Peter Hille (11 september 1854 - 7 mei 1904)
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De Duitse schrijver Peter Hille werd geboren in Erwitzen bij Nieheim op 11 september 1854. Hille groeide op in Westfalen. Hij bezocht in Holzhausen de lagere school. Achtereenvolgens stroomde hij door naar het "Marianum" in Warburg en het gymnasium "Paulinum" in Münster. Hier was hij lid van een scholierengroep, waarin een reeks "verboden" auteurs werd gelezen: Marx, Bebel, Darwin, Proudhon etc. Uit deze periode stamt de jarenlange vriendschap van Hille met de gebroeders Heinrich en Julius Hart. Door zijn literaire belangstelling verwaarloosde Hille zijn verplichtingen op school, totdat hij in 1874 van school werd gewezen.
In 1874 begon Peter Hille als klerk bij de officier van Justitie in Höxter bij Nieheim, maar hij was volgens de officier geen succesnummer. Hille besloot daarop naar Leipzigte gaan, werkte er als corrector in een drukkerij en volgde college literatuur, filosofie en kunstgeschiedenis. In 1878 keerde Hille terug naar de oude woonplaats van zijn ouders, Holzhausen. Hij hield het er niet lang uit. In de winter van 1878/1879 verbleef Hille in Bremen bij de gebroeders Hart; hij kon er meewerken aan de "Deutsche Monatsblätter". In Bremen was hij eveneens werkzaam bij de sociaal-democratische krant "Bremer Tageblatt". Door het overlijden van zijn moeder in 1879 beschikte Hille over een erfenis. Onmiddellijk vertrok hij voor een lange tijd op reis. Hij belandde in Londen, waar hij - onder andere in de sloppenwijken van Whitechapel - kennis maakte met socialisten en anarchisten. Twee jaar zou hij er blijven. In ongeveer 1882 brak Hille op voor een verblijf in Nederland. Hier leerde hij een rondreizend theater kennen, waar Hille zijn laatste geld in zou stoppen. Nadat de erfenis op was, keerde Hille terug naar Duitsland. Hij vond er wederom aansluiting bij de broers Hart en raakte betrokken bij de Friedrichshagener Kreis. Detlev von Liliencron en Erich Mühsam behoorden tot zijn vriendenkring.
Uit: Ein fideler Abend
Heute war mal wieder das dauernde Versatzstück, die goldene Uhr, die in der Regel vierzig Mark trug, in ihres Eigentümers Händen. So gab er sie mir, da ich solche Gänge aus alter Gewohnheit am wenigsten scheute, sie zu verpfänden. »Vierzig Mark hat's das vorige Mal gegeben. Kannst sie aber auch für dreißig lassen!«
Glücklicherweise gab's vierzig.
So zogen wir denn, Stacho-Stanislaus Prczybiczewski, den man meist als den deutschpolnischen Sataniker auffaßt, seine norwegische Gemahlin Dagno, meist nach Stachos Kosewort von uns allen »Ducha« Seele genannt, Richard Dehmel, der Kunstschriftsteller Willy Pastor und Paul Scheerbart, den wir erst eben zum geölten König von Polen gewählt hatten, von Stachos Bude, wo wir durch einige Dutzend Flaschen Bier und Aufschnitt seine Monatsrechnung vermehrt und den Zigarettenvorrat entsprechend vermindert hatten, die paar Schritte vom Zirkus-Renz-Platz bis zum neuen Theater-Restaurant.
Hier entschieden wir uns nach eingehender Beratung für eine Platte Roastbeef und Burgunder. Das Übrigbleibende stand ad libitum: nur ward Vorsicht empfohlen, es seien nur einige Mark. Da zog denn der eine auf des Burgunders schwere Glut ein Löwenbräu vor, ein zweiter wählte Zigaretten, der dritte Aquavit. Später mußte man bei jedem einzelnen Wunsche fragen. Zögernd ward die letzte Einwilligung gegeben.
De Vlaamse dichter Eddy van Vliet werd geboren op 11 september 1942 in Antwerpen. Zie ook mijn blog van 11 september 2006.
De val
Ik ben heel goed in het vinden van de stoep
die struikelen doet. Een leeftijdloos moment.
De oude man die zich terugvindt in het wankelend kind.
Tussen vliegen en de onontkoombaarheid
van de zwaartekracht. Ik verwacht mijn schaterlach
op andermans gezicht: de slapstick. De bananeschil
en de ober die zijn borden redden wil.
Wat niets van dit alles verschilt: het strelen
van vrouwenarmen, als steeds bereid
te beweren dat zij mij ontvangen.
Nacht
Het is nacht. De dwingelanden
wisselen de wacht.
De aarde wordt bewaakt door de maan.
De dood verleent de merel uitstel.
De blinde is de steun van wie zich
op het bergpad waagt.
Wat onzichtbaar was hijst de vlag.
De afwezige grijpt de macht.
Hoe lang nog voor de eerste tram
door de straten snijdt?
De Engelse romanschrijver D.H. Lawrence werd geboren op 11 september 1885 in Eastwood (Nottinghamshire). Zie ook mijn blog van 11 september 2006.
Uit: Lady Chatterleys Lover
Mrs Bolton also kept a cherishing eye on Connie, feeling she must extend to her her female and professional protection. She was always urging her ladyship to walk out, to drive to Uthwaite, to be in the air. For Connie had got into the habit of sitting still by the fire, pretending to read; or to sew feebly, and hardly going out at all.
It was a blowy day soon after Hilda had gone, that Mrs Bolton said: Now why dont you go for a walk through the wood, and look at the daffs behind the keepers cottage? Theyre the prettiest sight youd see in a days march. And you could put some in your room; wild daffs are always so cheerful-looking, arent they?
Connie took it in good part, even daffs for daffodils. Wild daffodils! After all, one could not stew in ones own juice. The spring came back . . . Seasons return, but not to me returns Day, or the sweet approach of Evn or Morn.
And the keeper, his thin, white body, like a lonely pistil of an invisible flower! She had forgotten him in her unspeakable depression. But now something roused . . . Pale beyond porch and portal . . . the thing to do was to pass the porches and the portals.
She was stronger, she could walk better, and in the wood the wind would not be so tiring as it was across the bark, flatten against her. She wanted to forget, to forget the world, and all the dreadful, carrion-bodied people. Ye must be born again! I believe in the resurrection of the body! Except a grain of wheat fall into the earth and die, it shall by no means bring forth. When the crocus cometh forth I too will emerge and see the sun! In the wind of March endless phrases swept through her consciousness.
|