Dolce far niente
Landschap bij Auvers in de regen door Vincent van Gogh, 1890
The Summer Rain
My books I’d fain cast off, I cannot read, ’Twixt every page my thoughts go stray at large Down in the meadow, where is richer feed, And will not mind to hit their proper targe.
Plutarch was good, and so was Homer too, Our Shakespeare’s life were rich to live again, What Plutarch read, that was not good nor true, Nor Shakespeare’s books, unless his books were men.
Here while I lie beneath this walnut bough, What care I for the Greeks or for Troy town, If juster battles are enacted now Between the ants upon this hummock’s crown?
Bid Homer wait till I the issue learn, If red or black the gods will favor most, Or yonder Ajax will the phalanx turn, Struggling to heave some rock against the host.
Tell Shakespeare to attend some leisure hour, For now I’ve business with this drop of dew, And see you not, the clouds prepare a shower— I’ll meet him shortly when the sky is blue.
This bed of herd’s grass and wild oats was spread Last year with nicer skill than monarchs use. A clover tuft is pillow for my head, And violets quite overtop my shoes.
And now the cordial clouds have shut all in, And gently swells the wind to say all’s well; The scattered drops are falling fast and thin, Some in the pool, some in the flower-bell.
I am well drenched upon my bed of oats; But see that globe come rolling down its stem, Now like a lonely planet there it floats, And now it sinks into my garment’s hem.
Drip drip the trees for all the country round, And richness rare distills from every bough; The wind alone it is makes every sound, Shaking down crystals on the leaves below.
For shame the sun will never show himself, Who could not with his beams e’er melt me so; My dripping locks—they would become an elf, Who in a beaded coat does gayly go.
Henry David Thoreau (12 juli 1817 - 6 mei 1862) Standbeeld in Walden Pond
De Nederlandse dichter Hans Lodeizen werd geboren op 20 juli 1924 in Naarden. Zie ook mijn blog van 20 juli 2010 en eveneens alle tags voor Hans Lodeizen op dit blog.
op een heel warme zomerdag
hij had alle vormen van verdriet in zijn lichaam verdronken maar angst met hoed en parapluie wachtte in de vestibule.
Voor jou
2
ook al zal ik je nooit zien in je tropenpak voor de bar tennissend in shorts of zwemmend of paardrijdend in de duinen ook al zal ik je nooit zien
en mijn hand die al moe is laat vogels los van haar vingertoppen en het wankele geluid van de straat hangt een sluier voor mijn ogen ik zal je nooit zien
en ik zal verder lopen ( want geen ongeluk kan ons overkomen want ik ben toch alleen ) de nacht zal in mijn oor suizen de wind zal lachen in mijn gezicht de dag zal geel als een traan zijn
ik zal verder lopen
Het water
In de roze hemel en in de geweldige stilte hoorde hij een stem een gevoelige stem van geel riet die hem toeriep in de roze hemel hem toeriep en in de geweldige stilte
er stond een man aan de overzijde van het water die hem toewuifde in de roze hemel een man tussen het gele riet
hij wachtte heel lang en antwoordde niet op de gevoelige stem van geel riet die hem toeriep in de roze hemel en in de geweldige stilte
hij antwoordde niet en wachtte
Hans Lodeizen (20 juli 1924 - 26 juli 1950)
Zie voor de schrijvers van de 20e juli ook mijn blog van 20 juli 2013 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.
|