Bij Valentijnsdag - Dolce far niente
The Eve of St Valentine door George Smith, 1871
Nähe des Geliebten
Ich denke dein, wenn mir der Sonne Schimmer vom Meere strahlt; ich denke dein, wenn sich des Mondes Flimmer in Quellen malt. Ich sehe dich, wenn auf dem fernen Wege der Staub sich hebt; in tiefer Nacht, wenn auf dem schmalen Stege der Wanderer bebt. Ich höre dich, wenn dort mit dumpfen Rauschen die Welle steigt; im stillen Haine geh ich oft zu lauschen, wenn alles schweigt. Ich bin bei dir, du seist auch noch so ferne, du bist mir nah! Die Sonne sinkt, bald leuchten mir die Sterne. O wärst du da!
Johann Wolfgang von Goethe (28 augustus 1749 – 22 maart 1832) Frankfurt am Main, Der Römer. Goethe werd geboren in Frankfurt.
De Nederlandse dichter en predikant Piet Paaltjens werd geboren in Leeuwarden op 14 februari 1835. Zie ook alle tags voor Piet Paaltjes op dit blog.
Des zangers min (Fragment)
't Oorijzer fonkelt bij het licht Eens lucifers, dien vlak Voor 's dichters huis een passagier, Die rooken wou, ontstak.
Maar meer dan goud, meer dan 't juweel Op 't blanke voorhoofd, gloeit Haar oog, dat als met tooverkracht Des zangers blikslag boeit,
Het hart hem zet in laaie vlam En, met een rauw "o jé!" Met harp en al hem neersmijt op Zijn dichterscanapë.
Want, ja! het is dát zielvol oog, Dat in den laatsten tijd Hem voor den geest stond, als hij zong Na d'afloop van 't ontbijt
't Is de verwezenlijking van Het lieflijk droombeeld, dat Zijn ziel zich had geschapen, die Daar in dien wagen zat.
o Zoete smart! o smartlijk zoet! Zoo leeft dan, die hij mint! Maar wie staat borg, dat hij haar ooit Op aarde wedervindt?
Want, lacy, eer van d'ergsten schrik De jongling is hersteld, Is reeds de diligence met De schoone heengesneld.
Wat zal hij doen? Naar Woerden gaan? Desnoods nog verderop, Tot weer zijn oog haar oog ontmoet, Zijn hart haar harteklop?
En, moet het, dwars door sneeuw en ijs Naar Friesland's barren grond Haar volgen, tot zijn dichterswang Den kus voet van haar mond?
Hij aarzelt, - neen, hij aarzelt niet, - Ten minste niet heel lang: - "'t Verloorne zoeken - dat 's geen werk Voor zonen van den zang!
Maar treuren om't verlorene Met roeren-teer gekweel En hout- of tortelduifgekir, Dat is des zangers deel!
De daad is proza, maar de klacht, De traan is poëzij. Zoo vaar dan heen, o Mina mijn! En gij, mijn hart, breek vrij!"
En als de morgenzon weer gloort, Zit hij aan 't vensterglas, En wacht de diligence en schreit Een brakken tranenplas.
En als de diligence passeert, Dan grijpt hij woest de snaar Der harp en heft een klaagzang aan, Zóó allerijslijkst naar,
Dat niet slechts menig passagier In droef gepeins verzinkt, Maar dat de conducteur zich zelfs Een traan uit de oogen pinkt.
Piet Paaltjens (14 februari 1835 – 19 januari 1894) Borstbeeld in Leeuwarden
De Nederlandse schrijfster journaliste en columniste Hanna Marleen Bervoets werd geboren in Amsterdam op 14 februari 1984.Zie ook alle tags voor Hanna Bervoets op dit blog.
Uit:Efter
“Jullie zullen hun portretten voorbij zien komen. Die glimlach, die ogen, het kapsel of kettinkje dat sociale afkomst verraadt en zo jullie mate van mededogen bepaalt: even, heel even maar, zullen jullie ernaar kijken. Veel langer staren jullie naar de foto’s van de daders. Omdat jullie je afvragen welke blik er achter dat zwarte balkje schuilgaat. Maar vooral omdat jullie die daders begríjpen. Zíj waren degenen die wachtten, smachtten, droomden van samenzijn, niet veel meer verlangden dan wederzijdse genegenheid. Zij waren degenen die het langst leden. En dus degenen met wie jullie het meest gemeen hebben. Een deel van jullie zal op den duur zelfs doen wat zij deden. De liefde in eigen hand nemen. Zo zal de teller blijven oplopen, van #107 naar #1007, naar #10007, naar #100007 – het einde niet in zicht omdat er geen einde is. Er is alleen een begin. Iets dat het allemaal in gang zette. Misschien knikken jullie nu, van achter het scherm van jullie Seos of Book. Ja, jullie denken vast te weten wat dat begin was. Efterslachtoffer #001: het meisje op kamer twaalf. Ze vonden haar in bed, haar kleren nog aan. Ach, jullie kennen de details. Haar verhaal werd keer op keer herhaald, de omstandigheden rond haar dood steeds opnieuw getoond. Ik, als geen ander, ken deze omstandigheden. Want ík was het die de feiten over het meisje in kamer twaalf verzamelde. Ze vonden haar op 7 augustus, achttien minuten over zes; er zat geen bloed op de lakens. Er waren geen verwondingen, geen blauwe plekken, geen sneeën in hals of polsen. Geen sporen van handgemeen of verzet. Op 8 augustus, kwart over negen ’s ochtends, trof men rattengif aan in het bloed van het meisje. Hierop werd ook de beker naast het bed in kamer twaalf onderzocht. Op 9 augustus stelde men een rapport op. ‘Doodsoorzaak: vergiftiging’, stond daarin. Ik ben het allemaal nagegaan. Het was inderdaad een hoge dosis warfarine die het hart van het meisje deed stoppen met pompen. Het was alleen niet de doodsóórzaak.”
Hanna Bervoets (Amsterdam, 14 februari 1984)
Zie voor de schrijvers van de 14e februari ook mijn blog van 16 februari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.
|