De Duitse schrijver, dichter en cabaretier Erich Kästner werd geboren in Dresden op 23 februari 1899. Zie ook mijn blog van 23 februari 2007 en ook mijn blog van 23 februari 2008 en ook mijn blog van 23 februari 2009.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit: Als ich ein kleiner Junge war
Ein Vorwort ist für ein Buch so wichtig und so hübsch wie der Vorgarten für ein Haus. Natürlich gibt
es auch Häuser ohne Vorgärtchen und Bücher ohne Vorwörtchen, Verzeihung, ohne Vorwort. Aber mit einem Vorgarten, nein, mit einem Vorwort sind mir die Bücher lieber. Ich bin nicht dafür, daß die Besucher gleich mit der Tür ins Haus fallen. Es ist weder für die Besucher gut, noch fürs Haus. Und für die Tür auch nicht.
So ein Vorgarten mit Blumenrabatten, beispielsweise mit bunten, kunterbunten Stiefmütterchen, und einem kleinen, kurzen Weg aufs Haus zu, mit drei, vier Stufen bis zur Tür und zur Klingel, das soll eine Unart sein?
Mietskasernen, ja siebzigstöckige Wolkenkratzer, sie sind im Laufe der Zeit notwendig geworden. Und dikke Bücher, schwer wie Ziegelsteine, natürlich auch. Trotzdem gehört meine ganze Liebe nach wie vor den kleinen gemütlichen Häusern mit den Stiefmütterchen und Dahlien im Vorgarten. Und den schmalen, handlichen Büchern mit ihrem Vorwort.
Vielleicht liegt es daran, daß ich in Mietskasernen aufgewachsen bin. Ganz und gar ohne Vorgärtchen. Mein Vorgarten war der Hinterhof, und die Teppichstange war mein Lindenbaum. Das ist kein Grund zumWeinen, und eswar kein Grund zumWeinen. Höfe und Teppichstangen sind etwas sehr Schönes. Und ich habe wenig geweint und viel gelacht. Nur, Fliederbüsche und Holundersträucher sind auf andere und noch schönere Weise schön. Das wußte ich schon, als ich ein kleiner Junge war. Und heute weiß ichs fast noch besser. Denn heute hab ich endlich ein Vorgärtchen und hinterm Haus eine Wiese. Und Rosen und Veilchen und Tulpen und Schneeglöckchen und Narzissen und Hahnenfuß und Männertreu und Glockenblumen und Vergißmeinnicht und meterhohe blühende Gräser, die der Sommerwind streichelt. Und Faulbaumsträucher und Fliederbüsche und zwei hohe Eschen und eine alte, morsche Erle hab ich außerdem. Sogar Blaumeisen, Kohlmeisen, Hänflinge, Kleiber, Dompfaffen, Amseln, Buntspechte und Elstern hab ich. Manchmal könnte ich mich fast beneiden!
Erich Kästner (23 februari 1899 - 29 juli 1974)
De Vlaamse schrijver Jef Geeraerts werd geboren op 23 februari 1930 in Antwerpen. Zie ook mijn blog van 23 februari 2007 en ook mijn blog van 23 februari 2009.
Uit: De Nachtvogels
Moemoe! riep hij opeens, greep haar opnieuw vast, begon haar te kietelen en daarna met haar te walsen. Ze slaakte angstkreetjes en probeerde zich lachend los te trekken, maar voor Carl barstte de wereld met een knal open in veelkleurige vensters, waarin elk voorwerp, elk geluid, elke geur gloednieuw was, wondermooi en glanzend en kostbaar, ondoorgrondelijk en beladen met betekenis, de regen roffelde op het dak, de mist gaf een parelmoeren schijn af, alle mensen waren aardig en kwetsbaar en alert, er heerste een grote band van samenhorigheid en het leven was hartverscheurend, wild en mysterieus.
Jef Geeraerts (Antwerpen, 23 februari 1930)
De Britse schrijver Bernard Cornwell werd geboren op 23 februari 1944 in Londen. Zie ook mijn blog van 23 februari 2009.
Uit: Excalibur
When suddenly a horn sounded from Mynydd Baddon.
At first few of us heard the horn, so loud were the shouts and the tramp of feet and the moans of the dying, but then the horn called again, then a third time, and at the third call men turned and stared up at Mynydd Baddon's abandoned rampart. Even the Franks and Saxons stopped. They were only fifty paces from us when the horn checked them and when they, like us, turned to gaze up the long green hillside.
To see a single horseman and a banner.
There was only one banner, but it was a huge one; a wind-spread expanse of white linen on which was embroidered the red dragon of Dumnonia. The beast, all claws, tail and fire, reared on the flag that caught the wind and almost toppled the horseman who carried it. Even at this distance we could see that the horseman rode stiffly and awkwardly as though he could neither handle his black horse nor hold the great banner steady, but then two spearmen appeared behind him and they pricked his horse with their weapons and the beast sprang away down the hill and its rider was jerked hard backwards by the sudden motion. He swayed forward again as the horse raced down the slope, his black cloak flew up behind and I saw that his armour beneath the cloak was shining white, as white as the linen of his fluttering flag. Behind him, spilling off Mynydd Baddon as we had spilled just after dawn, came a shrieking mass of men with black shields and other men with tusked boars on their shields. Oengus mac Airem and Culhwch had come, though instead of striking down the Corinium road they had first worked their way onto Mynydd Baddon so that their men would link up with ours.
Bernard Cornwell (Londen, 23 februari 1944)
De Duitse dichteres en schrijfster Elisabeth Langgässer werd geboren op 23 februari 1899 in Alzey. Zie ook mijn blog van 23 februari 2009.
Mein Ursprung ...
Begreift ihr nun? Mein Ursprung ist der Hauch.
Ein Hauch ist nichts. Und ist der Name auch.
Erfühlt es tief. Mein Ende ist der Duft.
Sehr sanft entläßt ihn meines Namens Gruft.
Die Gruft ist leer. O neu gehauchtes Glück:
Die Welt strömt ein. Ich atme sie zurück.
Aufzuspringen rot vor Glück
Aufzuspringen rot vor Glück,
drängt jetzt auch das Jahr.
Weiß die Rose, daß ihr Blick
eine traf, die - denk' zurück! -
schon im sechsten war ?
In dem sechsten Monat ist
heute alles Kraut.
Nur sie selbst, ohne Zwist,
ohne Paarung, Trug und List
Mutter bleibt und Braut.
Elisabeth Langgässer (23 februari 1899 25 juli 1950)
De Nederlandse schrijfster Amoene van Haersolte (eig. Ernestine Amoene Sophia van Haersolte-van Holthe tot Echten) werd geboren in Utrecht op 23 februari 1890. Ze trouwde op 7 maart 1916 met Johan Frederik baron van Haersolte, wethouder van Zwolle, rechter-plaatsvervanger en dijkgraaf. Zij kregen samen vier kinderen. Van Haersolte publiceerde onder andere in Onze Eeuw, Leven en Werken en Den Gulden Winckel. Na de Tweede Wereldoorlog publiceerde ze in De Nieuwe Stem en Overijssel, Jaarboek voor cultuur en historie.
Uit: Het joodsche lied door Jacob Israël de Haan
Er ligt geen verwijt aan den auteur De Haan in deze woorden. We moeten daarlaten, of er een kleineering van den mensch in gezocht moet of kan worden. Want wie zal bepalen of de bron van een geluk de waarde van hem dien ze gelukkig maakt doet tanen? Voor den ingewijden beschouwer dezer verzen zal het schokkend, verontrustend blijken, dat Gods woord -
En God sprak: Ik, Ik vaag de wolken voort,
Als wolken veeg Ik uw zonden voorbij.
Want uw hartdaad was en uw drijvend woord
Als Mijn open hemel is uw hart Mij.
in precies gelijke mate syncopisch gerythmeerd klinkt als het relaas van Jacob Israël de Haan's jeugdvaart van het ouderlijke Zaandam naar het groote Amsterdam:
Toen mijn vader, des morgens in den zomer,
Mij plotsling verrast op reis medenam.
Klaar als een waker, verrukt als een droomer,
Verliet ik met de boot den lagen Dam.
Ook zal het dien beschouwer in onrust brengen, dat iedere zinsdeel-combinatie tot drie-, vier- of vijfvoudige alliteratie aanleiding moet geven. De Haan is in zijn gedichten de functioneele afgedwongenheid van de alliteratie allang voorbij; hij kruidt er zijn wijsgeerig-huppelende zinnen mee, tot een samengaan van klankdrachtigheid en denkbeelden-hypertrophie ze te gronde voert. Daaraan werken het stuipachtige der zinsformatie en de onophoudelijke zelfherhaling van zijn, uit wonderbaarlijke taal-abyssen opgediepte, naamwoorden mee. En nogmaals, door niets zoo hevig als door deze verwrongen onevenredigheden toont De Haan - hem ten heil! - zijn kunst onafhankelijk te kunnen houden van zijn kameleontische menschelijkheid. Want meer waarachtig dan fraai is het gezegd: het kunstwerk is een edel gerecht, uit tallooze ingrediënten toebereid; maar welken weg uit alle de maatschappelijke wegen zij volgden, het kunstwerk verliest zijn adel, zoo men, elk der wegen terug-zoekende, den oorsprong niet vindt in de humaniteit.
Amoene van Haersolte (23 februari 1890 - 1 augustus 1952) Utrecht (Geen portret beschikbaar)
|