De Amerikaanse schrijver Jonathan Carroll werd geboren op 26 januari 1949 in New York. Zie ook alle tags voor Jonathan Carroll op dit blog.
Uit:Voice of Our Shadow
“Formori, Greece At night here I often dream of my parents. They are good dreams and I wake happy and refreshed, although nothing very important happens in them. We will be sitting on the porch in summer, drinking iced tea and watching our scottie dog, Jordan, lope across the front yard. Although we talk, the words are pale and dreamy, unimportant. It makes no difference—we are all very glad to be there, even my brother, Ross. Now and then Mother laughs or throws her arms out in those great swoops and arcs when she talks—her most familiar gesture. My father smokes a cigarette, inhaling so deeply that I once asked him when I was young if the smoke went down into his legs. As is true with so many couples, my parents' temperaments were diametrically opposed. Mother ate life as fast as she could get her hands on it. Dad, on the other hand, was clear and predictable and forever the straight man to her passion and shenanigans. I think the only great sadness in their relationship for him was knowing that although she loved him in a warm, companionable way, she went all-out in adoring her two sons. Originally she had wanted to have five children, but both my brother and I had such difficult births the doctor told her having another child would be a deadly risk. She compensated in the end by pouring the love for those five kids into the two of us. Dad was a veterinarian; still is a veterinarian. He'd had a successful practice in Manhattan when they were first married, but gave it up to move to the country right after his first son was born. He wanted his children to have a yard to play in and the safety to come and go as they pleased any time of the day. As with everything else in her life, my mother pounced on the new house and tore it limb from limb. New paint inside and out, new wallpaper, floors stripped and sealed, leaks stopped ... When she was done she had created a solid, amiable place with more than enough room, light, warmth, and security to assure each of us this was a home as well as a house. All that and two little boys to raise. Later she said those first two years in the house were her happiest. Everywhere she went, either someone or something needed her, and that is what she thrived on. With one boy in her arms and another clinging to her skirt, she telephoned, cooked, and hammered the house and our new life there into submission. It took a few years, but when she was done, things both worked and gleamed. Ross was starting school, she'd taught me how to read, and every meal she put on the table was tasty and different.”
Jonathan Carroll (New York, 26 januari 1949)
De Zwitsers-Duitse dichteres Nora Gomringer werd geboren op 26 januari 1980 in Neunkirchen an der Saar. Zie ook alle tags voor Nora Gomringer op dit blog.
Riesen
In Gradzahlen ahnt die Welt, wo ihr zu finden.
Es fällt kein Licht In eure Tiefen ein.
Ich kenne Dichter, die den Moment beschrieben, als sie in eure tellergroßen Augen sahen.
Man sagt, die Augen ließen tief in Seelen blicken. Ich weiß nicht, will ich eure Seelen sehen?
Man sagt, ihr wärt wie Vögel unter Wasser, jedoch verschwiegen und trotz der Schnäbel
nicht gefiederter, mehr umarmender Natur. Und eure Liebe währte mindestens
Den einen Tauchgang lang, bis kleinste Bläschen großen Walen dort entstiegen
wo eure Messer zwitscherten.
Vater: sagen die Kinder
Ohne William James Wäre er nicht pragmatisch Er stellt sich hin Und trinkt ein Ei aus der Schale Füchslein sagen die Kinder Stielt ein Ei
Nora Gomringer (Neunkirchen an der Saar, 26 januari 1980)
De Duitse dichter en schrijver Achim von Arnim werd geboren in Berlijn op 26 januari 1781. Zie ook alle tags voor Achim von Arnim op dit blog.
Uit: Holländische Liebhabereien
„Mit Mühe hatte Hemkengriper dieses Wort abgewartet, jetzt strömte er aus in Vorwürfen, wie dieser Kölnische Ignorant und Anabaptist Vondel ein großer Dichter genannt werden könne, er habe nicht nur für Pflicht gehalten, den guten Geschmack aufrechtzuerhalten und seine Schüler auf die Fehler des Stücks aufmerksam gemacht, sondern er habe sie aufgemuntert, diese ihre Einsichten geltend zu machen. Wären sie diesmal auch die geringere Zahl gewesen und hätten unterlegen und wären zur Dule hinausgeworfen worden, so hoffe er doch, daß sie sich verstärken und in den nächsten Abenden glücklicher sein würden. Verlegen schwieg hier der Bürgermeister, stammelte in einzelnen Worten, daß er ihm bei diesem Bekenntnis für die zerschlagenen Fenster keinen Ersatz, sondern nur durch Bannung der fremden Studenten ihm eine öffentliche Genugtuung schaffen könne. Hemkengriper entgegnete einige scharfe Worte über den Schutz, welchen er dem ignoranten Vondel angedeihen lasse, bloß weil er ihm zu schmeicheln wisse. Der Bürgermeister erschrak und schwieg. Endlich erholte er sich und suchte Vondel damit zu verteidigen, daß doch kein besserer dramatischer Dichter in Holland zu finden sei. «Hier sitzt einer», rief Hemkengriper stolz und wies auf Jan, «wenn ich den ein halbes Jahr abrichte, macht er bessere Tragödien als Euer miserabler Anabaptist.» Jan war äußerst verwundert, aber nicht wenig geschmeichelt von diesem Ausrufe, und als sich der Bürgermeister beurlaubt hatte, bat er Hemkengriper, ihm ja die versprochene Abrichtung zum Schauspieldichter zu geben. Hemkengriper warf ihm einen Band des Euripides hin und ging zurück in sein Bibliothekzimmer, weil er schon allzuviel Zeit verloren zu haben meinte. Die alte Frau Bathseba leistete unterdessen dem Glaser Gesellschaft, versicherte ihm mit gerührter Stimme, daß er Gott für die gefundene Aufnahme nicht genug danken könne, da der Herr, sonst gar mißtrauisch gegen Fremde, selbst seinen Famulus nicht ins Haus genommen habe. Sie gab ihm dann Regeln wie eine gute Mutter, und Jan äußerte, es sei ihm so zumute, als ob er sie schon in früheren Jahren bei seinen Pflegeeltern gesehen.“
Achim von Arnim (26 januari 1781 - 21 januari 1831) Borstbeeld in het Bettina und Achim von Arnim-Museum, Künstlerhaus Schloss Wiepersdorf
De Nederlandse schrijver Menno ter Braak werd geboren op 26 januari 1902 in Eibergen. Zie ook alle tags voor Menno ter Braak op dit blog.
Uit: Afscheid van Domineesland
“Het domineeschap was sinds die tijd niet van de lucht. Onder mijn verwanten van vaders- en moederszijde zijn de predikanten talrijk; er zijn er in bloei en opkomst, in verschillende nuanceringen, in alle delen des lands. Voor mijn prille jeugd was de dominee het symbool van het hogere leven, waarover met eerbied gesproken diende te worden. Ik had reeds vroeg daartegen zekere bezwaren, maar ik wist natuurlijk allerminst welke. Heimelijke eerbied en angst vermengden zich daarom met neiging tot onhebbelijke opmerkingen. Soms werd de dominee, die ten onzent in de Protestantenbond kwam preken, bij ons aan huis ontvangen; hij zonderde zich dan vaak een half uur af, om zijn preek te overdenken, en wij kregen consigne, onze havermout in het naaste vertrek muisstil op te eten. Altijd heb ik mij afgevraagd, wat er in dat half uur toch wel zou gebeuren; ik vond de dominee in zijn afzondering belachelijk, maar evenzeer raadselachtig: hij wist dan toch maar dingen, waarvan ik voelde de allerkinderachtigste voorstellingen te hebben. Toen ik later de dominee, die pas nog aan onze tafel had gezeten als een gewoon mens, zelf zag preken, werd mijn onzekerheid nog groter. Ik ergerde mij over zijn uiterlijk, over de ridicule combinatie van half-deftige kledingstukken, die zijn uniform uitmaakten, maar ik zag veel volwassen mensen ernstig luisteren en begreep, dat het een hoogst ernstig geval was, dat het minderwaardig was, aan zulke kleine uiterlijkheden te hechten. Eens zag ik een dominee over de terugkerende lente en de Paasgedachte preken, waarbij een wasbare gummimanchet telkens uit zijn mouw dreigde te schieten, zodat zijn jaegertje zichtbaar werd; en toch waagde ik het niet, mijn eerbied prijs te geven. De echte apostelen zouden er toch ook niet elegant hebben uitgezien! Neen, antwoord ik mijzelf nu; maar de apostelen zouden ook niet bij voorkeur valse witte dasjes gedragen hebben. Reeds vroeg, na een inleiding door de Zondagsschool, brachten de dominees mij op het spoor van Jezus. Ik herinner mij toevallig, dat ik als klein kind in een liederenboekje de volgende regels las:
Van Jezus kun je leeren, Wat edel is en goed. ...
Ik moet toen bij bewustheid nooit van Jezus gehoord hebben, want ik dacht, dat met deze vijf letters ‘je zus(ter)’ bedoeld werd; hoe ik de exegese toen verder heb voortgezet, is mij ontschoten.”
Menno ter Braak (26 januari 1902 - 14 mei 1940)
De Surinaamse dichter Bhai (eig.James Ramlall) werd geboren op 26 januari 1935 in het toenmalige district Suriname. Zie ook alle tags voor Bhai op dit blog.
Starende Ogen
Zij zat en staarde.... met ogen Koud als krakend ijs, gebroken als een stok in 't water. Ik zag in die ogen: Mijn leven!
Ach, De Dagen der Jeugd!
Heen zijn de jonge jaren, de wintertijd breekt aan. Een magere kromme grijsaard kijkt om, ziet niets, maar weet: ze komen nimmer weer de dagen mijner jeugd.... de ogen lopen vol.
Bhai (District Suriname, 26 januari 1935)
De Nederlandse dichter en schrijver Jos van Daanen werd geboren op 26 januari 1959 in Kerkrade. Zie ook alle tags voor Jos van Daanen op dit blog.
De troost in de schoot van een mottenkast
Vaders vertrekken vroeg of laat, ze gooien hun leren koffers in een blauwe Daf en lopen alleen nog maar het tuinpad af.
Moeders blijven, smeren je brood met zuchten en vullen je beker terwijl je kijkt en vraagt. Thuis betekent iets anders dan je dacht.
Ten slotte zeg je dag en neem je een plaatsje in op zolder. Geborgenheid is zelden groter dan de hardboard schoot van een vierkante meter mottenkast.
Jos van Daanen (Kerkrade, 26 januari 1959)
De Vlaamse schrijver Lode Baekelmans werd geboren in Antwerpen op 26 januari 1879. Zie ook alle tags voor Lode Baekelmans op dit blog.
Uit: Herinneringen
“Mijn eerste school lag naast het Almaras godshuis op de Paardenmarkt, waar nu een meubelmagazijn gevestigd is. Op de speelplaats stond een oude wilde kastanjeboom, die in het voorjaar zijn roze kandelaars opstak. De Paardenmarkt bood in die tijd een heel ander uitzicht. Voor ‘De Eenhoorn’ en ‘De Paardenwei’ kwamen de bodewagens lossen en laden. Druk was het vooral wanneer het paardenmarkt was. Dan werden daags te voren palen in de grond geslagen, waaraan het touw bevestigd werd voor het vastmaken van hengsten, merries, ruinen, veulens. 't Was een bont uitzicht van vossen, schimmels en moren, er waren pony's, er waren natiepaarden, ook koetspaarden, oude knollen en een enkel schamel ezeltje. En wat vreemd volkje liep er rond: paardenboeren, stalknechten en voerlieden, kopers en kijkers, agenten die paardendieven zochten. 't Was de plaats waar geen paarden gegeven werden en men kon er dus gerust in de bek zien. Er werd gemarchandeerd, afgedongen en getalmd. Men liet de dieren draven op de leien, onderzocht de poten, zag gebreken die de verkoper probeerde te verbergen. Sommigen schenen enkel op te gaan in het borstelen van het paard, in het oppoetsen van halster en getuig, voederden hompen paardenbrood of bonden de haverzak aan. Over de markt dreven horzels en paardenvliegen en in het geroezemoes van stemmen klonk het gestamp van hoefijzers op de keien. De estaminets floreerden. Wanneer we 's namiddags naar school kwamen, waren de paarden en de mensen weg. Ook de vliegen waren de wijde wereld in en alleen lagen er nog hopen paardenvijgen in de zon te stoven, van de Varkensmarkt tot aan de Kauwenberg.”
Lode Baekelmans (26 januari 1879 - 11 mei 1965)
Onafhankelijk van geboortedata
De Nederlandse dichter en schrijver Michiel van Rooij werd geboren in Eindhoven in 1982. Hij studeerde in Tilburg aan de lerarenopleiding geschiedenis en journalistiek. Tegenwoordig woont hij in Amsterdam, waar hij geschiedenis studeert aan de Vrije Universiteit. Van Rooij schrijft proza en gedichten en treedt regelmatig op tijdens festivals. Hij publiceerde o.a. in ‘Meander’ en ‘Op Ruwe Planken’. Hij debuteerde in 2009 in de Sandwich-reeks van Gerrit Komrij met de bundel “Hoe hoog de maan”. In 2011 volgde “Afslag liefde”.
Vandaag
Vandaag heb ik anderhalf gedicht geschreven, Aan een baanbrekend filosofisch essay gewerkt, Ik heb me geërgerd – tot waanzin toe – aan een Onwillige balpen, ik trek het bijzonder slecht als Voorwerpen opeens een eigen wil gaan vertonen.
Derhalve was ik – ondanks mijn ondraaglijke ergernis – Toch te lui een nieuwe pen te pakken, die mij beter Zou doen dichten, verloor de zin daartoe terstond, Vervloekte die pen en mezelf, maar vooral die pen, Dat ik zo’n luie dichter was.
Ik verloor er drie potentieel goede – maar nog in de Lucht of in mijn brein zwevende – dichtregels door, Pakte uiteindelijk toch een andere pen, door wanhoop Gedreven, in mezelf grinnikend om mijn pathetiek Zag ik mijn handschrift op een holletje,
Achter mijn gedachten aanrennen.
Michiel van Rooij (Eindhoven, 1982)
De Nederlandse dichter en beeldend kunstenaar Martijn den Ouden werd geboren in Nieuw-Lekkerland in 1983. In 2009 studeerde Den Ouden af aan de Gerrit Rietveld Academie, waar hij de studierichting Beeld en Taal volgde. In 2010 verscheen zijn debuut `Melktanden` bij uitgeverij Em. Querido. In 2013 volgde zijn tweede bundel `De beloofde dinsdag`. In hetzelfde jaar verscheen ook beeldend werk van Den Ouden in HP//de Tijd.
´rond dit bed´
rond dit bed ruist een zee van honing van bloed en wijn ik was mijn handen in bloed in bloed melk en honing ik was mijn handen in heilig water in rivieren in zeeën ik was mijn handen in olie en zand ik was mijn handen in de vrouw en de dieren die over het land kruipen ik was mijn handen in de slang ik was mijn handen in de longen van mijn grootvader ik was mijn handen in het luipaardjong heilig is het luipaardjong heilig is het veulen in de adem van het veulen was ik mijn handen en ik ben rein
Martijn den Ouden (Nieuw-Lekkerland, 1983)
Zie voor nog meer schrijvers van de 26e januari ook mijn blog van 26 jauari 2016 en ook mijn blog van 26 januari 2014 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.
|