boven ons in de laan waar wij reden doofden een voor een de lampen in de lantaarnpalen. ‘O, o,’ zei Hanna opnieuw, ‘dat het zo laat is. O, o, mijn moeder zal door het dolle heen zijn. Niet voor het huis parkeren,’ zei Hanna toen we de ventweg van de laan waar ze woonde in reden, ‘dan ziet mijn moeder ons meteen en dan, o...’ Nee, dat was ik ook niet van plan geweest. Naast de hoge ligusterhaag van het buurhuis met daarachter bomen en hoge struiken die ons aan het zicht onttrokken zette ik het autootje stil, nog niet bij de kolossale ceder die mij eerder beschermd had. ‘Ga maar gauw,’ zei ik tegen het zenuwachtig vertrokken gezicht naast mij. ‘Ga maar gauw, misschien valt het mee, slapen ze gewoon, je weet maar nooit, schiet maar op. Morgen weer in De Zwerver. Een uur of zes, zeven, oké...?’ Ik liet de vraag even in de lucht hangen. Ze knikte. Nauwelijks een glimlachje terwijl haar bezorgde blik langs mij gleed. ‘Kom hier,’ zei ik, ik kuste haar. Met liefde kuste ik, blij, glimlachend. ‘Het valt vast wel mee, het zijn geen onmensen...’ Valt wel mee, geen onmensen. Nog maar net had ik die woorden uitgesproken of daar verscheen de poefachtige, in een roze ochtendjas gehulde gestalte van haar moeder al, haast in een drafje, de pilasters van het tuinhek rondend. ‘O, o,’ zei Hanna, ‘o, o, mijn moeder.’ Ze sprong de auto uit. ‘Slet, sloerie, vieze slet. Wat heb je de hele nacht uitgespookt met die vieze vent, die crimineel, die mislukkeling, die vuile, vieze...’ En daarna opmerkelijk genoeg na deze opsomming: ‘Slecht meisje.’ Meteen sloeg ze Hanna recht in haar gezicht; een harde klap die ik in de auto kon horen. En daarna trok ze aan Hanna’s haar, hetzelfde haar dat ze altijd wilde wassen en föhnen en verzorgen. Hanna had het me zelf verteld. Hard trekkend, rukkend: ‘Sloerie. Slecht meisje.’
Wessel te Gussinklo (Utrecht, 9 januari 1941)
De Franse schrijfster Simone de Beauvoir werd geboren op 9 januari 1908 in Parijs. Zie ook alle tags voor Simone de Beauvoir op dit blog.
Uit: Mémoires d'une jeune fille rangée
« Demain j'allais trahir ma classe et déjà je reniais mon sexe; cela non plus, mon père ne s'y résignait pas: il avait le culte de la jeune fille, la vraie. Ma cousine Jeanne incarnait cet idéal: elle croyait encore que les enfants naissaient dans les choux. Mon père avait tenté de préserver mon ignorance; il disait autrefois que lorsque j'aurais dix-huit ans il m'interdirait encore les Contes de François Coppée; maintenant, il acceptait que je lise n'importe quoi: mais il ne voyait pas beaucoup de distance entre une fille avertie, et la Garçonne dont, dans un livre infâme, Victor Margueritte venait de tracer le portrait. Si du moins j'avais sauvé les apparences ! Il aurait pu s'accommoder d'une fille exceptionnelle à condition qu'elle évitât soigneusement d'être insolite: je n'y réussis pas. J'étais sortie de l'âge ingrat, je me regardais de nouveau dans les glaces avec faveur; mais en société, je faisais piètre figure. Mes amies, et Zaza elle-même, jouaient avec aisance leur rôle mondain; elles paraissaient au "jour" de leur mère, servaient le thé, souriaient, disaient aimablement des riens; moi je souriais mal, je ne savais pas faire du charme, de l'esprit ni même des concessions. Mes parents me citaient en exemple des jeunes filles "remarquablement intelligentes" et qui cependant brillaient dans les salons. Je m'en irritais car je savais que leur cas n'avait rien de commun avec le mien: elles travaillaient en amateurs tandis que j'avais passé professionnelle. Je préparais cette année les certificats de littérature, de latin, de mathématiques générales, et j'apprenais le grec ; j'avais établi moi-même ce programme, la difficulté m'amusait; mais précisément, pour m'imposer de gaieté de cœur un pareil effort, il fallait que l'étude ne représentât pas un à-côté de ma vie mais ma vie même: les choses dont on parlait autour de moi ne m'intéressaient pas. Je n'avais pas d'idées subversives; en fait, je n'avais guère d'idées, sur rien; mais toute la journée je m'entraînais à réfléchir, à comprendre, à critiquer, je m'interrogeais, je cherchais avec précision la vérité: ce scrupule me rendait inapte aux conversations mondaines. »
Simone de Beauvoir (9 januari 1908 – 14 april 1986)
De Nederlandse schrijver, columnist, scenarioschrijver en radiopresentator Theodor Holman werd geboren in Amsterdam op 9 januari 1953. Zie ook alle tags voor Theodor Holman op dit blog.
Uit: Hoe ik mijn moeder vermoordde
“Zoals altijd bel ik eerst aan en maak ik daarna met de huissleutel de voordeur open. Zo hebben we het vroeger geleerd. Ik kom met Karen, mijn nieuwe vriendin, mijn ouderlijk huis binnen. Karen en ik kennen elkaar al een paar maanden, maar we zijn nog nooit bij mijn moeder geweest. Dit wordt de eerste ontmoeting tussen beide vrouwen. “Niet over de oorlog beginnen, “ heb ik haar als enig advies gegeven. “Je mag alles zeggen, als je maar niet over de oorlog begint. “ Dat is Karen ook niet van plan. “De deur klemt een beetje,” zeg ik tegen Karen. Onmiddellijk wijs ik haar op het familiewapen. “Mijn moeder is eigenlijk van adel, maar ze wil er niets van weten en doet gewoon of ze van de straat is, “ zeg ik. Ik loop de gang door en roep: “Mam! Mamma!” “Ja…” antwoordt mijn moeder vanuit de kamer. Haar stem klinkt iel. “Wij zijn het!” roep ik. Karen en ik lopen de kamer in.”
Theodor Holman (Amsterdam, 9 januari 1953)
De Noordierse schrijver en journalist Danny Morrison werd geboren op 9 januari 1953 in Belfast. Zie ook alle tags voor Danny Morrison op dit blog.
Uit: Quiet Quarter
« When I write I need silence, or relative silence. I could never work in an office where phones are ringing, people shouting, or colleagues swapping stories and jokes. I need to be alone. I need to have the hubbub far away on the horizon. It wasn’t always like this. When I was sixteen and studying Maths and doing algebraic equations I could only work at my optimum if the entire street was sharing with me Led Zeppelin. Right now, the dog next door is barking at something. My eyes get drawn away from my desk to the outside world, to a neighbour’s tree sneezing as the wind gusts, to the bushes which seem to cower, to the rise of Black Mountain through autumn cloud behind Andersonstown. Right now, the bell of St Teresa’s chapel, half a mile away from my home, tolls the hour. And reminded of time, I come back to my page, to my pen’s excavations of blank space, its scratching out some sense and some sense of the sensation of living. Back to the page with me come Black Mountain, the old days, Black Mountain blue with bluebells or white with snow; St Teresa’s and my first confession, my first Holy Communion; my pet terrier Prince who met me after school, dead thirty-five years now; the emptiness and silence, almost sadness, of the schoolyard when we broke up for summer. Funny things: like Mary Doherty famous for having the cleanest ears in Corby Way; or, Brendan Hunter and I getting caught by his mother in the garden shed kissing the Wray sisters. Silent memories which open to produce a symphony called This Is Your Life. I have this theory, you see, that the real meaning of life is the sensation of epiphany we experience when we touch the quintessential past, those promontories of innocence, melancholy, suffering and love. No other stimulus is greater than music to bring back those exquisitely painful/beautiful times which we touched just briefly, before being stranded in an eternity called the present. Memory is life. ‘Yesterday once more’. It allows us to glimpse the dead, alive. To run and swim and dance again like there was no tomorrow. To look at what we did and what we might have done instead.”
Danny Morrison (Belfast, 9 januari 1953)
De Duitse dichter, schrijver, columnist en journalist Kurt Tucholsky werd geboren in Berlijn op 9 januari 1890. Zie ook alle tags voor Kurt Tucholsky op dit blog.
Uit: Kritik über den lieben Gott
„Der liebe Gott ist ein älterer Mann mit Rauschebart, in dem die Motten sitzen. Er steht morgens sehr früh auf, wie alte Leute zu tun pflegen, die nicht mehr recht schlafen können, wäscht sich schlecht und recht und regiert dann ein paar Stündlein. Nach Tisch druselt er ein bißchen vor sich hin, was ihm auch leider während der Arbeit hier und da unterläuft – um fünf Uhr schließt er unweigerlich. Abendgebete haben also keine Aussicht auf Erhörung. Um die Zeit gräbt der Alte seinen kleinen Garten um und ordnet seine Briefmarken. Es muß einmal gesagt werden: Wir sind alle nicht mehr recht zufrieden mit dem alten Herrn. Was macht der Mann eigentlich den ganzen Tag –? Er arbeitet in den Akten und telefoniert, das ist wahr – aber er ist vergeßlich wie der Kaiser Franz Joseph, mit dem er überhaupt eine fatale Ähnlichkeit hat. Er ist voll der kitschigsten Einfälle: er läßt eine Kuhmagd in Jarwischken eine Dollarerbschaft machen, verschollene Söhne kehren nach Jahren wieder und verloren geglaubte Briefe auch – aber alles zur Unzeit, alles zur Unzeit. Wenn ihm sein Hund Taps einen Aktenständer umwirft, kann es geschehen, dass er die Jour-Mappe stehen und liegen läßt und den ältesten Kram aufarbeitet. So kommen die späten Erfüllungen zustande – und alle zur Unzeit. Leute verwarten die schönste Zeit ihres Lebens, die Börse ist durcheinander, und nicht einmal auf ihre Unzuverlässigkeit kann man sich mehr verlassen. Er hat so melodramatische Ideen wie diesen Krieg. Leichen sieht er nicht, für heulende Frauen geht ihm jedes Gefühl ab – schließlich kein Wunder in dem Alter ... Kinder fallen vier Stockwerke tief herunter, und bald fehlt uns der Wein, bald fehlt uns der Becher. Über seine Haltung in den Jahren von 1914 bis 1918 wollen wir gar nicht reden, überall war er Vorsitzender des Aufsichtsrats, und wie hat er sich nachher benommen? Er beschützt die Falschen und segnet die Schlechten – er verläßt die Guten und fixt das Himmelreich.“
Kurt Tucholsky (9 januari 1890 - 21 december 1935)
Zie voor nog meer schrijvers van de 9e januari ook mijn blog van 9 januari 2011 deel 1 en ook deel twee en eveneens deel drie en ook deel vier.
|