De Canadese dichter en schrijver Philip Michael Ondaatje werd op 12 september 1943 geboren in Colombo, Ceylon (nu Sri Lanka). Zie ook mijn blog van 12 september 2010 en eveneens alle tags voor Michael Ondaantje op dit blog
Wells II
The last Sinhala word I lost was vatura. The word for water. Forest water. The water in a kiss. The tears I gave to my ayah Rosalin on leaving the first home of my life.
More water for her than any other that fled my eyes again this year, remembering her, a lost almost-mother in those years of thirsty love.
No photograph of her, no meeting since the age of eleven, not even knowledge of her grave.
Who abandoned who, I wonder now.
What were the names of the towns
What were the names of the towns we drove into and through stunned lost having drunk our way up vineyards and then Hot Springs boiling out the drunkenness What were the names I slept through my head on your thigh hundreds of miles of blackness entering the car All this darkness and stars but now under the Napa Valley night a star arch of dashboard the ripe grape moon we are together and I love this muscle I love this muscle that tenses and joins the accelerator to my cheek
Kissing the stomach
Kissing the stomach kissing your scarred skin boat. History is what you've travelled on and take with you We've each had our stomachs kissed by strangers to the other and as for me I bless everyone who kissed you here
Michael Ondaatje (Colombo, 12 september 1943)
De Amerikaanse schrijver James Frey werd geboren op 12 september 1969 in Cleveland. Zie ook mijn blog van 12 september 2010 en eveneens alle tags voor James Frey op dit blog
Uit: My Friend Leonard
“He cheered at the battle of Borodino, and though he admired the Russian tactics, he cursed while Moscow burned. When we're not reading, he carries War and Peace around with him. He sleeps with it at night, cradles it as if it were his child. He says that if he could, he would read it again and again. I started reading to Porterhouse the day after he hit me with the tray, my second day here. I was walking to my cell and I had a copy of Don Quixote in my hand. As I passed his cell, Porterhouse said come here, I wanna talk to you. I stopped and asked him what he wanted. He said he wanted to know why I was here and why a County Sheriff would give him three cartons of cigarettes to beat my ass. I told him that I had hit a County Sheriff with a car going five miles an hour while I was drunk and high on crack and that I had fought several others when they tried to arrest me. He asked if I had hit the man on purpose. I told him I didn't remember doing it. He laughed. I asked him why he was here and he told me. I did not offer further comment. He asked what the book was and I told him and he asked why I had it and I told him that I liked books. I offered to let him have it when I was done with it and he laughed and said I can't read motherfucker. Fucking book ain't gonna do me no good. I offered to read to him. He said he'd think about it. A couple of hours later he showed up and sat on my floor. I started reading. He has been here every day since. At six o'clock, I walk with Porterhouse to dinner, the only meal of the day that I eat. It is usually foul, disgusting, almost inedible. The meat is mush, the bread stale, potatoes like water, vegetables hard as rock. I eat it anyway. Porterhouse eats seconds and thirds and fourths, which he takes from the trays other prisoners. He offers to get food for me, but I decline. When I am finished eating, I sit and I listen to Porterhouse talk about his upcoming trial. Like every other man in here, regardless of what they might say, Porterhouse is guilty of the crimes that he has been accused of committing. He is going to trial because until he is convicted, he will stay here, at county jail, instead of doing his time in state prison. Jail is a much easier place to live than prison. There is less violence, there are more privileges, most of the prisoners know they are getting out within the next year and want to be left alone. Once they're gone, they don't want to come back. In prison, there are gangs, rapes, drugs, murder.”
James Frey (Cleveland, 12 september 1969)
De Nederlandse dichter en tekenaar Christiaan Johannes van Geel werd geboren op 12 september 1917 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Chris van Geel op dit blog.
Padde
Hij is zo mooi, zo droog, zacht leer, een zaak voor goud, een voor de ouderlingen op tafel neergelegde wel- gevulde, dungesleten kerkezak. De dood is een omhelzing van de wind waarachter van nature niets dan onbruik en dor geraamte zich bevindt. Een pad misschien, hij is zo oud zijn vleugels zijn vergaan, een plant als steen teruggevonden, zwart altaar, hij denkt, hij denkt erover na.
' s Nachts buiten
Het slapen bezig horen in het water, de struiken zien door wimpers van de nacht, naar konijnen tussen bomen staren. Zij kijken met hun rode oog mij aan. Het onbegrijpelijke slapen door de slaap heen overwogen op gevaar.
Een regenachtige dag
De mensen schuiven stil op fietsen door de lanen, een enkele meeuw er boven. In dorre blaren rent een merel. Hij luistert, telkens, de blaren maken leven. De wind, een oude wind van toen de mensen die nu dood zijn leefden, spreidt breed, aanvaardt al wat hij aanraakt. Laag hangt de lucht, is overal grijs, de hemel woont bijna bij ons.
Chris van Geel (12 september 1917 – 8 maart 1974)
De Ierse dichter en schrijver Louis MacNeice werd geboren op 12 september 1907 in Belfast. Zie ook mijn blog van 12 september 2010 en eveneens alle tags voor Louis MacNeice op dit blog.
Carrickfergus
I was born in Belfast between the mountain and the gantries To the hooting of lost sirens and the clang of trams: Thence to Smoky Carrick in County Antrim Where the bottle-neck harbour collects the mud which jams
The little boats beneath the Norman castle, The pier shining with lumps of crystal salt; The Scotch Quarter was a line of residential houses But the Irish Quarter was a slum for the blind and halt.
The brook ran yellow from the factory stinking of chlorine, The yarn-milled called its funeral cry at noon; Our lights looked over the Lough to the lights of Bangor Under the peacock aura of a drowning moon.
The Norman walled this town against the country To stop his ears to the yelping of his slave And built a church in the form of a cross but denoting The List of Christ on the cross, in the angle of the nave.
I was the rector's son, born to the Anglican order, Banned for ever from the candles of the Irish poor; The Chichesters knelt in marble at the end of a transept With ruffs about their necks, their portion sure.
The war came and a huge camp of soldiers Grew from the ground in sight of our house with long Dummies hanging from gibbets for bayonet practice And the sentry's challenge echoing all day long.
I went to school in Dorset, the world of parents Contracted into a puppet world of sons Far from the mill girls, the smell of porter, the salt mines And the soldiers with their guns.
Louis MacNeice (12 september 1907 – 3 september 1963) Cover
De Nederlandse dichteres en schrijfster Hannes Meinkema werd op 12 september 1943 geboren in Tiel. Zie ook mijn blog van 12 september 2010 en eveneens alle tags voor Hannes Meinkema op dit blog.
Uit: Een krokodil is een zeer eenzaam dier
‘Moet?’ ‘Wilt U alstublieft vanavond mijn huiswerk overhoren?’ Het kon haar niets schelen. Hij keek op zijn horloge, wat nergens op sloeg. Doe toch een broek aan, dacht ze. Ze keek naar de trapleuning, zou wel weer een gemelijke indruk maken. Schiet nou op. ‘Goed.’ Ze rende weer naar beneden. Jas aan. De tas stond al in de vestibule. Ze had nog vijf minuten voor de bus. Als ze rende kon ze 'm halen. ‘Dag’, riep ze naar binnen. Plichtmatig: anders moest ze terugkomen (‘Je hebt me niet goedendag gezegd.’). Met een klap viel de deur dicht. Ze zette de tas tussen haar benen. Stille angst dat hij in het bagagerek open zou gaan en de mensen zouden zien wat er in zat. Straks aan Marjolein vragen hoe vaak je moest verwisselen. Al die dingen wist ze nog niet. De chauffeur had naar haar gekeken. Zouden mensen zoiets aan je kunnen zien? Ze bloosde en keek gauw uit het raampje naar de weilanden naast de weg. Lammetjes bij de schapen. Lente, en ze was voor het eerst ongesteld en ze ging naar Amsterdam. Ze drukte even haar schouders naar binnen, ellebogen tegen haar borsten, om goed het gevoel te voelen. Ze lachte tegen haar spiegelbeeld dat in het raampje op en neer vaagde met de bewegingen van de bus. Wat zou Marjolein wel zeggen. Ze moest niet vergeten binnenkort aan te bieden de was te doen. Kon ze die handdoek van gisteren erbij doen. Vanaf nu zou ze zorgen dat ze genoeg maandverband in huis had. Als haar vader hem maar niet vond. Niemand verteld, Marjolein zou de eerste zijn. Ze zou de handdoek vanavond beter verstoppen."
Hannes Meinkema (Tiel, 12 september 1943)
De Nederlandse columnist, journalist en schrijver Eduard Maurits Elias werd geboren in Amsterdam op 12 september 1900. Zie ook mijn blog van 12 september 2010 en eveneens alle tags voor Eduard Elias op dit blog.
Uit: Een bloemetje
“Ik hoop, dat het niet tegen de maatstaf van Maatstaf is, wanneer ik in eigen huis misschien iets onaardigs zeg met de bedoeling, iets aardigs te zeggen: van alles wat de laatste twee jaargangen bevatten, waren de stukken van Annie Salomons mij ver-uit het liefst. Misschien dat ik niet letterkundig-rijp genoeg ben, of dat ik, dood-eenvoudig-menselijk, te ongeduldig ben om mijn gedachten bij de essayistiek van Rodenko of Straat te houden. Ik weet van de, voor mij, onbegrijpelijk-uitgebreide en diepe ontwikkeling dezer heren, waardoor zij [ook al ben ik ervan overtuigd dat dit hun zó-een-zorg zal wezen] op mijn bewondering-bij-voorbaat mogen rekenen. Dit impliceert dat, 't zij onbeschaamd erkend, mijn ontwikkeling niet groot genoeg is om de hunne op haar adelaarsvlucht steeds te volgen. Dikwijls moet ik, ditmaal wèl beschaamd, erkennen dat ik hen, [letterlijk: domweg] niet begrijp en dat ik daarom na enige bladzijden de ijdelheid mijner pogingen aan mij zelf moet erkennen. Ook de vele bladzijden ingeruimd voor de polemiek Verspoor contra Brandt Corstius en vice versa waren mij te machtig. Ik moest, onwillig, in beiden mijn superieuren erkennen en bleef daarbij steken in de stof. Ik maak deze opmerking, onbetamelijk jegens Maatstaf en de vier heren voornoemd; beschamend voor mijzelf, niet om pralend de ‘gewone man’ uit te hangen, hetgeen altijd een kwalijke vorm van snobisme is, maar omdat ik haar nodig heb om het hoofd-argument voor mijn bewondering voor Annie Salomons' memoires te plaatsen: de meesterlijke eenvoud van hun stijl. De klare doorzichtigheid van dit onliterair proza, zijn oprechtheid, maakten dat in deze opstellen dikwijls een poëzie, of althans: een poëtische aandoenlijkheid, aan de dag treedt, die, naar mijn overtuiging, dit non-fictionproza - laat ik mij zo ruw mogelijk uitdrukken: deze journalistiek - tot de ware letterkunde bestempelt.”
Eduard Elias (12 september 1900 — 14 januari 1967) Cover
De Nederlandse dichter en hoogleraar Jan Willem (Wim) Schulte Nordholt werd geboren in Zwolle op 12 september 1920. Zie ook alle tags voor Jan Willem Schulte Nordholt op dit blog.
Geschiedenis
De wereld en haar pijn is het verhaal, dat loopt al op een rekening van eeuwen. De toren valt maar 't blijft dezelfde taal, waarmee de mensen fluisteren en schreeuwen, waarmee de honger opstijgt uit het hart, de sterke stem van liederen en klokken, dezelfde woordenstroom waarmee het zwart verraad des doods aan 't leven wordt voltrokken. Wat doet men dan? Alsof het Hem aangaat roepen tot God die ons het leven laat sinds Babylon en sinds de pyramiden? Of gaat men als een andere Candide, binnen het donker waar de dood in staat, in de eigen tuin zich een plek zonlicht wieden?
Herfst
Het licht is helder, het geluid straalt seinen van herkenning uit uit hemelen van heerlijkheid die overlopen in de tijd, die openbreken blauw en goud met rode vlammen in het hout, en in het hart een warme toon om wat moet sterven groot en schoon. Een ruiter is het hart, het gaat zo trots de sterfelijke straat, en licht voor dezen dood de hoed, voor wien het eenmaal buigen moet.
Jan Willem Schulte Nordholt (12 september 1920 - 16 augustus 1995) Cover
De Duitse dichter en schrijver Werner Dürrson werd geboren op 12 september 1932 in Schwenningen am Neckar. Zie ook alle tags voor Werner Dürrson op dit blog en ook mijn blog van 12 september 2010.
Feierabend
Vogellos flirrte der Sommertag über dem Hang. Die Landstraße kurvt um die Hütte.
Ruhig in seinem Schatten steht der Bauer als Baum verkrümmt zwischen den Bäumen.
In seiner Stube wächst Gras. Bröckeln die Wände. Dürers abgeschnittene Hände beten.
So bei Licht besehen
Alle Farben enthält des Wassers schillernde Klarheit Himmels- und schwerpunkt- sicher bewegt es sich frei in seiner scheinbaren Haltlosigkeit
Lichtverschwistert über- brückt es nicht nur im Regenbogen spielend
Erde und Himmel
Werner Dürrson (12 september 1932 – 17 april 2008)
De Vlaamse dichter en schrijver Gust Van Brussel werd geboren in Antwerpen op 12 september 1924. Zie ook alle tags voor Gust Van Brussel op dit blog en ook mijn blog van 12 september 2010
DE MORGEN sijpelt wat citroen op de oesters van mijn ogen ik voel de nacht in mij verdrogen de wereld wordt weer blauw en groen rondom mij de oceaan van mijn duizend handen op de kurken stranden spoelen ligstoelen aan naar het verboden licht klim ik langs graten van de dag het oceaanschuim slaat een slag groene rimpels over je gezicht door de ramen van het restaurant drijven schimmen en nimfen voorbij je stoel met je handtasje zwemt naar mij ergens wordt een lijk verbrand
Venus
De late winden van september zuigen het kustzand de zeegolven worden verkleurd naar grauw een speedwagen draaft over de baren een valscherm achteraan waarin een mens zichzelf vlucht zijn ego zwelt zoals de wolken Venus stapt uit haar schelp
Gust Van Brussel (12 september 1924 - 20 mei 2015)
Zie voor nog meer schrijvers van de 12e september ook mijn blog van 12 september 2015 deel 2.
|