Dolce far niente
Lisse is op een grijze augustusdag minder fleurig dan in de bollentijd. Dit is het gemeentehuis.
Bloemenlanden De landen bloeien, lichte lustwaranden Van luchteblauw en wolkenroze, of printen De prille hemel wilde op aard zijn tinten. En lilablauw versmelten lucht en landen. De klare waatren, bleek-azuren linten, Die – slootje of beek – der velden vlak omranden, Zij vangen op de kleur der hemelwanden, Maar lijken blauw van louter hyacinthen. Kil waait de Aprilwind en de stilgekomen Treurende schemer doet tot grauw versterven D’ extasejubel, ademende aromen, Van bei die blijde lenteveldenverven. Nu bloeit alleen de hemel van mijn droomen. O zaalge Landen! zal ik u beërven?
Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941) Lente in het Vondelpark, Amsterdam, de geboorteplaats van Hélène Swarth
Narcis
Aan den boord eener beeke Zie ik leliën droomend staan, Wijl de golfjens om haar stengels Schuimend gaan. Een rei als van nymphen, Die zich beuren uit de beek, Een rei als van sneeuwwitte bruidjens, Zoo kuisch, zoo bleek. En in heur midden heft zich Een enkele narcis, Die kwijnt op zijn stengelken Van droevenis. De leliën smachten van minne Voor die geluwde narcis; Zij geuren haar zoetste geuren, Zoo zwoel... zoo frisch. En de goudgele bloeme nijgt zich Steeds verder naar den vliet, Tot hij in den zilveren spiegel Zijn beeldtnis ziet. Zoo koud en zoo kil is het water... Zijn zoenen prangt De bloem op het beeld, waar minnend Hij over hangt. En de leliën lisplen droeve, Dat nog steeds met des jongelings lust De bloem zijne beeldtnis Op 't water kust...
Louis Couperus (10 juni 1863 – 16 juli 1923) Narcissen aan de Lange Vijverberg in Den Haag, de geboorteplaats van Louis Couperus
Tulpen
Gij die, op uw steel gestegen, schijnt te zijn uit zon gedegen, die met uw doorvlamd gewaad drachtig in de velden staat,
gij die, nog in ’t morgendoomen, tegen vroege–voorjaarsboomen ijl de verten bloeit en brandt,- in de verten van mijn land,
in de verten, waar de scholen witgedekte wolken dolen, waar de wereld in het rond uitligt aan den horizont,-
in de statige avonduren ligt gij met de wijde vuren uwer levensheerlijkheid voor mijne oogen uitgespreid,-
en nog diep in kalme nachten zien, herdenkend mijn gedachten en bij menigten geplant in de schoonheid van mijn land.
Jan Prins (5 februari 1876 – 9 februari 1948) Tulpen op het Grotekerkplein in Rotterdam, de geboorteplaats van Jan Prins
An die Tulpe
Andre mögen Andre loben, Mir behagt dein reich Gewand; Durch sein eigen Lied erhoben Pflückt dich eines Dichters Hand.
In des Regenbogens sieben Farben wardst du eingeweiht, Und wir sehen was wir lieben An dir zu derselben Zeit.
Als mit ihrem Zauberstabe Flora dich entstehen ließ, Einte sie des Duftes Gabe Deinem hellen bunten Vließ;
Doch die Blumen all’, die frohen Standen nun voll Kummer da, Als die Erde deinen hohen Doppelzauber werden sah.
Göttin! o zerstör’ uns wieder, Denn wer blickt uns nur noch an? Sprach die Rose, sprach der Flieder, Sprach der niedre Thymian.
Flora kam, um auszusaugen Deinen Blättern ihren Duft: Du erfreu’st, sie sagt’s, die Augen, Sie erfreu’n die trunkne Luft.
August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835) Tulpen en narcissen bij de Markgraf Georg Brunnen in Ansbach, de geboorteplaats van August Graf von Platen
De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog.
Lente in den vreemde
April - ik denk voortdurend aan mijn land. Unter den Linden denk ik aan de olmen zwaarmoedig langs een rinse waterkant, aan steden waar de eeuwen traag vermolmen. Ik denk aan buitenplaatsen en patrijzen, de groene schaduw van het grachtenloof. Ik kan niet helpen dat er lome wijzen pianospelen in mijn achterhoofd. Ik doe geen moeite om ze vast te houden, de kathedraal zal wel verdronken zijn. Er vloeit ergens achter de bronzen wouden uit wonden in den einder donk're wijn. Schroefwater dat om wrakke steigers kolkt en in de brakke avondwind seringen, schakeringen der stilte, wie vertolkt in taal of atonaal uw aarzelingen?
Le cygne van Saint-Saëns
De zwanen blijven op zichzelf in koor buiten de perken van het park en drijven de maanschijf schakende de schelfzee door; de zwanen zijn hun wanen één zet voor, vandaar ook dat zij nimmer wenen maar op een langverbeide cantilene het hoofd opheffen nu ik zit te schrijven.
De kanarie
De vogel in de rieten kooi bezong het licht als goed en mooi. Het duister lag hem minder goed, hij had zo weinig bloed. Veren had hij, niet van gewicht, een keel in plaats van een gezicht, een snavel en een eigeleider en op zijn rug een vleugelspreider. De wereld is een wijzerplaat, zong hij, waarop het licht rondgaat. Een dag is maar een uur, zong hij. De spijlen hielpen hem daarbij. Maar 's avonds als het donker wordt, valt er een schaduw in zijn strot. De stilte wordt voortdurend breder en zet zich dreigend naast hem neder. Hij schrompelt in zoals de maan, straks kan hij zelfs de kooi uitgaan. Hij doet het niet. Hij steekt zijn lied diep in het dons van zijn verdriet.
Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010) Portret door de beeldhouwer Dennis Coenraad
Zie voor nog meer schrijvers van de 15e augustus ook mijn blog van 15 augustus 2017 en ook mijn blog van 15 augustus 2016 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2015 deel 2 en deel 3.
|