De Duitse dichter Rainer Maria Rilke werd als René Karel Wilhelm Johann Josef Maria Rilke op 4 december 1875 in Praag geboren. Zie ook mijn blog van 4 december 2006 en ook mijn blog van 4 december 2007 en ook ook mijn blog van 4 december 2008.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Träume, die in deinen Tiefen wallen
Träume, die in deinen Tiefen wallen, aus dem Dunkel lass sie alle los. Wie Fontänen sind sie, und sie fallen lichter und in Liederintervallen ihren Schalen wieder in den Schoß.
Und ich weiß jetzt: wie die Kinder werde. Alle Angst ist nur ein Anbeginn; aber ohne Ende ist die Erde, und das Bangen ist nur die Gebärde, und die Sehnsucht ist ihr Sinn -
Der Engel
Mit einem Neigen seiner Stirne weist er weit von sich was einschränkt und verpflichtet; denn durch sein Herz geht riesig aufgerichtet das ewig Kommende das kreist.
Die tiefen Himmel stehn ihm voll Gestalten, und jede kann ihm rufen: komm, erkenn -. Gieb seinen leichten Händen nichts zu halten aus deinem Lastenden. Sie kämen denn
bei Nacht zu dir, dich ringender zu prüfen, und gingen wie Erzürnte durch das Haus und griffen dich als ob sie dich erschüfen und brächen dich aus deiner Form heraus.
Uit: Die Sonette an Orpheus, Zweiter Teil
1.Sonett
Atmen, du unsichtbares Gedicht! Immerfort um das eigne Sein rein eingetauschter Weltraum. Gegengewicht, in dem ich mich rhythmisch ereigne.
Einzige Welle, deren allmähliches Meer ich bin; sparsamstes du von allen möglichen Meeren, - Raumgewinn.
Wieviele von diesen Stellen der Raume waren schon innen in mir. Manche Winde sind wie mein Sohn.
Erkennst du mich, Luft, du, voll noch einst meiniger Orte? Du, einmal glatte Rinde, Rundung und Blatt meiner Worte.
Rainer Maria Rilke (4 december 1875 29 december 1926)
De Nederlandse schrijver Geert Mak werd geboren op 4 december 1946 in Vlaardingen. Zie ook mijn blog van 4 december 2008.
Uit: In Europa
De ooievaars waren al vertrokken. Hun nesten stonden stil en leeg op de schoorstenen. De zomer gloeide na, de burgemeester maaide zwetend het gemeentegras. Eer was geen mechanisch geluid te horen; alleen stemmen, een hond, een haan, overstekende ganzen, een houten paardenkar die krakend over de weg reed, de zeis van de burgemeester. Later op de middag werden de ovens aangestoken; een dunne sluier blauwe rook trok over de daken. Zo nu en dan krijste een varken. Het waren de laatste maanden van het millennium, en ik reisde kriskras door Europa, een jaar lang. Ik deed dat in opdracht van mijn krant, NRC Handelsblad, waarvoor ik iedere dag een stukje moest leveren, rechtsonder op de voorpagina. het was een soort eindinspectie: hoe lag het continent erbij, aan het slot van de twintigste eeuw? Tegelijk was het een historische reis: ik volgde, voor zover mogelijk, de loop van de geschiedenis, op zoek naar sporen die waren achtergebleven. En ik had de stille getuigen inderdaad teruggevonden, vele tientallen: een overgroeide kuil bij de Somme, een gemitrailleerde deurpost in de Berlijnse Oranienburger Strasse, een besneeuwd bos bij Vilnius, een krantenarchief in München, een heuvel achter Barcelona, een wit-rood sandaaltje in Auschwitz. Het had bovendien iets met mijzelf te maken, deze reis. Ik wilde eruit, grenzen overschrijden, ervaren wat het inhield, dat mistige begrip 'Europa'. Europa is, zo had ik in de loop van dat jaar gemerkt, een continent waar je gemakkelijk heen en weer kunt reizen in de tijd. Alle stadia van de twintigste eeuw worden wel ergens beleefd en herbeleefd. Op de ponten van Istanbul is het altijd 1948. In Lissabon is het 1956. Op het Parijse Gare de Lyon is het 2020. In Budapest hebben jonge mannen de gezichten van onze vaders.
In dit Zuid-Hongaarse dorp Vásárosbéc bleef het almaar 1925. Er leefden zo'n tweehonderd mensen. Zeker een kwart van de bevolking bestond uit zigeuners. De gezinnen kregen een kleine uitkering - zo'n zestig euro per maand - en de vrouwen zeulden langs de deuren met manden en vage koopwaar. Hun huizen verkeerden in een staat van ontbinding, de deuren waren lappen en soms waren zelfs de kozijnen verdwenen, weggestookt tijdens een koude winter. De geluiden van de zeisen en de paarden waren dan ook de geluiden van de armoede: een liter benzine voor een uurtje motormaaien kostte in Vásárosbéc, omgerekend naar de gemiddelde verdienste van het dorp, al gauw een dagloon. Het leven was hier half zo duur als in West-Europa, maar de mensen verdienden er tien keer zo weinig. Deze Hongaarse dorpelingen warden dus vijf keer zo arm als die in Jorwerd. De zigeuners waren behoorlijk arm. Nog armer waren de Roemeense zigeuners, die soms met houten woonwagens in het dorp verschenen. En armer dan arm waren de rondtrekkende Albanese zigeuners. Zij waren ook nog eens de paria's van alle andere armen, de grootste schlemielen van Europa.
Geert Mak (Vlaardingen, 4 december 1946)
De Georgische schrijver en dichter Nikoloz Baratashvili werd geboren op 4 december 1817 in Tbilisi. Zie ook mijn blog van 4 december 2006 en ook mijn blog van 4 december 2008.
Twilight Over Mtatsminda
O Mtatsminda ! Thou Holy Mount ! the sight does haunt
The soul to thought - a place that wilderness has wrought
The dew divine like drops of pearl does grace the site
And, trembling, mingles in delight with soft twilight.
Both solitude and silence rule the place in proud and haughty state!
And from that mount my eyes behold a scene that rapture does create!
Below, the plain with ambrosial flowers is like a heavenly altar spread;
The fragrance like the incense sweet its blessings on the Mount does shed.
I still recall that lovely eve when full of grief
Your paths I trod, O dusky Mount, to seek relief;
My lonely soul in longing clung to twilight fair,
Which sorrow veiled with heaving sighs and beauty rare!
Ah! Nature wove a gentle dream of loveliness and sadness there.
O sky! O sky! You has engraved your image on my heart forever!
And when I gaze upon your blue my thoughts enraptured towards your fly
Alas, they cannot reach your heights, and in the air dissolve and die
Your radiance conceals this fleeting world of woes!
Beyond your realm my soul takes wing to seek repose
From dreary haunts where every cherished hope expires...
But woe! the gods shun man and all his heart's desires.
In pensive thought entranced I viewed the waning of the heaven's glow;
Soft twilight wrapt me in her arms and filled with dusk the glens below,
Where rivulets hummed in low response to gentle winds that haunting sighed;
My soul to nature seemed to cleave, and in her bosom's depth to bide.
O glowing Mount! whose smiles and tears enthrall the breast;
A sight that cheers the heavy heart by cares oppressed.
My grieving soul with gladness now does seem to blend,
And yet, O Mount, your silent mourn'st, my gentle friend.
Deep silence quivered in delight as twilight dimmed the heaven's dome;
And eve's sweet star of love and dreams pursued the moon throughout the gloam.
O have you seen a virgin soul, aweary with excess of prayer?
And so the pale and languid moon came floating through the misty air.
Remembrance brings to mind again that eve in May
Nikoloz Baratashvili (4 december 1817 21 oktober 1844)
|