Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
23-04-2009
In Memoriam Martin Bril
In Memoriam Martin Bril
In Amsterdam is woensdag de Nederlandse columnist en schrijver Martin Brilop 49-jarige leeftijd overleden. Bril werd op 21 oktober 1959 geboren in Utrecht. Hij schreef sinds oktober 2001 dagelijkse columns in deVolkskrant.Eerder publiceerde hij columns voor Het Parool (over Amsterdam) en Vrij Nederland (over popmuziek, en het later voor tv verfilmde feuilleton Evelien). Veel van zijn stukken werden gebundeld in (vaak thematische) boekvorm. Deze week won Martin Bril nog voor zijn boek De Kleine Keizer de Bob den Uyl Prijs, de jaarlijkse prijs voor het beste literaire en/of journalistieke reisboek. Hij doet daarin verslag van zijn fascinatie voor Napoleon. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2008.
Uit: Mannen van de dood
Ze lachten, de heren, maar toch staken ze dreigend af tegen de zomerse hemel en ze leken zich ineens ook ongemakkelijk te voelen in hun rol uitgerekend op een mooie dag als vandaag moesten zij hun werk doen, en erg ver waren ze zelf trouwens ook niet meer verwijderd van hun einde. Het besef was ineens daar.
Ze vervolgden hun weg.
Maar er was iets veranderd. Ze waren nu in hun rol. De gezichten stonden plechtig en uitgestreken, de man die zijn hoed in de hand had gehouden, zette hem met een zwierig gebaar weer op. Ze liepen perfect met elkaar in de pas, het zouden broers kunnen zijn. Of had het beroep hen zo dichtbij elkaar gebracht? Ze leken wel één en alle kraaien tegelijk.
Ze werden bekeken.
De oude man op het bankje naast de ingang had de kraaien over de brug zien komen. Een vreemd soort opwinding maakte zich van hem meester nu ze zijn kant op kwamen. Hij kende ze, hij wist waar ze voor kwamen, ze brachten leven in de brouwerij. Ze hielden halt toen ze bij hem waren, gaven hem hen een hand, klopten hem op de schouder. Ze lachten toen hij een grap maakte, ongetwijfeld in de trant van Jullie komen zeker voor mij hè... De dames verderop keken nadrukkelijk de andere kant op.
Na nog een paar woorden gingen de kraaien verder, het verzorgingstehuis in. In de deuropening namen ze gelijktijdig hun hoed af. Hier woont de dood, zeiden hun smalle ruggen, ook op zonnige dagen.
The cradle rocks above an abyss, and common sense tells us that our existence is but a brief crack of light between two eternities of darkness. Although the two are identical twins, man, as a rule, views the prenatal abyss with more calm than the one he is heading for (at some forty-five hundred heartbeats an hour). I know, however, of a young chronophobiac who experienced something like panic when looking for the first time at homemade movies that had been taken a few weeks before his birth. He saw a world that was practically unchangedthe same house, the same peopleand then realized that he did not exist there at all and that nobody mourned his absence. He caught a glimpse of his mother waving from an upstairs, and that unfamiliar gesture disturbed him, as if it were some mysterious farewell. But whatparticularly frightened him was the sight of a brand-new baby carriage standing there on the porch, with the smug, encroaching air of a coffin; even that was empty, as if, in the reverse course of events, his very bones haddisintegrated.
Such fancies are not foreign to young lives. Or, to put it otherwise, first and last things often tend to have an adolscent noteunless, possible, they are directed by some venerable and rigid religion. Nature expects a full-grown man to accept the two black voids, fore and aft, as solidly as he accepts the extraordinary visions in between. Imagination, the supreme delight of the immortal and the immature, should be limited. In order to enjoy life, we should not enjoy it too much.
I rebel against this state of affairs. I feel the urge to take my rebellion outside and picket nature. Over and over again, my mind has made colossal efforts to distinguish the faintest of personal glimmers in the impersonal darkness on both sides of my life. That this darkness is caused merely by the walls of time separating me and my bruised fists from the free world of timelessness is a belief I gladly share with the most gaudily painted savage. I have journeyed back in thoughtwith thought hopelessly tapering off as I wentto remote regions where I groped for some secret outlet only to discover that the prison of time is spherical and without exists.
De eersten die de ruiters het drijfzand van Morecambe Bay zagen oversteken waren Harry Martin en Bonifacius Baker, staljongens van Swarthmoor Hall. Het was de eerste echt warme dag na Sinte Margriet; de rijknechts, de tuinlieden, zelfs sinjeur Woodhouse, de huismeester, waren na het middagmaal naar bed gegaan om een dutje te doen, allemaal zo loom van de ongewone hitte dat niemand eraan gedacht had de jongens een karweitje op te dragen. Ze hadden van de gelegenheid geprofiteerd door op hun kouse-voeten naar buiten te sluipen, klompschoenen in de hand, en snel en geluidloos langs de muren van de binnenplaats te rennen, langs de duiven die in de schaduw opeengedromd zaten, te doezelig om op te fladderen of zelfs maar te koeren. Ze riskeerden de roede, afgezien van de straf die hen voor spijbelen zou worden opgelegd, toen zij dwars door de verboden rozentuin met de weelderige bloembedden van mevrouw Fell de boomgaard inholden, waar ze als jonge honden met grote sprongen door het tot de heupen reikende, met johannesbloemen bezaaide gras naar het hoge booghek van de ingangspoort snelden en naar buiten, de verlaten, woeste heide op.
Ze gingen naar meikevers zoeken, waar het in juni van wemelde en die een hoop geld waard waren als je ze had afgericht om wagentjes te trekken of tredmolentjes aan het draaien te brengen; ze vormden een van de attracties van iedere dorpsjaarmarkt. De jongens dartelden over de heide, zonder iets te merken van de zich snel opstapelende donderwolken die van de bergen in het noorden kwamen aandrijven. Er waren volop meikevers te zien, die met snorrende vleugeltjes van bremstruik naar bremstruik fladderden, maar zo vroeg in het jaar waren ze nog te kwiek om zich te laten vangen. Dus begonnen de jongens naar vogelnestjes te zoeken, vooral die van de heidehupper, want als je de kuikentjes eruit haalde en een paar weken met kleine insekten voedde en ze dan met een roodgloeiende naald blind maakte, gingen ze zingen en dan kon je ze op de markt verkopen.
Hier vloeien aarde en hemel samen in 't smelten der verblinde zon.
Hier bij de sprankelende bron gaf God de dingen namen.
Hier is de sappenstroom, hier is het bloed der aarde en geurt de lucht zoo zoet.
Maar wiegend in een smalle boot vaart wit en peinzende de dood.
La noue
I
Nabij kuitetende neusvis en barbeel
ligt zij op slib van de rivier,
de handen in water en bloeiend wier.
Zijzelf iets tussen slijmvis en plateel,
een dun en ademend ovaal
van verend vlees in een verlicht foedraal.
De losgeraakte geur van geiteblad
opent haar dieper dan mijn woord vermag
terwijl ik haar van bloem en twijg gerief.
Ik zeg haar wel hoe op een ochtend ik hier zat
en voor mijn neus een rosse muishond zag,
maar niet dat op zo'n uur mijn moeder stierf.
Jos de Haes (22 april 1920 1 maart 1974)
De Indiase schrijver Chetan Bhagat werd geboren op 22 april 1974 in New Dehli. Bhagat werkt voor een grote bank. Van zijn hand verscheen het boek One Night @ The Call Center dat inmiddels verfilmd is in Bollywood, met louter sterren in de hoofdrol.Na 11 jaar in Hong Kong gewoond te hebben, verhuisde Bhagat naar Mumbai. Daar woont hij nu sinds 2008, waar hij werk heeft gevonden bij een investeringsmaatschappij. Bhagat is getrouwd en vader van een tweeling.
Uit: One Night @ The Call Center
The night train ride from Kanpur to Delhi was the most memorable journey of my life. For one, it gave me my second book. And two, it is not everyday you sit in an empty compartment and a young, pretty girl walks in.
Yes, you see it in the movies, you hear about it from friends' friends but it never happens to you. When I was younger, I used to check the reservation chart stuck outside a train bogie to see all the female passengers near my seat (F-17 to F-25 is what I'd look for most). Yet, it never happened. In most cases, I shared my compartment with talkative women, snoring men and wailing infants.
But this night was different. Firstly, my compartment was empty. The railways had just started this new summer train and nobody knew about it. Secondly, I was unable to sleep.
I had come to IIT Kanpur for a talk. Before leaving, I drank four cups of coffee in the canteen chatting with the students. Bad idea, given it was going to be boring to spend eight insomniac hours in an empty compartment. I had no magazines or books to read. I could hardly see anything out of the window in the darkness. I prepared myself for a silent and dull night. Of course, it was anything but that.
She walked in five minutes after the train had left the station. She opened the curtains of my enclosure and looked puzzled.
"Is coach A4, seat 63 here? she said.
The yellow lightbulb in my compartment had a mood of its own. It flickered as I looked up to see her.
"Huh.., I said as I saw her face. It was difficult to withdraw from the gaze of her eyes.
"Actually it is. My seat is right in front of you, she said and heaved her heavy suitcase on the upper berth . She sat down on the lower berth opposite to me, and gave out a sigh of relief.
Chetan Bhagat (New Dehli, 22 april 1974)
De Zwitstserse schrijver en musicus Peter Weber werd geboren op 22 april 1968 in Wattwil / Toggenburg. Na zijn schooltijd woonde hij in Zürich. Daar werkte hij aan verschillende projekten met musici uit verschillende genres samen. In 1993 verscheen zijn eerste roman Der Wettermacher. In 2008 ontving hij de Alemannischer Literaturpreis voor Die melodielosen Jahre.
Uit: Bahnhofsprosa
Ich sitze in der Bahnhofshalle im üppig aufwachsenden Gerede, das zum Gebrabbel wird, die Decke entlang ufert. Wieder und wieder hatte ich festgestellt, daß es im Hauptbahnhof Orte gibt, an denen das Gerede aufwächst wie in der Sixtinischen Kapelle, wo es ein einmaliges Gerede gibt, zusammengesetzt aus Sprachen aller Welt. Laute der unterschiedlichsten Formung verbinden sich zu einem Brei, der Blasen treibt, steigt, als würde er hochgekocht werden von geheimem Feuer, bald an der Decke anschwappt, Wellen wirft, die zu Winden werden, die man Sprechwinde nennt. In diesen Sprechwinden, die stark variieren, bei hohem Anteil Deutschsprechender oder Englischsprechender zu Turbulenzen werden, bleibt einiges an Feuchtigkeit, teils des Atems, teils des Speichels wegen. Die Feuchtigkeit in den Sprechwinden ist Gift für die Farben der Fresken und wird ursächlich in Verbindung gebracht mit dem Gilb, der sich, von der Decke her, die Wände hinabgefressen hat. Sprechwinde sind dem Gilb günstige Nahrung, ja je mehr geredet wird in der Sixtinischen Kapelle, desto eifriger frißt er sich herab, als würde er sich nähren von den Staunlauten, den Steigerungsformen, den sich wiederholenden Ausrufen des Kaum-zu-Glaubens, die zur Decke geschickt werden. Das geheime Feuer, das dieses Gerede aufheizt, ist die freigewordene Hitze der Sprechladungen der Reisenden aus aller Welt, je größer die Worte, die ihnen aus größer werdenden Mündern kommen, desto heftiger werden die Sprechwinde, und zu immer gröberen Verallgemeinerungen lassen sich die Menschen aus aller Welt hinreißen, nur Großes, Wichtiges, Bedeutsames hört man, die Hälse leeren sich, immer neues Sprechholz lagert sich ab, woraus sich das Feuer selbstredend speist. Benommene sitzen die Wände entlang auf den immervollen Bänken im Hall und starren in die Höhe, sie sind gefahren, geflogen, durch unzählige Säle und Gänge geeilt, vor ihren Augen beginnen sich die gemalten Figuren zu regen.
Thommie Bayer, Ana MarÃa Shua, Louise Glück, Michael Schulte, Cabrera Infante
De Duitse schrijver, musicus en schilder Thommie Bayer werd geboren op 22 april 1953 in Esslingen am Neckar. Van 1972 tot 1978 studeerde hij schilderkunst aan de Staatlichen Akademie der Bildenden Künste Stuttgart. Vanaf 1974 trad hij ook op als zanger. In 1979 had de Thommie Bayer Band met de song Der letzte Cowboy kommt aus Gütersloh het grootste succes. Na de scheiding van zijn eerste vrouw trok hij in de jaren tachtig naar Freiburg im Breisgau waar hij zich op het schrijven toelegde. Als zijn hoofdwerk wordt wel zijn roman uit 1991 Das Herz ist eine miese Gegend beschouwd. In 1992 ontving hij de 1992 de Thaddäus-Troll-Preis
Uit: Eine kurze Geschichte vom Glück
Der Anruf kam kurz nach elf. Ich hatte bis dahin schon sieben Zigaretten geraucht, trank eben den vierten Espresso und dachte darüber nach, ob ich ein Aspirin schlucken sollte. Falls mein Kopfweh von dem billigen Wein herrührte, den ich am Abend zuvor getrunken hatte, dann würde es auch so weggehen - aber wenn es am Wetter lag, der bleigrauen Wolkenwand, die sich von Westen, von Frankreich her, langsam näher schob, aber partout nicht ankommen wollte, dann nähme es zu und überschritte bald den Punkt, an dem keine Tablette mehr hilft. In diesem Fall musste ich rechtzeitig gegensteuern. Schmerzmittel sind Drogen, ich gehe sparsam damit um, weil ich nicht in Abhängigkeit geraten will. Nicht auch noch davon. Alkohol, Zigaretten und Kaffee, das ist genug. Laster braucht der Mensch, die unterscheiden ihn vom Roboter, aber man muss auch seine Grenzen kennen.
Ich konnte es nicht lassen, immer wieder Weine vom Discounter zu probieren, obwohl ich nur alle Schaltjahre mal einen anständigen fand - fast immer war es gefärbtes Wasser mit Fusel, Kirschsaft mit Bitterstoff oder anderer flüssiger Müll. Und ich trank diesen Müll, anstatt ihn wegzuschütten, weil ich so viel Soße nicht kochen konnte und der Überzeugung war, Wein sollte nur auf dem Umweg durch den menschlichen Körper in den Wasserkreislauf zurückgelangen. Immer nach solchen Selbstversuchseskapaden kehrte ich eine Zeit lang reumütig zu meinem Sechs-Euro-Cabernet aus dem Bioladen zurück, bis mich wieder die Sparwut juckte und ich dachte, die Regale sind voll, da muss doch einer trinkbar sein.
Thommie Bayer (Esslingen am Neckar, 22 april 1953)
De Argentijnse dichteres en schrijfster Ana María Shua werd geboren op 22 april 1951 in Buenos Aires. Haar eerste bundel El sol y yo publiceerde zij toen zij 16 jaar was. In Buenos Aires studeerde zij kunstgeschiedenis en literatuur. Tijdens de militaire dictatuur leefde zij in ballingschap in Frankrijk. Terug in Argentinië in 1980 publiceerde zij haar eerste roman Soy paciente. In 1984 verscheen La sueñera, een verzameling mini-verhaaltjes. Dit genre bleef zij de daaropvolgende jaren beoefenen.
Uit: Microfictions
Matches
Matches are nothing like ants. Their ways are flickery and nocturnal, hardly gregarious, and they refuse to be part of a collective society in which every members life is of little importance. Every time one lights up, its an individual per-sonality that goes out. They will only accept you if youre willing to have your head explode in an instant thats abso-lute, orgasmic, final, whose presumed ecstasy its impossi-ble to be sure of beforehand.
Flattery
This isnt the work of a human being, says the gentleman in the frock coat, looking closely at the deep and bloody marks left buried in the flesh. Come on, what a flatterer, youre exaggerating, I tell him, modest, my claws buried in my pockets.
Vertaald door Steven J. Stewart
Ana María Shua (Buenos Aires, 22 april 1951)
De Amerikaanse dichteres, essayiste en schrijfster Louise Elisabeth Glück werd geboren op 22 april 1943 in New York. In 1961 deed ze haar eindexamen aan de George W. Hewlett High School, in Hewlett, New York. Daarna studeerde zij o.a. aan de Columbia University. Glück won de Pulitzer Prize for Poetry in 1993 voor The Wild Iris. Zij doceerde o.a. aan het Williams College in Williamstown en aan Yale University. In 2008 ontving zij de Wallace Stevens Award.
A Fantasy
I'll tell you something: every day
people are dying. And that's just the beginning.
Every day, in funeral homes, new widows are born,
new orphans. They sit with their hands folded,
trying to decide about this new life.
Then they're in the cemetery, some of them
for the first time. They're frightened of crying,
sometimes of not crying. Someone leans over,
tells them what to do next, which might mean
saying a few words, sometimes
throwing dirt in the open grave.
And after that, everyone goes back to the house,
which is suddenly full of visitors.
The widow sits on the couch, very stately,
so people line up to approach her,
sometimes take her hand, sometimes embrace her.
She finds something to say to everbody,
thanks them, thanks them for coming.
In her heart, she wants them to go away.
She wants to be back in the cemetery,
back in the sickroom, the hospital. She knows
it isn't possible. But it's her only hope,
the wish to move backward. And just a little,
not so far as the marriage, the first kiss.
Louise Glück (New York, 22 april 1943)
De Duitse schrijver en vertaler Michael Schulte werd geboren op 22 april 1941 in München. In zijn jeugd verbleef hij een tijd in Damascus. Ook was hij een jaar lang als uitwisselingsstudent in de VS. Hij studeerde germanistiek, geschiedenis en filosofie in Göttingen en Frankfurt am Main. Hij brak die studies af en leefde toen als zelfstandig schrijver in Duitsland. In 1982 trok hij weer voor een jaar naar de VS (New York en Santa Fe). Na weer een tijd Duitsland vertrok hij begin jaren negentig opnieuw voor vier jaar Naar de VS.
Uit: Ich freu mich schon auf die Hölle
Das Fach Turnen gab es nicht in der Schule, auf die ich schließlich geschickt wurde, die übrigens keine französische oder arabische war, wo ich noch mühelos ein oder zwei Fremdsprachen hätte erlernen können, sondern eine Zwergschule, die von einer österreichischen Volksschullehrerin, einer gewissen Frau Mariani, und ihrem bemerkenswert vertrottelten Schwiegervater Bobby, Nervenarzt seines Zeichens, eigens für die Kinder der in Damaskus lebenden Deutschen ins Leben gerufen worden war. Meinem Stiefvater war ein gutes Dutzend anderer Deutscher beigesellt, ehemalige Offiziere vorwiegend, die nicht mit der Ausbildung der Soldaten, sondern mit Verwaltungs- und Organisationsaufgaben befasst waren. Und all diese Offizierskinder trippelten Morgen für Morgen in das Institut der Wiener Pädagogin.
Frau Mariani unterrichtete Deutsch und Englisch. Nach zwei Jahren konnten wir folgenden Satz hersagen: 'A polite little boy always says: Good morning mother, good morning father.' Der Bobby, Haarbüschel in de nOhren, schiefe Absätze, den Hosenbund kurz unter den Brustwarzen, unterrichtete Rechnen und Erdkunde. Alle anderen Fächer waren entweder für die Zukunft vorgesehen oder Frau Mariani und ihrem Bobby unbekannt.
Michael Schulte (München, 22 april 1941)
München (Geen portret beschikbaar)
De Cubaanse schrijver Guillermo Cabrera Infante werd geboren op 22 april 1929 in Gibara, Cuba. Als enthousiast cineast richtte hij in 1951 op Cuba de cinemateek op. In 1952 zat hij een tijd in de gevangenis omdat hij verhalen had gepubliceerd die het regime niet bevielen. Aanvankelijk was hij een aanhanger van Castro. Toen bleek dat hij tegen een verbod op boeken was zond Castro hem als cultureel attachée naar Brussel. In 1965 liepen de spanningen op en Cabrera Infante in ballingschap, eerst naar Madrid, later naar Londen. Zijn eerste roman Tres tristes tigres verscheen in 1967. In 1997 ontving hij de belangrijke Premio Cervantes.
Uit: View of Dawn in the Tropics (Vertaald door Suzanne Jill Levine)
The comandante gave him a story to read. In it a man would go into the bathroom and spend hours locked inside it. The wife worried about what her husband was doing in the bathroom for such a long time. One day she decided to find out. She climbed out the window and walked along the narrow ledge that went around the house. She slid up to the bathroom window and looked in. What she saw stunned her: her husband was sitting on the toilet and had a revolver in his hand with the barrel in his mouth. From time to time he took the barrel of the gun out of his mouth to lick it slowly like a lollipop.
He read the story and gave it back to its author without further comment or perhaps with an offhand comment. What makes the story particularly moving is the fact that its author, the comandante, committed suicide seven years later by shooting himself in the head. So as not to wake his wife, he wrapped the gun in a towel.
Guillermo Cabrera Infante (22 april 1929 21 februari 2005)
Ludwig Renn, James Philip Bailey, Robert Choquette, Madame de Staël, Henry Fielding
De Duitse schrijver Ludwig Renn (eig. Arnold Friedrich Vieth von Golßenau) werd geboren op 22 april 1889 in Dresden. Tijdens WO I vocht hij aan het Westers front. Zijn ervaringen verwerkte hij in zijn roman Krieg uit 1928. Renn studeerde rechten, economie, kunstgeschiedenis en filosofie in Göttingen en München. Toen hij door de nazis werd aangevallen legde hij zijn adelijke titels neer, noemde hij zich naar de held van zijn roman en sloot hij zich bij de communisten aan. In 1936 ging hij naar Spanje waar hij aan de kant van de republikeinen streed als lid van de 11e Internationale Brigade. Na de nederlaag ging hij naar Mexico in ballingschap. In 1947 vestigde hij zich in de DDR.
Uit:Krieg
Von meinen Leuten hatten zwei die Sohlen von den Schnürschuhen geschnitten und nach der Heimat geschickt, weil es dort kein Leder mehr gab. Ich meldete das Lamm. Er befahl eine Durchsicht des ganzen Schuhwerks. Bei den anderen Zügen, bei denen ältere Leute und mehr Familienväter waren als bei mir, fehlte noch viel mehr. ...
Besser sprach auch immer von dem unsinnigen Krieg, und man müsste einfach streiken und nicht mitmachen. Ich sagte einmal dem Hartenstein: "Weshalb verkehrst Du nur mit dem?" Hartenstein lachte: "Weil das der beste Mensch von der Welt ist. Der redet nur so, aber wenn´s drauf ankommt, da sollst Du mal sehen, wie der mitmacht!" Aber auch mir wurde der Krieg immer verdächtiger.
Ludwig Renn (22 april 1889 21 juli 1979)
Joris Ivens, Ernest Hemingway en Ludwig Renn 1936 tijdens de Spaanse Burgeroorlog.
De Engelse dichter James Philip Bailey werd geboren op 22 april 1816 in Nottingham. Hij studeerde in Glasgow rechten en werd in 1840 advocaat. Hij besteedde zijn tijd echter hoofdzakelijk aan dichten en had succes met zijn 1839 uitgegeven Festus, een bewerking van de Faustsage, en met "The angel world" (1850).
We live in deeds . . .
WE live in deeds, not years; in thoughts, not breaths;
In feelings, not in figures on a dial.
We should count time by heart-throbs. He most lives
Who thinks most, feels the noblest, acts the best.
And he whose heart beats quickest lives the longest:
Lives in one hour more than in years do some
Whose fat blood sleeps as it slips along their veins.
Life's but a means unto an end; that end,
Beginning, mean, and end to all things -- God.
The dead have all the glory of the world.
James Philip Bailey (22 april 1816 6 september 1902)
De Canadese dichter, schrijver en diplomaat Robert Choquette werd geboren op 22 april 1905 in Manchester, New Hampshire. Zijn familie verhuisde naar Montreal in 1914. In 1925 publiceerde hij de bundel À travers les vents, waar hij een jaar later de Prix David voor ontving. Deze prijs sleepte hij in 1932 opnieuw in de wacht, toen voor de bundel Metropolitan museum. In 1935 schreef hij zijn eerste radiofeuilleton Le Curé du village (1935-1938). In 1964 werd hij consul-generaal in Bordeaux. Van 1968 tot 1970 was hij ambassadeur voor Argentinië, Uruguay en Paraguay.
VIVRE ET CRÉER
Ah ! le mal de créer obsède ma jeunesse !
Je voudrais me refaire, afin d'être plus fort
Et meilleur et plus pur, et pour que je renaisse
Et que je vive encor lorsque je serai mort
Vivre ! baigner mon coeur dans l'aurore ineffable !
Chanter la mer profonde et les arbres épais
Jusqu'à ce que la voix de mon corps périssable
Invente un cri d'amour qui ne mourra jamais !
Vivre ! Vivre ! éclater les chaînons de la chaîne !
D'un grand coup d'aile atteindre au flamboiement de Dieu,
Y ravir l'étincelle et faire une oeuvre humaine
Qui soit presque divine et pareille au ciel bleu !
Oh ! l'infini du ciel m'étreint. Mon coeur avide
Tel l'éponge des mers se gonfle et se remplit.
Mais ma bouche qui s'ouvre est comme un antre vide
Où la morne impuissance habite et fait son lit;
Et ma langue se meut comme l'algue marine
Que retient par les pieds le rocher triomphant ;
Et quand mon coeur ému se heurte à ma poitrine
Ma langue balbutie un murmure d'enfant.
Robert Choquette (22 april 1905 22 januari 1991)
Je ne sais, mylord, si vous me trouverez trop de confiance en moi-même, ou si vous rendrez justice aux motifs qui peuvent excuser cette confiance. Hier je vous ai entendu dire que vous naviez point encore voyagé dans Rome, que vous ne connaissiez ni les chefs duvres de nos beaux arts, ni les ruines antiques qui nous apprennent lhistoire par limagination et le sentiment ; et jai conçu lidée doser me proposer pour guide dans ces courses à travers les siècles.
Sans doute Rome présenterait aisément un grand nombre de savants dont lérudition profonde pourrait vous être bien plus utile ; mais si je puis réussir à vous faire aimer ce séjour, vers lequel je me suis toujours sentie si impérieusement attirée, vos propres études achèveront ce que mon imparfaite esquisse aura commencé.
Beaucoup détrangers viennent à Rome, comme ils iraient à Londres, comme ils iraient à Paris, pour chercher les distractions dune grande ville ; et si lon osait avouer quon sest ennuyé à Rome, je crois que la plupart lavoueraient ; mais il est également vrai quon peut y découvrir un charme dont on ne se lasse jamais. Me pardonnerez-vous, mylord, de souhaiter que ce charme vous soit connu ?
Sans doute il faut oublier ici tous les intérêts politiques du monde ; mais lorsque ces intérêts ne sont pas unis à des devoirs ou à des sentiments sacrés, ils refroidissent le cur. Il faut aussi renoncer à ce quon appellerait ailleurs les plaisirs de la société ; mais ces plaisirs, presque toujours, flétrissent limagination. Lon jouit à Rome dune existence tout à la fois solitaire et animée, qui développe librement en nous-mêmes tout ce que le ciel y a mis . Je le répète, mylord, pardonnez-moi cet amour pour ma patrie, qui me fait désirer de la faire aimer dun homme tel que vous ; et ne jugez point avec la sévérité anglaise les témoignages de bienveillance quune italienne croit pouvoir donner, sans rien perdre à ses yeux, ni aux vôtres. »
Madame de Staël (22 april 1766 Parijs, 14 juli 1817)
Portret doorFrançois Gérard
De Engelse schrijver Henry Fielding in Glastonbury op 22 april. Fielding bezocht de public school in Eton en studeerde klassieke talen in Leiden. Na zijn terugkeer begon hij te schrijven voor het theater. De blijspelen die hij produceerde (Tom Thumb, 1730 en Pasquin, 1736) waren satirisch van karakter. Hij zette zich in zijn werk af tegen de regering van Sir Robert Walpole. Toen, mede als gevolg hiervan, het Haymarket Theatre (waar Fieldings stukken werden opgevoerd) in 1737 werd gesloten, stopte hij met het schrijven voor het toneel. Hij hervatte zijn rechtenstudie en werd in 1740 advocaat en in 1748 vrederechter. Hij stopte echter niet met het schrijven van satirisch werk. Zijn Tragedy of Tragedies over het leven van Tom Thumb had als gedrukt toneelstuk veel succes. Ook publiceerde hij bijdragen in tijdschriften. Zijn doorbraak kwam er in 1741 met Shamela, een parodie op het melodramatische 'Pamela' van Samuel Richardson.In 1743 trouwde hij met Charlotte Cradock en verscheen zijn eerste roman, The History of the Life of the Late Mr Jonathan Wild the Great, ook weer een satirisch werk over Robert Walpole. Fieldings bekendste werk is Tom Jones (1749), een schelmenroman over een vondeling die het ver weet te schoppen.
Uit: The History of Tom Jones, a Foundling
THAT propense inclination which is for very wise purposes implanted in the one sex for the other, is not only necessary for the continuance of the human species; but is, at the same time, when governed and directed by virtue and religion, productive not only of corporeal delight, but of the most rational felicity.
But if once our carnal appetites are let loose, without those prudent and secure guides, there is no excess and disorder which they are not liable to commit, even while they pursue their natural satisfaction; and, which may seem still more strange, there is nothing monstrous and unnatural, which they are not capable of inventing, nothing so brutal and shocking which they have not actually committed.
Of these unnatural lusts, all ages and countries have afforded us too many instances; but none I think more surprising than what will be found in the history of Mrs. Mary, otherwise Mr. George Hamilton.
Yet even in those days of scarcity there were curates: the precious plant was rare, but it might be found. A certain favoured district in the West Riding of Yorkshire could boast three rods of Aaron blossoming within a circuit of twenty miles. You shall see them, reader. Step into this neat garden-house on the skirts of Whinbury, walk forward into the little parlour--there they are at dinner. Allow me to introduce them to you:--Mr. Donne, curate of Whinbury; Mr. Malone, curate of Briarfield; Mr. Sweeting, curate of Nunnely. These are Mr. Donne's lodgings, being the habitation of one John Gale, a small clothier. Mr. Donne has kindly invited his brethren to regale with him. You and I will join the party, see what is to be seen, and hear what is to be heard. At present, however, they are only eating; and while they eat we will talk aside. These gentlemen are in the bloom of youth; they possess all the activity of that interesting age--an activity which their moping old vicars would fain turn into the channel of their pastoral duties, often expressing a wish to see it expended in a diligent superintendence of the schools, and in frequent visits to the sick of their respective parishes. But the youthful Levites feel this to be dull work; they prefer lavishing their energies on a course of proceeding, which, though to other eyes it appear more heavy with ennui, more cursed with monotony, than the toil of the weaver at his loom, seems to yield them an unfailing supply of enjoyment and occupation.
Le petit marquis de Benamou possédait la science des courbes et parvenait à enjôler. Il fut cependant confiné dans une annexe du Château, face aux appartements privés en réfection, de l'autre côté de la rue. Aussitôt posé, il gonfla ses plumes et bomba son bréchet à la façon des dindonneaux. Il couvrit de médailles et de rubans l'acteur et le réalisateur d'un film tiré de son ouvrage sur le défunt monarque qu'il avait adulé en nécrophage, puis, dans la foulée, dix journalistes convenables aux yeux du Prince puisqu'ils passaient fort bien le cirage et la brosse. Notre petit marquis savait, pour l'éprouver lui-même, que les gens de peu savourent la gloriole sous forme de hochets, autant que les enfants leurs sucreries. Ces cérémonies n'empêchaient pas le petit marquis de progresser dans la goujaterie et le paraître. Il se rendit un jour à l'hôtel Raphaël où il faisait bon se montrer, s'installa de son propre chef à la meilleure table. M. Bertrand, célèbre maître des cocktails, mondialement connu et que saluaient les habitués de l'établissement, osa s'approcher et signifia avec déférence que cette place était réservée depuis le matin à un autre illustre. Quoi? Qu'y avait-il? De quel droit? Notre petit marquis étouffa de colère: ne l'avait-on pas reconnu? Savait-on quel il était? Son rôle influent, sa puissance? Comment osait-on lui demander de changer de fauteuil mou? Comment? Un malotru voulait l'asseoir à la table voisine, qu'il n'avait pas élue? Outrecuidance! Manque de tact! Il lança au visage de M. Bertrand une pleine écuelle de cacahuètes, sortit sur une colère qui résonna dans ces lieux feutrés, menaça de féroces représailles; rentré dans son annexe avec ses gardes du corps qui cachaient leur amusement, il tempêta, cria, se roula sur la moquette et, entre deux hoquets, voua l'insolent barman aux flammes de l'Enfer. »
He wants the holly tree cut down to size, the holly tree where the birds are sound, and safe from his cat whose snickering impersonation of birdsong - more like the din a mincer makes - fools no-one, and charms nothing out of the trees.
He wants us to tidy up the pyracantha sprouting its fire-thorns and berry-laden fractals, and clip the brambles, the lilacs, everything wild. Next he'll want the hedgehog's spikes filed down, the moles claws bound up with green twine
already he's replaced his own hair with ginger nylon. His light he says is being blocked. It's dark where he is. He has a point so many deaths in these few houses, it's like something loosed from the bible. One lucky escape, though:
the bearded roofer, one along, who lost his footing, high on the scaffolding, and fell, with his deck of tiles, on his shoulder and skull. Sometimes tears come to his eyes for no reason he can think of, but now the sun's out he sits again
on the patio, plucking from his banjo some Appalachian strand of evergreen bluegrass then an Irish reel where his fingers scale a glittering ladder like a waterfall so even the songbirds hush in the holly tree.
On/Off
The switch stuck through the lampstand's neck
like an arrow shaft of walrus ivory
in a Welsh epic
has lost its feathers and its head.
Peacock feathers and a gold head.
Its Fiat Lux
with a length of flex,
its shift, its crick has made me
blink like a lemur at the lack
of the moon or a star
or a thing between. But it's good
how someone takes off their earrings
with the motion of shelling a pea.
A tiny snap. Like the hasp-click
of a calyx
at the press of a picker's thumb.
A sound like lifting an airtight lid
or a pin dropping in a pyramid.
Then the lobe's set free
and breathes with delight
to shed the slight weight
of the earrings.
Earrings that might be twin filaments,
a pair of ball-bearings
or a hammock-faced moon and a tarnished star.
Jamie McKendrick (Liverpool, 1955)
De Engelse schrijver John Mortimer werd geboren op 21 april 1923 in Londen. Hij studeerde aan de Universiteit van Oxford, Brasenose College. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef hij scenario's voor draaiboeken voor propagandafilms. In 1948 begon hij te werken als advocaat en ongeveer tegelijkertijd begon hij zijn carrière als schrijver. Hij schreef talrijke romans, korte verhalen, theaterstukken en scenario's. Mortimers bekendste schepping is de figuur van de excentrieke advocaat Horace Rumpole, die in 1975 voor het eerst verscheen in Rumpole of the Bailey. Rumpoles avonturen werden ongeveer gelijktijdig uitgebracht als kort verhaal en als televisieserie, met de Australische acteur Leo McKern in de titelrol. Na McKerns dood in 2002, kwam er een vervolg met Timothy West. Zie ook mijn blog van 17 januari 2009.
Uit: Rumpole and the Brave New World
At my age I'm about as far from childhood as it's possible to be. I'm nearer toppling off the peg than joining in adolescent games, but there was one case which gave me an alarming and, I hope, interesting insight into the world of the youth of today.
It began when one of Hilda's innumerable relatives, her niece Cynthia, a student at Oxford, was taking part in a performance of The Messiah and sent an invitation to Hilda saying that she wished we would both come. Naturally I did my best to have an important legal fixture on the date specified, but work was as plentiful as Manhattan cocktails in the desert. When I told Hilda that my practice was more important than the concert she went down to my chambers and checked up with Henry, my clerk, in the most treacherous manner. I was therefore condemned to the oratorio. So I was to be found on that particular Thursday, not in number one court in the Old Bailey, or even before the Snaresbrook magistrate, but in the vast auditorium which is the Sheldonian theatre in Oxford. It was there, many years ago, that I had taken my degree, kneeling and being bumped on the head with a Bible.
I can remember my days at Keble College as peaceful and untroubled, and I can't say that I was taught anything that would help me to become known throughout the Temple as one of the deadliest cross-examiners in the trade. Instead, the tutors and lecturers wanted to discuss property laws, the more obscure provisions of banking acts and rights of way.
Meira Delmar, Peter Schneider, Michael Mann, Népomucène Lemercier
De Columbiaanse dichteres Meira Delmar (eig. Olga Isabel Chams Eljach) werd geboren inBarranquilla op 21 april 1922. Meira del Mar (studeerde muziek aan het conservatorium Pedro Biava van de universiteit van Atlántico en kunstgeschiedenis en literatuur in Rome. Gedurende 36 jaar was zij hoofd van de Biblioteca Pública Departamental del Atlántico. Voor haar werk ontving zij diverse onderscheidingen, zols een eredoctoraat van de universiteit van Atlanticó, het "Simón Bolívar"-ereteken van het ministerie van nationale opvoeding en de nationale prijs voor poëzie.
The flowering tree
Against the blue of the sky the sky so clean
that seems to be washed by the hands of God
How well the tree looks , softly inclined
under the rosy weight of his flowering branches!
I see him leaning his forehead on the white panes
of the window; and he reminds me,
all full of flowers, butterflies and trills¸
of a small poem he used to recite . . .
Who knows of the things the moon tells him
when she comes at night to talk with him!
Many a time Ive seen him ecstatic listening to her
strangely peaceable until dawn comes . . .
And the breeze no longer runs naked through the fields!
He, every morning, when he sees her walk by,
throws such a pretty satin cape
over her shoulder, in a gentle gesture.
We have been, for some time, the best of friends!
And I, who never tell anybody of my secret love,
have let his soul come near to my lips . . .
and have given everything to the good, flowering tree!
Death, in Venice,
they take on a trip
like a bride.
Between two blues
the mournful gondola
glides,
covered by slow velvets,
and you hardly perceive
the light thud
of one dip of an oar and then another.
Slowly, follows
like a floating garden,
the one carrying the farewell
made of roses
from friends.
And the mourners close
the cortège,
that is lost in the sea.
Accompanying them,
with its finger on its lips,
silence.
Not far off, the island waits.
Behind the rosy wall
that encloses it
cypresses ascend, tall
and dark.
Vertaald door Nicolás Suescún
Meira Delmar (21 april 1922 - 18 maart 2009)
De Duitse schrijver Peter Schneider werd geboren in Lübeck op 21 april 1940. Van 1945 tot 1950 woonde hij in Grainau nabij Garmisch-Partenkirchen en daarna in Freiburg im Breisgau. Hij studeerde germanistiek, geschiedenis en filosofie in Freiburg en München. In 1962 ging hij in Berlijn verder studeren. Hij werd een van de woordvoerders van de Berlijnse studentenbeweging. Zijn roman Lenz werd in 1973 een cultboek van teleurgesteld links. Het beschreef het falen van de utopie en de revolte.Naast verhalen schrijft Schneider ook verhalen, hoorspelen en essays.
Uit: Skylla
Damals, als ich zum ersten Mal auf dem Hügel stand, habe ich mir gewünscht, auf ihm alt zu werden. Jetzt bin ich so alt, wie ich nie werden wollte, und frage mich, was ich mir damals gewünscht habe.
Wenn ich am Nachmittag vom Meer zurückkehre und die Sonne sich dort im Nussbaum fängt, sich in der Baumkrone rot aufbläht und den ganzen Horizont zum Glühen bringt, und dann in ungeheurem Tempo man kann gerade mal bis zwanzig zählen!
in dem dunstigen Gewaber zwischen Meer und Himmel verschwindet, ist alles wieder wie am Anfang. Ja, du hast gut gewählt. Mit der gleichen Gewissheit, mit der du die Frau deines Lebens erkannt hast, als du ihr zum ersten Mal begegnet bist, hast du dich für dieses Stück Erde entschieden. Und dann kommen die ersten Enttäuschungen, die kleinen und großen Katastrophen,
die Kompromisse und Betrügereien: die übliche Enttäuschung des Wunsches durch seine Erfüllung. Aber die Euphorie des ersten Blicks, sie stellt sich immer wieder ein. Es ist der schönste Punkt im Umkreis von hundert Quadratkilometern. Hinten die kahlen, elefantengrauen Bergrücken, vorn das ungeheure Meer.
Die Zeit vergeht hier oben anders als in den Städten. Ich sehe die weiß schimmernden Bugwellen, die die Passagierdampfer und Containerschiffe in die Wasserfl äche schneiden, die von hier aus wie blaues, gehämmertes Metall aussieht, und weiß, dass schon vor Jahrtausenden anders geformte Schiffe, von Seeleuten einer anderen Art gelenkt, ähnliche Bugwellen erzeugt haben.
Dort, hinter der Mauer an der Stirnseite des Hügels, mögen vor fünfhundert Jahren Mönche gekniet und ihre Gebete zum Himmel geschickt haben. Womöglich waren sie die letzten, aber ganz sicher nicht die ersten Besiedler des Hügels, denn unter den mittelalterlichen Ruinen kommen römische Mauern zum Vorschein und unter diesen wieder andere, die von noch früheren Generationen zeugen. Vor den Menschen müssen Adler hier gehaust haben.
Peter Schneider (Lübeck, 21 april 1940)
De Duitse literatuurwetenschapper en musicus Michael Mann werd als jongste kind van Thomas en Katia Mann geboren op 21 april 1919 in München. De familie noemde hem Bibi. Vanaf 1933 leefde hij met zijn familie eerst in Zwitserland, daarna in de VS. Hij trouwde in 1939 met de Zwitserse Grete Moser. Het echtpaar had twee zonen, Frido en Tony, en een adoptiefdochter Raju. Michael Mann studeerde in Zürich, Parijs en New York viool en altviool en was tussen 1942 en 1947 verbonden aan het symfonieorkest van San Francisco. In 1951 ging hij met de pianiste Yaltah Menuhin, zus van Yehudi, op toernee..Deze moest afgebroken worden omdat er geruchten waren over een verhouding tussen de twee. In 1957 besloot Mann zijn viool aan de wilgen te hangen en ging hij aan de universiteit van Harvard germanistiek studeren. Vervolgens was hij van 1964 tot 1977 professor voor Duitse literatuur aan de universiteit van Berkeley. In 1968 ontving hij de Schubart-Literaturpreis.
Uit: DieTagebücher: Thomas Mann (4 november 1951)
Yaltas Ehemann betrachtet Biibi als mental case und lässt über Fortstzung des ausgedehten Konzertprogramms [ ] nicht mit sich reden. Die Lage sehr schwierig ohne dass der Zügellose und durch extreme Anstrengungen Überreizte sich schon Rechenschaft davon gäbe. Auch die Frau verängstigt. Ratlosigkeit.
[..] Was soll mit dem jungen Menschen werden, dessen ganze nächste Zukunft auf die Zusammenarbeit mit der sister of gestellt war, der es aber, verwildert durch die Huldigungen, die ihm von der Familie Menuhin, selbst von Yehudi, entgegengebracht wurden, unglaublich an Berherrschung hat fehlen lassen. Aber ich redete ihm bei Tische gut zu und sagte, er brache die Verbindung mit Yalta nicht.
Michael Mann (21 april 1919- 1 januari 1977)
V.l.n.r.: Michael Mann, Monika Mann, de kleine Frido, Gret Mann, Katia Mann, Thomas Mann
De Franse dichter en schrijver Népomucène Lemercier werd geboren op 21 april 1771 in Parijs. Beroemd werd hij in 1797 met zijn drama Agamemnon. Zijn openhartigheid leverde hem moeilijkheden met Napoleon op toen deze eerste consul was. Het gedenkwaardigste is het filosofische gedicht La Panhypocrisiade, ou la Comédie infernale du XVI. Siècle (in zestien zangen) uit 1819.
La panhypocrisiade (Fragment)
RABELAIS :
C'est Carême-Prenant, que l'orgueil mortifie :
Son peuple, ichtyophage, efflanqué, vaporeux,
A l'oreille qui tinte et l'esprit rêve-creux.
Envisage non loin ces zélés Papimanes,
Qui, sur l'amour divin, sont plus forts que des ânes,
Et qui, béats fervents, engraissés de tous biens,
Rôtissent mainte andouille et maints luthériens.
Ris de la nation des moines gastrolâtres :
Aperçois-tu le dieu dont ils sont idolâtres ?
Ce colosse arrondi, grondant, sourd, et sans yeux,
Premier auteur des arts cultivés sous les cieux,
Seul roi des volontés, tyran des consciences,
Et maître ingénieux de toutes les sciences,
C'est le ventre ! le ventre ! Oui, messire Gaster
Des hommes de tout temps fut le grand magister,
Et toujours se vautra la canaille insensée
Pour ce dieu, dont le trône est la selle percée.
Népomucène Lemercier (20 april 1771 7 juni 1840)
'Ik stond aan de poort en trok de soldaat aan zijn mouw zodra hij buiten het gehoor van de schildwacht was. 'Fukkie, fukkie?' vroeg ik, fluisterend. Fronsend keek de grote neger mij aan en rukte zich los. Ik liep met hem mee, aarzelde en trok weer aan zijn mouw.Ikwas toch een beetje bang voor negers. De eerste keer dat ik een neger zag keek ik mijn ogen uit. Er waren geen zwarten in de fabrieksstad. Negersoldaten vraten kleine kinderen op, met huid en haar, vooral Duitse of Duitssprekende kinderen en rauw... De soldaat bleef staan en keek de straat rond. Hij schudde zijn hoofd, keek mij grijnzend aan en begon hard te lachen. 'How much' zei hij, 'and where?' Ik lachte terug, liet mijn tanden zien. 'You look you like', zei ik mijn lesje op, 'Ten gulden'.'
De Britse schrijver en journalist Sebastian Faulks werd geboren op 20 april 1953 in Newbury. Hij studeerde literatuur en geschiedenis aan het Emmanuel College in Cambridge en doceerde vanaf 1975 aan de International School of London Engels en frans. In 1979 ging hij bij de Daily Telegraph werken. In 1986 werd hij feuiietonredacteur bij de Independent. Vanaf 1991 is hij zelfstandig schrijver. Hij debuteerde in 1984 met A Trick of the Light.
Uit: Charlotte Gray
Peter Gregory kicked the door of the dispersal hut closed behind him with the heel of his boot. He sensed the iciness of the air outside but was too well wrapped to feel it on his skin. He looked up and saw a big moon hanging still, while ragged clouds flew past and broke up like smoke in the darkness. He began to waddle across the grass, each step won from the limits of movement permitted by the parachute that hung down behind as he bucked and tossed his way forward. He heard the clank of the corporal fitter's bicycle where it juddered over the ground to his right. The chain needed oiling, he noted; the man was in the wrong gear and a metal mudguard was catching on the tyre with a rhythmic slur as the wheel turned.
He could see the bulk of his plane ahead, large in the night, with the three-bladed propeller stopped at a poised diagonal, the convex sweep of the upper fuselage looking sleeker in the darkness than by day. The fitter dropped his bicycle to the ground. He made his way over in the light of a feeble torch which he gripped between his teeth as he helped, with both hands braced against his parachute, to push Gregory up onto the wing. Then he clambered up himself as Gregory hoisted a leg over the side of the cockpit and slithered down inside.
by my love for him. He calls me from his bed in the middle of the night and, you know, I can't resist. It's the way he calls, not sleepy or frightened or crying, but determined and aware and awake....
Mama?
and I can hear the question mark so insistent it isn't a question...it would break my heart not to answer.
In my heart he opens the door to this vast terrain of fear. It's a fear stretching out beyond these young years of mine when mortality is supposed to be so inconceivable. How have mothers down through the ages survived their love for their kids? The thought of his mortality is abysmal to me....
One afternoon we were at the fair down by the lakeside, and a vendor had in captivity one of the owls that have invaded the city ever since the lake first appeared three years ago. She was explaining to some other mom's kid how, far up in the sky, the owl can hear a human heartbeat, and even at that very minute I thought to myself this owl could hear Kirk's little heart as I stood there holding him in my arms. Could it hear his heart when he was still inside me three years ago? Was that my first betrayal of my boy -- his birth, exposing him to the peril of owls that hear heartbeats? Every night I wait for the sun to set before writing this, there it goes now, slipping down
behind the San Vicente Bridge that
crosses the lake to the northwest, I see it from my window...sun goes down, sky goes dark, lake goes black, and owls swoop across the rising moon like leaves blown loose from some phantasmagoric tree twisting up out of the ground
Uit: Ein Elefant im Mückenland (Vertaald door Regine Pirschel)
Ein Elefant wird mit dem Rüssel voran geboren. Genau so gelangte auch das kleine Elefantenmädchen Emilia im Februar gesund und munter auf die Welt. Es geschah um Mitternacht, im warmen Elefantenstall des Suomi-Zirkus in Kerava. Tierpflegerin Lucia Lucander, alias Sanna Tarkiainen, hatte sich seit dem Abend bereitgehalten, um bei der Geburt zu helfen. Lucia war erst zwanzig, eine sportliche junge Frau, die aus Lemi in Süd-Karjala stammte.
Schon als Schulmädchen war sie über einen Ferienjob zum Suomi-Zirkus gekommen und einige Jahre später als feste Mitarbeiterin verpflichtet worden. Sie träumte davon, einmal Zirkusprimadonna zu werden, obwohl sie auch die Tiere wirklich gern hatte.
Lucia hatte warme Decken besorgt, und der Wasserschlauch lag in Reichweite. Die gewaltige Elefantendame Pepita hatte ihr Kleines zweiundzwanzig Monate lang getragen, mehr als doppelt so lange, wie es eine Menschenmutter tut. Pepita hatte in der Zeit mehrere hundert Kilo zugenommen, und ihre Zitzen waren während der beiden letzten Monate v ielversprechend angeschwollen. Alles stand zum Besten, und als es auf Mitternacht zuging, begannen die Wehen.
Der Geburtsvorgang dauerte drei Stunden, und im Ergebnis plumpste ein kleiner Elefant aus dem Mutterleib.
Arto Paasilinna (Kittilä, 20 april 1942)
De Franse dichter, schrijveren etholoog Michel Leiris werd geboren in Parijs op 20 april 1901. Hij schreef o.a. essays (Le sacré dans la vie quotidienne, 1938) en een reeks autobiografieën (onder de verzameltitel La règle du jeu, 1948-1976). Hij had met zijn werk grote invloed op o.a. Michel Butor en Levi Strauss.
Uit : Échanges et correspondances
« Leiris à Bataille
Kita (Soudan français), [jeudi] 22 juillet 1931] (p.99)
Cher Georges, Ta lettre marrive ce matin. Les nègres et les blancs ont au moins ce point commun : ils mènent tous de tristes existences. Et je ne vois pas ce que peut signifier une quelconque agitation, en dehors du plaisir même de cette agitation. Je suis parti très dégoûté et je reste très dégoûté, car on ne voyage vraiment que tout seul. Mais tout me paraît préférable à la vie que nimporte lequel dentre nous est forcé de mener en ce moment en France. Crois à toute mon amitié - malgré ce " beaucoup de choses " auquel tu me dis avoir été sensible - et sois certain quil ny a pas dautre mobile à toutes mes actions quune lutte terrible contre lennui. Par la méthode de Gribouille, dailleurs, comme, par exemple, quend je remplace un spleen desthète citadin par le cafard colonial ? Je vous remercie Sylvia et toi davoir été gentils avec Zette après mon départ, ainsi quelle me la écrit : laffection quon lui témoigne est ce qui me touche le plus en ce moment. Dici quelque vingt ans nous serons sans doute tous les deux définitivement crevés. Je te la souhaite bonne et heureuse ! Michel
Michel Leiris (20 april 1901 30 september 1990)
De Franse schrijver Emmanuel Bove (eig. Emmanuel Bobovnikoff) werd geboren op 20 april 1898 in Parijs. Naast zijn werk als schrijver moest hij via allerlei baantjes in zijn levensonderhoud voorzien. Hij begon met populaire romans die hij publiceerde onder de naam Jean Vallois. In 1923 werd een van zijn novellen opgemerkt door Colette. Daarop volgde in 1924 de uitgave van Mes Amies, dat onmiddellijk een succes werd. Hij bleef tot aan WO II regelmatig publiceren. Hij gunde ons in zijn werk een blik achter de schermen van het Franse burgerdom. Bove raaktena zijn dood wat in de vergetelheid. In de jaren zeventig werd zijn werk opnieuw ontdekt. Tegenwoordig geldt hij als een klassieker uit de moderne Franse literatuur.
Uit: Curs et visages
André Poitou ne se hâtait pas. Cet instant de solitude précédant un hourvari comme jamais il n'en avait connu lui semblait délicieux. Tout contribuait d'ailleurs à entretenir sa joie. La proximité du jour de l'an unissait le monde de la rue. Les voitures circulaient comme en une immense figuration sur les côtés de laquelle il n'y eût point eu d'espace désert. En criant les journaux, les camelots avaient une intonation inhabituelle. Ce n'était plus des camelots misérables, souffrant du froid ou de la faim, mais des camelots semblables aux déménageurs, aux charbonniers, aux sergents de ville que les enfants rêvent de devenir.
Bien qu'il ne fût pas en retard, André Poitou se contraignit à ne pas presser le pas. Mais il avait beau se persuader que peu nombreux devaient être encore les convives, il lui apparaissait, parfois, qu'ils étaient tous arrivés, qu'ils s'étonnaient de son absence, que certains même étaient déjà partis à sa recherche. Il tirait alors sa montre avec inquiétude et les aiguilles, sans force sur huit heures moins vingt, le rassuraient aussi rapidement qu'il s'était ému un instant auparavant.
Cela avait été sur une liste du ministère du Commerce que le nom de M. André Poitou avait figuré et même, pour être plus précis, le lendemain de la publication de cette liste, au côté de deux autres noms qui, comme le sien, avaient été omis.
« J'ai rencontré dans les stades féminins quelques jeunes filles, extrêmes fleurs de ces familles de noblesse bretonne où se perpétue depuis des siècles un esprit d'indépendance et de fronde. Ces filles faisaient de l'athlétisme comme leurs frères de la politique de gauche. Elles jetaient dans ce qui était pour elles une infraction toutes les richesses, toutes les âcretés d'un vieux sang.
Quand je connus Melle de Plémeur, elle était la gloire de son club : championne du « Trois cents mètres », et imbattable alors en France sur ce parcours. D'ailleurs profondément artiste du sport, inégale, fantasque, prompte au découragement comme à la griserie, et si excentrique de manières que, n'eût été sa valeur, on l'eût écartée du club comme « impossible ».
Elle avait vingt-quatre ans : c'est l'arrière saison pour une jeune fille. Ses belles formes si longues passaient assez inaperçues, par manque peut-être d'un certain piquant qui tient lieu de tout à nos Français ; peut-être surtout parce qu'elle s'habillait en chien savant. De visage, elle ne valait pas d'être regardée (mais qu'un visage est pauvre auprès d'un corps !). L'acte athlétique la transfigurait. Elle s'y échappait dans une humanité accomplie.
Son frère était spahi en Afrique, après s'être fait prendre un jour dans une mauvaise histoire, quand le vieux M. de Plémeur vint sangloter chez le commissaire, qui laissa sur le banc des souteneurs cette proie à particule ; et les agents se retournaient pour ricaner : pensez donc, un vicomte ! Elle, nous savions vaguement qu'elle avait, par coup de tête, par excès d'ennui, quitté le hobereau qui noyait sous l'alcool, au fond d'un manoir crasseux près de Morlaix, l'angoisse de reconnaître peu à peu qu'on devient pauvre."
Henry de Montherlant (20 april 1896 21 september 1972)
De Franse schrijver Charles Maurras werd geboren op 20 april 1868 in Martigues. In 1880 verloor hij door ziekte verregaand zijn gehoor. In de jaren negentig van de 19e eeuw vestigde hij zich in Parijs en schreef hij klassieke gedichten, artikelen en filosofische verhalen. Als hoofdvertegenwoordiger van het neoroyalisme was Maurras bekend wegens zijn extreem antidemocratische en antisemitische opvattingen. In 1898 richtte hij samen met Maurice Barrès e.a. de Action Française op die ook een gelijknamig tijdschrift op. Wegens zijn atheïsme verbood de katholieke kerk in 1926 zijn boeken. Wegens zijn steun aan het Vichy-regime werd hij in 1945 tot levenslang veroordeeld, maar in 1948 werd hem genade verleend en kwam hij weer vrij.
Uit : La Statue de Rimbaud
Ce retour couronna, de son filet d'ombre tragique, la légende déjà acceptée et en cours. Par une coïncidence qui semblera mystérieuse, les journaux se mettaient à parler de Rimbaud au moment de son retour. Deux éditeurs le réimprimaient. Ce bruit de presse qui l'accueillit dès Marseille ne le grisa point ; depuis longtemps il n'était plus homme de lettres. Était-il autre chose ? Il avait dû rêver au seuil de l'Orient les destinées de Bonaparte ou de Soliman pacha. Il ne fit pas grande fortune. II ne vint pas goûter à Paris la douce et brutale retraite dont il s'était forgé une félicité. Ayant connu tant de passions, tant de pays, et vécu tant de vies diverses, ayant collaboré à toutes sortes d'uvres, il n'a finalement rien fait que jeter Paul Verlaine dans la voie des dernières extrémités romantiques et précipiter les pratiques de décadence littéraire dont Hugo, Gautier, Baudelaire avaient donné la théorie. Au demeurant, le deuil d'un très beau génie avorté ! Il ne nous laisse rien de plus.
Il nous laissait, à la vérité, une manière de roman ou de conte arabe (un nouveau Simbad le Marin, l'Ulysse musulman), les récits oraux et écrits qui ont couru de sa vie. Mais la piété des siens a trouvé ces légendes fort scandaleuses. On les a poursuivies avec un zèle aussi ardent que méthodique.
Charles Maurras (20 april 1868 16 november 1952)
Herman Bang, Henry Tuckerman, Aloysius Bertrand, Pietro Aretino, Dinah Craik
De Deense schrijver Herman Bang werd geboren op 20 april 1857 in Asserballe. Hij studeerde vanaf 1875 staatswetenschappen in Kopenhagen, maar gaf zijn studie na twee jaar op om journalist te worden. Na enkele reizen vestigde hij zich weer in Kopenhagen. Bang was homosexueel en dat leidde tot vijandschappen en een zeker isolement in Denemarken. Hij woonde een tijd samen met de Duitse acteur Max Eisfeld in Meiningen, Wenen en Praag. Bangs eerste roman Haabløse Slægter (Hopeloze geslachten) verscheen in 1880. Aanvankelijk was hij nog schatplichtig aan het naturaslisme, maar hij ontwikkelde zich verder en werd via het impressionisme uiteindelijk een representant van de Deense decadentie.
Uit :Sommerfreuden (Vertaald door Aldo en Ingeborg Keel)
Margueritta stand nahe bei Ihm. Sie lehnte sich an Ihn. Sie nahm seine Hand in ihre kleinen Hände und hielt sie fest. Manchesmal drückte sie sie sanft an ihre Brust. Und doch war sie erst elf Jahre alt. «Margueritta ist die Menschenfreundin», sagte die Mutter zu dem jungen Manne, «Rositta ist anders . Sie liebt die Einsamkeit, die Natur und die Thiere. Jetzt hat sie ihr Herz einem gelben Dachshund geschenkt, Herrn von Bergmann.
Sie hatte das Glück, ihm gestern vorgestellt zu werden. Sie hat heute die Taschen voll Würfelzucker für ihn aber es ist eine unglückliche Liebe.»
«Wieso unglücklich ?!» sagte das Kind, «ich liebe ihn ja! Ich denke immer an ihn . Das macht mich doch glücklich?!»
Rositta war neun Jahre alt, zart und bleich. Margueritta sagte: «Oh, Rositta ist übertrieben!»
«Wieso?!» fragte die Schwester und erbleichte .
«Ja, du bist übertrieben ! Sie will Sennin werden am Patscherkof l3 und Cither lernen!»
Rositta: «Der Wirth in Igls hat so schön Cither gespielt und gesungen! Und er hat gar nicht gewusst,
dass er schön singt ! Er ist dagesessen und hat gesungen .»
Margueritta: «Rosie hat eine Altstimme und dichtet sich selber die Lieder. In der Früh singt sie manchmal: O meine Berge, meine Berge !
Aber übertrieben ist sie doch !»
Die Mutter sagte: «Das ist doch kein Lied: O meine Berge !?»
Rosie sah ihre Schwester an. Sie war erstaunt, verlegen.
Margit sagte: «O ja, das ist ein Lied ! Mama, das verstehst du nicht, das verstehen nur wir. Ein Lied ist es, nicht wahr, Herr ?!»
Der junge Mann sagte: «Ja!»
Er dachte: «Es ist eine tönende Menschenseele ein Lied!»
Er blickte in die Welt zweier Kinderseelen.
Herman Bang (20 april 1857 19 januari 1912)
De Amerikaanse dichter, schrijver, essayist en criticus Henry Theodore Tuckerman werd geboren op 20 april 1813 in Boston, Massachusetts. Hij schreef veel, zowel proza als poëzie. Ook reise hij veel rond in Italië, wat invloed had op de keus van zijn onderwerpen. Van hem verschenen o.a.: The Italian Sketch-book (1835), Isabel, or Sicily: A Pilgrimage (1839); Poems (1851) en A Sheaf of Verse (1864);
Uit: A Defense of Enthusiasm
Let us recognize the beauty and power of true enthusiasm; and whatever we may do to enlighten ourselves and others, guard against checking or chilling a single earnest sentiment. For what is the human mind, however enriched with acquisitions or strengthened by exercise, unaccompanied by an ardent and sensitive heart? Its light may illumine, but it cannot inspire. It may shed a cold and moonlight radiance upon the path of life, but it warms no flower into bloom; it sets free no icebound fountains. Dr. Johnson used to say that an obstinate rationality prevented him from being a papist. Does not the same cause prevent many of us from unburdening our hearts and breathing our devotions at the shrines of nature? There are influences which environ humanity too subtle for the dissecting knife of reason. In our better moments we are clearly conscious of their presence, and if there is any barrier to their blessed agency, it is a formalized intellect. Enthusiasm, too, is the very life of gifted spirits. Ponder the lives of the glorious in art or literature through all the ages. What are they but records of toils and sacrifices supported by the earnest hearts of their votaries? Dante composed his immortal poem amid exile and suffering, prompted by the noble ambition of vindicating himself to posterity; and the sweetest angel of his paradise is the object of his early love.
Henry Tuckerman (20 april 1813 17 december 1871)
Portret door Daniel Huntington
De Franse dichter Aloysius Bertrand werd geboren op 20 april 1807 in Ceva, Piemont, Italië. Met Gaspard de la Nuit (postuum gepubliceerd in 1846) introduceerde hij het proza-gedicht in de Franse literatuur. Het was een bron van inspiratie voor symbolistische dichters, nadat het ontdekt was door Charles Baudelaire en Stéphane Mallarmé. Ravel maakte er een muzikale versie van.
Uit: Gaspard de la Nuit (fragment)
HARLEM.
Quand d'Amsterdam le coq d'or chantera
La poule d'or de Harlem pondra.
Les Centuries de Nostradamus.
Harlem, cette admirable bambochade qui résume l'école flamande,
Harlem peint par Jean Breughel, Peeter-Neef, David Téniers et Paul
Rembrandt;
Et le canal où l'eau bleue tremble, et l'église où le vitrage
d'or flamboie, et le stoël (*) où sèche le linge au soleil, et les
toits, verts de houblon;
Balcon de pierre.
Et les cigognes qui battent des ailes autour de l'horloge de la
ville, tendant le col du haut des airs et recevant dans leur bec les
gouttes de pluie;
Et l'insouciant bourguemestre qui caresse de la main son menton
double, et l'amoureux fleuriste qui maigrit, l'oeil attaché à une
tulipe;
Et la bohémienne qui se pâme sur sa mandoline, et le vieillard
qui joue du Rommelpot (*), et l'enfant qui enfle une vessie;
(*) Instrument de musique
Et les buveurs qui fument dans l'estaminet borgne, et la
servante de l'hôtellerie qui accroche à la fenêtre un faisan mort.
Aloysius Bertrand (20 april 1807 29 april 1841)
Buste in Dijon.
De Italiaanse schrijver Pietro Aretino werd geboren in Arezzo op 20 april 1492. Hij was van een bescheiden afkomst binnen de burgerij van Arezzo.Tijdens zijn verblijf in Perugia (1510-1517) ontstond zijn interesse voor schilderkunst en schreef hij zijn eerste gedichten. In 1517 kwam hij onder bescherming van Agostino Chigi, een rijke bankier die onder andere de schilder Rafael financierde. Via deze wegen kwam hij in de kringen rond paus Leo X terecht. In 1524 moest hij echter Rome voor korte tijd ontvluchten nadat hij sonnetten had geschreven bij gravures van Marcantonio Raimondi die de verschillende posities van de geslachtsdaad weergaven. Een tweede keer moest hij Rome voorgoed verlaten toen hij in 1525 een stuk schreef over bisschop Giovanni Ghiberti. Deze poogde hem te laten vermoorden. Aretino streek neer in Venetië waar hij zijn verdere leven verbleef.
Aretino werd vooral bekend met zijn publicatie waarin verschillende correspondenties over kunst en met kunstenaars zijn gepubliceerd. Verder schreef hij vele religieuze manifesten en toneelstukken waaronder "II Marescalio" (1533) en "La Talanta" (1542). Door zijn expliciet seksuele gerichtheid werd hij de afgelopen eeuw vooral gelezen door academici en clandestiene gebruikers.
Uit: Die Gespräche des göttlichen Pietro Aretino (Vertaald door Heinrich Conrad)
Nanna:Nun, der ehrwürdige Vater rief die drei Mönchlein heran und lehnte sich auf die Schulter des einen, der ein schlank aufgeschossener, zartgebauter Jüngling war. Von den beiden anderen ließ er sich das Hähnchen aus dem Nest holen - das ließ aber gar traurig den Kopf hängen. Doch der gewandteste und hübscheste von den beiden Brüderchen legte es auf seine flache Hand und streichelte es mit der anderen Hand, wie man einer Katze den Schwanz streichelt, bis sie vom Schnurren ins Fauchen gerät und sich schließlich nicht mehr halten läßt. Da richtete denn auch das Hähnchen sich stolz empor. Der wackere General aber kriegte die hübscheste und jüngste von den Nonnen zu packen, schlug ihr die Röcke über den Kopf zurück und ließ sie sich mit der Stirn auf die Bettstelle aufstützen.
Pietro Aretino (20 april 1492 - 21 oktober 1556)
Portret door Titiaan
De Engelse dichteres en schrijfster Dinah Maria Craik werd geboren op 20 april 1826 in Stoke-on-Trent. Na de dood van haar moeder vestigde zij zich in 1846 in Londen. Zij was vast besloten van de pen te leven en begon voor kinderen te schrijven, maar ontwikkelde zich tot een van de belangrijkste schrijfsters van haar tijd. Haar belangrijkste boek is John Halifax, Gentleman (1856).
Resigning
"Poor heart, what bitter words we speak
When God speaks of resigning!"
Children, that lay their pretty garlands by
So piteously, yet with a humble mind;
Sailors, who, when their ship rocks in the wind,
Cast out her freight with half-averted eye,
Riches for life exchanging solemnly,
Lest they should never gain the wished-for shore;--
Thus we, O Father, standing Thee before,
Do lay down at Thy feet without a sigh
Each after each our precious things and rare,
Our dear heart-jewels and our garlands fair.
Perhaps Thou knewest that the flowers would die,
And the long-voyaged boards be found but dust:
So took'st them, while unchanged. To Thee we trust
For incorruptible treasure: Thou art just.
Dinah Craik (20 april 1826 - 12 oktober 1887) Portret door Hubert von Herkomer
De Britse schrijver J. G. Ballard is gisteren overleden. Ballard werd geboren op 15 november 1930 in Shanghai, China, waar zijn vader een in-en exportbedrijf had. Hij brak in 1984 door met het boek Empire of the Sun. Het boek is grotendeels gebaseerd op de ervaringen van de jonge Ballard in een Japans interneringskamp waar hij, gescheiden van zijn ouders, bescherming kreeg van twee Amerikaanse avonturiers. Ballard begon zijn schrijversloopbaan met het publiceren van S.F. Geen fantasy, maar meer op de werkelijkheid preluderende, pessimistische, toekomstvisies. Crash, een macabere fantasie over auto-ongelukken die sex-thrills genereren werd beschouwd als een grensoverschrijdende cultroman en is verfilmd door David Cronenberg. Later zou zijn werk minder SF- elementen bevatten, maar werden zijn boeken wél cynischer. Zoals Cocaine Nights, dé roman over geld, roem en decadentie in de filmwereld.
Uit: Crash
VAUGHAN died yesterday in his last car-crash. During our friendship he had rehearsed his death in many crashes, but this was his only true accident. Driven on a collision course towards the limousine of the film actress, his car jumped the rails of the London Airport flyover and plunged through the roof of a bus filled with airline passengers. The crushed bodies of package tourists, like a haemorrhage of the sun, still lay across the vinyl seats when I pushed my way through the police engineers an hour later. Holding the arm of her chauffeur, the film actress Elizabeth Taylor, with whom Vaughan had dreamed of dying for so many months, stood alone under the revolving ambulance lights. As I knelt over Vaughan's body she placed a gloved hand to her throat.
Could she see, in Vaughan's posture, the formula of the death which he had devised for her? During the last weeks of his life Vaughan thought of nothing else but her death, a coronation of wounds he had staged with the devotion of an Earl Marshal. The walls of his apartment near the film studios at Shepperton were covered with the photographs he had taken through his zoom lens each morning as she left her hotel in London, from the pedestrian bridges above the westbound motorways, and from the roof of the multi-storey car-park at the studios.
Wanneer de Onverbeide der mensen daar zal zijn (Hetzij grimmig hetzij liefdevol), Misschien ben ik dan bang. Misschien ook glimlach ik, of zeg ik: 'Welkom, onontkoombare! Mijn dag was goed, de nacht mag vallen. (De nacht met zijn betovering.) De akker is geploegd, het huis aan kant, De tafel is gedekt, Met alle dingen op hun plaats.'
Vertaald door August Willemsen
Mijn geboortestad
Ik was een kind toen ik mijn geboortestad verliet. Dertig jaar heb ik ver van haar doorgebracht. Zo nu en dan zeiden ze me: Je stad is compleet veranderd, Zij heeft brede lanen en wolkenkrabbers... Het is nu een mooie stad!
De angst sloeg mij om het hart.
Uiteindelijk heb ik mijn Recife weergezien Zij is inderdaad compleet veranderd. Zij heeft brede lanen en wolkenkrabbers. Het is nu een mooie stad!
Degenen die mijn geboortestad zo mooi gemaakt hebben... de Duivel hale hen!
Vertaald door Jef van Egmond
My Last Poem
I would like my last poem thus
That it be gentle saying the simplest and least intended things
That it be ardent like a tearless sob
That it have the beauty of almost scentless flowers
The purity of the flame in which the most limpid diamonds are consumed
The passion of suicides who kill themselves without explanation.
"Wir konnten uns den Planeten nicht aussuchen, auf dem unsere alte Schatulle notlandete, aber dafür, daß wir der intergalaktischen Polizei, der wir den Umstand zu verdanken haben, uns bis in diesen Teil des Universums verfolgt zu haben, entkommen sind, können wir doch ganz zufrieden sein mit unserem Unterschlupf."
( )
"Mir wird's langsam zu bunt mit dir", herrschte ich die schwarze Schatulle an, "wenn du dich nicht bald erklärst, bringe ich dich dahin zurück, wo ich dich gekauft habe." Sie aber zeigte keine Regung und schien nur auf eine neuerliche Gelegenheit zu warten, mich anzuzapfen.
es lebt sich. ohne zeitung ohne radio eine gehstunde von der zivilisation entfernt .. straße gibt es keine. wie hinter zehn bergen liegt meran wo christian hausen wuerde & ladurner ... meran das bundesdeutsche altersheim 12 km entfernt oder nichteinmal das. ich gehe nie ins tal. ich werde der landschaft nicht muede. meine mutter ja die hab ich begraben. das gasthaus genuegt mir. sie lieben mich im dorf. ich bin einer der ihren geworden: verträumt verschlagen & hinterhältig. (...) der rhythmus ist ein anderer geworden .. ich habe nichts mehr zu verlieren & zu versaeumen. die tage sind schoen & das blau meines himmels noch ungemalt.
Veniamin Kaverin, Pierre-Jean de Béranger, Louis Amédée Achard
De Russische schrijver Veniamin Kaverin werd geboren op 19 april 1902 in Pskov. Hij was de zoon van een dirigent en begon op het gymnasium met het schrijven van gedichten. In Sint Petersburg (Petrograd) studeerde hij vanaf 1920 Oosterse en Arabische talen. Samen met o.a. Michail Zostsjenko richte hij de literaire groep de Serapiosbroeders op. In 1922 publiceerde hij in een almanak van de groep het verhaalKroniek van de stad Leipzig in het jaar 18. Zijn eerste werk stond onder invloed van E. T. A. Hoffmann en Edgar Allan Poe. In 1929 verscheen zijn eerste roman De onruststoker. Bijzonder populair werd hij door zijn jeugdroman Twee Kapiteins die in delen verscheen tussen 1938 en 1944. In 1946 ontving hij er de Stalinprijs voor.
Uit:Two captains (Vertaald door Bernard Isaacs)
I rememberthebig dirtyyard and thesquat little houses withthe fence round them.Theyard stood onthe edgeof theriver, andinthe spring, when the flood-water subsided, it was littered with bits of wood and shells, and sometimes with things far more interesting. On one occasion, for
instance,wefounda postman'sbag full of letters,and afterwardsthe waters broughtdown the postman himself and deposited him carefullyon the bank. He was lying on his back, quite a young man, fair-haired, in postman's uniform with shining buttons; hemust havepolished them up before setting out on this last round.
A policeman tookthe bag, butAunt Dasha kept theletters-theywere soaking wetand of no further useto anybody. Notall of them were soaked though. The baghad been a new one, made of leather, and was closedtight. Every evening Aunt Dasha used to read one of the lettersout, sometimesto me alone, sometimes to the whole yard. It was sointerestingthat even the old women, who used to go to Skovorodnikov'sto play cards, would dropthe game and joinus. There wasone letter which Aunt Dashaused to read more oftenthananyother, so often, in fact,that Isoon got toknow it by heart. Many years have passedsince then, but I can still rememberit from the first word to the last. "Dear Maria Vasilievna,
"I hasten toinformyou that Ivan Lvovichisaliveand well.Four months ago, onhis orders, I left theschooneralong with thirteen of the crew.I hope to see you soon, so I shall not describe our difficult journey across the pack-ice to Franz Josef Land. We sufferedterrible hardships and privations. I will only say thatIwas the only one ofour party to reach Cape Flora safely (not counting a pair of frostbitten feet). I was picked up by the St. Phocas, of Lieutenant Sedov's Expedition, and taken to Archangel.
Pierre-Jean de Béranger (19 april 1780 16 juli 1857)
De Franse schrijver Louis Amédée Achard werd geboren op 19 april 1814 in Marseille. Hij werkte er als journalist en trok later naar Parijs. Daar werkte hij voor bladen als Vert-Vert, Entracte, Charivari, lÉpoque. Achard was een zeer produktief schrijver. Naast zijn journalistieke werk schreef hij ongeveer dertig toneelstukken en veertig boeken.
Uit: Belle-Rose
Il y avait, vers l'an 1663, à quelques centaines de pas de Saint-Omer, une maisonnette assez bien bâtie, dont la porte s'ouvrait sur le grand chemin de Paris. Une haie vive d'aubépine et de sureau entourait un jardin où l'on voyait pêle-mêle des fleurs, des chèvres et des enfants. Une demi-douzaine de poules avec leurs poussins caquetaient dans un coin entre les choux et les fraisiers; deux ou trois ruches, groupées sous des pêchers, tournaient vers le soleil leurs cônes odorants, tout bourdonnants d'abeilles, et çà et là, sur les branches de gros poiriers chargés de fruits, roucoulait quelque beau ramier qui battait de l'aile autour de sa compagne.
La maisonnette avait un aspect frais et souriant qui réjouissait le coeur; la vigne vierge et le houblon tapissaient ses murs; sept ou huit fenêtres percées irrégulièrement, et toutes grandes ouvertes au midi, semblaient regarder la campagne avec bonhomie; un mince filet de fumée tremblait au bout de la cheminée, où pendaient les tiges flexibles des pariétaires, et à quelque heure du jour que l'on passât devant la maisonnette, on y entendait des cris joyeux d'enfants mêlés au chant du coq.
Louis Amédée Achard (19 april 1814 24 maart 1875)
Kathy Acker, Bas Belleman, Leif Panduro, Joy Davidman
De Amerikaanse schrijfster, essayiste en feministe Kathy Acker werd op 18 april 1947 in New York geboren als Karen Alexander. Later gebruikte zij de achternaam van haar eerste echtgenoot. Als vrouwelijke tegenhanger van Burroughs shockeerde Acker vanaf de jaren zeventig conservatief Amerika met haar literair oeuvre vol vrouwelijke lust en geweld.Acker speelde een belangrijke rol in de strijd tot zelfbewustwording van vrouwenen leidde een bandeloos leven.Haar boeken zijn een lappendeken van feiten en fictie, biografische elementen, seks en genadeloze politieke satire.
Uit: Essential Acker. The Selected Writings of Kathy Acker
I'm not under pressure constantly to fuck them watch if my clothing's always closed which it's not I was feeling anomalous Mark started saying the mattress in the waterbed on the waterbed is torn I have to fix it he even threaded a real needle Lenny can you help me Ronny's cracking ridiculous jokes Mark's done it so often he even has it timed Mark says you can watch Ronny's not a voyeur we watch Rat-Race Debbie Schmereynolds an incredibly creepy flic in which Debbie's a good girl who'd rather give up her guy than prostitute I don't remember if she's living with him in sin it was very romantic Ronny and I were finally talking Johnny Carson turned on crude gags about hookers drag queens everyone's one for fun I'm learning about Middle America the whole place is mad I'm cold to Lenny don't admit I am which is nasty I want to see my cats Mark has one Tiffany she's seven weeks pregnant and crawls through almost closed windows and bars no one else comes it was a party not even Mickey Mark said that Mickey would be very upset if he knew that Mark slept with anyone else Mark would if Mickey did it's quite nutty there's this rich guy Jack who's been supporting Mark still is? they have an expensive looking place not much furniture yet no books of course we're open for any garbage I get pissed off when Mark kisses me and calls me a girl he's upset I am I try to relax rub him goodnight Lenny's acting like he's lost his mind we get a ride with this dope seller creep doesn't know why anyone would live in a commune not enough money to the Eighth Street subway this is the first dream sequence 1:17 I have to go out for the rest of the day get my hair cut again thank god.
het pad van de schaamte zal als een möbiusband onder zichzelf doorschieten; ik zweer dat ik tillen zal mijn eigen voeten en dat zeg ik na.
ik zing het na.
in de folder een rekeningnummer dat je vertrouwen kunt als iemand die zegt: mij kun je vertrouwen.
als een vrouw die een verbod op jaloezie uitvaardigt: vertrouw je me soms niet?
ik blijf het zingen.
toch ploffen vrijwilligers naast me neer op de bank. ik sla op de vlucht door de kruipruimte onder mijn huis. ze roffelen op de vloer: had ons er dan niet ingelaten. je hebt ons er toch ingelaten?
Bas Belleman (Alkmaar, april 1978)
De Deense schrijver Leif Thormod Panduro werd geboren op 18 april 1923 in Frederiksberg. Van beroep was hij tandarts en hij begon pas als dertiger verhalen te schrijven, vaak over mensen die zich niet aan de regels van de maatschappij kunnen aanpassen. Kick Me in the Traditions gaat over een adolescent die in een gesticht beland, omdat hij denkt dat de samenleving gek is geworden.
Uit: Kick Me in the Traditions (Vertaald door Carl Malmberg)
"On the way out we met old Jacob. He stood with Hubert trying to understand jazz music. They played one of my records in there: "Sorry" with Bix Beiderbeck, which by the way is a fantastic record. And Hubert stood clappinghis hands on two and four and said that that's the real rhythm of jazz. Old Jacob said thataccording to his tastes it sounded quite incomprehensible, but that he might learn to
understand it if he tried really hard. Isn't that cute?
Lis and I passed them and I tellyou Hubert looked crestfallen. He got so confused he started clapping on one and threeinstead of the right ones. And old Jacob suddenly looked happy and said that now he understood it at last. So help me God!"
Leif Panduro (18 april 1923 16 januari 1977)
De Amerikaanse dichteres en schrijfster Joy Davidman werd geboren op 18 april 1915 in New York. Zij groeide op in een joodse familie en was als kind al vaak ziek. Zij trouwde met de schrijver William Lindsay Gresham. Diens alcoholisme leidde tot een scheiding. Eind jaren veertig bekeerde zij zich tot het Christendom en trok met haar kinderen naar Engeland om de schrijver C. S. Lewis te ontmoeten die haar diepgaand beïnvloed had. Uiteindelijk trouwde zij ook met hem, Al voor het huwelijk was botkanker bij haar vastgesteld. Zij overleed op 45-jarige leeftijd.
Enter the Widow Plus, her two daughters Frank and Moll, her husband's brother, an old knight, Sir Godfrey, with her son and heir, Master Edmond, all in mourning apparel, Edmond in a cypress hat, the Widow wringing her hands and bursting out into passion, as newly come from the burial of her husband.
WIDOW
Oh, that ever I was born, that ever I was born!
SIR GODFREY
Nay, good sister, dear sister, sweet sister, be of good comfort; show yourself a woman now or never.
WIDOW
Oh, I have lost the dearest man, I have buried the sweetest husband that ever lay by woman!
SIR GODFREY
Nay, give him his due, he was indeed an honest, virtuous, discreet, wise man. He was my brother, as right as right.
WIDOW
Oh, I shall never forget him, never forget him! He was a man so well given to a woman. Oh!
SIR GODFREY
Nay, but, kind sister, I could weep as much as any woman; but, alas, our tears cannot call him again. Methinks you are well read, sister, and know that death is as common as homo, a common name to all men. A man shall be taken when he's making water. Nay, did not the learned parson, Master Pigman, tell us e'en now that all flesh is frail, we are born to die, man has but a time, with such-like deep and profound persuasions, as he is a rare fellow, you know, and an excellent reader. And for example, as there are examples abundance, did not Sir Humphrey Bubble die t'other day? There's a lusty widow! Why, she cry'd not above half an hour! For shame, for shame! Then followed him old Master Fulsome, the usurer; there's a wise widow: why, she cry'd ne'er a whit at all.
We had had so many office-boys before Gallegher came among us that they had begun to lose the characteristics of individuals, and became merged in a composite photograph of small boys, to whom we applied the generic title of "Here, you"; or "You, boy."
All Gallegher knew had been learnt on the streets; not a very good school in itself, but one that turns out very knowing scholars. And Gallegher had attended both morning and evening sessions. He could not tell you who the Pilgrim Fathers were, nor could he name the thirteen original States, but he knew all the officers of the twenty-second police district by name, and he could distinguish the clang of a fire-engine's gong from that of a patrol-wagon or an ambulance fully two
blocks distant. It was Gallegher who rang the alarm when the Woolwich Mills caught fire, while the officer on the beat was asleep, and it was Gallegher who led the "Black Diamonds" against the "Wharf Rats," when they used to stone each other to their hearts' content on the coal-wharves of Richmond.
Richard Harding Davis (18 april 186411 april 1916)
Eigentlich möchte der Mann es aufgeben. Er hat sich das alles so leicht und so heroisch vorgestellt, und nun ist es ganz anders. Gerstern noch war es kalt, der Himmel war blau, heute ist die Welt in ein einziges schmutziges Grau zusammengeronnen, unaufhörlich fällt der Regen.
Dieser verdammte Regen! Nicht nur die Schuhe des Mannes sind dreckig vom Landstraßenschmutz, auch seine Hosen sind zerweicht und grau. Schon länger als drei Stunden wandert er hier, zwei Kilometer vor der Stadt, hin und her fünfzig Meter hin, fünfzig Meter her. Zuerst hat er gestanden und angestrengt gelauscht, aber nichts war zu hören als das gleichförmige Geräusch des Regens
De Maas ligt langs dit dorp. Zij komt ernaartoe gestroomd. Zij vloeit er vriendelijk langs. Zij buigt er zich weer van af. Zij ligt in de blanke boorden der verzandingen in haar bochten, in het fluwelen groen van vlak gevlijde uiterwaarden, tussen de welige ruigten der grienden. Een stomertje trekt tegen stroom op. Een schokker ligt pal stil verankerd boven zijn spiegelbeeld, waar trillende rimpels in slaan. De kribben van basalt steken in het water, in de verte ligt een schuit, en over het water gaat nadrukkelijk het verre geratel der kettingen en kabels van het kalme, platte veer, waar mensen stil op staan en een klein paard droomt voor de stille kar. Het dorp ligt achter de dijk, het ligt met een straat, met een lange rij huizen hoog op de dijk. Een spits kerktorentje steekt boven de daken en boven de bomen uit. Een vrouw draagt moeilijk een zware wasmand de uitgelopen treden in de dijkhelling af. Zij gaat haar was bleken. Er zijn de korte stoten van wielslagen, een boer is met zijn kar tot vlak bij het water gereden, hij gaat melkkruiken met Maaswater vullen voor zijn vrouw, die morgen de was moet doen. De Maas brengt wat aan, schepen en schuiten, kasten, aken, schokkers, en stoombootjes uit de vaart op 's-Hertogenbosch en Rotterdam. De Maas neemt wat mee, de herinnering aan het spiegelbeeld van het dorp, en iets van de verdrieten en de vreugden die in de huizen wonen. Zij neemt iets mee, de droom van mensen die de stroom in de avond naderen en naar de verten zien. De Maas kon haar kwaad doen, als ze haar water verbreedde van dijk tot dijk, als de winterstorm het door de dijk heen sloeg. Achter de geteisterde dijken sijpelde het water uit honderdduizend bronnen. In de nacht als de dijk brak dan verschoof er iets in de lucht, de huizen trilden van een aardbeving, het donderde in de hemel, het water steeg dreunend over de wegen tot één wijde zee, die was niet te overzien. De wereld lag blank verdronken. De knotwilgen staken hun armoedige vuist schuin boven het water uit. Het water, daken dreven erop, huisraad en verdronken vee, de mensen roeiden naar hun huizen en klommen door het raam in de hooggelegen opkamer, waar zij jammerden over de barre winterse ramp.
Auch bedeutende Worte verklingen im Gedächtnis der Hörer. Willkommen zu heißen ist es also, daß Thomas Manns Vortrag vor diesem Los gesichert und in ein Büchlein eingefangen wurde. Er ward gehalten am 5. Juni 1926 inmitten hochschwingender Jubiläumsstimmung; zwischen Entfaltungen, deren Auswirken Zeit haben muß, das Ereignis, dessen Bedeutung sogleich überzeugte. Vor allem war er von historischem Gewicht durch den sehr merkwürdigen Augenblick, wo diese Bekenntnisse zum freistädtischen Bürgertum gesprochen wurden, während der Boden von den Bemühungen bebte, die eben dies Bürgertum stürzen möchten. Hiervon noch ohne Kenntnis und ganz unpolitisch hatte sich dem Dichter die seelische Nötigung aufgedrängt, von dem zu sprechen, was ihm aus dem Wissen der Geschichte der Hansestadt und ihren einzig möglichen Lebensbedingungen sicher geworden war: von der Würde und dem geistigen Gehalt hansischer Bürgerlichkeit.
Lübeck
Doch die tiefsten Erkenntnisse erwachsen den Schöpferischen immer aus ihren eigenen Werken. Diese psychologische Wahrheit offenbarte sich aus allem, was Thomas Mann von seinen Dichtungen erzählte. Er sprach von dem erst so mühseligen buchhändlerischen Weg der »Buddenbrooks«, der dann in steilem Aufstiege zum Gipfel des Erfolges führte. Er bekannte, in welcher künstlerischen Unschuld er dem eigenen Werk gegenüberstand, seines kulturgeschichtlichen Wertes sich noch nicht bewußt. Er bekannte, daß er von Täuschung über sich selbst befangen war: künstlerisch, indem er seine Begabung auf die Form der knappen Erzählung gerichtet hielt; intellektuell, da er seine Verbundenheit mit der Heimat noch nicht in sich erspürte.
Sie hat sich letztes Jahr umgebracht", sagt meine Cousine, "sie hat Schlaftabletten aus der Apotheke ihres Vaters genommen, hat Wasser getrunken und sich in den Schlafzimmerschrank ihrer Eltern gesetzt", meine linke Hand legt sich auf die Bremse zwischen den Sitzen, die rechte faßt den Griff in der Beifahrertür. Und ich denke, ich werde Hanna aus meinem Adreßbuch streichen müssen. Das erste, was ich verdammt noch mal denke, ist, daß ich ein kleines Kreuz hinter ihren Namen malen muß, "sie hat sich letztes Jahr im Frühsommer umgebracht", sagt meine Cousine, "sie hat Tabletten aus der Apotheke ihres Vaters geschluckt, hat Wasser getrunken und sich in den großen Kleiderschrank ihrer Eltern gesetzt", und mir fällt ein, daß Hanna sich selbst in mein Adreßbuch eingetragen, ihren Namen und ihre Wiener Anschrift in breiter Kinderhandschrift aufgeschrieben hat, "sie ist unter den Röcken und Kleidern ihrer Mutter, nicht weit von den Anzügen ihres Vaters, gestorben", sagt meine Cousine, der Wagen wiegt und schaukelt, wir rollen über eine Landstraße, und was meine Cousine sagt, kommt ohne Gewicht, sie schaltet einen Gang höher und vor der nächsten Kurve wieder zurück, der Motor jault, das Auto schiebt sich nach links und rechts durch die Kurven, und hin und wieder spritzt Rollsplitt vom Straßenrand gegen den Unterboden, die Steinchen stechen in den Autobauch. Hanna ist unter den Kleidern ihrer Mutter, nicht weit von den Anzügen ihres Vaters, gestorben, wiederhole ich mir und erinnere mich an den Tag, an dem ich sie das erste Mal sah: Wir fuhren zu dritt auf zwei Motorrollern über die Grenze nach Tschechien, Tschechei, wie meine Großmutter noch immer sagt, Grenze sei ein slawisches Lehnwort, eines der wenigen, die es im Deutschen gebe, sagte meine Cousine und erzählte von dem Volksschullehrer, der immer davor gewarnt habe, dieser Grenze zu nahe zu kommen, er habe gesagt, wer der Grenze zu nahe kommt, wird von den Russen mitgenommen und nach Sibirien verschleppt, meinte Hanna, da saß ich hinter ihr auf dem Roller, eine Hand lag auf ihrer Schulter, und die Finger der anderen spielten mit den kurzen, dunklen Haaren in ihrem Nacken."
From the first, Lansing admired John Ashley and imitated him, stumbingly. He went so far as to pretend that he, too, was a happily married man. Society would have got nowhere without those imitations of order and decorum that pass under the names of sonbbery and hypocrisy. Ashley converted his Rainy Day House into a laboratory for experiment and invention. Lansing built a Rainy Day House behind St. Kitts and revived his interest in snake oils. Perhaps it was the influence of the Debevoises, perhaps the example of the Ashleys, that enabled Eustacia to bear a child that lived, and then another, then a third. The Lansings were older the the Ashleys, but their children were closely of an age: Felicite Marjolaine Dupuy Lansing (she was born on St. Felixs Day; the Iowa Lansing names had been carried to Heaven by the dead infants) and Lily Scolastica Ashley; George Sims Lansing and Roger Berwyn Ashley; then Sophia alone; then Anne Lansing and Constance Ashley. Eustacia Lansing carried well her torch of hypocrisy or whatever it was. In publicat the Mayors picnic, on the front bench at the Memorial Day exercisesshe played the proud and devoted wife. Creole beauty is short lived. By the time the Ashleys arrived in Coaltown Eustacias tea-colored complexion had turned a less delicate hue. her features had lost much of their doelike softness; she was decidedly plump. Nevertheless, everyone in Coaltown, from Dr. Gillies to the boy who shined shoes at the Tavern, knew that the town could boast to handsome and unusual women. Mrs. Ashley was tall and fair; Mrs. Mansing was short and dark. Mrs. Ashleychild of the ear as a Germanhad no talent for dress, but a magical speaking voice, and she moved like a queen; Mrs. Lansingchild of the eye as a Latinwas mistress of color and design, though her voice cut like a parrots and her gait lacked grace. Mrs. Ashley was serene and slow to speak; Mrs. Lansing was abrupt and voluble. Mrs. Ashley had little humor and less wit; Mrs. Lansing ransacked two languages and a dialect for brilliant and pungent mots and was a devastating mimic."
They never told me what it was, and they never told me why they might need someone like me. I probably wouldnt have taken the fucking job if they had, to tell you the truth. Anyway. If Id been clever, I would have asked them on the first day, because looking back on it now, I had a few clues to be going on with: we were all sat around in this staff-room type place, being given all the dos and donts, and it never occurred to me that I was just about the only male under sixty theyd hired. There were a few middle-aged women, and a lot of gits, semi-retired, ex-Army types, but there was only one bloke of around my age, and he was tinylittle African geezer, Geoffrey, who looked like hed run a mile if anything went off. But sometimes I forget what I look like, if you know what I mean. I was sitting there listening to what this woman was saying about flash photography and how close people were allowed to get and all that, and I was more like a head than a body, sort of thing, because if youre listening to what someones saying thats what you are, isnt it? A head. A brain, not a body. But the point of methe point of me here, in this place, for this jobis that Im six two and fifteen stone. Its not just that, either, but I look well, handy, I suppose. I look like I can take care of myself, what with the tattoos and the shaved head and all that. But sometimes I forget. I dont forget when Im eyeballing some little shitbag outside a club, some nineteen-year-old in a two-hundred quid jacket whos trying to impress his bird by giving me some mouth; but when Im watching something on TV, like a documentary or something, or when Im putting the kids to bed, or when Im reading, I dont think, you know, fucking hell Im big."
Nick Hornby (Redhill, 17 april 1957)
De Duitse schrijver Rolf Schneider werd geboren op 17 april 1932 in Chemnitz. Hij ging naar school in Wernigerode. Van 1955 tot 1958 studeerde hij germanistiek en pedagogie in Halle. Daarma was hij redacteur van het cultureel-politieke tijdschrift "Aufbau" in Berlijn. Sinds 1958 is hij zelfstandig schrijver. Schneider was als schrijver van hoorspelen en theaterstukken aan de ene kant trouw aan het regime van de DDR. Aan de andere kant nam hij deel aan de bijeenkomsten van de Gruppe 47. Vanaf 1976 werd hij kritischer en in 1979 werd hij uit de schrijversbond van de DDR gezet.
Uit: Wagner für Eilige
Der Minnesang war eine sonderbare Kunst. Es ging um Lieder, zum Saitenspiel zu singen, deren Dichter in aller Regel zugleich die Vortragenden waren. Das altdeutsche Wort Minne bedeutet Liebe, und in der Tat handelte es sich um Liebeslieder, die freilich einem bestimmten, ziemlich strengen Ritual gehorchten: Der Sänger warb um die Gunst einer Dame, die im gesellschaftlichen Rang über ihm stand und gewöhnlich verheiratet war; sie erhörte ihn nicht, gab ihm nur gelegentlich ein kleines Zeichen ihrer Gunst, was ihn nur noch mehr anspornte. So jedenfalls verfuhr man in dem, was die hohe Minne hieß. Daneben gab es die niedere Minne. Auch sie wurde in Liedern gefeiert, und in ihr kam man durchaus zur Umarmung, wobei die an dem Liebesspiel beteiligten Frauen von niederem Stande waren, Mädchen aus dem Volk. Eines der berühmtesten Gedichte unserer Sprache, Walther von der Vogelweides "Under der linden", erzählt von niederer Minne. Der Minnesang entstand im südlichen Frankreich und wurde erst von den Nordfranzosen, dann von den Deutschen übernommen. Seine Blütezeit war das Hochmittelalter, exakter: die Zeit um 1200."
Matt Sorley, born Mose Sadacca, was an actor. He was a character actor and (when they let him) a comedian. He had broad, swarthy, pliant cheeks, a reddish widows peak that was both curly and balding, and very bright teeth as big and orderly as piano keys. His stage name had a vaguely Irish sound, but his origins were Sephardic. One grandfather was from Constantinople, the other from Alexandria. His parents could still manage a few words of the old Spanish spoken by the Jews who had fled the Inquisition, but Matt himself, brought up in Bensonhurst, Brooklyn, was purely a New Yorker. The Brooklyn that swarmed in his speech was useful. It got him parts.
Sometimes he was recognized in the street a day or so following his appearance on a television lawyer series he was occasionally on call for. These were serious, mostly one-shot parts requiring mature looks. The pressure was high. Clowning was out, even in rehearsals. Matt usually played the judge (three minutes on camera) or else the father of the murder victim (seven minutes). The good central roles went to much younger men with rich black hair and smooth flat bellies. When they stood up to speak in court, they carefully buttoned up their jackets. Matt could no longer easily button his. He was close to sixty and secretly melancholy. He lived on the Upper West Side in a rent-controlled apartment with a chronic leak under the bathroom sink. He had a reputation for arguing with directors; one director was in the habit of addressing him, rather nastily, as Mr. Surly."
Cynthia Ozick (New York, 17 april 1928)
De Zwitserse schrijfster Helen Meier werd geboren op 17 april 1929 in Mels, Kanton St. Gallen. Zij volgde een docentenopleiding in Rorschach en werkte daarna in het basisonderwijs. Nadat zij een tijd in Frankrijk, Engeland en Italië had verbleven studeerde zij talen en pedagogie in Fribourg. In 1984 werd zij bij de Ingeborg-Bachmann-Wettbewerb in Klagenfurt ontdekt, Tegenwoordig is zij zelfstandig schrijfster.
Uit: Schlafwandel
Davide Signoretti war tot, und für Nora Korn, seine Geliebte, änderte sich das Leben und das Erinnern. Davides letzte zwei Lebensjahre, in denen er zu kränkeln begonnen hatte, hatten ihre Meinung verstärkt, durch die katholische Kirche eines wichtigen Teils ihrer Jugend beraubt worden zu sein. Ihr Zorn über Nichtgelebtes trieb sie, ein Stück über einen Papstmord zu schreiben, und das ohne jede Schreiberfahrung. Zu ihrer Überraschung wurde es angenommen. Nora saß einige Zeit danach mit dem Intendanten, der Dramaturgin Frau Claassen, der Regisseurin und einem Mann unbestimmter Aufgabe im Restaurant, das neben dem Theater in einem kleinen Park lag. »Erzählen Sie uns, was Sie sich beim Schreiben des Stücks gedacht haben«, sagte die Regisseurin. Nora, verwirrt, beschämt, daß sie sich nicht mehr genau erinnerte hatte sie es in Trance oder Trauer hervorgewürgt, in einer Art von Tollheit oder Trotz hingeschmettert , fing an, über die Vernichtung des Symbolträgers anstelle seiner Lehre zu stammeln, spürte die Dünne der Argumentation, verhaspelte sich, fühlte sich unbehaglich. Der Intendant runzelte die Stirn, schürzte die Lippen. »Frau Claassen«, sagte er, »erklären Sie uns das Stück, es hat einige schwache Stellen, aber es läßt sich daraus etwas machen.« Die junge Frau krauste ihr Näschen, Rosenröte überflutete sie, nervös strich sie die Haarwelle hinter das Ohr, begann zu sprechen, wurde ruhig, und Nora hörte etwas ganz anderes als das, woran sie je gedacht hatte. Das Stück erschien ihr wie neu geschrieben, geistreicher, dichter, es bekam Form, die einer Aufführung wert war. Die handelnden Personen wurden zu Menschen, zu Wütenden, zu Suchenden, Irrenden, zu Bajassen, zu Hoenden, Verzweifelten. Und von diesen Augenblicken der Betrachtung und Bewunderung der schönen Vortragenden, den Augenblicken der Bezauberung durch ihre Redegewandtheit, wachte in Nora das auf, was an jenem Nachmittag weder Gedanke noch Ahnung war.
Helen Meier (Mels, 17 april 1929)
De Oostenrijkse dichter en schrijver Anton Wildgans werd geboren op 17 april 1881 in Wenen. Hij studeerde rechten en werkte twee jaar als onderzoeksrechter voordat hij zich volledig op het schrijven toelegde. Bovendien was hij twee maal een periode directeur van het Weense Burgtheater.
Freier Tag
Weißt du, was so ein freier Tag ist -? Solch ein Tag, Da nicht mit schriller Stimme schon am Morgen Die Not dich weckt und Müdigkeit und Sorgen, Daß auch die kleinste Lust sich nimmer rühren mag - Da wanderst du hinaus in hellen Lerchenschlag Und spürst die Seele wundersam geborgen In Gottes reichem Feiertag...
Und abends dann, in einsamem Gemach - Du zündest heute keine Lampe an Und schließt die Augen, die so satt und wach Von allem, was dir dieser Tag getan. Du schließt die Augen und da tönt dir nach Der liebe Gruß, den dir ein schlichter Mann, Ein Unbekannter, im Vorbeigehn sprach. Du atmest Erde, kühl und schollenbraun, Und hörst ein Mädchenlachen überm Zaun, Der unter Rosen fast zusammenbrach ...
Anton Wildgans (17 april 1881 3 mei 1932)
De Duitse dichter en schrijver Karl Friedrich Henckell werd geboren op 17 april 1864 in Hannover. Hij studeerde filosofie, filologie en economie in Berlijn, Heidelberg, Leipzig, München en Zürich. Later woonde hij langere tijd in Milaan, in Wenen en in Brussel. Henckel was een sociaalrevolutionair dichter en een voorvechter van het naturalisme. Later maakte hij een wending tot het impressionisme en een gevoeliger natuurlyriek.
Beim Rheinwein
Wie die Blume des edlen Weins
Duftet würzig und voll!
Wie so heiter das Spiel des Scheins,
Draus manch sonniges,
Erdenwonniges,
Herzerquickendes Lied entquoll!
Weisen Zechern neigt sich mein Sinn,
Die beim Traubensafte versunken
Ihrem Wesen tiefen Gewinn
Weltbeschaulicher Wahrheit getrunken.
Seele süßgesammelten Seins
Schimmert köstlich kühl mir entgegen,
Doch in dieser Perle des Rheins
Spiegelt sich ein glühender Segen.
Spiegeln Blicke blühender Fraun,
Sanftmelodische Lippen sich wieder,
Auf die Wunden des Lebens taun
Balsamtropfen der Torheit nieder.
Karl Henckell (17 april 1864 30 juli 1929)
De Welshe dichter en arts Henry Vaughan werd geboren in Newton (Breconshire) op 17 april 1622. Samen met zijn tweelingbroer, de latere filosoof Thomas Vaughan, studeerde hij in Oxford. In 1640 ging Henry naar Londen om nog twee jaar rechten te studeren. Zijn studie werd onderbroken door de Engelse Burgeroorlog, waarin hij de kant koos van de royalisten. In 1642 keerde hij terug naar Wales als gerechtssecretaris en later vestigde hij zich als arts. Hij trouwde met Catherine Wise en kreeg met haar vier kinderen. In 1646 verscheen zijn eerste bundel, Poems with the Tenth Satire of Juvenal Englished. In 1650 volgde het eerste deel van Silex Scintillans, Sacred poems and private ejaculations, een verzameling religieuze gedichten, waarvan vijf jaar later het tweede deel verscheen. Daarin sprak hij over een spirituele hergeboorte, die hij toeschreef aan zijn bewondering voor George Herbert. Ook John Donne inspireerde hem, en met o.a. deze twee dichters wordt Vaughan gerekend tot de Metaphysical poets. Tussen deze publicaties in kwam een bundel met seculiere poëzie onder de titel Olor Iscanus (1651).
Son-Days
1
Bright shadows of true Rest! some shoots of bliss,
Heaven once a week;
The next world's gladness prepossest in this;
A day to seek;
Eternity in time; the steps by which
We Climb above all ages; Lamps that light
Man through his heap of dark days; and the rich,
And full redemption of the whole week's flight.
Henry Vaughan (17 april 1622 28 april 1695)
Boekomslag (Geen portret beschikbaar)
De Engelse dichter en toneelschrijver John Ford werd geboren in Ilsington, Devon, op 17 april 1586. Hij studeerde korte tijd in Oxford en werd in 1602 toegelaten tot de Middle Temple in Londen voor een juridische opleiding, maar onbekend is of hij daadwerkelijk de opleiding volgde. In 1606 verschenen van zijn hand twee gedichten. Al vroeg begon hij voor het toneel te schrijven, eerst, zoals destijds vaak gebeurde, in samenwerking met andere toneelschrijvers zoals Thomas Dekker en John Webster. Met Dekker en William Rowley schreef hij The Witch of Edmonton (1623). Fords eerste zelfstandige stuk was The Lover's Melancholy (1629). In het voorwoord van 'Tis Pity She's a Whore (uitgegeven in 1633) noemt de schrijver dit zelf als zijn eerste pennenvrucht. The Broken Heart en Love's Sacrifice verschenen in hetzelfde jaar. Zijn historische stuk Perkin Warbeck verscheen in 1634 en Fancies Chaste and Noble in 1638. Zijn laatste stuk, The Lady's Trial, werd uitgegeven in 1639.
ONE INFALLIBLE MARK of your true drink-man is that he reads everything on the subject that comes his way, from full-dress books to those tiny recipe-leaflets the makers tend to hang round the necks of their bottles. Never, by the way, despise the latter sort of thing as a mere commercial handout; on the contrary, the manufacturer knows more about his product than anybody else and, never mind from what base motives, will have tested out his recommendations with the utmost care. These days, too, off-licence pricelists can offer a lot of straight information.
This policy of unsleeping vigilance will bring you useful tips outside the common run: I have forgotten where I read that you can get much more juice out of a lemon you have dumped in a bowl of warm water for a few minutes than out of one straight from the fruit-bowl, let alone from anywhere cold, but it is true, and I always follow this advice myself when making a Bloody Mary (for instance) and have the time and patience. On the other hand, the books are full of lore that you will only very rarely, if ever, have the chance of translating into practice. I think of such attractive fantasies as the recipe given in The Art of Mixing Drinks (based on Esquire Drink Book) for Admiral Russell's Punch.
Ik ben een schaakmatliefhebber. Niemand kent als ik de regels van het snelle verlies, de doodlopende gangen van het labyrint. Op een dag, lang geleden - ik herinner me niet meer precies wanneer het was - heb ik het spelen om de overwinning opgegeven. Niet omdat ik nooit won - wat ook een reden zou zijn geweest - ik won, integendeel, altijd, en met het grootste gemak. Maar misschien was het wel net daardoor dat elke overwinning mij zo goedkoop leek, zo saai en onbevredigend. De strategie van de overwinning is rechtlijnig: je hebt je aanvangskansen, die min of meer toevallig zijn, maar de praktijk leert je die zo goed mogelijk te gebruiken, en als je dan verder heel erg je best doet en je heel erg concentreert, en bovendien niet al te dom bent en niet door tegenspoed wordt achtervolgd, dan win je waarschijnlijk ook wel een keer, en niemand is daar bijzonder verbaasd over, dat ligt zo in de lijn van de verwachtingen. Maar als je op de koop toe, zoals ik, altijd, keer op keer, met een soort van bovennatuurlijke onvermijdelijkheid, blijkt te winnen, slaat het laatste restje bewondering van je medespelers om in mateloze wrevel en verveling - er is zelfs geen afgunst meer, en het spel wordt zuchtend en met tegenzin verdergezet. Geheel anders is de strategie van het verlies. Niet het domme verlies natuurlijk, en ook niet het verlies van de apathische speler, die tegen zijn zin speelt en van meet af aan zijn slechtste kaarten toont om er zo snel mogelijk van af te zijn. Nee, met verlies bedoel ik het glansrijke, verpletterende verlies, dat alom verbijstering, en zelfs iets als geperverteerde bewondering oproept.
Toen ik voor het eerst speelde om te verliezen wist ik eigenlijk zelf nog niet hoe ik het zou doen. Ik zou me niet laten verliezen, dat stond vast, want dat leek me verwerpelijker dan gewoonweg niet mee te spelen - maar verder wist ik het ook niet. Er bestaat nu eenmaal geen handleiding voor de succesvolle verliezer, zoals er evenmin doe-het-zelf tips voor de zelfmoordenaar te vinden zijn. Ik moest dus alles op eigen kracht ontdekken, alsof ik een nieuw spel uitvond, of een ongehoorde variant op alle bestaande spelen.
Patricia De Martelaere(16 april 1957 - 4 maart 2009)
De Nederlands dichteres en schrijfster Clara Eggink werd geboren in Utrecht op 18 april 1906. Eggink bracht haar leven door met verschillende bekende Nederlandse dichters. Op 4 november 1926 trouwde ze slechts twintig jaar oud, met de veel oudere J.C. Bloem. Uit dit huwelijk werd een zoon, Wim geheten, geboren. Nadat in 1932 haar eerste huwelijk was ontbonden, huwde ze op 16 september 1936 met Jan Campert. Dit huwelijk werd eveneens ontbonden. Over haar relatie met J.C. Bloem schreeft ze de 'bibliografische schets' Leven met J.C. Bloem. Clara Eggink ligt begraven te Paasloo, naast haar voormalige echtgenoot en vriend J.C. Bloem.
Ewald Vanvugt, Sibylle Lewitscharoff, Rolf-Dieter Brinkmann, Anatole France, Eberhard Panitz
De Nederlandse schrijver Ewald Vanvugt werd geboren op 16 april 1943 in 's-Hertogenbosch. Hij publiceerde ruim 30 boeken. Zijn romandebuut was in 1963 Een bizonder vreemde dief. In de jaren zestig (1964-1967) maakte hij voor het wekelijkse VARA-radioprogramma Uitlaat radioreportages met Wim de Bie. Van 1967 tot 1977 maakte hij lange reizen op andere continenten. In 1980 werd hij medewerker van de Volkskrant. Sindsdien publiceerde hij talrijke artikelen in uiteenlopende tijdschriften - van De Gids tot Playboy en Vrij Nederland. De koloniale geschiedenis is in zijn schrijven een terugkerend onderwerp. In 1985 verscheen de studie Wettig opium. 350 jaar Nederlandse opiumhandel in Azië, waarin een vergeten hoofdstuk in de koloniale geschiedenis werd onthuld. In 1993 verscheen Een propagandist van het zuiverste water. H.F.Tillema (1870-1952) en de fotografie van tempo doeloe, waarin een lang vergeten foto-archief uit een museumdepot tevoorschijn kwam.
Vanvugt verzorgde tentoonstellingen, bijvoorbeeld Sociale fotografie in Indonesië in de jaren twintig in het Erasmus Huis in Jakarta (1994. In 2002 verscheen de omvangrijke koloniale geschiedenis Zwartboek van Nederland overzee. In 2006 publiceerde Vanvugt De verovering van Bali, een documentaire reisroman waarin hij het buitensporige geweld en de massas slachtoffers van de Nederlandse koloniale oorlogen nogmaals aan de kaak stelt. In 2007 verscheen Weerzien met Lucine. Een dag- en nachtboek uit de Stille Zuidzee over een reis naar Vanuatu en een hervonden jeugdliefde.
Uit: Cynthia en haar grote liefde
Hij verscheen in mijn leven als de vriend van mijn beste vriendin die al jong niet wilde deugen. Zij stelde hem voor: 'Kijk Cynthia, dit is mijn amant! Lief, niet?' Zij sprak altijd op de bekakte toon van de koningin: 'Eerst kwam hij soms een uurtje voor dure knaken op bestelling via een modellenbureau - en nu is hij mijn vaste lover met wie ik het nieuwe leven ga beginnen. Knap, niet?' Hij lachte zijn perfecte tanden bloot en zijn plotselinge verschijning stuwde een lichte lavendelgeurige wasem in mijn richting, die ik met een passende lichaamsgeur probeerde te beantwoorden. Met al mijn zinnen zoog ik hem in me op terwijl ik mezelf door al mijn poriën aan hem kenbaar wilde maken. Breed geschouderd, slank op lange benen en met blonde manen tot op de schouders moest hij eraan gewend zijn geraakt dat hij door veel mensen tenminste met hun ogen werd betast. Hij knikte gretig ter bevestiging van haar woorden en tegelijk alsof hij zijn bereidheid demonstreerde om haar overal te volgen. De kans dat voor mijn vriendin ooit 'het nieuwe leven' zou beginnen, leek mij extreem onwaarschijnlijk, maar ik wist meteen: als het met iemand kon lukken, moest het met hem zijn. Geschrokken van zijn aantrekkingskracht viel ik mijn vriendin om de hals en we kusten elkaar innig op de wangen.
Ewald Vanvugt (s-Hertogenbosch, 16 april 1943)
De Duitse schrijfster Sibylle Lewitscharoff werd geboren op 16 april 1954 in Stuttgart als dochter van een Bulgaarse vader en een Duitse moeder. Zij studeerde godsdienstwetenschappen in Berlijn. Tijdens haar studie verbleef zij ook een jaar in Parijs en een jaar in Buenos Aires. Daarna werkte zij een tijd als boekhoudster bij een reclamebureau. Zij begon met het schrijven voor de radio en met hoorspelen. De doorbrak kwam in 1998 toen zijvoor haar roman Pong de den Ingeborg-Bachmann-Preis ontving.
Uit: Consummatus
Wie fein die Toten hören! Zu einem Riesenohr vereinigt, segeln ihre Ohren am Himmel und überspannen ihn zu weiten Teilen. Was sich von Zungen löst, was sich in Hirnen formt, erzählte Worte, geträumte Worte, Worte ohne Klang, sie alle werden vom
Großen Totenohr erlauscht. Es wedelt, es fächelt, es zuckt wie ein Elefantenohr im Takt zu den Lügen, Beschwörungen, Gebeten, den Sirenengesängen, Notschreien, Märchen in den Babelsprachen der Erde, es hört die Tierlaute und den Krach der Maschinen, hört das Uuuijujuio der Gibbons so präzis wie das Huuijui der Kleinen Hufnase, hört das Schwappen der Meere und die dunkle Verzweiflung der Callas. Hört selbst Fehlwörter und schlampig gesprochene Silben, Wörter, die so huschig erscheinen und wieder verschwinden, daß nicht einmal wer sie geboren hat imstande ist, sie zu verstehen.
Es war einmal. Wann immer dieser Satzstummelvernommen wird, rinnt ein freudiger Schauder über das Totenohr. Es war einmal sind seine liebsten Worte. Es waren einmal ein Mann und eine Frau. Ein unauffälliger Mann und eine Frau, die alle Blicke auf sich zog, früher heiße, später nur mehr neugierige. Daß sich so ein Mann und diese Frau treffen mußten, um neun Monate lang durch Europa zu kreuzen, ist einer jener seltenen Würfe, die das Leben manchmal in einem geschlossenen Becher ausbringt. Der Mann bin ich.
Sibylle Lewitscharoff (Stuttgart, 16 april 1954)
De Duitse dichter en schrijver Rolf-Dieter Brinkmann werd geboren op 16 april 1940 in Vechta. Vanaf 1962 leefde hij in Keulen, waar hij pedagogie studeerde, maar er al snel voor koos om schrijver te worden. In de jaren zestig was hij ook vaker in Londen, waar hij in contact kwam met de anglo-amerikaanse dichtkunst (Frank OHara, William Carlos Williams) en de popmuziek uit die tijd. Voor zijn in 1975 verschenen hoofdwerk»Westwärts 1 & 2«, ontving hij postuum de Petrarca prijs.
Gedicht
Zerstörte Landschaft mit
Konservendosen, die Hauseingänge
leer, was ist darin? Hier kam ich
mit dem Zug nachmittags an,
zwei Töpfe an der Reisetasche
festgebunden, Jetzt bin ich aus
den Träumen raus, die über eine
Kreuzung wehn. Und Staub,
zerstückelte Pavane, aus totem
Neon, Zeitungen und Schienen
dieser Tag, was krieg ich jetzt,
einen Tag älter, tiefer und tot?
Wer hat gesagt, daß sowas Leben
ist? Ich gehe in ein
anderes Blau.
Rolf-Dieter Brinkmann (16 april 1940 23 april 1975)
Es war ein heißer Sommer mit viel Regen. »Mir kommt alles wie auf den Kopf gestellt vor«, sagte die Grüne und flüsterte mit mir, fern von Sir und Horst Rehder, berührte mich mit ihrem Haar, so nah war sie mir auf einmal. In der letzten Schulstunde schob sie mir einen Zettel zu: »Wart ab, bis alle weg sind.«
Wir liefen Herrn Fischer in die Arme, der sein Fahrrad vom Hof holte und mit einem Schwung daraufsprang, als wäre er nicht fünfundsechzig oder achtzig oder hundert Jahre. Er lachte und rief: »Na, ihr beiden.«
Ohne zu wissen, was wir wollten und was uns trieb,lachten wir auch und beeilten uns, vom Schulhof wegzukommen, über den niedergebrochenen Zaun und durch die Gärten und aus der Stadt, bis wir unter einem Baum am Waldteich saßen. Kein Mensch sonst weit und breit, noch immer Hitze, wir zogen uns aus, schwammen über den See, blieben dem anderen Ufer
fern, das Wasser bis zur Brust. Wir wagten uns nicht anzureden oder anzusehen, schwammen zurück und krochen, weit voneinander entfernt, ins Schilf, um uns anzuziehen. Als es zu regnen begann, flüchteten wir wieder unter den Baum, diesmal Schulter an Schulter, und Ursula holte einen Gedichtband von Heine aus ihrer Schultasche hervor. Der Regen tropfte auf das Buch, einen roten Leinenband, der unsere Hände und Gesichter, Schultern und Schenkel verfärbte. »Mein Gott, blutrot«, sagte sie und griff nach dem Buch, das ihr aus den Händen geglitten war. Sie hatte zehn, zwölf Gedichte vorgelesen, mehr nicht. Nun regnete es nicht mehr, wir waren nackt, hatten keine Scheu, uns anzusehen, nochmals zum anderen Ufer zu schwimmen, dort auf der Wiese zu liegen und zu bleiben, bis die Dunkelheit und wieder Regen kam. Das Buch lag ganz durchnäßt im Gras, wir wickelten es in mein Hemd ein, es war sowieso alles rot.
For some time now, Petersburg has been painted for me in a greenish color, which flickers and which blinks, the color terrible, phosphoric. Both on the houses and on the faces, and in the souls shakes the greenish flame, venomous and giggling.
The flame will blink - and not Peter Petrovich before you, but a sticky reptile; flame will shoot up - and you are yourself worse than the reptile; and not people walk along the streets: you will glance under the cap - snake head; you will look carefully at an old lady- a toad sits and moves its stomach.
But young people each with the dream of the special: engineer compulsorily wants Hawaiian music to hear, student - to hang himself in the most effective way, schoolboy - to acquire a child in order to prove his manly power.
You will visit the store - the former General after the counter stands and artificially smiles; you will enter the museum - the guide knows that he is lying, and continues to lie. I do not love the Petersburg, my dream has ended.
Konstantin Vaginov (16 april 1899 26 april 1934)
Under certain circumstances there are few hours in life more agreeable than the hour dedicated to the ceremony known as afternoon tea. There are circumstances in which, whether you partake of the tea or not--some people of course never do--the situation is in itself delightful. Those that I have in mind in beginning to unfold this simple history offered an admirable setting to an innocent pastime. The implements of the little feast had been disposed upon the lawn of an old English country-house, in what I should call the perfect middle of a splendid summer afternoon. Part of the afternoon had waned, but much of it was left, and what was left was of the finest and rarest quality. Real dusk would not arrive for many hours; but the flood of summer light had begun to ebb, the air had grown mellow, the shadows were long upon the smooth, dense turf. They lengthened slowly, however, and the scene expressed that sense of leisure still to come which is perhaps the chief source of one's enjoyment of such a scene at such an hour. From five o'clock to eight is on certain occasions a little eternity; but on such an occasion as this the interval could be only an eternity of pleasure. The persons concerned in it were taking their pleasure quietly, and they were not of the sex which is supposed (2) to furnish the regular votaries of the ceremony I have mentioned. The shadows on the perfect lawn were straight and angular; they were the shadows of an old man sitting in a deep wicker-chair near the low table on which the tea had been served, and of two younger men strolling to and fro, in desultory talk, in front of him. The old man had his cup in his hand; it was an unusually large cup, of a different pattern from the rest of the set and painted in brilliant colours. He disposed of its contents with much circumspection, holding it for a long time close to his chin, with his face turned to the house. His companions had either finished their tea or were indifferent to their privilege; they smoked cigarettes as they continued to stroll. One of them, from time to time, as he passed, looked with a certain attention at the elder man, who, unconscious of observation, rested his eyes upon the rich red front of his dwelling. The house that rose beyond the lawn was a structure to repay such consideration and was the most characteristic object in the peculiarly English picture I have attempted to sketch.
Henry James (15 april 1843 - 28 februari 1916)
Portret door John Singer Sargent
De Franse schrijver Jérôme Lambert werd geboren op 15 april 1975 in Nantes. Hij schrijft romans voor volwassenen en voor de jeugd. Daarnaast is hij werkzaam als vertaler van o.a. Chaim Potok en Jerry Spinelli.
Uit: Finn Prescott
Malgré ces diversions sans cesse renouvelées et dont les seules limites étaient celles de son imagination, Nina s'était vite rendu compte que rien - ni la passion amoureuse ni l'Ennui existentiel - ne pouvait pénétrer les murs de Newland. Ce giron protecteur se révélait être une forteresse aux issues gardées par les lois morales, sociales et culturelles du clan. Nina savait qu'elle ne la quitterait sans violence qu'après s'être réellement émancipée de sa famille. Ou en contractant un mariage avantageux. Or Nina ne rêvait pas de mariage, mais d'amour. Du grand amour qui, un jour, l'arracherait à cette languissante douceur de vivre. En attendant, elle devait prendre son mal en patience, comme le lui répétait si souvent Mme Newland.
(...)
Il avait été ce jeune homme épris de musique et avait décidé que le piano était sa vocation - la médecine n'étant que moyen de subsister financièrement. Chaque soir, pendant un an - il avait tenu un an - il s'isolait dans l'auditorium de l'université et s'attelait à l'étude de sa gamme. Il attendit avec impatience la formation de corne sur le bout de ses doigts mais, ne voyant rien venir, se souvint que cette douloureuse et magnifique distinction de martyr ne touchait que les musiciens qui pinçaient les cordes. A défaut, ils se découvrit de très belles crampes sur les muscles du dos de la main, qui firent sa fierté pendant plusieurs mois. L'année suivante, il acheta, avec l'argent de ses parents, un piano d'occasion qu'il installa chez eux et auquel il ne toucha jamais.
Jérôme Lambert (Nantes,15 april 1975)
De Duitse schrijver Bernhard Lassahn werd op 15 april 1951 in Coswig / Anhalt geboren. Hij ging naar school in Osnabrück en studeerde daarna in Marburg en Tübingen. Sinds 1979 is hij zelfstandig schrijver. Hij schrijft satirische teksten, hoorspelen, liederen en romans voor volwassenen en voor de jeugd. Voor zijn omvangrijke werk ontving hij al heel wat prijzen.
Uit: Auf dem schwarzen Schiff
Rafi hatte beschlossen, nichts zu verraten, schon gar nichts von Elise, und behauptete, dass er ficken war. »Jiggi jiggi nennt man das.« Sie tippten sich an den Kopf, tick, tick. Der Bootsmann wiederholte bei der Jungfrau Maria seinen heiligen Schwur, dass er ihn in Ketten legen würde, falls er versuchen sollte, achteraus zu segeln. Sie sahen schlecht aus. Es stimmte also: Die Tropen bekamen dem weißen Mann nicht. Ihre Gesichter waren bleich, alle waren erkältet. Es gab ein ständiges Gehüstel und Geschnupfe in der Mannschaftsmesse, sie rauchten trotzdem, und angeberisch, wie sie waren, hielten sie die Zigaretten in die Handflächen gedreht, als müssten sie auch unter Deck die Glut vor Windstößen schützen. Mit solchen Schwätzern hatte er nichts mehr zu tun. Bis zum Mittagessen musste er noch die Kammern der Offiziere putzen, die Bettwäsche abziehen, waschen und bügeln, aber es ging ihm leicht von der Hand es war das letzte Mal! Demnächst müsste sich ein anderer die Finger an der Bügelmaschine verbrennen.
Bernhard Lassahn (Coswig 15, april 1951)
De Duitse schrijfster Beate Morgenstern werd geboren op 15 april 1946 in Cuxhaven. Zij groeide op in Herrnhut / Oberlausitz en in Halle (Saale). In Oost-Berlijn studeerde zij germanistiek en kunstpedagogie. Daarna werkte zij in de boekhandel en als fotoredacteur bij het persagentschap ADN. Sinds 1978 is zij zelfstandig schrijfster. Zij schrijft romans, verhalen en theaterstukken.
Uit: Der Gewaltige Herr Natasjan. Eine Burleske
Sieben Jahre sind vergangen, seit mich Walja Kunze im Sommer 2001 aufsuchte und mir tage- und nächtelang ihre Geschichte erzählte und ich mir auf ihren ausdrücklichen Wunsch alles notierte. Ihr selbst, die das Schreiben als Beruf hatte wie ich, war es verwehrt, sich auf diesem Wege von ihrer Vergangenheit zu lösen. Oft habe sie versucht, aufzuschreiben, was ihr seit dem abendlichen Gang zum Club der Kulturschaffenden in Ostberlin im Juni 1989 widerfahren sei, sagte sie mir. Doch jedes Mal habe sie ihre Erinnerung so heftig überfallen, dass sie meinte, sich immer noch im Kreis der zwölf Kollegen im CdK zu befinden. Keine Hand habe sie rühren können, sobald sie dachte, ihre Erlebnisse niederzuschreiben, sagte sie. Dass Walja nach elf Jahren aus den Staaten nach Deutschland zurückkehrte, diente offenbar einzig und allein dem Zweck, ihre Geschichte loszuwerden. Wir jüngeren Autoren im Verband kannten uns alle irgendwie, wie überhaupt die Nemezen, ob turingischen, sächsischen, brandenburgischen oder mekelnburgischen Stammes. Warum Walja mich ausgesucht hatte, war mir zunächst nicht deutlich, da ich in Zeiten der SRR Nemezien jede ihrer Annäherungen unfreundlich und sehr bestimmt abgewehrt hatte. Die Antwort hat mit ihrer Geschichte zu tun, weshalb ich sie nicht vorwegnehmen möchte. Walja wirkte sehr gehetzt, angespannt.
Ihr eigentlich rundes Gesicht noch abgezehrter als in jungen Jahren, sodass ich annahm, sie ernähre sich ausschließlich von Äpfeln und Brokkolis, womit ich nicht ganz falsch lag.
Walja hat mir aufgetragen, erst dann ihren von mir verfassten Bericht der Öffentlichkeit zugänglich zu machen, wenn ich nach Jahren immer noch keine neue Nachricht von ihr habe. Nach wie vielen Jahren genau? fragte ich nach, um ja keinen Fehler zu begehen. Sieben, sagte sie. Sieben ist eine schöne Zahl. Das fand ich auch.
Beate Morgenstern (Cuxhaven, 15 april 1946)
De Zweedse dichter en schrijver Tomas Tranströmer werd geboren in Stockholm op 15 april 1931. Hij is psycholoog van beroep. Van 1960 tot 1966 werkte hij in een jeugdgevangenis en daarna was hij verbonden aan het Zweedse arbeidsbureau waar hij zich bezighield met vraagstukken van reclassering, invaliditeit en drugsverslaving. Hij woont in Västeras. Tomas Tranströmer wordt door velen beschouwd als de grootste Zweedse dichter van dit moment: zijn poëzie is over de hele wereld vertaald. Voor het Nederlandse taalgebied heeft J. Bernlef dit al in vier bundels gedaan.
Heimwärts
Ein Telephongespräch lief in die Nacht aus und glitzerte
im Land und in den Vorstädten.
Danach schlief ich unruhig im Hotelbett.
Ich ähnelte der Nadel eines Kompasses, den der
Orientierungsläufer mit pochendem Herzen durch den
Wald trägt.
Adlerfels
Hinterm Glas des Terrariums die Reptile seltsam reglos.
Eine Frau hängt Wäsche auf im Schweigen.
Der Tod ist windstill.
In der Tiefe des Bodens gleitet meine Seele schweigend wie ein Komet.
Vertaald door Hanns Grössel
Breathing Space July
The man who lies on his back under huge trees is also up in them. He branches out into thousands of tiny branches. He sways back and forth, he sits in a catapult chair that hurtles forward in slow motion.
The man who stands down at the dock screws up his eyes against the water. Docks get older faster than men. They have silver-gray posts and boulders in their gut. The dazzling light drives straight in.
The man who spends the whole day in an open boat moving over the luminous bays will fall asleep at last inside the shade of his blue lamp as the islands crawl like huge moths over the globe.