De Poolse schrijver, toneelschrijver, schilder, filosoof en fotograaf Stanislaw Ignacy Witkiewicz werd geboren op 24 februari 1885 in Warschau. Toen Ignacy zes jaar oud was begon hij piano te spelen, te schilderen en zijn eigen toneelstukken te schrijven. In 1893, toen Witkiewicz slechts acht jaar oud was schreef hij zijn eerste werk Karaluchy (De Kakkerlakken), wat door hemzelf gedrukt werd op een eigen kleine pers. In 1901 maakte Witkiewicz zijn eerste reis naar St. Petersburg en een jaar later schreef hij zijn eerste filosofische essays. Hij verkreeg zijn matura (schooldiploma) in Lwów, schreef nog veel meer filosofische verhandelingen en studeerde buitenlandse talen en literatuur. In 1904 reisde Witkiewicz voor het eerst naar Wenen, München en Italië. In 1905/06 studeerde hij kunst aan de kunstacademie van Krakow. Nadat hij kennis had gemaakt met het werk van Gauguin, Van Gogh en Picasso verwierp hij het naturalisme. In de periode 1910-11 schreef hij de roman 622 upadki Bunga, czyli Demoniczna kobieta, (De 622 lotgevallen van Bungo of de diabolische vrouw), die pas in 1972 gepubliceerd werd. Vanaf 1915 was Witkiewicz officier in het elite Pavlovsky regiment en raakte gewond aan het front.
Witkiewicz begon te experimenteren met drugs en nam deel aan de orgieën en dronkemansfeestjes van de kliek rondom Raspoetin. Toen de revolutie de tsaar in 1917 omverwierp, werd Witkiewicz gekozen tot politiek commissar. Hij maakte in die periode 880 werken, waarvan het grootste deel portretten van medesoldaten. In 1920 schreef Witkiewicz 10 toneelstukken, waaronder Nowe Wyzwolenie (The New Deliverance) en Oni (Them).xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Met verscheidene vrienden organiseerde Witkacy een experimentele theatergroep (Teatr Formistów, the Formists' Theatre), waarmee hij enkele van zijn toneelstukken uitvoerde. Hij begon een tweede roman te schrijven Pozegnanie jesieni (Vaarwel Herfst), vanaf 1925, die werd gepubliceerd in 1927. Direct daarop volgt een derde roman Nienasycenie (Onverzadelijkheid, 1930). In deze periode begon hij aan zijn laatste en meest ambitieuze toneelstuk Szewcy (De Schoenmakers, 1934). Het resultaat van zijn overdenkingen in verband met de potentie van drugs tijdens het creatieve proces. Nikotyna, alcohol, peyote, morfine, ether, werd gepubliceerd in 1932. Zijn vierde roman, Jedyne wyscie (De enige Uitweg) bleef onvoltooid.
Uit: 622 Abstürze Bungos oder Die dämonische Frau (Vertaald door Friedrich Griese)
Gegen vier Uhr nachmittags hielt das riesige schwarze Automobil des Fürsten Nevermore vor dem Gartentor. Der Chauffeur des Fürsten, ein kleinwüchsiger Alter mit langen grauen Haaren, dem die homosexuelle Perversion ins Gesicht geschrieben stand, ging Bungo abholen, ohne den Motor abzustellen. Kurz darauf eilten sie mit einer Geschwindigkeit von 60 Kilometern pro Stunde den großen, ferne Horizonte verdeckenden Wäldern der Bukowina entgegen, während Bungos Mutter ihnen besorgt nachschaute, gänzlich zu Unrecht der Meinung, der Fürst sei der böse Dämon ihres Sohnes. Der Fürst war nicht allein. Bei ihm war sein Leibarzt, Doktor Riexenburg, auch "das Gerät" genannt. Er war ein hochgewachsener Herr, tadellos gekleidet, ganz in Schwarz. Seinen länglich ovalen, kahl werdenden Schädel umringte ein Kranz hellroter Haare, deren Farbe an den Schläfen ins Gelblich-Weiße überging. Seine gebrochene Nase bildete fast einen rechten Winkel, und auf der zum Boden parallelen Linie ruhte eine goldene Brille. Hinter ihr verbargen sich die stechenden grauen Augen des notorischen Hypnotiseurs. Den sinnlichen Mund, der gleichsam ständig etwas unermeßlich Schweinisches kostete und ein wenig über den fast völlig verkümmerten Unterkiefer vorstand, verdeckte von oben ein dunkel-feuerroter Schnurrbart. Dieser Mensch erweckte den Eindruck, als sei er das Stativ irgendeines Meßgeräts und als könne man seine Glieder abschrauben und nebeneinander legen. Zugleich besaß er scheinbar die Elastizität eines gewissen Körperteils eines Stiers. Man konnte sich keine Situation vorstellen, in der dieser seltsame Herr fehl am Platz gewesen wäre. Als Bungo in das kleine schmutzige Zimmer trat, das völlig überhäuft war von Dingen, zwischen denen kein erkennbarer Zusammenhang bestand, diskutierten die beiden Gentlemen über das richtige Funktionieren des Gasmotors, den der Fürst kürzlich erfunden hatte.
Stanislaw Witkiewicz (24 februari 1885 18 september 1939)
Zelfportret
De Ierse schrijver en kunstcriticus George Augustus Moore werd geboren op 24 februari 1852 in Ballyglass. Na de dood van zijn vader in 1870 ging hij naar Parijs om schilderkunst te studeren. Na drie jaar gaf hij die studie op en wijdde hij zich volledig aan het schrijven. Door Auguste Villiers de L'Isle Adam leerde hij Mallarmé en Édouard Manet kennen. De laatse maakte in deze tijd verschillende portretten van hem. In het Café de la Nouvelle-Athènes ontmoette hij bovendien Pissarro, Degas, Renoir, Monet, Daudet, Toegenjev en vooral Émile Zola, wiens naturalisme van invloed op hem was. In 1880 vestigde Moore zich in Londen en publiceerde zijn eerste gedichten. In 1883 verscheen zijn eerste roman A Modern Lover, die wegens onzedelijkheid werd verboden. Met zijn in 1885 verschenen roman A mummers wife schiep Moore de eerste Engelse roman in realistische stijl. In zijn volgende werken thematiseerde hij prostitutie, buitenechtelijke sex en lesbische liefde en provoceerde daarmee de publieke opninie. Door zijn Impressions and Opinions (1891) en Modern Painting (1893) maakten de Engelsen kennis met het impressionisme. Vanaf 1901 leefde Moore in Dublin en samen met Yeats schreef hij voor het Irish Literary Theatre het stuk Diarmuid and Grania. Hij verdiepte zich in de Ierse cultuur en Ierland werd de achtergrond voor zijn roman The Lake (1905) en voor enkele korte verhalen. Omdat hij in deze verhalen de katholieke kerk aanviel leidde dat tot moeilijkheden bij de publicatie. Wel inspireerden zij de jonge James Joyce.
Uit: The Lake
It was one of those enticing days at the beginning of May when white clouds are drawn about the earth like curtains. The lake lay like a mirror that somebody had breathed upon, the brown islands showing through the mist faintly, with gray shadows falling into the water, blurred at the edges. The ducks were talking in the reeds, the reeds themselves were talking, and the water lapping softly about the smooth limestone shingle. But there was an impulse in the gentle day, and, turning from the sandy spit, Father Oliver walked to and fro along the disused cart-track about the edge of the wood, asking himself if he were going home, knowing very well that he could not bring himself to interview his parishioners that morning.
On a sudden resolve to escape from anyone that might be seeking him, he went into the wood and lay down on the warm grass, and admired the thickly-tasselled branches of the tall larches swinging above him. At a little distance among the juniper-bushes, between the lake and the wood, a bird uttered a cry like two stones clinked sharply together, and getting up he followed the bird, trying to catch sight of it, but always failing to do so; it seemed to range in a circle about certain trees, and he hadn't gone very far when he heard it behind him. A stonechat he was sure it must be, and he wandered on till he came to a great silver fir, and thought that he spied a pigeon's nest among the multitudinous branches. The nest, if it were one, was about sixty feet from the ground, perhaps more than that; and, remembering that the great fir had grown out of a single seed, it seemed to him not at all wonderful that people had once worshipped trees, so mysterious is their life, so remote from ours. And he stood a long time looking up, hardly able to resist the temptation to climb the treenot to rob the nest like a boy, but to admire the two gray eggs which he would find lying on some bare twigs.
At the edge of the wood there were some chestnuts and sycamores. He noticed that the large-patterned leaf of the sycamores, hanging out from a longer stem, was darker than the chestnut leaf.
George Moore (24 februari 1852 20 januari 1933)
Portret door Édouard Manet
De Amerikaanse schrijver en uitgever August William Derleth werd geboren op 24 februari 1909 in Sauk City, Wisconsin. Toen hij zestien was verkocht hij al zijn eerste verhalen aan het tijdschrift Weird Tales. In de jaren dertig werkte hij o.a. voor een comissie voor opvoeding en reclasering en als lector aan de universiteit van Wisconsin. Hij was bevriend met de schrijver H. P. Lovecraft. Lovecrafts personage Comte d'Erlette is een homage aam Derleth wiens Franse voorouders dÉrlette heetten. Na de dood van Lovecraft in 1937 bewerkte hij enkele van diens verhalen of voltooide deze en publiceerde ze. In 1939 richtte hij uitgeverij Arkham House op om de werken van Lovecraft verder te kunnen verspreiden.
Uit: The Watchers Out of Time (Samen met H.P. Lovecraft)
Certain houses, like certain persons, manage somehow to proclaim at once their character for evil. Perhaps it is the aroma of evil deeds committed under a particular roof, long after the actual doers have passed away, that makes the gooseflesh come and the hair rise. Something of the original passion of the evil-doer, and of the horror felt by his victim, enters the heart of the innocent watcher, and he becomes suddenly conscious of tingling nerves, creeping skin, and a chilling of the blood . . . Algernon Blackwood I had never intended to speak or write again of the Charriere house, once I had fled Providence on that shocking night of discoverythere are memories which every man would seek to suppress, to disbelieve, to wipe out of existencebut I am forced to set down now the narrative of my brief acquaintance with the house on Benefit Street, and my precipitate flight there from, lest some innocent person be subjected to indignity by the police in an effort to explain the horrible discovery the police have made at lastthat same ghastly horror it was my lot to look upon before any other human eyeand what I saw was surely far more terrible than what remained to be seen after all these years, the house having reverted to the city, as I had known it would.
August Derleth (24 februari 1909 4 juli 1971)
De Nederlandse schrijver Leon de Winter werd geboren in s-Hertogenbosch op 24 februari 1954. Zie ook mijn blog van 24 februari 2007 en ook mijn blog van 24 februari 2008.
Uit: Hoffman's honger
Freddy Mancini had vier steaks verorberd bij de Hongaar, maar hij had honger toen hij door de gang naar zijn hotelkamer sjokte. Het was warm in Europa. Freddy's enorme buik hing zwaar onder zijn zwetende borstkas, de op maat gemaakte spijkerbroek spande om zijn vette billen. Bobby, zijn vrouw, liep soepel naast hem. Zij verweet hem dat hij vanavond zijn dieet had verknald. 'Verknald! Freddy, leer je 't dan nooit? De afgelopen dagen hield je je netjes aan de regels- en nu? Je zult 't nooit leren jij.' In zijn maag voelde Freddy de schaamte branden. Maar de honger bleef zeuren, honger naar vervulling en eeuwigdurende bevrediging. Hij had een keer gelezen dat een speciale maagzenuw het hongergebied in de hersenen deed sidderen. Een verklaring van rationalisten en optimisten. De diëtiste had hem een paar maanden geleden thuis in San Diego iets anders gezegd. 'Hoe lang kom je nou al bij me, Freddy? Driejaar?' 'Drieëneenhalf. Bijna vier.' 'Zo lang al?' 'Wat wilde je zeggen, Sandy?' 'Elk pondje gaat door 't mondje, dat weet je, maar er zit bij iedereen ook iets in z'n hoofd dat 'm dik maakt. Maar bij jou, Freddy, bij jou zit 't allemaal in je hoofd. Bij jou is honger iets mentaals.'
Leon de Winter (s-Hertogenbosch, 24 februari 1954)
Portret door Roderik van Schaardenburg
De Congolese dichter en schrijver Alain Mabanckou werd geboren op 24 februari 1966 in Congo-Brazzaville (Frans Congo). Tegenwoordig woont hij in de VS, waar hij doceert aan de universiteit van Michigan. Hij schreef al zes dichtbundels en vijf romans. Voor zijn eerste roman kreeg hij in 1999 de "Prix Litteraire de l'Afrique Noire", voor zijn roman Verre Cassé, de "Le Prix des Cinq Continents de la Francophonie."
Uit: African Psycho (Vertaald door Christine Schwartz Hartley)
I still cannot understand why my last deed, which took place only three months ago, wasn't covered by the national press or the press of the country over there. Only four insignificant lines in The Street Is Dying, a small neighborhood weekly, and the lines devoted to my crime were buried between ads for Monganga soap and No-Confidence shoes. As I have kept the clipping, I can't help laughing when I read it again:
"A nurse at the Adolphe-Cisse hospital was assaulted by a sexual maniac upon her return home from work. A complaint was lodged at the police station of the He-Who-Drinks-Water-Is-An-Idiot neighborhood."
I assure you, I spent the whole day after this deed listening to Radio Right Bank in the hope that it would convey the facts in detail to make up for this news item, which had hurt my pride and come as a real snub to me, even though I wasn't named in it. I have always suffered from the fact that my actions keep being credited to some other of the town's shady characters.
But they said nothing! This was the day I understood the meaning of radio silence. I became aware that my gesture was not worthy of a criminal of Angoualima's ilk, he who would leave his mark by sending his victims' private parts to the national press and the press of the country over there by registered mail.
Alain Mabanckou (Congo-Brazzaville, 24 februari 1966)
De Turkse dichter, schrijver en vertaler Yüksel Pazarkaya werd geboren op 24 februari 1940 in Izmir. Zie ook mijn blog van 24 februari 2007 en ook mijn blog van 24 februari 2008.
Nur um der Liebenden willen dreht sich der Himmel (Fragment) Eine Schöpfungsgeschichte
1 Es war einmal
Es war keinmal
Die Zeit war noch graue Vorzeit
Der Raum war noch grauer Vorraum
Vorraum und Vorzeit waren angefüllt von Wasser. Es gab nichts als Wasser. Und Gott, der Große Schöpfer, blickte unentwegt auf das Wasser
Er starrte und starrte auf das Wasser und langweilte sich nach einer Weile, die keine Weile war und keine Zeit, er langweilte sich ob des bloßen Starrens
Und er beschloss, den Menschen zu erschaffen. Und so geschah es. Der Mensch wurde von Gottes Hand erschaffen aus Wasser, aus einemTropfen Wasser.
2 Der Mensch hatte Flügel wie ein Schwan, damit er über dem Wasser schweben konnte. Er flog hin, er flog her, er flog kreuz und quer
Doch das bloße Herumfliegen über dem Wasser langweilte den Menschen bald. Er wollte sich nicht länger mit der Herumfliegerei begnügen. Er wollte hoch hinaus in die oberen Sphären steigen. Von quälender Neugier gepackt
Und er ersann sich List und Trug, Gott, seinen Schöpfer hinters Licht zu führen, zu noch höheren Sphären zu kommen. Was er jedoch nicht wusste, dass List und Trug den Verstand verleitete, den Gott gegeben, damit der Mensch Gutes ersinne.
Yüksel Pazarkaya (Izmir, 24 februari 1940)
Zie voor nog meer schrijvers van de 24e februari ook mijn twee andere blogs van vandaag.
|