De Nederlandse dichter Hans Lodeizen werd geboren op 20 juli 1924 in Naarden. Zie ook mijn blog van 20 juli 2006 en ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Vader, hier zijn de kleine
Vader, hier zijn de kleine Bomen waar de mandarijnen Groeien van het plezier. "Het is als Perzië hier."
Ja, vader, de witte Kleine Arabieren zitten Lachende bij de fontein. 'Weet je nog waar we zijn?'
De buigzaamheid van het verdriet
in een wereld van louter plezier kwam ik haar tegen, glimlachend, en ze zei: wat liefde is geweest luister ernaar in de bomen en ik knikte en we liepen nog lang in de stille tuin.
de wereld was van louter golven en ik zonk in haar als een lijk naar beneden het water sloot boven mijn hoofd en even voelde ik een vis langs mij strijken in de stille zee.
dag zei ik tegen haar dag kom ik je nog eens tegen, glimlachend maar de wind blies weg haar gezicht in het water en ik knikte en ik werd onzichtbaar in het stille leven.
voor vader
o vader wij zijn samen geweest in de langzame trein zonder bloemen die de nacht als een handschoen aan- en uittrekt wij zijn samen geweest vader terwijl het donker ons dichtsloeg. waar ben je nu op een klein ritje in de vrolijke bries van een groene auto of legde de dag haar handschoen niet op een tafel waar schemering en zachte genezing zeker zijn in de toekomst.
mijn lippen mijn tedere lippen dicht.
Hans Lodeizen (20 juli 1924 - 26 juli 1950)
De Duitse schrijver Uwe Johnson werd geboren op 20 juli 1934 in Cammin (tegenwoordig Kamień Pomorski, Polen). Zie ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008.
Uit: Mutmaßungen über Jakob
Aber Jakob ist immer quer über die Gleise gegangen. - Aber er ist doch immer quer über die Rangiergleise und die Ausfahrt gegangen, warum, aussen auf der anderen Seite um den ganzen Bahnhof bis zum Strassenübergang hätt er eine halbe Stunde länger gebraucht bis zur Strassenbahn. Und er war sieben Jahre bei der Eisenbahn. - Nun sieh dir mal das Wetter an, so ein November, kannst keine zehn Schritt weit sehen vor Nebel, besonders am Morgen, und das war doch Morgen, und alles so glatt. Da kann einer leicht ausrutschen. So ein Krümel Rangierlok ist dann beinah gar nicht zu hören, sehen kannst sie noch weniger. - Jakob war sieben Jahre bei der Eisenbahn will ich dir sagen, und wenn irgend wo sich was gerührt hat was auf Schienen fahren konnte, dann hat er das wohl genau gehört unterhalb des hohen grossglasäugigen Stellwerkturms kam eine Gestalt quer über das trübe dunstige Gleisfeld gegangen, stieg sicher und achtlos über die Schienen eine Schiene nach der anderen, stand still unter einem grün leuchtenden Signalmast, wurde verdeckt von der Donnerwand eines ausfahrenden Schnellzuges, bewegte sich wieder. An der langsamen stetigen Aufrechtheit des Ganges war vielleicht Jakob zu erkennen, er hatte die Hände in den Manteltaschen und schien geraden Nakkens die Fahrten auf den Gleisen zu beachten. Je mehr er unter seinen Turm kam verdunsteten seine Umrisse zwischen den finster massigen Ungeheuern von Güterzugwagen und kurzatmigen Lokomotiven, die träge ruckweise kriechend den dünnen schrillen Pfiffen der Rangierer gehorchten im Nebel des frühen Morgens auf den nass verschmierten Gleisen - wenn einer dann er. Hat er mir doch selbst erklärt, so mit Physik und Formel, lernt einer ja tüchtig was zu in sieben Jahren, und er sagt zu mir: Bloss stehenbleiben, wenn du was kommen siehst, kann noch so weit wegsein. "Wenn der Zug im Kommen ist - ist er da" hat er gesagt. Wird er auch bei Nebel gewusst haben. - Eine Stunde vorher haben sie aber einen Rangierer zerquetscht am Ablaufberg, der wird das auch gewusst haben.
Uwe Johnson (20 juli 1934 24 februari 1984)
De Italiaanse dichter en schrijver Francesco Petrarca werd geboren in Arezzo op 20 juli 1304. Zie ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008.
De dag dat de zon uit mededogen
De dag dat de zon uit mededogen
met Hem die haar geschapen had ontkleurde,
werd ik, o liefste, ofschoon ik niets bespeurde,
gevangen door de schoonheid van jouw ogen.
Omdat jouw blikken in mijn richting vlogen
juist op een dag dat heel de wereld treurde
en rouwde om wat eens Gods zoon gebeurde,
werd ik verrast en weerloos meegezogen.
En hete tranen moet ik nu vergieten
door 't schrijnen van de wonden die de schichten
diep in mijn broze binnenste achterlieten.
En ach, hoe kon zich liefde ertoe verplichten
op mij arglistig pijlen af te schieten
zonder op jou zelf maar de boog te richten?
O dierbaar dal, vervuld van mijn gezucht
O dierbaar dal, vervuld van mijn gezucht,
o stille stroom, waar ik in tranen baadde,
o wild in 't woud, o vogels in de lucht,
o vissen tussen groenbeboste kaden,
o klare lucht, vol warmte en zoet gerucht,
o vredig pad, mij 't liefst van alle paden,
o heuvel, eens gezocht en nu ontvlucht,
waar liefde 't hart met blijdschap overlaadde.
gij zijt nog steeds hetzelfde als voorheen,
maar ik, ik niet helaas, want ach gij ziet
hoe zwaar ik lijd en hete tranen ween.
Bij u zag ik mijn liefste, en verdriet
voert mij nu weer naar hier, waar zij alleen
't omhulsel van haar schoonheid achterliet.
Vertaald door Frans van Dooren
Francesco Petrarca (20 juli 1304 19 juli 1374)
Standbeeld, Uffizi paleis, Florence
De Vlaamse dichter en schrijver Maurice Guillaume Rosalie Gilliams werd geboren in Antwerpen op 20 juli 1900. Zie ook mijn blog van 20 juli 2008.
Het afgesloofde lover van de beuken
Het afgesloofde lover van de beuken
waarin de vossen van november jagen
- bij bladerval, hier kwam mijn moeder treuren;
ze zong en streelde mij. Ze gaf mij namen
van vogels - mees en vink. Warm van gebeden
doorliepen wij de laan. 'k Droeg de lantaren.
Op 't landhuis hoorden wij piano spelen,
doorheen de lissen, over 't zieke vijverwater.
- Gedroomde kaars, hoelang nog zult gij branden?
Maria zit naast mij. Stenen en sterren
vallen op tafel, langs mijn dor-bevreesde wangen
terwijl ik schrijf. En harde sleutelbossen
rinklen. In 't vunzig voshol van mijn werken
belaagt een spin een mier. De wortels rotten.
Winterkust
Maria, langs het strand, roept naar het kind
dat wij niet meer verwachten dan in dromen.
Het antwoord, dat wij in ons lichaam horen,
geheugt ons moeder's roepen naar haar kind.
De meeuwen zijn alleen, met honderd samen,
als niet een kleine meeuw naar aas verlangt.
En het gehoon der meeuwen in ons hart
neemt wraak als wij van 't leven léven vragen.
Niets hoort ons toe: het solferkleurig duin,
het rammelen van de ketens in de golven.
Beschuimd, wrak hout: gij leent u niet tot vuur.
Geen leed is heilzaam, dat in vreugden duurt.
We zijn zo oud als zand en zout geworden.
Straks keren wij, elkaar beminnend, thuis.
Maurice Gilliams (20 juli 1900 18 oktober 1982)
|