De Nederlandse schrijfster Connie Palmen werd op 25 november 1955 geboren in Sint Odiliënberg. Zie ook mijn blog van 25 november 2006 en ook mijn blog van 25 november 2007.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit: Die Freundschaft (Vertaald door Hanni Ehlers)
Unzählige Male habe ich meine Mutter von meiner Geburt erzählen lassen. Ich fand diese Geschichte schrecklich und schön zugleich. Schrecklich, weil ich meiner Mutter von Anfang an so viel zu schaffen gemacht hatte, das ich mir, wenn ich das hörte, immer inständig wünschte, ich könne meine Geburt nocheinmal machen, normal, an einem milden Maitag, an dem es weder zu kalt noch zu warm war um mich zur Welt zu bringen, und daß ich noch einmal aus ihr herauskommen könnte, ohne daß irgend jemand davon krank werden könnte. Das schönste an der Geschichte war, zu hören, wie sehr meine Mutter mich damals geliebt hatte, so sehr, daß sie aus Angst, mich zu verlieren, tagelang wirres Zeug redete......
(
) Wer zuviel ist oder trinkt, macht sich abhängig von etwas, das immer greifbar ist und ihm nicht im Stich lassen kann . Es ist eine bewusst gewählte Gesellschaft mit dem Versprechen auf Ewigkeit. In einer Sucht verbirgt sich die Sehnsucht nach dem Schicksal der Familie, danach, der Aufgabe zu entrinnen, vor die man durch ein Leben in Freiheit gestellt ist. Ein Süchtiger will das unmögliche, nämlich Bindung und Unabhängigkeit zugleich, und das Verrückte ist, dass ihm das auch noch gelingt.......
Connie Palmen (Sint Odiliënberg, 25 november 1955)
De Nederlandse schrijver Maarten 't Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.
Uit: Frans Kellendonk in dispuut met Maarten 't Hart
Kellendonk: Heel beknopt zou je kunnen zeggen dat voor jou literatuur op de eerste plaats zelfexpressie is, terwijl voor schrijvers in de traditie van Joyce, Nabokov, waaronder wellicht de Revisorauteurs, literatuur een vorm is van onderzoek, onderzoek door middel van de verbeelding. Voor schrijvers die zich met dat laatste bezighouden is het materiaal waarmee ze werken, de taal, natuurlijk uiterst belangrijk. Je hebt gezegd dat je weinig voelt voor een wereld-in-woorden-opvatting van kritiek, die een roman beschouwt als een autonoom taalbouwsel. Daaraan gepaard gaat een zekere geringschatting van stijl...
't Hart: Nou ja, geringschatting. Stijl is wel erg belangrijk, maar precies voor zover het de schrijver lukt om zichzelf daarin uit te drukken, voor zover hij die zelfexpressie maximaal dient. Dat geldt ook voor vorm. Alle literaire middelen die je ten dienste staan om die zelfexpressie zo groot mogelijk te maken en zo eerlijk mogelijk - hoewel eerlijk hier een moeilijk begrip is, want schrijven is liegend de waarheid vertellen - zijn verschrikkelijk belangrijk. Maar als Flaubert, met al zijn literaire vermogen, want dat was natuurlijk enorm groot, tóch in zijn romans kans ziet om zichzelf helemaal te verstoppen, terwijl hij juist in zijn brieven, waarin hij lang niet zoveel aandacht aan de stijl besteedt, waarin die literaire expressiemiddelen lang niet zo gepolijst en verfijnd zijn, veel meer van zichzelf prijsgeeft, dan vind ik op dat moment de stijl waarin die romans zijn geschreven blijkbaar eer een hinderpaal voor een maximale zelfexpressie.
Maarten t Hart (Maassluis, 25 november 1944)
De Australische (Aboriginal) schrijfster Alexis Wright werd geboren op 25 November 1950 in de Gulf of Carpentaria. Zij behoort tot het Waanyi volk en is een activiste voor het recht op land. Haar vader stierf toen zij drie jaar was en zij groeide op met haar moeder en grootmoeder in Cloncurry, Queensland. Haar eerste boek Plains of Promise uit 1997 werd voorgedragen voor verschillende prijzen en diverse keren herdrukt. In 2006 ontving zij de Miles Franklin Award voor haar roman Carpentaria. Zij schreef er zes jaar aan en werd door alle grote uitgeverijen geweigerd totdat het door een onafhankelijke uitgever in 2006 uitgebracht werd. Het won ook nog de 2007 Fiction Book award in the Queensland Premier's Literary Awards, de 2007 ALS Gold Medal en de 2007 Vance Palmer Prize for Fiction
Uit : Carpentaria
Mozzie saw visions when he drifted off with the hot temperatures or the silence and began speaking to himself. The men would overhear him saying things like The skies have become a sea of hands. There are too many, everything moving too fast and thick like a nest of worms twisting, hands turning, convulsing hands, attacking the place like missiles. Nobody claimed they ever saw what the Fishman was watching, while looking where he looked, following his eyes glinting in the sun. Some old wise men moved closer behind the Fishman in case, they said, We might capture his line of vision. They were determined people the old wise men. There was also a lot of nervousness in the convoy. But the more inquisitive wanted to know what he saw. So, Fishman explained. He said it was hard to keep up with all the hands sliding everywhere, created by a special luminance caught in the fractures of light. He described how he saw hands touching everything in the community. Hands too many, he whispered, coughing, running like mice all over every dwelling, trying to reshape, push, mould, trying to make things different. White hands.
Sometimes he could see thousands of these hands at work. He could see them killing Aboriginal people
Alexis Wright (Gulf of Carpentaria, 25 November 1950)
De Spaanse schrijver Arturo Pérez-Reverte werd geboren op 25 november 1951 in Cartagena. Hij is tegenwoordig de best verkopende en meest vertaalde auteur van Spanje. Enkele van zijn boeken werden verfilmd. Hij begon zijn carrière als journalist en was oorlogscorrespondent in verschillende Afrikaanse landen voor Pueblo , en later voor de Spaanse nationale televisie. Hij schreef onder andere De koningin van het zuiden en De club Dumas .De film Ninth Gate van Roman Polanski is gebaseerd op een van zijn verhalen. Het bekendst is zijn reeks boeken over kapitein Alatriste, een soort musketier die in de 17de eeuw met het zwaard tekeer ging tegen de Spaanse inquisitie.
Uit: Captain Alatriste
He was not the most honest or pious of men, but he was courageous. His name was Diego Alatriste y Tenorio, and he had fought in the ranks during the Flemish wars. When I met him he was barely making ends meet in Madrid, hiring himself out for four maravedís in employ of little glory, often as a swordsman for those who had neither the skill nor the daring to settle their own quarrels. You know the sort I mean: a cuckolded husband here, outstanding gambling debts there, a petty lawsuit or questionable inheritance, and more troubles of that kind. It is easy to criticize now, but in those days the capital of all the Spains was a place where a man had to fight for his life on a street corner lighted by the gleam of two blades.
In all this Diego Alatriste played his part with panache. He showed great skill when swords were drawn, even more when with left-handed cunning he wielded the long, narrow dagger some call the vizcaína, a weapon from Biscay that professionals often used to help their cause along. If a knife will not do it, the vizcaína will, was the old saying. The adversary would be concentrating on attacking and parrying, and suddenly, quick as lightning, with one upward slash, his gut would be slit, so fast he would not have time to ask for confession. Oh yes, Your Mercies, those were indeed harsh times.
Captain Alatriste, as I was saying, lived by his sword. Until I came into the picture, that Captain was more an honorary title than a true rank. His nickname originated one night when, serving as a soldier in the kings wars, he had to cross an icy river with twenty-nine companions and a true captain. Imagine, Viva España and all that, with his sword clenched between his teeth, and in his shirtsleeves to blend into the snow, all to surprise a Hollandish contingent.
Arturo Pérez-Reverte (Cartagena, 25 november 1951)
De Duitstalige (Italiaanse) schrijver Joseph Zoderer werd geboren op 25 november 1925 in Meran in Zuid-Tirol. In 1940 trok zijn familie naar het Zwitserse Graz en het gymnasium bezocht hij in Widnau.
Van 1957 tot 1963 studeerde Zoderer rechten, filosofie, theaterwetewnschappen en psychologie in Wenen, maar deze studies maakte hij niet af. Hij werkte in dezelfde tijd als journalist voor verschillende kranten. Ein jaren vijftig verscheen zijn eerste literaire werk, zowel poëzie als proza. Zijn romandebuut kwam in 1976 met Das Glück beim Händewaschen. De schrijver ziet zich zelf als een deutschsprachiger Autor mit österreichischer kultureller Prägung mit italienischem Pass.
Uit: Der Schmerz der Gewöhnung
Bald nach Natalies Tod hatte dieses Kopfweh begonnen, eigentlich mit dem Knarren des Friedhofstors, als es ins Schloß fiel. Vor vielen Jahren jedenfalls schon. Ein dumpfer Druck, der plötzlich einsetzte, wenn er alles wieder vor sich sah. Auch mitten in der Nacht. Obwohl er nicht dabei gewesen war, eine Woche vor ihrem neunten Geburtstag. Aber er sah alles vor sich, als ob er zugeschaut hätte, sah auch das durchsichtige, leicht chlorisierte bläuliche Wasser. Durch das offenstehende Fenster drang die kühle Nachtluft ins Zimmer, aber noch nicht genug Dämmerlicht, daß er Maras Gesicht auf dem Kissen neben sich hätte betrachten können. Er hörte eine Weile ihrem leisen Atmen zu, dann streckte er den Rücken durch, legte die Hände flach auf den Bauch, dachte sich als Embryo, halb eingerollt in seinem Bauch. Das Kopfweh ließ nicht nach, es mußte schon im Schlaf da gewesen sein und war stärker und stärker geworden, bis es ihn geweckt hatte. Ein dumpfes Drücken, von innen gegen sein Schädeldach. Ohne die Lampe anzuknipsen, schob er die Beine zum Bett hinaus, tastete nach der Tür. Im Bad machte er Licht, sah auf die Armbanduhr: halb vier. Sein Gesicht sah ihn im Spiegel forschend an, er hatte nicht getrunken, seit Wochen, Monaten hatte er nicht mehr getrunken. Jetzt, da er vor dem Spiegel stand, ließ der Kopfdruck nach; er trat auf die Terrasse hinaus: durch einen dichten Hochnebelschleier schimmerte ein halber Mond. Es würde ein sonniger Tag werden, ein heißer Spätsommertag. Langsam gewöhnte sich sein Blick an das Dämmergrau, er atmete tief durch. Die Kopfschmerzen waren verschwunden - die frische Luft, sagte er sich, aber als er wieder im Bett lag, auf dem Rücken, war der Druck erneut da.
Joseph Zoderer (25 november 1935)
|