De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook alle tags voor Christiaan Weijts op dit blog.
Uit:De linkshandigen
“Simon Sinkelberg vindt zijn schoen terug op de zondag dat hij ontslag neemt bij de krant. Het is de rechterhelft van een veel te duur paar, Italiaans kalfsleer, dat hij ooit voor het huwelijk van zijn zus kocht, samen met – voor het eerst in zijn leven – twee cederhouten spanners. Een jaar geleden was de schoen ineens verdwenen. Op het rekje onder de kapstok stond het linker exemplaar in z’n eentje te glimmen, elke dag opnieuw, steeds vileiner. Simon zocht overal. Dagelijks kamde hij een andere kamer of kast uit, maar hij vond niets, en de weesschoen begon hem uit te lachen: lapzwans, klungel, onnozelaar... Iets langer dan een maand verdroeg hij dit. Toen trok hij het ding aan de veters omhoog, sleurde het mee naar zijn atelier, stak een stanleymes in de gave, volmaakte huid, die hij aan repen sneed en in de vuilnisbak mikte. Dat luchtte op. Uiteindelijk vergat hij het voorval, totdat hij nu, op weg naar een afspraak met zijn hoofdredacteur, in de hal een draadje opmerkt dat uit het luik naar de watermeter krult. Het is amper vijf centimeter lang. Hij hurkt neer. Het is het uiteinde van een veter. Als hij het luik opent ligt daar, glanzend alsof hij net uit de doos komt, de rechterschoen. Hij begrijpt het niet meteen. Hij moet ooit de meterstand hebben opgenomen, waarna het luik open is blijven staan en de schoen vanaf het rekje het gat in is getuimeld. Hij moet op een dag in het voorbijgaan het open luik geregistreerd hebben en dit gedachteloos hebben gesloten. Hij tilt zijn vondst op en laat die rusten op zijn handpalmen. Zo blijft hij een poosje onbeweeglijk in de hal staan.”
Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)
De Israëlische schrijver Amos Oz, (eig. Amos Klausner) werd geboren in Jeruzalem op 4 mei 1939. Zie ook alle tags voor Amos Oz op dit blog.
Uit: Onder vrienden (Vertaald door Hilde Pach)
“Ochtends vroeg, nog voor de zonsopgang, begint door het open raam het gekoer van de duiven tussen de struiken. De duiven maken een zacht, gelijkmatig, lang aanhoudend geluid waar ze kalm van wordt. Een zacht briesje waait door de toppen van de pijnbomen en onder aan de heuvel kraait een haan. Ver weg blaft een hond en een andere hond geeft hem antwoord. Die geluiden wekken Osnat uit haar slaap nog voordat de wekker gaat, en ze staat op, zet de wekker uit, wast zich en trekt haar werkkleren aan. Om halfzes vertrekt ze naar haar werk in de wasserij van de kibboets. Op weg daarheen komt ze langs de woning van Boaz en Ariëlla, die afgesloten en donker lijkt. Ze zegt bij zichzelf dat ze allebei nog slapen en die gedachte wekt geen jaloezie bij haar en ook geen pijn, maar een vage verbazing: alsof alles wat er gebeurd is, niet haar is overkomen maar vreemde mensen, en niet pas twee maanden maar jaren geleden. In de wasserij doet ze het elektrische licht aan, omdat het daglicht nog te bleek is. Dan buigt ze zich over de stapels die wachten om gewassen te worden en begint wit van gekleurd te scheiden en katoen van synthetisch. Er komen zure lichaamsgeuren van het vuile wasgoed, die zich vermengen met de geur van het waspoeder. Osnat werkt hier alleen, maar ze heeft een radiotoestel dat ze vanaf de ochtend heeft aanstaan om de eenzaamheid te verdrijven, ook al dempt het gezoem van de wasmachines zowel de woorden als de muziek. Ze is om halfacht klaar met de eerste ronde, haalt de machines leeg en laadt ze opnieuw, en gaat dan ontbijten in de eetzaal. Ze loopt altijd langzaam, alsof ze niet zeker weet waar ze heen wil of alsof het haar niet uitmaakt. Bij ons wordt Osnat als een heel rustig meisje beschouwd.”
Amos Oz (Jeruzalem, 4 mei 1939)
De Engelse schrijver Graham Swift werd geboren op 4 mei 1949 in Londen. Zie ook alle tags voor Graham Swift op dit blog.
Uit: Waterland
“We believe we are going forward, towards the oasis of utopia. But how do we know--only some imaginary figure looking down from the sky (let's call him God) can know--that we are not moving in a great circle?” (…)
“Children, only animals live entirely in the Here and Now. Only nature knows neither memory nor history. But man - let me offer you a definition - is the storytelling animal. Wherever he goes he wants to leave behind not a chaotic wake, not an empty space, but the comforting marker-buoys and trail-signs of stories. He has to go on telling stories. He has to keep on making them up. As long as there's a story, it's all right. Even in his last moments, it's said, in the split second of a fatal fall - or when he's about to drown - he sees, passing rapidly before him, the story of his whole life.” (…)
“There’s this thing called progress. But it doesn’t progress. It doesn’t go anywhere. Because as progress progresses the world can slip away. It’s progress if you can stop the world slipping away. My humble model for progress I the reclamation of land. Which is repeatedly, never-ending retrieving what it lost. A dogged and vigilant business. A dull yet valuable business. A hard, inglorious business. But you shouldn’t go mistaking the reclamation of land for the building of empires.”
Graham Swift (Londen, 4 mei 1949)
De Vlaamse schrijfster Monika van Paemel werd geboren op 4 mei 1945 in Poesele in Oost-Vlaanderen. Zie ook alle tags Monika van Paemel op dit blog.
Uit:De vermaledijde vaders
“De slaapkamer der ouders betreed ik niet tenzij verdoken. Vlug sluit ik de deur achter mijn rug en sta stil te luisteren. Een oor in de kamer en een oor daarbuiten. Het grote bed met de doorstikte bordeauxrode sprei, tegen het raam aan het koperen bed met de roze gordijntjes. Er zijn nogal wat spiegels, wat me verveelt omdat ik mezelf betrap. De bedsprei is glad en koel, het bordeauxrood als gestold bloed. Onder het hoofdkussen van mijn vader ligt zijn pyjama die ik met welbehagen besnuffel. De karpetjes schuiven over de geboende houten vloer. Alsof ik ga steppen plaats ik een voet erop, en gebruik de andere voet om me op de vloer af te zetten. Maar het karpetje rimpelt en ik kom niet vooruit. Ik laat mijn vingers over de gestileerde rozen van het koperen bed glijden. Op het hoofdkussentje ligt een fopspeen. Het laken is afgezet met broderie. De lichtblauwe deken strak ingestopt. In een opwelling begin ik het bed leeg te halen. Dekens en lakens zwier ik op de grond, het kussen gooi ik er achteraan, het rubberen plaszeiltje gaat dezelfde weg. De verbetenheid is nog groter omdat het geluidloos moet gebeuren. Na verwoede pogingen om ook de matras uit het bed te tillen moet ik het opgeven. Ze ligt te diep en weegt te zwaar. Kwaad zit ik tussen het beddegoed. Maar met de tranen vloeit de woede weg en laat me uitgeput achter. Zorgvuldig maak ik het bed weer op. Mijn armen zijn te kort om over de hoge zijkanten behoorlijk werk te leveren, dus klim ik in het bed en maak op mijn knieën het karwei af. Ik ben bijna klaar als de deur openzwaait; ‘Is hier iemand?’ vraagt mijn moeder. Ik houd me muisstil. Ze blijft nog even staan en gaat dan weg. Tussen de kieren van de roze gordijntjes lig ik heel lang naar de gesloten deur te kijken. Met bonkend hart, jawel.”
Monika van Paemel (Poesele, 4 mei 1945)
De Amerikaanse schrijver David Guterson werd geboren op 4 mei 1956 in Seattle. Zie ook alle tags voor David Guterson op dit blog.
Uit: East of the Mountains
“Ben remembered that in Italy, he and Rachel had slipped down between rows of apple trees on the plain of the Po, deep into the cool and dark of orchards, and there they had kissed with the sadness of newlyweds who know that their kisses are too poignantly tender and that their good fortune is subject, like all things, to the crush of time, which remorselessly obliterates what is most desired and pervades all that is beautiful. ” (…)
“The river of his youth had been diverted and poured out broadly across the land to seep through dirt to the roots of crops instead of running in its bed. The river was no longer a river, and the desert was no longer a desert. Nothing was as it had been. He knew what had happened to the sagelands. He himself had helped burn them. Then men like his father had seized the river without a trace of evil in their hearts, sure of themselves but ignorant, and children of their time entirely, with no other bearings to rely on. Irrigators and fruit-tree growers, they believed the river to be theirs. His own life spanned that time and this, and so he believed in the old fast river as much as he believed in apple orchards, and yet he saw that the two were at odds, the river defeated that apples might grow as far as Royal Slope. It made no more sense to love the river and at the same time kill it growing apples than it made sense to love small birds on the wing and shoot them over pointing dogs. But he'd come into the world in another time, a time immune to these contradictions and in the end he couldn't shake old ways any more than he could shake his name.”
David Guterson (Seattle, 4 mei 1956)
De Nederlandse columnist, schrijver, ex-voetballer, en televisiepersoonlijkheid Jan Mulder werd geboren in Bellingwolde op 4 mei 1945. Zie ook alle tags voor Jan Mulder op dit blog.
Uit: Aanstelleritis (Column)
“Immers, echter, vrijwel: wat moet ik ermee? Willem Frederik Hermans zei het al. Maar ze zijn onuitroeibaar, immers en echter zijn voor eeuwig onder ons. Er zijn ook woorden van voorbijgaande aard. Opeens steken ze de kop op, de goegemeente hoort ze en denkt ‘dat is iets voor mij, daar klink ik interessanter door’ en dan is er geen houden meer aan: heel Nederland (vooral de jongens en meisjes van de radio en de televisie) is verslaafd. Niet lang geleden was bijvoorbeeld ‘zeg maar’ populair. ‘Gisteren moest ik zeg maar op werkbezoek bij mijn moeder in het verpleegtehuis.’ Op het hoogtepunt van de aanstellerij hoorde je wel eens: ‘Gisteren zeg maar moest ik zeg maar op werkbezoek bij mijn moeder in het verpleegtehuis van zeg maar de stad, want zo noem ik mijn dorp graag, laten we maar zeggen.’ De plaag raast met iets verminderde kracht nog steeds door het land. Maar er is concurrentie gekomen, ‘zeg maar’ moet oppassen dat ze de toppositie niet kwijtraakt.”
Jan Mulder (Bellingwolde, 4 mei 1945)
De Duitse schrijver Werner Fritsch werd op 4 mei 1960 in Waldsassen geboren. Zie ook alle tags voor Werner Fritsch op dit blog.
Uit: Die Alchemie der Utopie
„Diese Vorlesungen sind nur Skizzen dessen, was mir durch den Kopf geht in Gestalt des Flusses meiner Worte, also des Jetzts des Schreibens und des Flusses meiner Taten: der Fluß dessen, was ich gemacht habe, gerade mache, und dessen, was ich machen will ... Einerseits ein Weg zurück zu meinen Wurzeln, andererseits ist der Weg, der zurückführt zur Wurzel des Wortes Radikalität, der Weg, der in die Zukunft weist: zur Krone des Baums der Erkenntnis. So wie vor Ihren Augen der Fluß des wilden Denkens, vom Ufer der Wondreb her, von der Quelle – über das Wasserrauschen dieser Laute jetzt ins Meer Ihres Interesses am Ufer des Mains mündet ... So kommen Ihnen, die Sie, indem Sie in diesen Fluß schauen, diesen Fluß schauen, unbeschriebene Blätter der Jetzt-Beschwörungen, beschriebene Blätter meines Wegs jenseits der Autobahnen der Ästhetik entgegen. Es treiben vor Ihrem geistigen Auge in Zweige gespaltene Äste, in denen auch, quasi als Prothese, sie hinterher wegzuwerfen, durchaus im Geist des Dualismus und des Gegen-Kanons Überlegungen zur Literatur der Gegenwart stecken, entgegen. Es treiben Eisklumpen eines Klimas vorbei, das wahrlich des Wandels bedarf. Ich versuche, wo es irgend geht, sanftmütig zu bleiben, aber wenn selbst der sanftmütige Christus angesichts eines Tempels voller Händler zur Geißel griff ... Und es könnte, nicht nur im Sinn Spinozas und Goethes und aller Pantheisten und Propheten des Panta Rhei, diese unsere Welt durchaus ein Tempel sein – und doch ist dieser Tempel derzeit nur noch voller Händler .“
Werner Fritsch (Waldsassen 4, mei 1960)
De Franse schrijver, journalist en tekstschrijver Jacques Lanzmann werd geboren op 4 mei 1927 in Bois-Colombes. Zie ook alle tags voor Jacques Lanzmann op dit blog.
Uit: Le têtard
« Enfant perturbé par la rencontre soudaine du monde animal et par la perte tout aussi soudaine de mon identité, je me suis souvent cogné la tête contre les parois de ce labyrinthe incompréhensible qu'est l'existence. Alors j'ai fait comme le petit Poucet, j'ai jeté autour de moi de quoi m'y retrouver et ce quelque chose que les oiseaux n'ont pas picoré ça n'était ni des miettes de pain ni du coton mais un bouquet de fantasmes sexuels, fleurs du mal et du rêve, pistils de mystère, pétale d'émotion, bus et cent fois bus jusqu'au calice. Aujourd'hui j'ai quarante-neuf ans. Je reviens en compagnie de ma troisième femme, d'un voyage en Sybérie. Il y avait beaucoup de glace sur les fleuves et de neige sur les vitres du train. Séparé depuis trois semaines de mes enfants, j'ai eu peur de leur peur. Je me suis dit qu'ils se croyaient peut-etre abandonnés, alors, je me suis mis a vouloir leur téléphoner de Novossibirsk, d'Irkoutsk, d'Oulan-Oude, de Khabarovsk. La liaison avec Paris étant impossible, j'ai pris la décision de leur écrire ce livre qui est la vérité de ma jeunesse. J'espère qu'ils ne le prendront pas mal.”
Jacques Lanzmann (4 mei 1927 – 21 juni 2006)
Zie voor nog meer schrijvers van de 4e mei ook mijn blog van 4 mei 2014 deel 2.
|