Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
30-12-2008
Georg von der Vring, Maurice Bedel, Heinrich Hart, Betty Paoli
De Duitse dichter, schrijver en schilder Georg von der Vring werd geboren op 30 december 1889 in Brake (Oldenburg). Hij volgde van 1904 tot 1910 de lerarenopleiding in Oldenburg en leerde daar de jonge (latere uitgever) Peter Suhrkamp kennen. Nog tijdens zijn opleiding publiceerde hij in eigen beheer zijn eerste gedichtenbundel Muscheln. Na het succes van zijn roman Soldat Suhren", die bekend staat als de eerste literaire verwerking van WO I in de Duitse literatuur, verstigde hij zich als zelfstandig schrijver en schilder in Tessin, Wenen, en vanaf 1930 in Stuttgart.
Nie genug
Bei meines Lebens Narretein
Da ward ich einmal klug,
Ich liebt mich in dein Herz hinein,
Und tat's doch nie genug.
Dein Mund so schön, dein Auge klar,
War alles, was ich frug,
Bis daß ich gar verwandelt war,
Und war's doch nie genug.
Du wurdest unsre Mutter dann,
Die meine Kinder trug,
Ich saß bei dir und sah dich an,
Und tat's doch nie genug.
Und als das Unheil lauerte,
Und als der Tod dich schlug,
Da weint' ich hin und trauerte,
Und tat's doch nie genug.
Wie dank ich's dir? Das Leben hier
Ist eines Vogels Flug.
Was ich noch bringe, bring ich dir,
Doch nie und nie genug.
Schwarz
Nacht ohne dich. Wer wird mein Herz bewahren? Der Mond erblich. Die Vogelwolken fahren. Vorüberstrich Ein Schwarm von schwarzen Jahren.
Georg von der Vring (30 december 1889 1 maart 1968)
De Franse dichter en schrijver Maurice Bedel werd geboren op 30 december 1883 in Parijs. Hij studeerde medicijnen en publiceerde zijn eerste dichtbundelLe Cahier de Phane in 1913. Voor zijn eerste roman Jérôme 60° latitude nord ontving hij in 1927 de Prix Goncourt. In 1948 werd hij president van de Société des Gens de Lettres.
Uit: Reines de France Berthe au grand pied
"Chaque vigneron ici fait métier d'artisan. Voici le bourrelier; il n'a qu'un oeil mais il voit clair : il découvrirait à vingt pas un virebec occupé à tourner en forme de cigare une feuille de sa vigne. Plus loin, c'est le maréchal; les nouures de ses bras n'ont-elles pas des mouvements de vieux cep ? Poussard, le menuisier, est à son établi; allons écouter le chant de sa varlope. Et voici M. le curé; il ne vigneronne pas, toutefois son teint de rose, son regard est rieur, sa bouche est en fleur : ce sont les signes d'une heureuse nature où le vin, sois-en sûre, a sa modeste part. (...) Je ne te présente pas des princes de la pensée, des héros de l'action; je te présente des hommes. Chacun fait au mieux ce qu'il fait et brode sur le canevas de la tradition un point de sa façon : à ce point tu reconnaîtras la manière des hommes libres de chez nous..."
Maurice Bedel (30 december 1883 16 oktober 1954)
De Duitse schrijver en criticus Heinrich Hart werd geboren op 30 december 1855 in Wesel. Samen met zijn broer Julius bezocht hij het gymnasium in Münster, waar zij samen al met publiceren begonnen en het scholierenblad Herz und Geist uitgaven. In 1877 verscheen het eerste literaire tijdschrift van de broers Deutsche Dichtung. In dat jaren vertrokken zij ook naar Berlijn. Zij sloten zich aan bij de beweging van het naturalisme en verkeerden in kunstenaarskringen. Ook hier weer gaven zij een tijdschrift uit, Kritischen Waffengänge, dat van grote betekenis is geweest voor het naturalisme in Duitsland.
Uit: Heinrich Hart, Julius Hart - Über Paul Lindau als Kritiker
Ist es ein Wunder, daß bei solchen Thatsachen die Kritik dem Publikum nichts mehr gilt, soll man sich da über den Sacher-Masoch'schen Cynismus wundern, der die Aufgabe aller Beurtheilung dahin zusammenfaßt, daß sie viel, recht viel Lärm zu machen und die Reclametrommel zu rühren habe? Doch nein! Es ist an der Zeit, daß sich die Besseren unter uns aufraffen gegenüber den Männern, die nur schreiben um zu schreiben, nur kritteln um zu verdienen, denen die Literaturentwicklung unseres Volkes kein Heiliges ist, für das man Gunst und Genuß aufopfert, für das man Angriffe kleinlichster Art und alle Wuth der Coterie getrost erleidet, sondern denen nichts höher steht, als ihr erbärmliches Ich, mag auch das Piedestal ein Kehrichthaufen sein. Es ist Zeit, daß die Redaktionen von ihren kritischen Mitarbeitern etwas mehr verlangen, als fingerfertige Schreibkunst, nämlich Ernst, Wahrhaftigkeit und Neigung, es ist Zeit, daß der alte Schlendrian wieder falle, der in ebenso leichtfertigem Loben wie gewissenlosem Absprechen besteht, daß er ersetzt werde durch eine ästhetisch geschulte Kritik, in welcher kein Satz vorhanden, der nicht begründet ist, in welcher jedes Urtheil belehrend, veredelnd und anregend auf Künstler und Leser wirkt. Wenn das geschehen wird, dann werden vielleicht zehntausend Recensionen jährlich weniger geschrieben werden, aber was wir lesen, wird von Berufenen herrühren, nicht von blasirten Schwätzern und Paul Lindau wird sich wieder auf das ihm eigene Gebiet beschränken, auf "harmlose", "überflüssige" Plaudereien.
Heinrich Hart (30 december 1855 11 juni 1906)
De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Betty Paoli (eig. Barbara Elisabeth Glück ) werd geboren op 30 december 1814 in Wenen. Van 1843 tot 1848 was zij gezelschapsdame voor Fürstin Maria Anna Schwarzenberg. Met haar maakte zij reizen door Duitsland en Nederland. Ook brachtt zij in 1843 enkele maanden in Venetië door. Na de dood van de vorstin probeerde zij haar brood als journaliste te verdienen, maar in 1850 keerde zij naar Wenen terug. Haar eerste gedichten verschenen 1832/33 in Praagse en Weense kranten. Sinds 1855 leefde zij als zelfstandig schrijfster ten huize van haar vriendin Ida Fleischl-Marxow, haar man Carl en hun vier zonen in Wenen.
Vorsatz
Es hielt mich lang ein finst'rer Bann gebunden, Bis Meister Schicksal seinen Hammer schwang Und von dem schweren Streich die Form zersprang, Der sich mein wahrhaft Selbst nun blank entwunden.
Was And're tödtet, machte mich gesunden, Mich machte die Erkenntniß frei vom Zwang; Wornach ich sehnend und verzweifelnd rang, Den Trost, ich hab' ihn in mir selbst gefunden:
Des Selbstgefühles ritterliche Wehre, Den kühnen Trotz gen irdisches Verderben, Das feste Halten an der eig'nen Ehre!
Und soll mein Himmel sich noch dunkler färben, Erlieg ich einst dein giftgetränkten Speere, Will ich, wie Roma's Kaiser, stehend sterben.
The melting snow dripped from the balconies. People hurried through the little street that always smelled of frying fish. Now and then a stork swooped low, dragging his sticklike legs below him. The small gramophones scraped day and night behind the walls of the shop where young Amar worked and lived. There were few spots in the city where the snow was ever cleared away, and this was not one of them. So it gathered all through the winter months, piling up in front of the shop doors.
But now it was late winter; the sun was warmer. Spring was on the way, to confuse the heart and melt the snow. Amar, being alone in the world, decided it was time to visit a neighboring city where his father had once told him some cousins lived.
Early in the morning he went to the bus station. It was still dark, and the empty bus came in while he was drinking hot coffee. The road wound through the mountains all the way.
When he arrived in the other city it was already dark. Here the snow was even deeper in the streets, and it was colder. Because he had not wanted to, Amar had not foreseen this, and it annoyed him to be forced to wrap his burnous closely about him as he left the bus station. It was an unfriendly town; he could tell that immediately. Men walked with their heads bent forward, and if they brushed against a passer-by they did not so much as look up. Excepting the principal street, which had an arclight every few meters, there seemed to be no other illumination, and the alleys that led off on either side lay in utter blackness; the white-clad figures that turned into them disappeared straightway.
"A bad town," said Amar under his breath. He felt proud to be coming from a better and larger city, but his pleasure was mingled with anxiety about the night to be passed in this inimical place. He abandoned the idea of trying to find his cousins before morning, and set about looking for a fondouk or a bath where he might sleep until daybreak.
Only a short distance ahead the street-lighting system terminated. Beyond, the street appeared to descend sharply and lose itself in darkness. The snow was uniformly deep here, and not cleared away in patches as it had been nearer the bus station. He puckered his lips and blew his breath ahead of him in little clouds of steam. As he passed over into the unlighted district he heard a few languid notes being strummed on an oud. The music came from a doorway on his left. He paused and listened. Someone approached the doorway from the other direction and inquired, apparently of the man with the oud, if it was "too late."
The children had discovered that their lives would be unendurable without pistol-practice. After much forethought and self-denial, Dick had saved seven shillings and sixpence, the price of a badly constructed Belgian revolver. Maisie could only contribute half a crown to the syndicate for the purchase of a hundred cartridges. 'You can save better than I can, Dick,' she explained; 'I like nice things to eat, and it doesn't matter to you. Besides, boys ought to do these things.'
Dick grumbled a little at the arrangement, but went out and made the purchase, which the children were then on their way to test. Revolvers did not lie in the scheme of their daily life as decreed for them by the guardian who was incorrectly supposed to stand in the place of a mother to these two orphans. Dick had been under her care for six years, during which time she had made her profit of the allowances supposed to be expended on his clothes, and, partly through thoughtlessness, partly through a natural desire to pain,--she was a widow of some years anxious to marry again,--had made his days burdensome on his young shoulders.
Where he had looked for love, she gave him first aversion and then hate.
Where he growing older had sought a little sympathy, she gave him ridicule. The many hours that she could spare from the ordering of her small house she devoted to what she called the home-training of Dick Heldar. Her religion, manufactured in the main by her own intelligence and a keen study of the Scriptures, was an aid to her in this matter. At such times as she herself was not personally displeased with Dick, she left him to understand that he had a heavy account to settle with his Creator; wherefore Dick learned to loathe his God as intensely as he loathed Mrs. Jennett; and this is not a wholesome frame of mind for the young. Since she chose to regard him as a hopeless liar, but an economical and self-contained one, never throwing away the least unnecessary fib, and never hesitating at the blackest, were it only plausible, that might make his life a little easier. The treatment taught him at least the power of living alone,--a power that was of service to him when he went to a public school and the boys laughed at his clothes, which were poor in quality and much mended. In the holidays he returned to the teachings of Mrs. Jennett, and, that the chain of discipline might not be weakened by association with the world, was generally beaten, on one account or another, before he had been twelve hours under her roof.
Rudyard Kipling(30 december1865 18 januari1936)
De Duitse schrijver Theodor Fontane werd geboren in Neuruppin op 30 december 1819. Fontanes ouders waren hugenoten, die vanuit Zuid-Frankrijk waren overgekomen en in Neuruppin een apotheek hadden geopend. Daar, en eveneens in Swinemünde, bracht Fontane zijn jeugd door. Hij beëindigde de school vroegtijdig om in Leipzig en later Berlijn als apothekersleerling te werken. In Berlijn kwam hij in 1842 met Georg Herwegh in contact; zijn eerste gedichten waren geïnspireerd door de Vormärz. Zijn eerste successen kwamen echter als lid van het collectief Tunnel über der Spree: de Preußenlieder waren ballades over verdienstelijke figuren. In 1850 huwde hij; hij maakte een aantal reizen naar Engeland. Na zijn terugkeer wierf de Pruisische staat hem als journalist aan; hij werd in 1860 redacteur bij de Kreuzzeitung, een conservatieve krant. Hij werd populair met een reeks verhalen over de streek, die in episoden gepubliceerd werden: de Wanderungen durch die Mark Brandenburg, waarbij hij historische anekdotes over de regio in zeer groot detail beschreef. De Wanderungen bleven van 1862 tot 1882 bestaan. Hij realiseerde zich dat Pruisen in feite nog geen boekcultuur van grote maatschappelijke romans bezat en begon ze dus zelf te schrijven. In totaal schreef hij op late leeftijd nog 16 romans; enerzijds misdaadverhalen, anderzijds burgerlijke familiegeschiedenissen waarvoor hij naar stof uit de Wanderungen teruggreep. Zijn romans luidden het naturalisme in; in zijn theaterrecensies gaf hij zijn goedkeuring aan de nieuwe generatie dramatici, zoals Gerhart Hauptmann.
Uit: Effie Briest
Solche Karten trafen nun täglich ein, aus Innsbruck, aus Verona, aus Vicenza, aus Padua, eine jede fing an: »Wir haben heute vormittag die hiesige berühmte Galerie besucht«, oder wenn es nicht die Galerie war, so war es eine Arena oder irgendeine Kirche »Santa Maria« mit einem Zunamen. Aus Padua kam, zugleich mit der Karte, noch ein wirklicher Brief. »Gestern waren wir in Vicenza. Vicenza muß man sehen wegen des Palladio; Geert sagte mir, daß in ihm alles Moderne wurzele. Natürlich nur in bezug auf Baukunst. Hier in Padua (wo wir heute früh ankamen) sprach er im Hotelwagen etliche Male vor sich hin: 'Er liegt in Padua begraben', und war überrascht, als er von mir vernahm, daß ich diese Worte noch nie gehört hätte. Schließlich aber sagte er, es sei eigentlich ganz gut und ein Vorzug, daß ich nichts davon wüßte. Er ist überhaupt sehr gerecht. Und vor allem ist er engelsgut gegen mich und gar nicht überheblich und auch gar nicht alt. Ich habe noch immer das Ziehen in den Füßen, und das Nachschlagen und das lange Stehen vor den Bildern strengt mich an. Aber es muß ja sein. Ich freue mich sehr auf Venedig. Da bleiben wir fünf Tage, ja vielleicht eine ganze Woche. Geert hat mir schon von den Tauben auf dem Markusplatz vorgeschwärmt, und daß man sich da Tüten mit Erbsen kauft und dann die schönen Tiere damit füttert. Es soll Bilder geben, die das darstellen, schöne blonde Mädchen, 'ein Typus wie Hulda', sagte er. Wobei mir denn auch die Jahnkeschen Mädchen einfallen. Ach, ich gäbe was drum, wenn ich mit ihnen auf unserem Hof auf einer Wagendeichsel sitzen und unsere Tauben füttern könnte. Die Pfauentaube mit dem starken Kropf dürft ihr aber nicht schlachten, die will ich noch wiedersehen. Ach, es ist so schön hier. Es soll auch das Schönste sein. Eure glückliche, aber etwas müde Effi.«
Frau von Briest, als sie den Brief vorgelesen hatte, sagte:
»Das arme Kind. Sie hat Sehnsucht.«
»Ja«, sagte Briest, »sie hat Sehnsucht. Diese verwünschte Reiserei ...«
»Warum sagst du das jetzt? Du hättest es ja hindern können. Aber das ist so deine Art, hinterher den Weisen zu spielen. Wenn das Kind in den Brunnen gefallen ist, decken die Ratsherren den Brunnen zu.«
»Ach, Luise, komme mir doch nicht mit solchen Geschichten. Effi ist unser Kind, aber seit dem 3. Oktober ist sie Baronin Innstetten. Und wenn ihr Mann, unser Herr Schwiegersohn, eine Hochzeitsreise machen und bei der Gelegenheit jede Galerie neu katalogisieren will, so kann ich ihn daran nicht hindern. Das ist eben das, was man sich verheiraten nennt.«
»Also jetzt gibst du das zu. Mir gegenüber hast du's immer bestritten, immer bestritten, daß die Frau in einer Zwangslage sei.«
»Ja, Luise, das hab ich. Aber wozu das jetzt. Das ist wirklich ein zu weites Feld.«
Theodor Fontane (30 december 1819 - 20 september 1898)
De Amerikaanse dichter, schrijver en criticus Joshua Clover werd geboren op 30 december 1962 in Berkeley, California. Hij studeerde aan de Boston University en nam deel aan de Iowa Writer's Workshop. Hij doceert English Literature and Critical Theory aan de University of California. Clover schrijft ook regelmatig bijdragen voor de Village Voice, The New York Times en het magazine Spin.
The map room
We moved into a house with 6 rooms: the Bedroom,
the Map Room, the Vegas Room, Cities
in the Flood Plains, the West, & the Room Which Contains All
of Mexico.We honeymooned in the Vegas Room where
lounge acts wasted our precious time.Then there was the junta's
high command, sick dogs of the Map Room, heel-
prints everywhere, pushing model armies into the unfurnished
West.At night: stories of their abandoned homes in the Cities
in the Flood Plains, how they had loved each other
mercilessly, in rusting cars, until the drive-in went under.
From the Bedroom we called the decorator & demanded
a figurehead... the one true diva to be had
in All of Mexico: Maria Felix [star of The Devourer, star
of The Lady General].Nightly in Vegas, "It's Not Unusual"
or the Sex Pistols medley.Nothing ever comes back
from the West, it's a one-way door, a one-shot deal,--
the one room we never slept in together.My wife
wants to rename it The Ugly Truth.I love my wife for her
wonderful, light, creamy, highly reflective skin;
if there's an illumination from the submerged Cities,
that's her.She suspects me of certain acts involving Maria Felix,
the gambling debts mount...but when she sends the junta off to Bed
we rendezvous in the Map Room & sprawl across the New World
with our heads to the West. I sing her romantic melodies from the Room
Which Contains All of Mexico, tunes which keep arriving
like heaven, in waves of raw data, & though I wrote
none of the songs myself & can't pronounce them, these are my
Turnhouters, weest fi er op uw schrijvers, weest fi er op uw stad!
Met deze woorden eindigde Remi Sterkens, groot kenner van de Kempische literatuur, op 15 juli 1937 een voordracht over Turnhout in de letterkunde van de 19de eeuw.
Tijdens het schrijven van dit boek moest ik er vaak aan denken. Zelf afkomstig uit de Kempen, maar uit het oostelijke deel, stond ik er versteld van hoeveel schrijvers uit de schoot van Turnhout zijn voortgekomen. Heel de Limburgse Kempen samen telt minder letterkundigen dan die ene provinciestad in de Antwerpse Kempen. De reden werd mij snel duidelijk: het onderwijs en in het bijzonder dat van de paters jezuïeten. De meeste Limburgse schrijvers waren noodgedwongen autodidact wegens een gebrek aan goede scholen en koppelden talent aan doorzettingsvermogen. Maar hun stemmen reikten zelden verder dan de provinciegrens. Zij waren predikers in een verlaten zandvlakte.
Turnhout had het geluk om dichter bij Antwerpen te liggen, ook al zullen weinige rasechte Turnhoutenaren dat ooit als een zegen beschouwd hebben. Maar als het in Antwerpen regende, dan druppelde het in Turnhout en als er in Turnhout een wind opstak, dan was er toch een bries te voelen in Antwerpen, zeker op cultureel en politiek vlak. Een gemeente als Hasselt bleef in die zin van alles verstoken en was als hoofdstad van Limburg al bij al niet meer dan een dorp met te veel inwoners.
Turnhout keek op naar het grote Antwerpen maar wilde er tegelijk niet voor onder doen. Dat was vooral te merken aan het onderwijs. Rijksscholen, gemeentescholen, katholieke scholen. Het aanbod was groot, de kwaliteit hoog. Geen enkele jonge Turnhoutenaar, ongeacht de sociale klasse, hoefde uit te wijken naar Antwerpen, en leerlingen uit andere Kempische gemeenten kozen ook vaak de weg naar het Turnhoutse onderwijs. De betere meisjes gingen naar de Zusters van het Heilig Graf en de betere jongens naar het Sint-Jozefcollege van depaters jezuïeten.
Uit: Letzte Instanz (A Frolic of His Own, vertaald door Nikolaus Stingl)
Frank Gribble, Ace Worlwide Fidelity, darf ich hereinkommen? im schwarzenAnzug, na, wie gehts uns denn? Darf ich mich setzen?, und schon saß er, legte sich eine Aktenmappe aus Kunstleder platt auf den Schoß, ich hoffe, Sie haben keine Schmerzen?, und holte einen gelben Notizblock hervor, Also, wir wollen Ihre kostbare Zeit nicht allzu sehr in Anspruch nehmen, Mister Crease. Wenn Sie mir einfach erzählen könnten, waspassiert ist. Natürlich kann ich, ich...In ihren eigenen Worten.Ja, natürlich. Die Zündung hat nicht funktioniert. Deshalb musste ich zum Anlassen des Wagens die Motorhaube öffnen und ein Kabel von der Zündspule an den Plus-Pol der Batterie halten. Kurzschließen nennt man das wohl. Wir bekommen ständig Meldungen über Autos, die auf diese Weise gestohlen werden, bitte fahren sie fort.Es handelt sich um mein eigenes Auto, Mister Gribble.Aber ja, ja, ich wollte damit nicht...Der Wagen stand auf Park. Ich habe das Kabel an die Batterie gehalten, der Wagen ist angesprungen, hat auf Drive geschaltet und mich angefahren.Aha. Dann können wir also annehmen, dass sie vor dem Wagen gestanden haben? Warum haben sie vor dem Wagen gestanden, Mister Crease.Weil neben dem Wagen eine Schlammpfütze war, Mr. Gribble, und ich es nicht für ratsam hielt, Wasser und Strom in Verbindung zubringen. Aber das ist sowieso allesunerheblich. Der Wagenbesitzer ist ja versichert, nicht?Aber soweit ich verstanden habe, sind sie der Besitzer.Ich bin außerdem das Unfallopfer, Mister Gribble. Normalerweise wäre es nun wohl so, dass die Versicherung des Besitzers sich an den Fahrer hält, aber...Aber soweit ich verstanden habe, ist niemand gefahren. Womit Ihnen vermutlich nur die Alternative bliebe, den Hersteller aufProdukthaftung zu verklagen. Der Wagen hat ohne fremdes Zutun von Park auf Drivegeschaltet, oder? Wenn er von Anfang an auf Drive gestanden hätte, wäre er überhaupt nicht angesprungen. Res ipsa loquitur, Mister Gribble, so eindeutig, wie wenn ihnen derKronleuchter auf den Kopf fällt.Tja, also ein bisschen schwierig könnte es schon werden, vielleicht wenn wir ein paar ähnliche Fälle ausgraben könnten und dann müssten wir natürlich auch den Wagenuntersuchen.Den Wagen untersuchen, selbstverständlich, ich will schließlich nur Gerechtigkeit.Untergestellt ist er an Ihrem, am Unfallort, im Moment kann ich die Adresse nicht, was ist es überhaupt für ein Wagen?Ein Sosumi.Ich habe es ernst gemeint, Mister Crease.Ich auch! Es ist ein japanischer Wagen, ein Sosumi. Ach so. mein Gott, ja, Entschuldigung, es ist so schwer, heutzutage auf demLaufenden zu bleiben. Letzte Woche ist eine ganze Familie in einem Isuyu ums Lebengekommen, den hab ich auch nicht gekannt. Ich denke, wir haben dann vorläufig alles soweit erledigt, Mister Crease, ich will Sie auch nicht ermüden. Sie hören umgehend von uns, ich glaube nicht, dass es mit Ihren Krankenhausrechnungen hier ein Problem gibt, vielleicht kann ich sogar noch die Miete für den Fernseher darin unterbringen, ohne dass es jemand merkt, alles kein Thema. Im Augenblick müssen wir nur zusehen, dass Sie die allerbeste Pflege bekommen, wenn Sie bitte eben rasch hier unterschreiben, dann sind Sie ruckzuck wieder auf den Beinen und können, hier ist ein Stift...Baseball spielen?
William Gaddis (29 december 1922- 16 december 1998)
Dunkel erinnere ich mich an eine gewisse Frau John, dunkel, wie sie es selbst ja auch war.
Eigentlich keine gewisse, sondern eine sehr ungewisse Frau. Das lief aber auf dasselbe hinaus. "Frau John kommt, Frau John kommt", hieß es, wenn sie ihren Besuch durch einen kleinen Boten ankündigen ließ. Sofort wurde im Wohnzimmer abgestaubt. Ungewiß deshalb, weil man als Kind nichts Genaues über sie wissen konnte. Nein, über Frau John nicht! Und so war immer die Reihenfolge. Zuerst der Ruf: "Frau John kommt!",
dann das Abstauben, das Eintreffen der Tanten und Nachbarinnen, Frau Johns Absätze im Flur, zum Schluß das falsche "Endlich!" der zurückbleibenden Frauen und erst dann der Spruch von Frau Petz.
Frau John schien Pianistin zu sein, vielleicht auch nur Schauspielerin, irgendeine Künstlerin oder die Direktrice einer vornehmen Bar. Immer trug sie, die äußerst schlanke Person, was besonders an ihren wendigen Hüften auffiel und wohl den Neid der Tanten erregte, ein schwarzes Kostüm, ein Hütchen aus Filz und Federn und eine Perlenkette im tiefen Ausschnitt. Damals wußte ich noch nicht, daß es ein Zeichen für etwas sein sollte. Es waren ein, zwei oder sogar drei Perlenschnüre, und sie wurden treulich von den Anwesenden, meiner Mutter, den Tanten und Freundinnen, lauthals bewundert. Das aber merkte ich natürlich schon: Wie sie das Bewundern spielten, und ihnen das Übertreiben Spaß machte und die Frau John dieses Spiel von ihnen strikt verlangte, sonst wäre sie dann leider nicht
mehr gekommen.
Sie ging immer zu früh von uns weg und nahm die gute Laune mit. Die Zurückgebliebenen sagten trotzdem: "Endlich!", aber nur, um sich über ihren Verlust und den entschwundenen teuren Duft" zu beruhigen. Ich selbst machte es nicht anders. "Endlich!" sagte ich, worauf die Tanten sehr lachten, hoch über ihren großen Brüsten, und ihre Verdrossenheit vergaßen. Ich horchte dem straffen Ton von Frau Johns Absatzgeklapper auf den Flurkacheln nach, einem ganz leisen Schmatzen. Die Absatzplättchen wurden vom Boden kurz angesogen, um sich dann umso stolzer abzustoßen und dabei zu entfernen. Tsitt tsitt, tsött tsött, plöck plock, plock plöck.
Wenn, nein: falls ich einmal, durch was auch immer verursacht, in einen Zustand weit jenseits von Mut und Tollkühnheit geraten sollte, in einen Zustand, um die Sache plastisch zu machen, in dem man an der serbisch-moslemischen Grenze Bosniens »Mehr Demokratie wagen!«-Aufkleber verteilt oder schlichter gesagt, falls ich einmal nichts mehr zu verlieren haben sollte, dann, ja dann werde ich öffentlich schlecht über den Großen Panda sprechen! Ich habe nämlich unlängst gesehen, was mir die Augen geöffnet, wenngleich die Lippen beinahe versiegelt hat. Es war ein angenehm betulicher, ja geradezu schleppender, vermutlich britischer Tierfilm, 45 Minuten lang ausschließlich der Überlebenskrise des weltweit meistangehimmelten Säugetieres gewidmet. Und dort habe ich erfahren, was ich im Grunde immer schon ahnte, was ich aber unter dem massiven Druck der internationalen Tierschützer und angesichts des immer gleichen Kinderjauchzens fast vollständig verdrängt hatte. Und das ist: Der Große Panda ist dumm. Um nicht zu sagen sterbensblöd! Wohlgemerkt, ich meine damit nicht einzelne Exemplare! Ich träume vielmehr von der Ruchlosigkeit, ohne Rücksicht auf irgendeine animalische oder politische Korrektheit die ganze Art für dämlich und praktisch vollkommen lebensunfähig und des Aussterbens dreimal wert zu erklären.
Burkhard Spinnen (Mönchengladbach, 28 december 1956)
De Chinese schrijverShen Congwen werd geboren op 28 december 1902 in Fenghuang in de provincie Hunan. Als zoon uit een officiersfamilie maakte hij de revolutie van 1911 van dichtbij mee. Met vijftien jaar werd hij soldaat. In 1922 ging hij naar Peking om te studeren. In 1923 publiceerde hij zijn eerste werk. Congwen werkte langere tijd als docent in de Chinese taal. Na de stichting van de Volsrepubliek China in 1949 werd hij als te burgerlijk schrijver aangevallen. Het leidde tot een zelfmoordpoging. Ook beperkte hij zich daarna tot het schrijven van wetenschappelijk werk. Tijdens de culturele revolutie werd hij nogmaals slachtoffer van een campage tegen hem, maar twee jaar later volgde de rehabilitatie. In 1980 diende een van zijn novellen als de basis voor een draaiboek.
Uit: Eau et les nuages
"Le deuxième Hasard, en entrant dans ma vie sous la forme qui lui était propre, me plongea dans un autre livre. On l'aurait cru écrit par un auteur très prudent qui aurait pesé chacune de ses phrases, dont les descriptions n'auraient pas contenu un seul passage provocant pour le lecteur, et qui n'aurait pas renfermé d'incidents fantastiques ni d'imbroglios, mais qui n'en aurait pas moins été un roman, auquel ne manque aucun des épisodes convenus. Les chapitres n'étaient constitués que de dialogues, à l'opposé de l'histoire précédente où les sourires n'étaient que le prolongement du silence. Mais si le dialogue et le monologue ne s'interrompaient pas, c'est que le silence aurait risqué d'anéantir l'ordonnancement de l'intrigue, et qu'à travers le monologue on percevait mieux la façon de donner et de recevoir de Hasard. Par précaution, et puisque nous comprenions l'un et l'autre que le silence conduirait à la réflexion, la réflexion à la recherche du mot juste, et que celle-ci nous amènerait peut-être à distinguer les sens respectifs de l'"amitié" et de l'"amour", que dès lors la situation s'en trouverait modifiée et qu'à défaut d'embarrasser l'autre, on s'embarrasserait soi-même, l'histoire commença par le dialogue et s'acheva sur le monologue. Les personnages du livre semblaient mener une guerre, grâce à laquelle ils sauvegardèrent leur amitié dix ans durant. En apparence, ils étaient victorieux, mais dans les faits cette victoire équivalait à une défaite totale. Car au lieu de la séduction, de la coquetterie et de la sage folie qu'on aurait pu tolérer, à petite dose, pour agrémenter les jours écoulés, l'histoire se résuma à ce dialogue et à ce monologue."
Shen Congwen (28 december 1902 10 mei 1988)
De Oostenrijkse schrijver Engelbert Obernosterer werd geboren op 28 december 1936 in St. Lorenzen im Lesachtal, Kärnten. Hij bezocht het gymnasium van het internaat Tanzenberg bij Klagenfurt. Na zijn studie germanistiek en geschiedenis werkte hij als leraar. In 1975 verscheen zijn roman Ortsbestimmung, in 1980 de verhalenbundel Der senkrechte Kilometer, in 1990 de roman Die Bewirtschaftung des Herrn R. En in 1993 de roman Verlandungen.
Uit: Nach Tanzenberg
Wir wissen, das Herannahen des Gefährts kündigt sich schon eine Weile vorher mit einem weithin hallenden Tatü-tata-tatütata an. Über die Berghänge hin breitet es sich aus und wird von den gegenüberliegenden Talflanken ins Dorf herüber reflektiert. Dann richten sich die Leute auf den Feldern auf, denn der Staatswagen muss jeden Augenblick seine gelbe Schnauze aus dem Radegund-Graben hervorschieben und seine ganze Länge ins Ebene herauswuchten, um auf der Geraden vor dem Dorf seine Kraft in Geschwindigkeit umzusetzen. Fürwahr sehenswert, wie souverän und herrisch er an Krautäckern und Kleinkram vorüber, vorüber auch an den ihm ungläubig nachstarrenden Feldarbeitern, den ersten Häusern zustrebt!
Das stets pünktliche, unbeirrbare, alle Witterungsunbilden gering achtende Gefährt ist eine der wenigen Konstanten innerhalb der Unberechenbarkeiten, mit denen die Einheimischen zu kämpfen haben. Der Respekt vor ihm drückt sich unter anderem darin aus, dass diejenigen, die seine Dienste in Anspruch nehmen wollen, eine gute Weile vor seinem Herannahen an einer der Haltestellen eintreffen und zwar in einer Kleidung, die eigentlich für religiöse Anlässe gedacht ist.
Engelbert Obernosterer (St. Lorenzen, 28 december 1936)
Het andere voorname punt is, dat het tooneel van Jezus openbaar leven bij Johannes in geenen deele hetzelfde is als bij Mattheus en de beide anderen. Volgens Johannes is Judea, is met name Jeruzalem, het middenpunt van 's Heeren werkzaamheid geweest. Reeds in den aanvang van het vierde evangelie ontmoet men Jezus in de hoofdstad, den tempel reinigend, teekenen doende, zich met Nikodemus onderhoudend over de geboorte uit God. Daar en vervolgens komt hij telkens uit Galilea naar Jeruzalem, om tegenwoordig te zijn bij de gewijde feesten: paschen, purim, loofhutten, tempelherstelling. Te Jeruzalem, naar aanleiding der genezing van den kreupele in het badhuis Bethesda, breekt de eerste strijd met de farizeën uit. Te Jeruzalem, feller bij ieder nieuw bezoek van den Nazarener te dier stede, ontvlamt de haat der judeesche priesterpartij. Tot tweemaal toe loopt Jezus te Jeruzalem gevaar van gesteenigd te worden. De genezing van den Jeruzalemschen blindgeborene is aanleiding dat de farizeën besluiten om elk die het wagen zal Jezus voor den Christus te erkennen uit de synagoge te werpen. De opwekking van Lazarus, in de nabijheid van Jeruzalem, ontlokt aan Kajafas het doodelijk woord: Het is ons nut dat één mensch sterve voor het geheele volk. Om kort te gaan, volgens het vierde evangelie is niet Galilea, maar is Judea het vaderland, het aangenomen vaderland van Jezus.
Conrad Busken Huet (28 december 1826 1 mei 1886)
Antoine Bodar, Manuel Puig, Alfred Wolfenstein, Morris Rosenfeld
De Nederlandse rooms-katholiek priester, kunsthistoricus, schrijver en columnist Antoine Bodar werd geboren in 's-Hertogenbosch op 28 december 1944. Bodar studeerde geschiedenis, kunstgeschiedenis, literatuurwetenschap, filosofie en theologie aan de universiteiten van Amsterdam, Bazel, Leiden en Utrecht. Op alle vakken behaalde hij zijn doctoraal. In 1978 verbond hij zich als docent in kunstgeschiedenis en esthetica aan de Universiteit van Leiden. Bodar bleef verbonden aan deze universiteit tot zijn omstreden ontslag in december 1995. In 1987 promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam tot doctor in de filosofie. Halverwege 1998 vertrok Bodar, met toestemming van het bisdom Haarlem naar Rome. Daar nam hij zijn intrek in het Duitse priestercollege Santa Maria dell'Anima. Ook startte hij hier zijn studie dogmatische theologie aan de Pontificia Università Gregoriana, dit met als doel een boek te schrijven over de relatie die eucharistie en biecht tot de rooms-katholieke liturgie hebben. Intussen schreef Bodar diverse columns voor het Katholiek Nieuwsblad, die later in boekvorm verschenen onder de titel Romeinse Brieven. Per 1 maart 2003 werd Antoine Bodar benoemd tot de plebaan van zijn geboortestad. Zijn belevenissen in 's-Hertogenbosch verwoordde hij in columns in Katholiek Nederland en het Brabants Dagblad. Deze columns zijn gebundeld in het in 2004 verschenen boek Klokkenluider van Sint-Jan.
Uit: Nochtans zal ik juichen
In de auto, op weg naar Arezzo of Urbino, aan de maaltijd thuis of buiten. Jessica en Johannes zijn in de aanvang van levensbloei overeenkomstig dit jaargetijde. - Zal Jessica weldra trouwen met haar vriend die nu in Engeland studeert? Zal Johannes weldra het ouderlijk huis verlaten en stage lopen in New York? Ik evenwel bevind mij in de volheid van leven en sta evengoed ook op een keerpunt. Ik maak mij op terug te keren in de boeken en de studie, al beoog ik uit die studieboeken boeken te laten voortkomen. Kent het leven niet opnieuw en opnieuw terugkeer naar het niets van de naaktheid om dichter te naderen tot hetgeen bestemming blijkt? Gedrieën delen wij dus in onderscheid verlangen naar toekomst. Toekomst die droefheid geeft om hetgeen nu is. Vreugde om nu. Met de kinderen weet ik mij zonder onderscheid kind maar voor de kinderen gevoel ik mij tevens vader en moeder, hoewel de belden mij meer beschermen dan ik de belden. Gisteravond heeft kosteres Rita het aan Stephanus toegewijde kerkje ontsloten en de klok geluid. Met haar en twee andere vrouwen uit de omgeving hebben we eucharistie gevierd. Ingetogen. Verlegen van mijn kant. Jessica doet de eerste lezing en blijft ontvankelijk voor de Heilige Mis.
Antoine Bodar ('s-Hertogenbosch, 28 december 1944)
Well . . . Why don't you tell me what it means to you, being a man? . . .
Mmm . . . his not taking any crap . . . from anyone, not even the powers that be . . . But no, it's more than that. Not taking any crap is one thing, but not the most important. What really makes a man is a lot more, it has to do with not humiliating someone else with an order, or a tip. Even more, it's . . . not letting the person next to you feel degraded, feel bad.
That sounds like a saint.
No, it's not as impossible as you think.
I still don't get you . . . explain a little more.
I don't know, I don't quite know myself, right this minute. You've caught me off guard. I can't seem to find the right words.
Der Wind raucht eine Zigarette, Sie liegt am Aschenschalenrand Und dampft, als ob sie Atem hätte, Durchs Zimmer, ohne Mund und Hand.
Die Hand, sie fand im weißen Bette Statt grauen Rauchs ein Glück in Blau: Es raucht der Wind die Zigarette, Der freie Mund küßt eine Frau.
Alfred Wolfenstein (28 december 1883 22 januari 1945)
De Amerikaanse dichter Morris Rosenfeld (eig. Moshe Jacob Alter) werd geboren op 28 december 1862 in Boksze in Polen. Na gewekt te hebben in naaiateliers en in de diamantindustrie (Amsterdam) werd hij vanaf 1886 in New York actief als journalist, redacteur en uitgever. In zijn in het jiddisch geschreven werk beschrijft hij van de uitbuiting van Oost-europese joodse immigranten in de naaiateliers van New York.
Chanukah Thoughts
Not always as you see us now,
Have we been used to weep and sigh,
We too have grasped the sword, I trow,
And seen astonished foemen fly!
We too have rushed into the fray,
For our Belief the battle braved,
And through the spears have fought our way,
And high the flag of victry waved.
But generations go and come,
And suns arise and set in tears,
And we are weakened now and dumb,
Foregone the might of ancient years.
In exile where the wicked reign,
Our courage and our pride expired,
But een today each throbbing vein
With Asmonean blood is fired.
Tho cruel hands with mighty flail
Have threshed us, yet we have not blenched:
The sea of blood could naught prevail,
That fire is burning, still unquenched.
Our fall is great, our fall is real,
(You need but look on us to tell!)
Yet in us lives the old Ideal
Which all the nations shall not quell.
Vertaald door Rose Pastor Stokes enHelena Frank
Morris Rosenfeld (28 december 1862 22 juni 1923)
Wir leben ein paar Augenblicke und tun so rasend wichtig. Der eine braucht den Ausdruck »Schwerpunktthema«, der andre spricht von »musikalischer Umrahmung«, der dritte sagt: »Anforderungsprofil«, und solche Wörter tönen so, als würden die, die sie verwenden, ewig leben, und ich kann nicht begreifen, warum der Mund kein Schamteil ist. Wir leben ein paar Augenblicke und achten doch auf Bügelfalten, und ist ein weiches Ei zu hart, macht man Theater. Hier fehlt ein Komma! sagen wir. Und der Hürlimann nicht endlich seine Büsche stutzt! Ich steh auf Kümmel. Nicht mein Typ. Naturschwamm oder Kunststoffschwamm? Sie werden mich noch kennen lernen. Ich ziehe Schritte in Erwägung, da man beim Schweizer Radio die vierte Strophe der Jodellieder meistens abklemmt. Du, ist der Meier schwul, er trägt ein selbst gestricktes Rosa-Westchen. Wir leben ein paar Augenblicke und sind so falsch, so schwatzhaft, so himmelschreiend oberflächlich und tun die ganze Zeit die Pflicht, die Pflicht und werden dabei schlecht und dumm und grölen in der Freizeit blöd herum und vögeln ruppig. Wir haben den Mut zu nichts und Angst vor allem, wir stehen zeitig auf und tun die Pflicht und schämen uns, wenn wir mal liegen bleiben, und wären froh um eine Grippe. Die Eskapadenfreudigkeit nimmt ab, man denkt schon vor der Sünde an den Katzenjammer, uns fehlt nicht nur die Lust, uns fehlt sogar die Lust zur Lust, schon sie gilt als obszön, nicht aber der Verzicht und nicht die Pflicht und nicht die pausenlose feige Füg- und Folgsamkeit und ihre Folge, die Verblödung. Wir sind so eingeschüchtert, so elend zahm, Umgänglichkeit hat Vorrang; weil alles so komplex ist und so erfreulich relativ, sind wir von vornherein entschuldigt, wenn wir nicht dies, nicht jenes sagen, die Selbstzensur nennt man die gedankliche Behutsamkeit, und Wahrheitsangst heißt Toleranz, und selbst der zitterigste Hampelmann hat noch die Chance, als kompromissbereiter Geist zu gelten. Ist unser Gang entspannt? Er ist es nicht. Wir gehen, wie wir leben, verkrümmt, gedrückt, geknickt und linkisch. Wie wird bei uns getanzt? Getanzt wird nicht bei uns, wir hopsen höchstens. Wo ist ein seliges Gesicht, frei von Verkniffenheit, frei von Verstellung, frei von der Furcht, nicht zu gefallen? Wo bleiben die Belege, die meine Hoffnung nähren könnten, dass alle meine Nachtgedanken nur alkohol- und froschbedingte Hirngespinste sind?
Markus Werner (Eschlikon, 27 december 1944)
De Duitse schrijfsterMalin Schwerdtfeger werd geboren op 27 december 1972 in Bremen. Vanaf 1992 studeerde zij judaïstiek en islamwetenschappen in Berlijn. Vanaf het midden van de jaren negentig publiceert zij al in bloemlezingen en tijdschriiften. Haar eerste boek was de verhalenbundel Leichte Mädchen uit 2000. deze werd zowel door publiek als kritiek goed ontvangen, evenals de daarop volgende roman Café Saratoga uit 2001. De schrijfster woont tegenwoordig in Berlijn.
Uit: Delphi (2004)
»Bis auf unser fünffaches Atmen war es still. Francis lag zwischen Linda und Robbie, auf dem Rücken, die rechte Hand immer noch in Lindas Hand, das Gesicht ihr zugewandt. Linda war sich nicht sicher, ob Francis wach war. Er atmete flacher als Robbie. Sein Gesicht war so nah, dass Linda seinen Atem an ihrer Stirn spüren konnte. Linda schob sich vorsichtig ein paar Millimeter nach oben. Plötzlich war Francis näher, als sie erwartet hatte, und als sich Lindas und Francis Lippen berührten, hörten beide auf zu atmen, und es war, wie Linda gewusst hatte, dass er sein würde, es war, wie Linda sich den Kuss des Antinoos vorgestellte hatte: still und kühl und unendlich.«
Malin Schwerdtfeger (Bremen, 27 december 1972)
De Zwitserse schrijfster Mariella Mehr werd geboren op 27 december 1947 in Zürich. Zij behoort tot het rondtrekkende volk van de Jenische. Zij groeide, onvrijwillig van haar ouders gescheiden, op in zestien kindertehuizen en internaten. Viermaal verbleef zij in een psychiatrische kliniek en 19 maanden in een vrouwengevangenis. Zij publiceert sinds 1975 en zij zet zich in voor outsiders en onderdrukte minderheden. In 1998 kreeg zij een eredoctoraat van de universiteit van Basel. Zij woont tegenwoordig in Toscane.
Werk o.a.: Steinzeit. 1981, Zeus oder der Zwillingston, 1994,Brandzauber., 1998, Im Sternbild des Wolfes. Gedichte, 2003
Uit: Angeklagt (2002)
Ich bin im Zustand der Gnade. Ich töte. Ich bin. Auf diese kurze Formel gebracht, betrachte ich mein Leben als gelungen. Als vollendetes Kunstwerk, dem keine Farbschattierung fehlt und das an allen denkbaren Formen gewachsen ist. Sogar die Farben der Liebe sind darin enthalten, ob Sie es nun glauben oder nicht. Die Liebe spricht man meinesgleichen bekanntlich ab. Zu Unrecht, zu Recht, das hängt davon ab, wie Sie ein Leben betrachten. Lassen Sie sich von meinem jugendlichen Aussehen nicht täuschen. Mein wahres Alter liegt in den Taten. Zählte man sie zusammen, und seien es auch nur die vom Gerichtsschreiber protokollierten, ergäbe das die stattliche Anzahl von einigen hundert Lebensjahren. Als Malik verschwand, hatte ich den längsten Teil meines Lebens hinter mir, die frühen Kindheitsjahre abgerechnet, als ich noch nichts von ihrer Existenz wusste. Malik war der Zählrahmen, an dem ich meine Taten abzählte und die Jahre addierte, für die sie standen. Malik wird wiederkommen. Wird Malik wiederkommen? Eine Glaubensfrage, wie fast alles, was unsereins vorwärts treibt.
Einlassen. Furchtlos. Sagen Sie. Mein Vertrauen gewinnen. Nichts zu verlieren. Wenn Sie wüssten, was ich zu verlieren habe. Eine Geschichte. Meine Geschichte. Mein ganzes Leben. Malik. Überhaupt. Spricht eine Beamtin so mit einer Delinquentin? Malik würde es nicht gerne hören. Also beeilen wir uns. Bringen wir es hinter uns, für welche Variante ich mich auch entscheiden werde. Ihre scheint klar zu sein.
Conditioned to ecstasy, the [artist] is like a gorgeous unknown bird mired in the ashes of thought. If he succeeds in freeing himself, it is to make a sacrificial flight to the sun. His dreams of a regenerate world are but the reverberations of his own fevered pulse beats. He imagines the world will follow him, but in the blue he finds himself alone. Alone but surrounded by his creations; sustained, therefore, to meet the supreme sacrifice. The impossible has been achieved; the duologue of author with Author is consummated. And now forever through the ages the song expands, warming all hearts, penetrating all minds. At the periphery the world is dying away; at the center it glows like a live coal. In the great solar heart of the universe the golden birds are gathered in unison. There it is forever dawn, forever peace, harmony and communion. Man does not look to the sun in vain; he demands light and warmth not for the corpse which he will one day discard but for his inner being. His greatest desire is to burn with ecstasy, to commerge his little flame with the central fire of the universe. If he accords the angels wings so that they may come to him with messages of peace, harmony and radiance from worlds beyond, it is only to nourish his own dreams of flight, to sustain his own belief that he will one day reach beyond himself, and on wings of gold.
One creation matches another; in essence they are all alike. The brotherhood of man consists not in thinking alike, nor in acting alike, but in aspiring to praise creation. The song of creation springs from the ruins of earthly endeavor. The outer man dies away in order to reveal the golden bird which is winging its way toward divinity.
Henry Miller (26 december 1891 7 juni 1980)
De Duitse schrijver Mani Beckmann werd geboren op 26 december 1965 in Alstätte/Westfalen. In de jaren 1983 1986 speelde hij als gitarist in de punk band Brigade Fozzy. In 1986 begon hij in Berlijnte studeren: communicatiewetenschappen en film en televisiewetenschappen. Sinds 1988 werkt hij als freelance journalist en filmcriticus. Beckmann schrijft voornamelijk detectives en historische romans.
Werk: o.a.: Die Kette, 1994, Die Kapelle im Moor, 2002, Teufelsmühle,2006
Uit: Moorteufel(2007)
Es war der Dienstag vor Ostern, ein ungemütlicher, feuchtkalter Frühlingstag im April. Seit den frühen
Morgenstunden war ein feiner, aber steter Nieselregenherniedergegangen und hatte die Wiesen morastig und die sandigen Wege glitschig werden lassen. Der Himmel war düster und wolkenverhangen, und kurz nach Mittag hatte dichter Nebel eingesetzt, der nun wie Rauchschwaden über dem Boden hing und die Sicht zusätzlich behinderte. Die Wacholderheide lag
wie ausgestorben da. Sämtliche Tiere hatten sich verkrochen, keine Biene summte, kein Falter flatterte, und selbst die Frösche am Weiher hatten ihr Quaken eingestellt. Kein Mensch war weit und breit zu sehen, keiner außer mir!
In gebückter Haltung und gestützt auf einen morschen Knüttel machte ich meine Runden um den kleinen Teich, der am Fuße einer hohen und langgestreckten Düne lag und vom Pfad aus nicht zu sehen war. Meine Filzmütze war mittlerweile vom Regen durchnäßt, und der ebenfalls klamme Umhang aus dichtem schwarzen Drillich hielt mich nicht länger davon ab, vor Kälte und Nässe zu zittern. Ich bückte mich und betrachtete mein Spiegelbild auf der Oberfläche des
Wassers. Mein Gesicht war käsebleich, allein die Nase und die leicht abstehenden Ohren waren vor Kälte rot angelaufen.
»Wo bleibt sie nur?« murmelte ich und blickte zum grauen Himmel, als könnte ich die dichten Wolken
durchdringen und am Stand der Sonne erkennen, welche Tageszeit es mittlerweile war.
Quentin Crisp, Alfred Kerr, Carlos Castaneda, Friedrich Wilhelm Weber, Dorothy Wordsworth
Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!
De Engelse schrijver, acteur en homoactivist Quentin Crisp werd geboren als Denis Charles Pratt op 25 december 1908 in Sutton, Surrey. Zie ook mijn blog van 25 december 2006 en ook mijn blog van 25 december 2007.
I WILL MAKE MUSIC
I will make endless musicsyncopated, shrill, sad musicout of English speech. Your ears, to calumny habituated, more euphonic phrasing might not reach.
I will make endless music till the lonely limits of our torment have been told that all may hear and some not only hearken but be heartened and consoled.
I will make endless music. Say not that the worlds ears are waxed or numb, because I will not, dare not, may not, see you suffer, and be dumb.
Quentin Crisp (25 december 1908 21 november 1999)
De Duitse schrijver, journalist en theatercriticus Alfred Kerr werd op 25 december 1867 in Breslau geboren. Zie voor onderstaande schrijversook mijn blog van 25 december 2006.
Freibad
Havelschwäne, grüne Blätter, Menschenbeene, Hundstagswetter. Menschen beiderlei Geschlechts. Ein Gepaddel; ein Geächz.
Selig, wer ans Ufer sockt Und bei seiner Gruppe hockt. Langes Schmoren, langes Sonnen. Manche Neigung hat begonnen.
Triefend singt ein junges Paar: »s war ein Sonntag hell und klar« ... Havelschwäne, grüne Blätter, Menschenbeene, Hundstagswetter.
Alfred Kerr (25 december 1867 - 12 oktober 1948)
De Amerikaans-Peruviaanse schrijverCarlos Castaneda werd geboren op 25 december 1925in São Paulo, Brazilië (volgens hem zelf) of op 25 december 1919 inCajamarca, Peru (volgens zijn immigratiepapieren). Zie ook mijn blog van 25 december 2006.
Uit: Active Side of Infinity
"At the time I met don Juan I was a fairly studious anthropology student, and I wanted to begin my career as a professional anthropologist by publishing as much as possible. I was bent on climbing the academic ladder, and in my calculations, I had determined that the first step was to collect data on the uses of medicinal plants by the Indians of the southwestern United States. I first asked a professor of anthropology who had worked in that area for advice about my project. He was a prominent ethnologist who had published extensively in the late thirties and early forties on the California Indians and the Indians of the Southwest and Sonora, Mexico. He patiently listened to my exposition. My idea was to write a paper, call it "Ethnobotanical Data," and publish it in a journal that dealt exclusively with anthropological issues of the southwestern United States. I proposed to collect medicinal plants, take the samples to the Botanical Garden at UCLA to be properly identified, and then describe why and how the Indians of the Southwest used them. I envisioned collecting thousands of entries. I even envisioned publishing a small encyclopedia on the subject. The professor smiled forgivingly at me. "I don't want to dampen your enthusiasm," he said in a tired voice, "but I can't help commenting negatively on your eagerness. Eagerness is welcome in anthropology, but it must be properly channeled. We are still in the golden age of anthropology. It was my luck to study with Alfred Kroeber and Robert Lowie, two pillars of social science. I haven't betrayed their trust. Anthropology is still the master discipline. Every other discipline should stem fromanthropology. The entire field of history, for example, should be called 'historical anthropology,' and the field of philosophy should be called 'philosophical anthropology.' Man should be the measure of everything. Therefore, anthropology, the study of man, should be the core of every other discipline. Someday, it will."
Carlos Castaneda (25 december 1925 27 april 1998)
Es wächst viel Brot in der Winternacht, Weil unter dem Schnee frisch grünet die Saat; Erst wenn im Lenze die Sonne lacht, Spürst du, was Gutes der Winter tat. Und deucht die Welt dir öd und leer, Und sind die Tage dir rauh und schwer: Sei still und habe des Wandels acht: Es wächst viel Brot in der Winternacht.
Friedrich Wilhelm Weber (25 december 1813 5 april 1894)
De Engelse dichteres en dagboekschrijfster Dorothy Mae Ann Wordsworth werde geboren in Cockermouth, Cumberland, 25 december 1771. Dorothy was de een jaar jongere zus van de dichter William Wordsworth en heeft, zelf ongetrouwd, een groot deel van haar leven bij hem gewoond. Zij ambieerde zelf geen carrière als schrijfster en tijdens haar leven is er niets van haar gepubliceerd. Wel is zij, via haar dagboeken en geschriften over herinneringen van tochten en wandelingen met haar broer, van invloed geweest op Williams werk.
Vanwege de vroege dood van haar ouders (haar moeder stierf toen ze zes was, haar vader toen ze twaalf was) bracht Dorothy haar jeugd door bij verschillende familieleden. In 1799 trok zij in bij haar broer, in 'Dove Cottage' in Grasmere. In 1802 trouwde William met Mary Hutchinson, met wie zij goed bevriend raakte.
In 1829 werd zij ziek en de laatste decennia van haar leven had zij te kampen met lichamelijke en later ook geestelijke ongemakken.
Uit: Journals of Dorothy Wordsworth
"Thursday 15th. It was a threatening misty morningbut mild. We set off after dinner from Eusemere. Mrs Clarkson went a short way with us but turned back. The wind was furious and we thought we must have returned. We first rested in the large Boat-house, then under a furze Bush opposite Mr Clarkson's. Saw the plough going in the field. The wind seized our breath the Lake was rough. There was a Boat by itself floating in the middle of the Bay below Water Millock. We rested again in the Water Millock Lane. The hawthorns are black and green, the birches here and there greenish but there is yet more of purple to be seen on the Twigs. We got over into a field to avoid some cowspeople working, a few primroses by the roadside, woodsorrel flower, the anemone, scentless violets, strawberries, and that starry yellow flower which Mrs C. calls pile wort. When we were in the woods beyond Gowbarrow park we saw a few daffodils close to the water side. We fancied that the lake had floated the seeds ashore and that the little colony had so sprung up. But as we went along there were more and yet more and at last under the boughs of the trees, we saw that there was a long belt of them along the shore, about the breadth of a country turnpike road. I never saw daffodils so beautiful they grew among the mossy stones about and about them, some rested their heads upon these stones as on a pillow for weariness and the rest tossed and reeled and danced and seemed as if they verily laughed with the wind that blew upon them over the lake, they looked so gay ever glancing ever changing. This wind blew directly over the lake to them. There was here and there a little knot and a few stragglers a few yards higher up but they were so few as not to disturb the simplicity and unity and life of that one busy highway. We rested again and again. The Bays were stormy, and we heard the waves at different distances and in the middle of the water like the sea. Rain came onwe were wet when we reached Luffs but we called in. Luckily all was chearless and gloomy so we faced the stormwe must have been wet if we had waitedput on dry clothes at Dobson's. I was very kindly treated by a young woman, the Landlady looked sour but it is her way. She gave us a goodish supper."
Dorothy Wordsworth (25 december 1771 25 januari 1855)
Soms gebeuren er dingen in een mensenleven die zó ingrijpend zijn dat je het gevoel hebt dat je erdoor wordt verpletterd. Zoiets is mij de afgelopen weken overkomen. Het begon op een stralend zonnige zaterdagmiddag, op een besneeuwde heuvel even buiten Ann Arbor, Michigan. Ik was aan het sleetjerijden met Bobbie en Noa. Ik had de meisjes naar boven getrokken, was op de slee gaan zitten, had Bobbie op de ene knie genomen, Noa op de andere, had mijn handen in de sneeuw geplant en de slee in beweging gebracht. We hobbelden, suisden, joelden de heuvel af. Beneden aan de heuvel was er iets in mijn lichaam veranderd, was er iets voorgoed in mijn leven veranderd alwist ik dat toen natuurlijk nog niet. Het eerste wat ik merkte was dat mijn linkerbeen het niet meer deed. Het volgende dat mijn hart op hol sloeg. Ik vroeg de meisjes om van mijn schoot af te gaan. Ik zwaaide naar Karin boven aan de heuvel. Kom! Kom! Ik weet nog dat Karin bij me kwam, dat ze de kinderen meenam naar de auto, en dat mijn been het nog steeds niet deed en dat mijn hart tekeer ging, zo verschrikkelijk tekeer ging! Toen Karin weer mijn kant op kwam, lag ik voorover in de sneeuw. Het was weliswaar een zonnige dag, maar ook tien graden onder nul. Op dat moment wist Karin dat er iets helemaal mis was op dat moment wist ik zelf helemaal niets meer. Toen ik een uur later langzaam bij mijn positieven kwam, lag ik op een brancard in de ER van het St. Joseph Mercy Hospital. De kinderen speelden op de vloer onder de hartmonitor en het infuus. Er verscheen een arts aan mijn bed. Sir, zei de arts, we hebben een scan gemaakt van uw hoofd, sir. En op die scan zien we een verdichting in uw hersenen, sir, een verdichting die wijst op een hersentumor, sir. Dat herinner ik me nog goed, dat hij elke keer sir' zei. En dat hij me heel indringend aankeek, alsof hij zich ervan wilde vergewissen dat tot me doordrong wat hij zei. En dat was natuurlijk ook zo. Vier weken zijn er sindsdien verstreken. Het lijken vier jaren en tegelijkertijd vier dagen. Ik ben verder onderzocht. Er is een diagnose gesteld. Ik ben naar Nederland teruggekeerd. Ben opnieuw in het ziekenhuis beland. En nogmaals. Over twee weken word ik voor het eerst bestraald. Ik ben een kankerpatiënt. Ik heb een tumor in mijn hoofd. Als ik het niet regelmatig tegen mezelf zeg, geloof ik het niet.
Karel Glastra van Loon (24 december 1962 1 juli 2005)
De Duitse schrijfster Angelika Schrobsdorff werd geboren op 24 december 1927 in Freiburg im Breisgau. Zij groeide op in Berlijn en vluchtte in 1939 met haar moeder en haar zusters naar Bulgarije. In 1947 keerden zij naar Duitsland terug.In 1971 trouwde zij met de Franse filmmaker Claude Lanzmann en ging in Parijs wonen. In 1983 besloot zij in Israel te gaan wonen. Tor 2006 woonde zij in Jeruzalem, tegenwoordig weer in Berlijn. Zij debuteerde in 1961 met Die Herren.
Werk o.a.: Jericho: eine Liebesgeschichte (1995), Grandhotel Bulgaria: Heimkehr in die Vergangenheit (1997), Wenn ich dich je vergesse, oh Jerusalem (2002)
Uit: Du bist nicht so wie andre Mütter
Heute, am 30. Juni, ihrem Geburtstag, habe ich das schmale, hohe Büchlein aus meiner Truhe der Vergangenheit geholt. Es ist aus festem Karton mit schwarz-goldener Randverzierung und goldener Aufschrift.
LEBENSLAUF unseres Kindes ELSE
steht darauf. Die Ecken des Buches sind ein wenig abgestoßen, sonst macht es den Eindruck, als sei es neu. Es ist 98 Jahre alt. Auch die ersten eingehefteten Löckchen des Kindes Else sind 98 Jahre alt und sehen aus, als wären sie vorgestern abgeschnitten worden. Sie sind braun, dann honigblond, schließlich, im Jahr 1897, kupferrot. Sind Haare etwas Unvergängliches? Werden sie nicht zu Staub? Sie fühlen sich seidig an unter meinen Fingerspitzen. Als ich Else, meine Mutter, kennenlernte, war ihr Haar bronzefarben und stark wie das einer Pferdemähne. Sie sah immer unfrisiert aus, auch wenn sie gerade vom Friseur kam. Die dichten, kurz geschnittenen Locken waren nicht zu bändigen. Es war nicht das einzige an ihr, das nicht zu bändigen war. Ich hätte gerne ihr Haar geerbt und ihre Vitalität. Aber in diesen Punkten - und in noch einigen mehr - ist mein Vater bei mir durchgeschlagen.
0 Gott, die ungereimten Gedanken, die mich beim Anblick des kleinen, roten Buches überfallen, die Erinnerungen, die Sehnsucht! Sehnsucht nach der Vergangenheit, die ich gelebt habe, Sehnsucht nach einer Vergangenheit, ...
Angelika Schrobsdorff(Freiburg im Breisgau, 24 december 1927)
A rich and lovely country wide unrolled, A fair face by me, heavens where white clouds sail, Why does my heart forever still bewail Far-distant lands, more distant days of old? Litwa! your roaring forests sang more bold Than Salhir maid, Baydary nightingale; Id'rather walk your marshes than this vale Of mulberries, and pineapples of gold. Here are new pleasures, and I am so far! Why must I always sigh distractedly For her I loved when first my morning star Arose? In that dear house I may not see, Where yet the tokens of her lover are, Does she still walk my ways and think of me?
THE CALM OF THE SEA (from the heights of Tarkankut)
The flag on the pavilion barely stirs, The water quivers gently in the sun Like some young promised maiden dreaming on, Half-waking, of the joy that shall be hers, The sails upon the masts' bare cylinders Are furled like banners when the war is done; The ship rocks, chained on waters halcyon, With idle sailors, laughing passengers. O sea, among thy happy creatures, deep Below, a polyp slumbers through the storm, Its long arms ever lifted, poised to dart. O thought, the hydra, memory, asleep Through evil days, in peace will lift its form And plunge its talons in thy quiet heart.
Adam Mickiewicz (24 december 1798 - 26 november 1855)
De Franse schrijfster en historica Dominique Manotti werd geboren op 24 december 1942 in Parijs. Door de strijd in Algerije werd zij politiek actief en tot in de jaren tachtig deed zij vakbondswerk. Zij ziet zich zelf als communiste en is beïnvloed door personen als Antonio Gramsci en Rosa Luxemburg. Teleurgesteld door de regering van Mitterand wendde zij zich van de politiek af om zich aan het schrijven te wijden. Haar debuutroman, de detective Sombre Sentierleverde haar in 1995 de Prix Sang d'encre op.
Uit: Le corps noir
"Une foule dinformations sur la collaboration entre les patrons français et les services doccupation allemands, sur létat réel de léconomie française, sur le petit monde des collabos politiques et culturels Et ce soir, la nausée. Dora, la belle Dora, la charmante Dora est enfermée dans un monde irréel, qui court au désastre. Consciente ? Inconsciente ? Peu importe. Non seulement je ne fais rien pour larrêter, mais, bien plus, je lencourage à continuer, je la pousse dans la pente. Un comportement de mac. Un mac intello mais un mac quand même. Pas si différent de Nohant ou de Deslauriers. Arrête de gamberger. Cest la guerre. Finit sa tasse de café. Froid. Se lève. Avec la pointe dun couteau, soulève une latte du plancher, sort quelques feuilles de papier, soigneusement pliées. Les notes de Nohant sur Dora Belle. Pas voulu les laisser au bureau, une indiscrétion toujours possible, trop dangereux. Prend un paquet dallumettes et brûle les feuilles, lune après lautre au-dessus de lévier. Comme une mise en liberté. Purement symbolique. Et va se coucher."
Dominique Manotti (Parijs, 24 december 1942)
De Amerikaanse schrijfster Stephenie Meyer werd geboren in Connecticut op 24 december 1973.
Meyer studeerde Engels aan de Brigham Young University in Provo (Utah). Ze woont in Arizona met haar man en drie kinderen. In juni 2003 kreeg ze een droom over een aantal personages en begon er over te schrijven in een serie jeugdboeken over de liefde tussen een meisje en een vampier. Na de publicatie van haar eerste boek in 2005, Twilight, werd ze als een veelbelovende schrijver aangemerkt. Haar tweede boek, New Moon, uit 2006stond meer dan dertig weken op de bestsellerlijst van de New York Times
Uit: Twilight
Forks High School had a frightening total of only three hundred and fifty-seven - now fifty-eight - students; there were more than seven hundred people in my junior class alone back home. All of the kids here had grown up together-their grandparents had been toddlers together. I would be the new girl from the big city, a curiosity, a freak.
Maybe, if I looked like a girl from Phoenix should, I could work this to my advantage. But physically, I'd never fit in anywhere. I should be tan, sporty, blond - a volleyball player, or a cheerleader, perhaps - all the things that go with living in the valley of the sun.
Instead, I was ivory-skinned, without even the excuse of blue eyes or red hair, despite the constant sunshine. I had always been slender, but soft somehow, obviously not an athlete; I didn't have the necessary hand-eye coordination to play sports without humiliating myself - and harming both myself and anyone else who stood too close.
Marcelin Pleynet, Tim Fountain, Robert Bly, Norman Maclean, Iván Mándy, Harry Shearer
De Franse dichter, schrijver en essayist Marcelin Pleynet werd geboren op 23 december 1933 in Lyon. Tussen 1962 en 1982 was hij redacteur bij het invloedrijke blad Tel Quel en werkte hij samen met Philippe Sollers bij L'Infini (Gallimard). Hij was professor voor esthetica aan de Ecole Nationale Supérieure des Beaux Arts in Parijs van 1987 tot 1998. Hij publiceerde talrijke boeken over moderne kunst. Daarnaast schrijft hij gedichten en romans.
Uit: La vie à deux ou à trois
La place de la Concorde ouvre la rive gauche sur la rive droite, la périphérie sur le centre, le Paris historique du Louvre sur le Paris de la belle époque, du Petit Palais, du Grand Palais et des Champs-Élysées. Elle est comme la plaque tournante, le centre de l'exposition universelle et permanente des grandes vitrines de la capitale. Près du pont Alexandre III, les Palais des Expositions se perdent dans l'ouverture panoramique qui les domine, et de l'autre côté, la résidence du président de la République française, l'Élysée, n'est qu'un pavillon de grand luxe. Paris n'a pas de monument. Les siècles ont voulu lui en inventer quelques-uns pour alimenter la chronique. L'Arc de Triomphe, le Sacré-Coeur, la tour Eiffel, des curiosités. Notre-Dame, le Louvre, l'Institut sont comme des aide-mémoire, des rappels discrets d'ouvrages bien connus, des reliures patinées, des livres anciens. Lorsque les Français ont pris la Bastille, ils n'ont pas fait du plein, ils ont fait du vide. Trop de vide peut-être ? Tant de vide que certains n'en sont pas revenus. Si l'on devait donner la formule de l'esprit français, en ce qu'il ne ressemblerait à aucun autre, et en conséquence inquiéterait, je dirais qu'il fait de la place. Non pas comme le baroque italien en manière, en révulsion de regards, en torsions extatiques, mais plus tranquillement pour se complaire et se plaire à lui-même, pour dégager le panorama des croyances inutiles et des autres, pour la circulation, les besoins du plaisir et les jeux rhétoriques de l'esprit. Du siècle de Louis XIV au siècle de Voltaire, même combat. Il faudrait enseigner aux enfants que c'est l'esprit même du siècle de Louis XIV qui renverse la Bastille. Au demeurant, peu importe, tout passe dans l'air vide et plein de musique : sonate, fanfare, orchestre de la lumière. À vous de jouer.
Marcelin Pleynet (Lyon, 23 december 1933)
De Britse schrijver Tim Fountain werd geboren op 23 december 1967 in Dewsbury, West Yorkshire. In 1987 ging hij studeren aan Hull University. Zijn eerste grote theatersucces was Resident Alien, gebaseerd op leven en werk vanQuentin Crisp. Dekrantenkoppen haalde hij met zijn stuk Sex Addict, voor het eersdt te zien op het Edinburgh Festival in 2004. Op een groot scherm in het theater liet Fountain in zijn onemanshow een homochatbox zien. Voor zijn publiek van het Edinburgh Festival surfte hij langs de profielen van profielensite Gaydar en liet ze een date voor hem uitzoeken door een stemming. Daarna fietste hij naar die date toe, had seks en vertelde de volgende avond aan het publiek hoe het gegaan was.
Uit: Sex at the click of a mouse
The reason I refuse to give in to Gaydar and the reason I will continue to offer myself up for sex with strangers is the same reason I created the show. I wanted to tell the truth about internet sex and I didn't want to do it in a prurient, let's-laugh-at-the-freaks way. I wanted to say that I, too, am a user (which is why I share pictures of my profile during the show and even pictures of my erect penis).
I also wanted to say to my audience: "What do you think of this?" I have had hundreds of partners on the site and scores of my friends have done the same. This virtual world where you can get, in the words of Gaydar, "what you want, when you want it" is an entirely new phenomenon. Previously, this much sex was available to you only if you were rich or powerful or famous. Now, if you are a gay man living in a metropolitan area of Britain, you can get somebody round for a shag in the time it takes to order a pizza.
Night after night during the show, audience members have shared their stories. There was the gay man from Birmingham who arranged a liaison with a gorgeous guy in his thirties who eventually turned out to be in his sixties; and the guy from Leeds who said he just wished there was an equivalent site for straights that cut through all the hypocrisy he had to endure to get a woman into the bedroom.
Tim Fountain (Dewsbury, 23 december 1967)
De Amerikaanse dichter en schrijver Robert Bly werd geboren op 23 december 1926 in Madison, Minnesota. Als oprichter-redacteur van het tijdschrift THE FIFTIES en later THE SIXTIES en THE SEVENTIES heeft hij een aanzienlijke invloed uitgeoefend op zijn tijdgenoten en op de jongere generatie dichters in de U.S.A. In de jaren zestig toonden zijn gedichten een toenemend politiek engagement, in het bijzonder een afkeer van de Vietnamoorlog, en verwierf hij bekendheid door het voorlezen van eigen werk op protestbijeenkomsten. Zijn bekendste en succesvolste boek is wellicht
Iron John: A Book About Men. (Nederlands:De Wildeman), waarin hijaan de hand van oeroudeverhalen en legenden probeerde aan te tonen hij de actievemannelijkheid noemt.
In Danger from the Outer World
This burning in the eyes, as we open doors,
This is only the body burdened down with leaves,
The opaque flesh, heavy as November grass,
Growing stubbornly, triumphant even at midnight.
And another day disappears into the cliff,
And the Eskimos come to greet it with sharp cries--
The black water swells up over the new hole.
The grave moves forward from its ambush,
Moving over the hills on black feet,
Living off the country,
Leaving dogs and sheep murdered where it slept;
Some shining thing, inside, that has served us well
Shakes its bamboo bars--
It may be gone before we wake . . .
Moving Inward at Last
The dying bull is bleeding on the mountain!
But inside the mountain, untouched
By the blood,
There are antlers, bits of oak bark,
Fire, herbs are thrown down.
When the smoke touches the roof of the cave,
The green leaves burst into flame,
The air of night changes to dark water,
The mountains alter and become the sea.
Robert Bly (Madison, 23 december 1926)
De Amerikaanse schrijver Norman Fitzroy Maclean werd geboren op 23 december 1902 in Clarinda, Iowa. Tot 1913 kregen hij en zijn broer onderwijs van hun vader. In 1909 trok de familie naar Missoula, Montana. De jaren daar waren van grote invloed op het latere werk van Maclean. In 1928 begon hij een studie Engels aan de universiteit van Chicago. Drie jaar later werd hij er al professor en dat zou hij tot aan zijn pensioen in 1973 blijven. Na zijn pensionering begon Maclean op veelvuldig aandringen van zijn kinderen de verhalen te schrijven die hij al zo vaak verteld had. Zijn bekendste boeken zijn A River Runs Through It and Other Stories (1976) enYoung Men and Fire (1992)
Uit: A River Runs Through It
In our family, there was no clear line between religion and fly fishing. We lived at the junction of great trout rivers in western Montana, and our father was a Presbyterian minister and a fly fisherman who tied his own flies and taught others. He told us about Christ's disciples being fishermen, and we were left to assume, as my brother and I did, that all first-class fishermen on the Sea of Galilee were fly fishermen and that John, the favorite, was a dry-fly fisherman.
It is true that one day a week was given over wholly to religion. On Sunday mornings my brother, Paul, and I went to Sunday school and then to "morning services" to hear our father preach and in the evenings to Christian Endeavor and afterwards to "evening services" to hear our father preach again. In between on Sunday afternoons we had to study The Westminster Shorter Catechism for an hour and then recite before we could walk the hills with him while he unwound between services. But he never asked us more than the first question in the catechism, "What is the chief end of man?" And we answered together so one of us could carry on if the other forgot, "Man's chief end is to glorify God, and to enjoy Him forever." This always seemed to satisfy him, as indeed such a beautiful answer should have, and besides he was anxious to be on the hills where he could restore his soul and be filled again to overflowing for the evening sermon. His chief way of recharging himself was to recite to us from the sermon that was coming, enriched here and there with selections from the most successful passages of his morning sermon.
Norman Maclean (23 december 1902 2 augustus 1990)
"They got along quite well together, The furniture and the deceased. He lay slumped in the room opening on the garden. His face resting on the carpet very peacefully, like someone who has finally found refuge. A cheerful red-and-white sprinkling can next to his outstretched arm. He probably started this way for the garden early in the morning. But he fell headlong and the water spilled from the can on to the flowers in the carpet. The furniture stood around him. The dining table covered with a green cloth, the high-backed, faintly touchy chairs, the snuff-coloured cupboard. The aroma of toasted bread could be sensed from somewhere in the kitchen. The damp glitter of the sunlight streamed in through the open door. The translucent blue sky. The cosy summer morning. Tranquility itself. Then a door slams shut, stamping steps, screams, shouts, sobs, a woman throws herself on the deceased, shakes his shoulders madly. Ringing telephone, the room fills with various figures, ambulance siren, and they again shake and tug at the deceased.
Up on the wall were the vision as designs and maps. The team advocated rediscovering the network of canals that New Orleans used to have, canals that have been largely buried by the same mentality that put the Los Angeles River in a concrete coffin. They proposed tearing down the ugly (and fatally flawed) walls that line the drainage canals that remain in New Orleans, and opening neighborhoods to a view of those canals -- waterfront living, anyone?
And, unlike the planners who gleefully descended on the city in the wake of Katrina, welcoming it as a "clean slate" for their notions, the Dutch proclaimed respect for the street grid, the circulation system of the communities, and for the cultural history of the neighborhoods.
It was, in short, an inspiring trip to Dreamland. In reality, the future of New Orleans is still in the hands of the water warriors who almost succeeded in drowning it. Not that the candidates noticed.
Enfant, je m'étais dit et souvent répété : " Jamais, jamais d'amour ; c'est assez de la gloire ; En des siècles sans nombre étendons ma mémoire, Et semons ici-bas pour l'immortalité. "
Plus tard je me disais : " Amour et volupté, Allez, et gloire aussi ! que m'importe l'histoire ? Fantôme au laurier d'or, vierges au cou d'ivoire, Je vous fuis pour l'étude et pour l'obscurité. "
Ainsi, jeune orgueilleux, ainsi longtemps disais-je ; Mais comme après l'hiver, en nos plaines, la neige Sous le soleil de mars fond au premier beau jour,
Je te vis, blonde Hélène, et dans ce coeur farouche, Aux rayons de tes yeux, au souffle de ta bouche, Aux soupirs de ta voix, tout fondit en amour.
G.A. Sainte-Beuve (23 december 1804 13 oktober 1869)
Uit: Der Gattopardo (Vertaald door Gio Waeckerlin Induni)
Auf der Deckenfreske erwachten die Gottheiten. Die Heerscharen der Tritonen und Driaden, die zwischen himbeer- und lilaroten Wolken von den Bergen und Meeren zu einer verklärten Conca dOro stürmten, das Haus Salina zu verherrlichen, waren von so viel jähem Frohlocken beseelt, dass sie anscheinend die einfachsten perspektivischen Regeln missachteten, während die Hauptgötter, die Fürsten unter den Göttern, der Blitze schleudernde Zeus, der finster blickende Mars, die schmachtende Venus, den Haufen Mindere überflügelt hatten und leutselig das blaue Pardelwappen stützten, wussten sie doch, dass sie jetzt für dreiundzwanzigeinhalb Stunden wieder die Herrschaft über die Villa innehaben würden. An den Wänden schnitten die Makakenäffchen den cacatoés wieder Grimassen.
Unter diesem palermischen Olymp stiegen auch die Sterblichen des Hauses Salina eilig von den mystischen Sphären nieder. Die Töchter glätteten ihre Röcke, tauschten zartblaue Blicke und Wörter im Klosterschülerinnenjargon. Schon vor über einem Monat, vom Tag der »Unruhen« des Vierten Aprils an, waren sie vorsorglich nach Hause geholt worden, und sie trauerten den Baldachin-Schlafsälen und der kollektiven Intimität des Pensionats nach. Schon rauften sich die jüngeren Söhne um ein Bildchen des heiligen Franz von Paola; der älteste, Herzog Paolo, der Erbe, hätte am liebsten jetzt schon geraucht, doch zu schüchtern, es in Anwesenheit der Eltern zu tun, betastete er verstohlen das geflochtene Stroh des Zigarettenetuis; metaphysische Melancholie trat in sein schmales Gesicht; der Tag war unerfreulich gewesen: Guiscardo, der irische Falbe, hatte lustlos gewirkt, und Fanny hatte keine Möglichkeit (oder keine Lust?) gehabt, ihm das gewohnte veilchenblaue Briefchen zukommen zu lassen. Wozu war der Erlöser Fleisch geworden, wozu? Die Fürstin liess in ungeduldigem Hochmut den Rosenkranz brüsk in das mit jais bestickte Ridikül fallen, während ihre schönen manischen Augen flüchtig über die unterwürfigen Kinder und den tyrannischen Gatten glitten, dem sich der winzige Körper im müssigen Verlangen nach liebender Unterwerfung entgegenbeugte.
Giuseppe Tomasi di Lampedusa (23 december 1896 - 23 juli 1957)
De Duitse dichteres en schrijfster Mathilde Wesendonck werd geboren als Agnes Luckemeyer op 23 december 1828 in Elberfeld. In het revolutiejaar 1848 trouwde Mathilde Wesendonck in Düsseldorf met de zijdehandelaar Otto Wesendonck. Het echtpaar vestigde zich enkele jaren later in Zürich. Daar leerden beiden de componist Wagner kennen, die om politieke redenen uit Saksen was uitgeweken: Otto werd de mecenas van de componist en Mathilde diens muze. Wagner en zijn vrouw Minna kregen onderdak in de directe nabijheid van de villa die de Wesendoncks in 1857 in Zürich hadden laten bouwen. Mathilde kreeg er inzage in het libretto van Wagners nog onvoltooide opera Tristan en Isolde en schreef daarop een vijftal gedichten, die de componist op muziek zette en bekend zouden worden als de Wesendonck-Lieder. Het zijn de enige door Wagner getoonzette teksten die de componist niet zelf heeft geschreven.
Der Engel
In der Kindheit frühen Tagen Hört' ich oft von Engeln sagen, Die des Himmels hehre Wonne Tauschen mit der Erdensonne,
Daß, wo bang' ein Herz in Sorgen Schmachtet vor der Welt verborgen, Daß, wo still es will verbluten, Und vergehn in Tränenfluten,
Daß, wo brünstig sein Gebet Einzig um Erlösung fleht, Da der Engel niederschwebt, Und es sanft gen Himmel hebt.
Ja, es stieg auch mir ein Engel nieder, Und auf leuchtendem Gefieder Führt er, ferne jedem Schmerz, Meinen Geist nun himmelwärts
Mathilde Wesendonck (23 december 1828 31 augustus 1902)
De Duitse dichter Martin Opitz von Boberfeld werd geboren op 23 december 1597 in Bunzlau (Silezië). Hij werd door zijn landgenoten als de grootste dichter aller tijden gezien werd en maakte er geen geheim van dat hij zich voor zijn dichtkunst van buitenlandse voorbeelden bediende. Het waren met name twee dichters: de Fransman Pierre Ronsard en de Nederlander Daniel Heinsius. In de voorrede tot zijn Teutsche Poëmata uit 1624 (de titel van zijn gedichtenbundel is ontleend aan Heinsius' Nederduytsche Poëmata ) noemt hij Heinsius der Niederländische Apollo en spreekt van diens vbernatürliche Geschickligkeit. Opitz was ook de schrijver van het Buch von der deutschen Poeterey, dat als richtsnoer voor de Duitse dichtkunst gebruikt werd.
Sonnet XXXIX
EIn jeder spricht zu mir / dein Lieb ist nicht dergleichen Wie du sie zwar beschreibst: ich weiß es warlich nicht / Ich bin fast nicht mehr klug; der scharffen Sinnen Liecht Vermag gar kaum was weiß vnd schwartz ist zu erreichen. Der so im Lieben noch was weiß herauß zustreichen / Durch vrtheil vnd verstandt / vnd kennt auch was gebricht / Der liebet noch nicht recht. Wo war ist was man spricht / So hat der welcher liebt der sinnen gar kein zeichen / Vnd ist ein lauter Kind. Wer schönheit wehlen kan / Vnd redet recht darvon der ist ein weiser Mann. Ich weiß nicht wie ich doch die Fantasie gelose / Vnd was die süsse Sucht noch endlich auß mir macht: Mein wissen ist dahin / der Tag der ist mir Nacht / Vnd eine Distelblüt' ist eine schöne Rose
Felicitas Hoppe, Margit Schreiner, F.T. Marinetti, Christoph Keller, Jean Racine
De Duitse schrijfster Felicitas Hoppe werd geboren op 22 december 1960 in Hameln. Zij studeerde literatuur, retorica en godsdienstwetenschappen, eerst aan de Eberhard-Karls-Universität in Tübingen, daarna aan de University of Oregon en aan de Freie Universität Berlin. Zij werkte als dramaturge en als journaliste voordat zij in 1996 zelfstandig schrijfster werd. Zij ontving o.a. al de Nicolas Born-Preis des Landes Niedersachsen, de Brüder-Grimm-Preis der Stadt Hanau en de Literaturpreis der Stadt Bremen.
Werk o.a.: Unglückselige Begebenheiten, 1991, Picknick der Friseure, 1996, Fakire und Flötisten, 2001, Verbrecher und Versager,, 2004, Iwein Löwenritter, 2008
Uit: Johanna (2006)
Johanna wurde in der Dreikönigsnacht geboren. Die Tiere begannen zu sprechen, die Brüder hielten den Stern in die Höhe, nur die Könige konnten sich nicht einigen. Neunzehn Jahre später, als der Bischof endlich begann, das Todesurteil zu verlesen, und der Scharfrichter sich mit dem Karren näherte, verließen Johanna die Kräfte. Sie unterbrach den Bischof und sagte, sie werde alles tun, was man ihr auferlege. Die Engländer empörten sich, warfen Steine und schrien, Bischof Cauchon sei ein Verräter. Johanna, die weder lesen noch schreiben konnte, unterzeichnete die Abschwörungsformel mit einem Kreuz. Dabei lachte sie, und die Engländer schrien noch lauter. Am siebenundzwanzigsten Mai erhielt der Bischof die Nachricht, Johanna sei rückfällig geworden, habe wieder Männerkleider angelegt und alles widerrufen, was sie unterschrieben hatte. Am dreißigsten Mai, gegen neun, flankierten achtzig oder achthundert englische Soldaten ihren Karren auf dem Weg zum Alten Markt von Rouen. Trotzdem gelang es einem gewissen Loiseleur, auf den Wagen zu springen und Johanna unter Tränen um Vergebung für das ihr angetane Unrecht anzuflehen. Mit Not entkam er den Engländern. Eine Stunde lang stand Johanna auf dem Marktplatz, während Nicolas Midi eine Predigt hielt und der Bischof ein zweites Mal das Urteil verkündete. Johanna verteidigte ein letztes Mal ihre Könige, die allerdings abwesend waren. Bevor man sie auf den Scheiterhaufen führte, setzte man ihr eine Papiermütze auf, darauf standen für alle, die lesen können, drei Worte. Vornweg ging Bruder Ladvenu, der, auch für Abwesende gut sichtbar, das Kreuz in die Höhe hielt, bis Johanna ihn bat, von der Leiter zu steigen, weil das Kreuz in Gefahr stand, Feuer zu fangen. Sie selbst hielt ein kleines Holzkreuz in der Hand, das ein englischer Soldat für sie zusammengezimmert hatte.
Felicitas Hoppe (Hameln, 22 december 1960)
De Oostenrijkse schrijfster Margit Schreiner werd geboren op 22 december 1953 in Linz. Zij studeerde germanistiek en psychologie in Salzburg. Van 1977 tot 1980 woonde zij in Tokyo, waar zij verder studeerde, maar haar studie afbrak om te gaan schrijven. Na verbleven te hebben in Parijs, Berlijn en Italië, woont zij sinds 2000 weer in Oostenrijk.
Werk o..a.: Die Rosen des heiligen Benedikt, 1989, Nackte Väter, 1997, Haus, Frauen, Sex, 2001,Buch der Enttäuschungen, 2005.
Uit: Die Eskimorolle
Petra hatte abgetrieben und erholte sich davon bei uns in der Wohngemeinschaft. Deshalb war soviel Watte im Haus. Es war acht Uhr abends am 24. Dezember. Wir saßen in Werners Zimmer unter einer fast zwei Meter hohen Tanne, die wir kurz vor Geschäftsschluß von einem betrunkenen Tannenverkäufer in der Salzburger Innenstadt geschenkt bekommen hatten. Mit Petra waren wir zu sechst: Hans, von dem ich mich ein halbes Jahr vorher getrennt hatte, Paul, mit dem ich seither zusammen war, Werner, ein Politologiestudent, der in dem Haus schon mit zwei Wohngemeinschaften vor uns gelebt und deshalb das größte Zimmer mit Balkon im ersten Stock belegt hatte, Bernd, ich und eben Petra. Bernd hatte sich an diesem Abend freigemacht. Er studierte seit Wochen so intensiv DAS KAPITAL, daß er normalerweise sogar seine Mittagspause auf ein paar Minuten beschränkte, die er auf der Eieruhr einstellte. Wenn die Eieruhr läutete, sprang er auf und lief in sein Zimmer zurück, egal, wie weit er mit dem Essen war. Aber meistens war er mit dem Essen längst fertig, weil er sowieso immer alles möglichst schnell in sich hineinschlang. Bernds Eltern waren Unternehmer, ich glaube, sie stellten Wein- und Spirituosenetiketten her, und hatten ein Haus am Mondsee, wo sie regelmä- ßig Abendessen für Geschäftsfreunde arrangierten, an denen Bernd in seiner Kindheit hatte teilnehmen müssen. Das, sagte er, habe ihm nachhaltig den Appetit verdorben.
Margit Schreiner (Linz, 22 december 1953)
De Zwitserse schrijver Hugo Loetscher werd geboren op 22 december 1929 in Zürich. Hij studeerde in Zürich en Parijs filosofie, sociologie en literatuurwetenschap. In 1956 promoveerde hij in de filosofie. Aansluitend was hij literatuurcriticus bij de Neue Zürcher Zeitung en de Weltwoche. Vanaf 1969 is hij zelfstandig schrijver. Zijn autobiografische werk is vaak gebaseerd op de uitgebreide reizen die hij sinds de jaren zestig maakt naar het zuiden van Europa, Zuidoost Azië en Zuid-Amerika.
Werk: o.a. : Abwässer, 1963, Die Schiene öffnet ein Tal, 1979,Der predigende Hahn, 1992, Durchs Bild zur Welt gekommen, 2001, Der Buckel, 2002, Es war einmal die Welt, 2004
Uit:Der Immune (1975)
"Das Theater konnte beginnen. Er lag in seinem Zuschauerraum, inmitten von Kissen, allein und strampelnd, vor sich die, erste Bühne, den Ausschnitt eines ovalen Halbrunds, das die gekräuselten Vorhänge eines Stubenwagens abschlossen. Es waren seine ersten Vorhänge, die über einem Geschehen hochgingen. Es gab zwei Hauptfiguren, die man sich merken musste; die mit dem langen Haar, die war ganz wichtig, und jene mit dem Schnurrbart. Sie traten zur Hauptsache von rechts und von links auf, gelegentlich auch in der Mitte. Sie umarmten sich und zeigten mit ausgestreckten Fingern in den Stubenwagen: "Die Nase hat er von mir, aber den Mund von dir." Sie schienen über ihn zu verfügen und sich anbiedern zu wollen. Beugten sie sich über ihn, wechselten sie ihr Deutsch; sie sagten "Dulli", "Dalli" und "Dada", das war die erste Bühnensprache, die er vernahm. Auf dieser Bühne jenseits der Vorhänge gab es zwei Requisiten, die es ihm angetan hatten, eine Brust und eine Flasche. So verschieden die Brust und ihr Double, die Flasche, waren, sie besassen etwas Gemeinsames: Sog man daran, kam etwas heraus, wobei die Temperatur der Brustmilch ausgeglichener war. Dem Säugling gefiel die Vorstellung. Er brauchte nur zu weinen oder zu schreien, schon traten die Akteure auf, von rechts oder links."
Uit: Der Stand der letzten Dinge (samen met Heinrich Kuhn)
Als er bei seinem Nachbarn zur Rechten klingelt, hat er ein zwiespältiges Gefühl. Einerseits ist ihm klar, womit er beginnen muss, andererseits mag er ihm nicht in der Rolle des verkappten Hilfesuchenden entgegentreten. Dieser würde ihn sofort durchschauen. Der Kerl scheint über eine angeborene Listigkeit zu verfügen, die ihn vermutlich auch zu diesen fernöstlichen wie sagt man eigentlich? Weltanschauungen? Heilslehren? Theorien? geführt hat.
«Egal, was ich ihm sage oder er mir, darauf kann ich mich verlassen, lächelt er mich mit gleichbleibend geschmeidiger Freundlichkeit an», hatte er ihn Graziella geschildert. «Sein Gesichtsausdruck ist, auch wenn er lächelt, genauso unverbindlich wie jener Charlies.»
«Lächle zurück», antwortete sie, «oder wäre es dir lieber, er würde dich anknurren? Du weißt doch, Spatz: Regel Nr. 2!» Nicht auszudenken, wenn Prinz wüsste, dass Graziella ihn «Spatz» nennt! Er erschrickt, als sich die Tür öffnet.
«Hoffentlich störe ich nicht», sagt er verlegen und setzt instinktiv Regel Nr. 3 ein, «du wirst, im Gegensatz zu mir, sehr beschäftigt sein.»
«Hallo, Harry», lächelt ihn der Nachbar an. «Du stehst bestimmt nicht ohne Grund vor der Tür. Komm herein. Trinkst du etwas?» «Dasselbe wie du», sagt er und ist stolz darauf, wie schnell er im Wohnzimmer steht. «Geht es dir gut?», wagt er den nächsten Vorstoß, eine Risikofrage, die, wenn es schief geht, ganze Lebensgeschichten lostreten kann. Doch vertraut er darauf, dass sein Gastgeber (Gegenspieler?) die Frage, wie hier allgemein üblich, als Floskel versteht und nicht ernst nimmt.
Lulu Wang, Thomas Higginson, Kenneth Rexroth, E. A.Robinson, Ulrich Bräker
De Nederlandse schrijfster Lulu Wang werd geboren op 22 december 1960 in Beijing. Zie ook mijn blog van 22 december 2006.Met onderstaand fragment won Lulu Wang de Slechte Seks Prijs 2008.
Uit: Heldere maan
In mijn nachtelijke verbeeldingen was jij de tijger en ik de gazelle. Ik probeerde je te ontvluchten, maar je haalde mij met een paar sprongen in. Je brulde van de drang om mij volledig tot je te nemen, je kwijlde alvast en je bromde van opwinding toen ik in je handen viel. Hierna verpletterde je mij onder je lange armen en benen en scheurde het gewaad van mijn lijf. Ik hunkerde ernaar dat je vingers over mijn lichaam gingen, als lopende vuurtjes op een steppe tijdens de droge moesson - ontvlambaar als een lucifer. Ik hoopte dat je nagels mijn borst en buik open zouden snijden, zodat mijn longen meer ruimte zouden krijgen, anders zou ik ontploffen van hartstocht. Ik wilde dolgraag dat je lippen, tong en je liefdesdolk bij mij binnendrongen, mij van alles beroofden, mijn honger en dorst naar jou inbegrepen. Ik bad tot Boeddha dat jij mij zou vervoeren naar het zalige einde van de zoektocht naar jouw beminnelijkheid. Toen je uitgeput opzij rolde, kon ik mijn lotsbestemming tegemoet gaan, als een gouden feniks die opsteeg uit de as van alles verterende lusten, en die daarheen vloog waar alleen vrede en tevredenheid heersen.
Lulu Wang (Beijing, 22 december 1960)
De Amerikaanse schrijver en strijder tegen slavernij Thomas Wentworth Higginson werd geboren op 22 december 1823 in Cambridge, Massachusetts. Hij studeerde aan Harvard theologie en werd daarna predikant. Na de Amerikaanse burgeroorlog werd hij kolonel van het eerste uit zwarten bestaande regiment. In 1863 moest hij vanwege een verwonding afscheid nemen van het leger en vestigde hij zich in Newport in Rhode Island, waar hij naam maakte als schrijver.
Uit: The Complete Civil War Journal and Selected Letters
As I approach the mysterious land I am more & more impressed with my good fortune in having this novel & uncertain career open before me when I thought everything definitely arranged. My dear mother was wrong in regretting that I exchanged the certain for the uncertain. Every thing I hear of this new opportunity the more attractive it becomes. My lot in the 51st regiment was too smooth; I already had the best company in what was regarded as the best of the 9 months regiments; three first class officers above me took off all difficult responsibility; it was becoming mere play. Either of my lieutenants could take my work & carry it on well. Here is, on the contrary, a position of great importance; as many persons have said, the first man who organizes & commands a successful black regiment will perform the most important service in the history of the War; & this undertaking will be more easy to me than to almost any one, perhaps, because it falls so remarkably into the line of all my previous preparations. To say that I would rather do it than any thing else in the world is to say little; it is such a masterpiece of felicitous opportunity that all casualties of life or death appear trivial in connexion with it. It would seem too good to become real, but for the similar good fortune which has marked all my entrance on military life and indeed all my life heretofore.
Thomas Higginson (22 december 1823 9 mei 1911)
De Amerikaanse dichter Kenneth Rexroth werd geboren in South Bend (Indiana) op 22 december 1905. Hij geldt als één van de belangrijke inspirators van de Beat Generation. Toch is zijn betekenis voor de Amerikaanse poëzie groter dan dat. Al op zeventien-jarige leeftijd schreef Rexroth zijn eerste gedichten, maar verwierf al snel een reputatie als een politieke radicaal, die zich bewoog in arbeidersbewegingen en kringen van anarchisten. Mede om mensen zich bewuster te maken van hun bestaan ondersteunde hij de Beat-beweging. Een belangrijk doel van Rexroth was om San Francisco op de kaart te zetten als centrum van een nieuwe poëtische beweging. Dat lukte mede door zijn steun aan de Beat Generation, maar ook door het oprichten van San Francisco Poetry Center. Naast schrijver van gedichten was Rexroth filosoof, vertaler (van vooral Aziatische dichters) en essayist.
Uit: The Love Poems Of Marichiko
XXV
Your tongue thrums and moves Into me, and I become Hollow and blaze with Whirling light, like the inside Of a vast expanding pearl.
XXXVIII
I waited all night. By midnight I was on fire. In the dawn, hoping To find a dream of you, I laid my weary head On my folded arms, But the songs of the waking Birds tormented me.
LX
Chilled through, I wake up With the first light. Outside my window A red maple leaf floats silently down. What am I to believe? Indifference? Malice? I hate the sight of coming day Since that morning when Your insensitive gaze turned me to ice Like the pale moon in the dawn.
Kenneth Rexroth (22 december 1905 6 juni 1982)
De Amerikaanse dichter Edwin Arlington Robinson werd geboren op 22 december 1869 in Head Tide, Maine. Zijn jeugd noemde hij zelf zwaar en ongelukkig. Er was alcoholisme in de familie. Toen hij 21 was ging hij studeren aan de universiteit van Harvard, al met het idee in zijn achterhoofd daar literair werk gepubliceerd te krijgen. Pas in 1896 echter verscheen zijn eerste boek, "The Torrent and the Night Before, en dan ook nog in eigen beheer. Het was bedoeld als verrassing voor zijn moeder, maar die stierf voordat de eerste exemplaren arriveerden. Zijn tweerde boek,The Children of the Night, werd opgemerkt door de zoon van president Theodore Roosevelt. De president kreeg de gedichten onder ogen, was onder de indruk en bezorgde Robinson een baan. Langzaamaan kreeg hij meer succes en hij ontving in 1922, 1925 en 1928 de Pulitzer Prize for Poetry.
Fleming Helphenstine
At first I thought there was a superfine
Persuasion in his face; but the free flow
That filled it when he stopped and cried, "Hollo!"
Shone joyously, and so I let it shine.
He said his name was Fleming Helphenstine,
But be that as it may;I only know
He talked of this and that and So-and-So,
And laughed and chaffed like any friend of mine.
But soon, with a queer, quick frown, he looked at me,
And I looked hard at him; and there we gazed
In a strained way that made us cringe and wince:
Then, with a wordless clogged apology
That sounded half confused and half amazed,
He dodged,and I have never seen him since.
E. A.Robinson (22 december 1869 6 april 1935)
Portret door Lilla Cabot Perry
De Zwitserse schrijver Ulrich Bräker werd geboren op 22 december 1735 in Näppis (Scheftenau), Toggenburg, Kanton St. Gallen als zoon van eenvoudige boeren. Door te lezen verruimde hij zijn horizon en begon hij dagboekaantekeningen te maken. De schoolmeester Johann Ludwig Ambühl ontdekte zijn talent en liet hem in zijn Brieftasche aus den Alpen de eerste teksten publiceren. De betekenis van zijn werk schuilt vooral daarin, dat hier iemand aan het woord is uit een sociale klasse, waarvan verder geen geschriften uit die tijd bestaan.
Uit: Lebensgeschichte und Natürliche Ebentheuer des Armen Mannes im Tockenburg
Des Morgens in aller Frühe flog ich nach Aennchens Haus - ja, das hätt' ich thun sollen, thats' aber eben nicht. Denn ich schämt' mich vor ihr, daß mir's Herz davon weh that - in die Seel' hinein schämt' ich mich, vor den Wänden, vor Sonn' und Mond, vor allen Stauden schämt' ich mich, daß ich gestern so erzalbern that. Meine einzige Entschuldigung vor mir selber war diese, daß ich dachte: Es hätte so seine eigne studirte Art mit den Mädels umzugehn, und ich wüßte diese Art nicht. Niemand sage mir's, und ich hätt' nicht das Herz jemand zu fragen. Aber so (roch's mir dann wieder auf) darfst du Aennchen nie, nie mehr unter Augen treten; fliehen mußt du vielmehr das holde Kind, oder kannst wenigstens nur im Verborgenen mit ihr deine Freud' haben, nur verstohlen nach ihr blicken. - Inzwischen macht' ich eine neue Bekanntschaft mit ein Paar Nachbarsbuben, die auch ihre Schätz' hatten - um etwa heimlich von ihnen zu erfahren, wie man mit diesen schönen Dingen umgehen und es machen müsse, wenn man ihnen gefallen wolle. Einmal nahm ich gar das Herz in beyde Händ' und fragte sie darum; aber sie lachten mich aus, und sagten mir so närrisches und unglaubliches Zeug, daß ich nun gar nicht mehr wußte, wo ich zu Haus war.
Ulrich Bräker (22 december 1735 (begraven) 11 september 1798)
Erst geschah nichts. Die Explosion war ungeheuerlich laut in dieser Stille. Die Russen wußten nur, daß das Geschoß nicht von ihnen war und daß der Mann mit der Fahne plötzlich in einer Staubwolke verschwunden war. Kurz darauf knallten sie wie irrsinnig auf das Haus. Sie schwenkten ihre Rohre, staffelten sich neu zum Schießen, schossen erst in den Südflügel, dann ins Mittelgebäude und in den Nordflügel, wo die winzige Fahne des Hausmeisters schlaff aus dem Fenster hing. Sie fiel in den Dreck, der vom Haus herunterbröckelte - und zuletzt schossen sie wieder in den Südflügel, besonders lange und wütend; sie hatten lange nicht geschossen, und sie sägten die dünne Wand des Hauses durch, bis das Gebäude vornüberkippte. Erst später merkten sie, daß von der anderen Seite kein einziger Schuß fiel.
(....)
Die weiße Fahne am Haus seines Vater war die einzige in der ganzen Straße, und er sah jetzt, daß sie sehr groß war - es schien eins von Mutter riesigen Tischtüchern zu sein, die sie bei Festlichkeiten aus dem Schrank holte. Er lächelte wieder, warf sich aber plötzlich hin und wußte, daß es zu spät war. Sinnlos, dachte er, wie vollkommen sinnlos. Die sechste Granate schlug in den Giebel seines Elternhauses - Steine fielen herunter, Putz bröckelte auf die Straße, und er hörte unter dem Keller seine Mutter schreien. Er kroch schnell ans Haus heran, hörte den Abschuß der siebenten Granate und schrie schon, bevor sie einschlug, er schrie sehr laut, einige Sekunden lang, und er wußte plötzlich, daß Sterben nicht das einfachste war - er schrie laut, bis die Granate ihn traf, und er rollte im Tod auf die Schwelle des Hauses. Die Fahnenstange war zerbrochen, das weiße Tuch fiel über ihn.
Heinrich Böll (21 december 1917 16 juli 1985)
De Nederlandse dichter en schrijver Ted van Lieshout werd geboren op 21 december 1955 in Eindhoven en kwam uit een gezin van twaalf kinderen. Als kleine jongen wilde hij schrijver, tekenaar of zanger worden. Op zijn negentiende ging Van Lieshout aan de kunstacademie te Amsterdam studeren. In datzelfde jaar werden er zes van zijn gedichten gepubliceerd in een debutantenbundel. Vijf jaar later ging hij aan de slag als gediplomeerd illustrator en grafisch ontwerper. Zijn werkzaamheden bestonden voornamelijk uit het ontwerpen van boekomslagen voor uitgeverijen en het maken van tekeningen voor kranten en tijdschriften. In 1984 verschenen zijn eerste gedichten en verhalen in "De Blauw Geruite Kiel", de kinderkrant van Vrij Nederland. Twee jaar later (1986) kwam hij met zijn eerste boeken op de proppen : de jeugdroman Raafs Reizend Theater en de eerste dichtbundel Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen. Inmiddels heeft hij meer dan dertig boeken geschreven, die meerdere malen bekroond werden.
Twee honden
De dood is me schrikken. Ik raak er
niet aan gewend. Nu is de dochter van
onze hond die dood is, dood: het bloeden
wou niet stoppen. In haar plaats loopt
onverschillig de poes achter mam aan
die door moet. Nee ze leert niet hoe
te blaffen. Stil streelt haar staart
langs moeders benen, een soort van trotse
troost. Triomferen is katten niet vreemd.
Zeventig jaar verschil
Hij klaagt hardop dat hij de nieuwe
aardappeltjes niet meer haalt. Ik roep
dat ik ze al gegeten heb, dus hij moet
terug naar Start of naar de Gevangenis.
Hij strompelt toch al zo moe. Zijn hart.
Maar een vriend hoeft niet snel te zijn,
van mij niet persé, alleen in de buurt.
Hij moet niet zeggen dat het weer weer
in de weg zit. Ik weet al lang dat het moet
vriezen voor het regen ijzelt op de straat.
En dan strooi ik heus wel zout voor je voeten.
Wat heeft het nou voor zin om zo maar
dood te willen als ik er toch ook nog ben?
Of ben je jaloers dat ik nog zo'n hoop
te leven heb? Ik ben jaloers dat jij het
hebt gehaald. Ik weet niet of ik dat wel kan.
Ted van Lieshout (Eindhoven, 21 december 1955)
De Zwitserse schrijver Rolf Lappert werd geboren op 21 december 1958 in Zürich. Hij volgde een opleiding tot graficus, maar begon op 20-jarige leeftijd met het schrijven van gedichten, verhalen en romans. Zijn eerste roman Folgende Tage verscheen in 1982. In het zelfse jaar verscheen ook de dichtbundel Die Erotik der Hotelzimmer, in 1986 gevolgd door Im Blickfeld des Schwimmers. Lappert onderbrak het schrijven om met een vriend in Aarburg een Jazzclub op te richten. Pas midden jaren negentig verscheen weer een roman van hem: Der Himmel der perfekten Poeten. In 1995 ontving hij de Preis der Schweizerischen Schillerstiftung voor de roman Die Gesänge der Verlierer. Zijn tot nu toe grootste succes kwam in 2008 met Nach Hause schwimmen, eenn werk dat wel vergeleken werd met dat van de Amerikaanse schrijver John Irving.
Uit: Nach Hause schwimmen
Das Haus und Orla, das war Wilburs Welt. Er war kein kräftiger Junge geworden, Erkältungen zwangen ihn für Tage ins Bett, und nach fünf Liegestützen, die er heimlich machte, lag er heftig atmend auf dem Teppich in seinem Zimmer. Er war schmächtig und auch am Ende eines guten
Sommers bleich, er hatte nie einen Fußball getreten und war auf keinen Baum geklettert. Die Hügelzüge um das Haus waren ihm bekannt, aber nicht vertraut. Das Meer mied er, nur an Orlas Hand sah er über das Wasser und stellte sich Fische darin vor, groß wie die Schiffe, die den Horizont querten. Orla hatte eigenhändig eine Öffnung in die Mauer geschlagen. Stand die rot gestrichene Holztür offen, sah man einen Streifen Meer. Mit einer Spitzhacke hatte sie einen Teil der Asphaltdecke aufgebrochen und die Brocken in einer Schubkarre weggebracht. Von einem Haufen neben dem Haus hatte sie gute Erde in die Schubkarre geschaufelt und dort ausgekippt, wo der Asphalt steinigem Boden gewichen war. Sie hatte Büsche gepflanzt und Blumen, Efeu, der irgendwann die nackte Mauer bedecken würde. Auf der Fläche, die der Küche am nächsten war, verlegte sie wetterfeste Holzplanken, in einer Ecke baute sie für Wilbur einen Sandkasten, in die andere stellte sie einen runden Tisch und zwei Stühle. Eamon hatte ihr nicht geholfen, dafür Colm Finnerty, ein unverheirateter Nachbar, der für ein paar Pfund und ein Mittagessen den Holzrahmen und die Tür in die Mauer eingesetzt hatte. Er hatte ihr auch das Material besorgt, die Bretter, die Bausteine, den Zement. Geld hatte sie zum Glück genug. Nach der Heirat hatte Eamon sie damit überhäuft, obwohl sie nicht viel damit anzufangen wusste. Den größten Teil hatte sie ihrer Schwester gegeben, die es für sie anlegte.
Rolf Lappert (Zürich, 21 december 1958)
De Zwitserse schrijver Thomas Hürlimann werd geboren op 21 december 1950 in Zug. Hürlimann studeerde filosofie in Zürich en werkte als regieassistent en dramaturg in Berlijn. In 1981 debuteerde hij met Die Tessinerin. De novelle Het tuinhuis, Hürlimanns tweede boek, werd in dertien talen gepubliceerd en kreeg internationaal veel lof toegezwaaid. Hij ontving al tweemaal de Schillerpreis der Schweizerischen Schillerstiftung
Uit: Vierzig Rosen
Genua im Spätsommer 1939. Um acht Uhr abends erscholl jeweils der Gong zum Dinner, worauf sie mit Papa nach unten ging, in den Speisesaal. Die Emigranten waren leicht zu erkennen. Da sie ihre letzten Abende in Europa würdig begehen wollten, erschienen sie en grande toilette, einige der Männer sogar im Frack. Dagegen war sie, Marie, eher behelfsmäßig kostümiert, already worn, wie der Brite sagt. Das grün schillernde, von Luise umgenähte Fähnchen stammte aus den Roaring Twenties, und nur Lavendels Schühlein, die roten, aus Lack, konnten den Ansprüchen genügen. Dennoch wurde sie von sämtlichen Kellnern bewundernd zur Kenntnis genommen, und eines Abends sprangen sie am Nebentisch sogar auf: Sturmtruppleute! Ein Männercercle in schwarzen Hemden und Kniebundhosen! Sie hoben die Gläser, winkelten die Ellbogen und: E viva, riefen sie, e viva la bellezza! Errötend senkte Marie den Blick, aber beim Suppeschöpfen zwinkerte ihr Serafina, die Hotelwirtin, verstohlen zu und meinte flüsternd, die Herren würden sich glücklich schätzen, nachher mit ihr zu tanzen. Oh, es wird getanzt? Der Prosecco, sagte Serafina, kommt vom Nebentisch. Serafina schien mit aller Welt auszukommen, mit jüdischen Emigranten und Mussolinis Faschisten, auch schämte sie sich ihrer Üppigkeit keineswegs, sondern ließ unter den Bändeln einer weißen Servierschürze die Gesäßbacken derart aufreizend mahlen, daß sogar Papa, der die Frauen als abgeschlossenes Kapitel betrachtete, zu unverhohlenen Seitenblicken verführt wurde. Serafinas Fülle drohte den Rock aus allen Nähten zu pressen; sie roch nach Parfum, Schweiß und anderen Säften; das rote Haar wurde durch einen Schildpattkamm zu einem bombastischen Turm gefügt, und ihr Gebiß, das sie dauernd blitzen ließ, war ganz aus Gold. Für sie, hatte Serafina erklärt, hätten die Rassegesetze keine Bedeutung, wer zahle, sei willkommen, basta. Papa sprach beim Essen kaum ein Wort. Er löffelte, er schlürfte, er schwitzte. Schließlich faßte sich Marie ein Herz und sagte: Papa, stimmt es, daß demnächst die Batavia einläuft? Sie soll von Dakar heraufkommen und noch am selben Abend via Marseille zurückgehen.
Thomas Hürlimann (Zug, 21 december 1950)
De Duitse schrijver Uwe Dick werd geboren op 21 december 1942 in Schongau. Hij volgde het gymnasium in Freising en werkte tot 1968 als journalist en redacteur bij verschillende kranten. Hij schrijft gedichten, verhalen en romans. Omdat de kritiek hem over het algemeen links liet liggen werd hij bij een groter publiek bekend door zijn eigen bloemrijke lezingen. Zijn belangrijkste boek is Sauwaldprosa, dat sinds 1976 meerdere keren werd aangevuld en herdrukt.
Uit: Sauwaldprosa
Wo ist das Land der Panzerpratzenkrebse? Wo fließt das Bächlein helle, darinnen die Forelle Franz Ferdinand Elfmeterbälle bolzt? Wo hängt der Beißkorb der Xanthippe und wo, sag an! erscheinen nachts die Bürger aus der Traumstadt Perle? Wo ruht das Drachenei des Magiers von der anderen Seite?
Hinter den sieben mal sieben Hügeln, die sich bei Höll auftun, Moosvogl verbergend und Hundshaupten, Mergl und Frauentodling; östlich Ortenburgs, dessen »bezaubernder«, aufweglisch stimmender Predikant Cölestin auf Wunsch seines Herren, des Reichsgrafen Joachim zu Ortenburg, mitten im Katholischen Herzog Albrechts V. protestantisch von der Kanzel ketzerte, die er in Harnisch »und mit gespannter Büchse« bestieg, da schon von Schwertling her die Hakenschützen nahten; gute bei Westwind im Rücken! drei Fahrradstunden hinter den Messerbrechern des Töginger Waldschnacks Gustl, halb so weit nur noch von Roßbach aus, wo ein Zahnarzt seine »Apfelkönigin«, die lächelnde Stille, inthronisierte, dort, Achtung, Zungenbrecher! drobm überm untern Inn, südlich der Nibelungenstraße also, nördlich der Sonnentore, dort ist mein Arkadien, der Sauwald.
'There was the Empress Elizabeth of Austria,' I said to the nurse thirty-six years later. 'She was very beautiful, wasn't she?' she asked. 'One of the most beautiful women who ever lived,' I said. 'But wasn't she mad?' she asked. 'Perhaps,' I said, 'perhaps, but only a little, and at the end. She was certainly brilliantly clever. Before she was thirty she had given proof of greatness.' 'How?' she asked. To her increasing distress I told her, for I know quite a lot of Hapsburg history, until I saw how bored she was and let her go and leave me in darkness that was now patterned by the lovely triangle of Elizabeth's face.
How great she was! In her early pictures she wears the same look of fiery sullenness we see in the young Napoleon; she knows that within her there is a spring of life, and she is afraid that the world will not let it flow forth and do its fructifying work. In her later pictures she wears a look that was never on the face of Napoleon. The world had not let the spring flow forth, and it had turned to bitterness. But she was not without achievements of the finest sort -- of a sort, indeed, that Napoleon never equaled. When she was sixteen she came, a Wittelsbach from the country-bumpkin court of Munich, to marry the young Emperor of Austria and be the governing prisoner of the court of Vienna, which was the court of courts since the French Revolution had annulled the Tuileries and Versailles. The change would have made many women into nothing. But five years later she made a tour of Lombardy and Venetia at Franz Josef's side which was in many ways a miracle. It was, in the first place, a miracle of courage, because he and his officials had made these provinces loathe them for their brutality and inefficiency.
In the night, when the grain is lit In the granaries the moonlight forms Each granule of wheat shines by itself The witches aloft on their brooms are borne.
The village eccentric, who thinks he will never die Arises and departs heading toward Morton Morell. I follow him partway. I accompany him. We meet with two summer guests.
Summer Evening
Like an antler of gold, Lighthorne, it lay drowsing behind its sheds
Past the clutch of stables could be heard in the silence the buzzing golden wood as it cracked
The landscape stood like fresh-drawn milk with a light motionless foam of hillocks
Garmt Stuiveling, Philipp Galen, Ludwig Hölty, Gustave Kahn, Thomas Bracken, Mathurin Régnier, Benjamin Disraeli
De Nederlandse dichter en literator Garmt Stuiveling werd geboren in Stroobos op 21 december 1907. Hij publiceerde voor de Tweede Wereldoorlog onder ander in het tijdschrift Forum. Zijn bekendheid verkreeg hij echter vooral als wetenschapper en door zijn rol in het maatschappelijk leven. Nadat hij kort na de oorlog een hoogleraarschap had gemist, werd hij in 1950 alsnog aan de universiteit van Amsterdam benoemd tot hoogleraar voor de nieuwe richting Taalbeheersing, in 1956 tot hoogleraar Nederlandse Letterkunde. Hij bezorgde onder andere de (tot nu toe) definitieve tekst van de Verzamelde Werken van Multatuli. Maatschappelijk gezien vervulde hij een grote rol in de socialistische beweging; hij was pacifist, geheelonthouder en al voor de oorlog lid van de SDAP. Nog na zijn emeritaat was hij voorzitter van meer dan 25 instellingen.
Uit: Een eeuw Nederlandse letteren
Dat Vlaanderen in Gezelle zijn hoogste openbaring vond, werd in breder kring duidelijk, toen in 1893 als vijfde deel van de opnieuw uitgegeven verzamelde werken de bundel Tijdkrans verscheen; maar het was het oude Vlaanderen met zijn vraagloze vroomheid, zijn landelijke rust en zijn sobere deemoed. De problemen van economische en sociale aard, en de moderne maatschappij-kritiek blijven hier verre. Ingeleid door een kleine Dagkrans, die de zangen der uren, en besloten door een kleine Eeuwkrans, die de zangen van het ontijdelijke bevat, bracht de Jaarkrans meer dan tweehonderd gedichten, gegroepeerd van maand tot maand. De wisselgang der seizoenen over het vlaamse landschap, met zon, mist of onweer, ligt vereeuwigd in deze lyriek, maar ook de reeks feestgetijden en rouwdagen van het kerkelijk jaar, voor Gezelle zo belangrijk, met gebed, meditatie en lied. Zelfs heel wat gelegenheidspoëzie werd opgenomen, die objectief door matige kwaliteit en beperkte strekking misschien schade doet aan de bouw van het architectonische geheel, maar subjectief zeker ten goede komt aan het beeld van Gezelles veelzijdige persoonlijkheid: immers ook dit huiselijke en herderlijke, nationale en gemoedelijke had de volle liefde van zijn niet allereerst esthetisch gezinde hart.
Garmt Stuiveling (21 december 1907 - 11 mei 1985)
De Duitse schrijver Philipp Galen (eig. Ernst Philipp Karl Lange) werd geboren op 21 december 1813 in Potsdam. Hij studeerde medicijnen en werkte als arts in verschillende plaatsen. Zijn literaire werk bestaat uit romans, verhalen en een theaterstuk. Zijn belangrijkste, en nog steeds uitgegeven roman, Der Irre von St. James, geldt als detective. De Britse kritiek verdacht hem lang van plagiaat vanwege zijn briljante beschrijvingen van mensen en land, terwijl hij nooit in Engeland was geweest. Hij wordt ook wel de Duitse Walter Scott genoemd.
Uit: Der Irre von St. James
Edward rief freudig wie ein Kind: »Othello! Holla, Othello!« Zwölf Schritte von uns entfernt hielt das treue Tier still, schlug sich heftig die Flanken mit dem Schweife und ließ seine gewöhnlichen Nasentöne hören, als wollte es sich erst von der Echtheit seines Herrn überzeugen. Dann, ein leises, halb unterdrücktes Wimmern ausstoßend, sprang er dem Mann, den er so lange nicht gesehen und doch auf den ersten Blick erkannt hatte, entgegen, ebenso sein Herr auch ihm, und wie ein Freund dem anderen nach langer Trennung die Arme um den Hals wirft, so lagen die mächtigen Pfoten des großen Tieres auf Edwards Schultern, und so umarmte auch Edward den treuen Hund und rief einmal ums andere: »Oh, mein Othello, mein treuer Othello!« Als er ihn endlich losließ, und der Hund sich an seine Beine schmiegte und ein leises, gleichsam weinendes Freudengeknurr ausstieß, sah ich, dass Edward die Augen voller Tränen hatte. »Wo er ist, da ist auch sie«, murmelte er leise, »gehen wir langsam und vorsichtig hinab, damit wir sie nicht erschrecken.« Und zu meiner Verwunderung wurde er so ruhig, wie er immer wurde, wenn ihn keine Leidenschaft aufregte. Der schnelle Ritt, die furchtbare Eile er wollte damit die Gewissheit erlangen, dass er zu ihr gelangen würde; jetzt, da er wusste, wo sie war, schlug sein Herz wieder wie das leidenschaftsloseste Kinderherz.
Philipp Galen (21 december 1813 18 februari 1899)
De Duitse dichter Ludwig Heinrich Christoph Hölty werd geboren op 21 december 1748 in Mariensee bij Hannover. Van 1769 tot 1772 studeerde hij theologie in Göttingen. Daarnaast hield hij zich bezig met talen, geschiedenis en filosofie. Hij sloot zich aan bij de Göttinger Hainbund en ontwikkelde zich tot een van de belangrijkste represetanten daarvan. Verschillende van zijn gedichten werden door componisten als Mozart, Beethoven, Johann Friedrich Reichardt, Johannes Brahms of Franz Schubert op muziek gezet. De dichter leed aan tbc en stierf al op 27-jarige leeftijd.
Üb' immer Treu und Redlichkeit
Üb' immer Treu und Redlichkeit
Bis an dein kühles Grab,
Und weiche keinen Finger breit
Von Gottes Wegen ab.
Dann wirst du wie auf grünen Au'n,
Durch's Pilgerleben geh'n
Dann kannst du sonder Furcht und Grau'n
Dem Tod ins Antlitz seh'n.
Dann wird die Sichel und der Pflug
In deiner Hand so leicht,
Dann singest du beim Wasserkrug,
Als wär' dir Wein gereicht.
Dem Bösewicht wird alles schwer,
Er tue was er tu,
Ihm gönnt der Tag nicht Freude mehr,
Die Nacht ihm keine Ruh.
Der schöne Frühling lacht ihm nicht,
Ihm lacht kein Ährenfeld,
Er ist auf Lug und Trug erpicht,
Und wünscht sich nichts als Geld.
Der Wind im Hain, das Laub im Baum
Saust ihm Entsetzen zu,
Er findet, nach des Lebens Raum
Im Grabe keine Ruh.
Ludwig Hölty (21 december 1748 1 september 1776)
Hölty: Grafmonument in Hannover
De Franse dichter en schrijver Gustave Kahn werd geboren in Metz op 21 december 1859. Naast gedichten schreef hij essays, romans en dramastukken. Gustave Kahn introduceerde het "vers libre" in Frankrijk en wordt vaak als de grondlegger van deze dichtvorm beschouwd. Tussen 1881 en 1884 reisde Gustave Kahn rond in Noord-Afrika. Hij bleef na terugkeer in Parijs, maar vertrok eind 1889 naar Londen. Hier trouwde hij met Elisabeth Dayre, en ze vestigden zich snel erna in Brussel. Pas in 1895 keren ze terug naar Frankrijk. Tijdens de Dreyfus-affaire neemt Gustave Kahn het op voor de onterecht beschuldigde.Grote invloed heeft Gustave Kahn uitgeoefend op o.a. de dichters Charles Laforgue en Charles Cros. Kahn werd op zijn beurt beïnvloed door Stéphane Mallarmé. Gustave Kahn voerde een omvangrijke correspondentie met uiteenlopende personen zoals Max Liebermann, Edmond Deman, Gabriel Fabre en de Nederlandse schrijver Frans Erens. Gustave Kahn wordt tot de symbolisten geteld. Zijn boekje Symbolistes et décadents over de geschiedenis van het symbolisme had invloed op de beweging en de waarneming ervan bij het grote publiek
Uit: Terre d'Israël
C'était en temps de froid hiver, il y a trois quarts de siècle, dans une petite ville de l'Est. Tous les soirs, vers huit heures, le petit Léon voyait sans déplaisir disparaître la desserte et sa grand'mère jeter sur la table un vieux tapis, brodé, au milieu de sa prairie vert pâle, d'un vol d'oisillons déplumés par le temps. Puis Mme Rose Mosès, sa mère, disposait sur un coin de ce tapis un large carré de noir et luisant papier d'emballage. Décenché par ce signal, le petit Léon posait sur ce carré une grammaire et une grande feuille de papier. Dans ce silence, la grand'mère Esther et Mme Rose prenaient place et mettaient en oeuvre les grandes aiguilles à tricoter, tandis que Léon se prenait à relire, les lèvres bougeantes, une page de sa grammaire. Quant à M. Mosès, le père de famille, quoiqu'il eût disposé près de la lampe son fauteuil et son journal, il semblait attendre quelque chose, sans impatience d'ailleurs. Dans le silence de la rue, on entendait un pas pressé. Alors seulement M. Mosès allumait sa pipe de bruyère et allait ouvrir la porte en disant : "Bonjour, monsieur Schneider, l'enfant est prêt."
Sur ces invariables paroles, M. Schneider murmurait machinalement : "Et la santé ?", ôtait son chapeau et son paletot, puis acceptait le petit cigare que lui tendait, boîte ouverte, M. Mosès. Alors seulement M. Mosès dépliait son journal, qu'il ne lisait point, car il écoutait, avec délices, le petit Léon triompher de son texte grammatical. Tout le monde lui disait que son fils était intelligent. Nul n'en était plus persuadé, et, pendant l'exécution des différents exercices que commandait M. Schneider, la grand'mère et Mme Rose ne cessaient de correspondre en sourires attendris.
Gustave Kahn (21 december 1859 - 5 september 1936)
De Australische dichter en schrijver Thomas Bracken werd geboren op 21 december 1843 in Clones, County Monaghan, Ierland. Nadat hij beide ouders al vroeg had verloren werd hij naar Australië gestuurd om bij een oom en tante te gaan wonen. In 1869 verhuisde hij naar Nieuw Zeeland, waar zijn eerste dichtbundel verscheen.Hij schreef het volkslied voor Nieuw Zeeland en gebruikte als eerste de frase God's Own Country voor dit land.
Not understood
Not understood, we move along asunder; Our paths grow wider as the seasons creep Along the years; we marvel and we wonder Why life is life, and then we fall asleep Not understood.
Not understood, we gather false impressions And hug them closer as the years go by; Till virtues often seem to us transgressions; And thus men rise and fall, and live and die Not understood.
Not understood! Poor souls with stunted vision Oft measure giants with their narrow gauge; The poisoned shafts of falsehood and derision Are oft impelled 'gainst those who mould the age, Not understood.
Not understood! The secret springs of action Which lie beneath the surface and the show, Are disregarded; with self-satisfaction We judge our neighbours, and they often go Not understood. Not understood! How trifles often change us! The thoughtless sentence and the fancied slight Destroy long years of friendship, and estrange us, And on our souls there falls a freezing blight; Not understood.
Not understood! How many breasts are aching For lack of sympathy! Ah! day by day How many cheerless, lonely hearts are breaking! How many noble spirits pass away, Not understood.
O God! that men would see a little clearer, Or judge less harshly where they cannot see! O God! that men would draw a little nearer To one another, -- they'd be nearer Thee, And understood.
Thomas Bracken (21 december 1843 16 februari 1898)
De Franse dichter en satricus Mathurin Régnier werd geboren op 21 december 1573 in Chartres. In 1587 ging hij in dienst van kardinaal François de Joyeuse naar Rome. Zijn zestien satiren, die het leven en typische figuren uit zijn tijd beschrijven, zijn geschreven in de stijl van Horatius en Juvenalis.
Ô Dieu, si mes péchés irritent ta fureur
Ô Dieu, si mes péchés irritent ta fureur,
Contrit, morne et dolent, j'espère en ta clémence.
Si mon deuil ne suffit à purger mon offense,
Que ta grâce y supplée et serve à mon erreur.
Mes esprits éperdus frissonnent de terreur,
Et, ne voyant salut que par la pénitence,
Mon coeur, comme mes yeux, s'ouvre à la repentance,
Et me hais tellement que je m'en fais horreur.
Je pleure le présent, le passé je regrette;
Je crains à l'avenir la faute que j'ai faite;
Dans mes rébellions je lis ton jugement.
Seigneur, dont la bonté nos injures surpasse,
Comme de père à fils uses-en doucement,
Si j'avais moins failli, moindre serait ta grâce.
Mathurin Régnier (21 decmber 1573 22 oktober 1613)
It was hard to say when exactly winter arrived. The decline was gradual, like that of a person into old age, inconspicuous from day to day until the season became an established, relentless reality. First came a dip in evening temperatures, then days of continuous rain, confused gusts of Atlantic wind, dampness, the fall of leaves and the changing of the clocks--though there were still occasional moments of reprieve, mornings when one could leave the house without a coat and the sky was cloudless and bright. But they were like false signs of recovery in a patient upon whom death has already passed its sentence. By December the new season was entrenched, and the city was covered almost every day by an ominous steel-grey sky, like one in a painting by Mantegna or Veronese, the perfect backdrop to the crucifixion of Christ or to a day beneath the bedclothes. The neighbourhood park became a desolate spread of mud and water, lit up at night by rain-streaked street lamps. Passing it one evening during a downpour, I recalled how, in the intense heat of the previous summer, I had stretched out on the ground and let my bare feet slip out of my shoes to caress the grass, and how this direct contact with the earth had brought with it a sense of freedom and expansiveness, summer breaking down the usual boundaries between indoors and out and allowing me to feel as much at home in the world as in my own bedroom.
But now the park was foreign once more, the grass a forbidding arena in the incessant rain. Any sadness I might have felt, any suspicion that happiness or understanding was unattainable, seemed to find ready encouragement in the sodden dark-red brick buildings and low skies tinged orange by the city's streetlights.
Such climatic circumstances, together with a sequence of events that occurred at around this time (and seemed to confirm Chamfort's dictum that a man must swallow a toad every morning to be sure of not meeting with anything more revolting in the day ahead), conspired to render me intensely susceptible to the unsolicited arrival one late afternoon of a large, brightly illustrated brochure entitled 'Winter Sun'. Its cover displayed a row of palm trees, many of them growing at an angle, on a sandy beach fringed by a turquoise sea, set against a backdrop of hills where I imagined there to be waterfalls and relief from the heat in the shade of sweet-smelling fruit trees.
Es ist was die Spazierkunde angeht, alles in allem 1 spurloses Leben gewesen, nämlich im Rückblick, 1 Leben in Verheerung Mißverständnis Geistes Verdunkelung, mit dem Hirnschaber in steter Aktion, nicht wahr, sage ich zu Blum, wieso hat zB die Flasche so groß ausgesehen in der Auslage und als ich sie in die Hand nahm so winzig? diese und andere Leverkusen Wunder und Wälder seien mir zugeflogen, und während ich ins dampfende Fußbad tauche, ist es als ob in die eisige Kälte, eine Sinnesverwicklung, -verwirrung, -vernichtung, so scheint es, also 1 wehendes verwehtes VATERUNSER, weil anders firmiert, weil in andere Sprachbüschel zusammengefügt wenn ich so Woche um Woche nicht arbeiten kann, sind Ohnmacht und Ingrimm kaum mehr auszuhalten, sage ich zu Blum, Gefühl von Pechsträhne, gebrochener Zunge, Verlorenheit, diese beleibte Passantin, sage ich zu Blum, als ankerte ihre Hüfte im Straßendunst, also dann fiel mir ein: »ihre Kruppe bewegte sich sachte durchs Menschengewühl«, usw., wie SCHNEIEN in einer Auslage, es waren aber Lichtbilder, kannst du dir das vorstellen, sage ich zu Blum. während ihre Schnute und Doppelblick..
ich meine da sitze ich im zerbrochenen Stuhl, halb wiegende Position, die Tischlocken ringeln überall hervor, die Scheinhaftigkeit dieses Daseins, ein Wehklopfen eine Wehrlosigkeit der mit den schärfsten Klingen ausgestatteten Welt gegenüber, immer mehr ins Heulen und Wehklagen versunken, und ganz kleingeseelt oder -gesellt, nein das ist keine Aufgeblasenheit in der Sprache auch nicht Blödigkeit (Gestammel) der Gefühle, es ist eigentlich mehr 1 FINGERSATZ, wenn ich mir ohne Anstrengung 9 oder 10 Dutzend Telefonnummern zu merken imstande bin, das Englische, sage ich zu Blum, das bedrückt mich, sage ich zu Blum, das Englische ist in den letzten Jahren zur (deutschen) Umgangssprache geworden, ich muß darüber reflektieren, nichts kritiklos übernehmen, da schreibt doch dieser Redakteur, sage ich zu Blum, was micht erbost, sage ich zu Blum, diese ununterbrochenen Bilder machen ihm Schwierigkeiten, die Autorin springe von einem zum anderen Bild ohne Zusammenhänge aufkommen zu lassen, etc., seit einigen Tagen Gefühl von Ungenügen in meinem Bewußtsein nämlich da sei etwas noch offen, unversorgt, am Korpus dieser Schrift, etwas blute noch, zeige Wundmale, sei nicht verheilt. Alles müsse verheilt sein, sage ich zu Blum, dann erst besäße der Text Gültigkeit und dürfe als abgeschlossen gelten, nicht wahr.
Friederike Mayröcker (Wenen, 20 december 1924)
De Nederlandse schrijver, Ramon Stoppelenburg werd geboren in Leiden op 20 december 1976. Na het volgen van het Emmauscollege te Rotterdam studeerde hij journalistiek aan de Hogeschool Windesheim te Zwolle. Tijdens zijn studie initieerde hij in 1998 met vrienden het Zwolse studentenmagazine Smoel. Met de daarbij behorende website was Stoppelenburg één van de eerste Nederlandse webloggers. Begin 2001 startte hij de website www.letmestayforaday.com. Door het internet te gebruiken voor het vragen om een slaapplaats en hulp met eten en drinken, ontving hij - na aandacht in de wereldwijde media 3577 uitnodigingen uit 77 landen. In ruil voor een slaapplaats schreef hij dagelijks een uitgebreid verslag op zijn website en liftte hij vervolgens van locatie naar locatie. Omdat zijn website zoveel bezoekers genereerde, kon hij alles laten sponsoren: de site, kleding, camera, rugzak, schoenen en zelfs vliegtickets. Dit alles in ruil voor een vermelding op zijn site. In twee jaar tijd reisde Ramon Stoppelenburg door Nederland, België, Frankrijk, Engeland, Ierland, Schotland, Denemarken, Noorwegen, Zweden, Zuid-Afrika, Spanje, Australië en Canada.
UitLet me stay for a day
Voorzover ik kon zien door het raam bevond ik me in een volstrekt besneeuwd en verlaten niemandsland. Ik stapte uit het vliegtuig en liep naar het enige gebouw dat ik zag. De wind leek dwars door me heen te snijden, zo koud was het. Waar ik ook keek, om me heen zag ik een soort maanlandschap waar iemand langdurig met de poedersuiker heeft staan schudden. Na een paar keer inademen voelde ik mijn neusvleugels niet meer. De binnenkant van mijn neus leek onmiddellijk te bevriezen. Kugluktuk ligt in Nunavut, pas sinds 1 april 1999 erkend Canadees grondgebied. Nunavut beslaat een oppervlakte van 22 miljoen vierkante kilometer: van de noordpool, langs Groenland en het hele gebied ten noorden en westen van de Hudson Baai. Het kleinste dorp telt vijfentwintig inwoners en het grootste stadje, de hoofdstad van Nunavut, Iqaluit op Baffin Eiland, telt ongeveer zesduizend inwoners. Het totale inwonersaantal van achtentwintigduizend mensen is opmerkelijk wanneer je bedenkt dat dit gebied eenvijfde deel van Canada beslaat. Nunavut is het land van de muskusossen, ijsberen, kariboebuffels en de onmetelijke kilometers met visrijke meren en rivieren.
Ramon Stoppelenburg (Leiden, 20 december 1976)
De Amerikaanse schrijfster Sandra Cisneros werd geboren op 20 december 1954 in Chicago als dochter van een Mexicaanse vader en een Mexicaans-Amerikaanse moeder. Ze was het enige meisje tussen zes broers. Net als het meisje Lala in Een huid van karamel. (Caramelo).
Cisneros werkte o.a. als lerares op een middelbare school voor drop-outs. Ze geeft talloze gastcolleges op het gebied van literatuur en creatief schrijven in de VS en Europa. De veel bekroonde auteur, die aangeeft dat ze nog altijd niemands vrouw en niemands moeder is, is ook een verwoed tekenares. Sinds 1980 schrijft Cisneros romans, verhalen, essays, poëzie en een kinderboek. Journalistieke artikelen publiceert ze geregeld in The New York Times, The Los Angeles Times, The New Jorker en Elle. Van The House on Mango Street (1983/1994) werden ruim 1,7 miljoen exemplaren verkocht
Uit: Caramelo
Once Aunty almost tried to kill herself because of Uncle Fat-Face. - My own husband! What a barbarity! A prostitute's disease from my own husband. Imagine! Ay, get him out of here! I don't ever want to see you again. ¡Lárgate! You disgust me, me das asco, you cochino! You're not fit to be the father of my children. I'm going to kill myself! Kill myself!!! Which sounds much more dramatic in Spanish. - ¡Me mato! ¡¡¡Me maaaaaaaatoooooo!!! The big kitchen knife, the one Aunty dips in a glass of water to cut the boys' birthday cakes, pointed toward her own sad heart. Too terrible to watch. Elvis, Aristotle, and Byron had to run for the neighbors, but by the time the neighbors arrived it was too late. Uncle Fat-Face sobbing, collapsed in a heap on the floor like a broken lawn chair, Aunty Licha cradling him like the Virgin Mary cradling Jesus after he was brought down from the cross, hugging that hiccuping head to her chest, murmuring in his ear over and over, - Ya, ya. Ya pasó. It's all over. There, there, there. When Aunty's not angry she calls Uncle payaso, clown. - Don't be a payaso, she scolds gently, laughing at Uncle's silly stories, combing the few strands of hair left on his head with her fingers. But this only encourages Uncle to be even more of a payaso. - So I said to the boss, I quit. This job is like el calzón de una puta. A prostitute's underwear. You heard me! All day long it's nothing but up and down, up and down, up and down . . .
Sandra Cisneros (Chicago, 20 december 1954)
De Amerikaanse schrijfster Hortense Calisher werd geboren in New York op 20 december 1911. Ze werd opgeleid aan de Hunter College High School en het Barnard College. Zij debuteerde met korte verhalen in The New Yorker in 1948.Als gastdocente werkte zij aan talrijke universiteiten, waaronder Columbia, Pennsylvania, Brandeis en Stanford. Haar neo-realistische stijl werd wel vergeleken met die van Charles Dickens, Jane Austen, en Henry James. Voor The Night Club in the Woods" ontving zij de O. Henry Award.
Uit: Tattoo for a Slave
Your grandmother never kept slaves," my father says to me suddenly, staring straight ahead as we walk.He should know. Born to her in 1861, in Richmond, Virginia, then the capital of the Confederacy, during what they preferred to call not the Civil War but "the War Between the States," he had been her seventh child, of eight. I, born to him in his sixth decade, by a mother over two decades younger than he, am always eager for these tales that have lain in wait for me, of a childhood that has begun to run alongside my Northern one like its shadow-mate. But he has never said this before. "What about Aunt Nell?" I say, hushed. Saying "Awnt" as he always does, of the "Mammy" he had adored. Who had adored him back. I found myself wanting one. "Aunt Nell was a freed woman. My mother insisted on that." How did you get freed? He didn't say. He had just come from my grandmother's deathbed. I had been brought in just before. "Say good-bye to your grandmother," he had said. The circle gathered around the great Victorian bed, my two aunts and two uncles, her other remaining children, clearly had not approved, but my father was the head of the family, their support and her favorite. She lay there much as I had known her, except for the closed eyes. Visiting her by custom every day after school, in her two rooms at the far end of our apartment, I would find her in her sitting room, in her wicker rocker, with its side pocket that held the newspapers she still tried to read on her own. Or I would find her in her bedroom, standing by the two huge wardrobe trunks almost higher than she was, one of them open perhaps, though I was never invited to delve. Though she nolonger went outside, the wrappers she wore were always of an outside color, dark gray, and with a thing at the neck that my mother said was a fichu. I was learning a lot that had nothing to do with my century.