Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
11-03-2013
Willem Claassen
Onafhankelijk van geboortedata
De Nederlandse schrijver Willem Claassen werd geboren in Beuningen in 1982.Hij groeide op als boerenzoon in een melkveehouderij in Beuningen. Claassen studeerde geschiedenis en journalistiek en publiceerde korte verhalen in onder andere Tirade en Passionate Magazine. Ook publiceerde hij in onder andere NRC Next, Op Ruwe Planken, ANS en op zijn eigen blogModder en Lijm. Willem Claassen debuteerde in 2012 met zijn roman Park bij uitgeverij De Bezige Bij.
Uit: Vriend
“Het was niet zozeer dat ik vrienden met hem wilde worden omdat hij aardig was. Hij was vooral interessant, denk ik. Of beter gezegd: ik vond hem interessant. Het was in groep zes van de basisschool. Hij was nieuw in de klas en meteen populair. Ik weet niet wat het is, maar die heb je er bij. Altijd stonden er kinderen om hem heen. Hij was een leiderstype. Hij bepaalde wat leuk was en wat niet, en scheen daar ogenschijnlijk weinig moeite voor hoeven te doen. Hoe minder hij zei, hoe meer gewicht zijn woorden kregen. Net als velen probeerde ik in zijn gunst te komen. Ik maakte grapjes, speelde de malloot, vaak ten koste van mezelf, in de hoop dat hij er om zou lachen. Ik wilde dat hij me als een gelijke zag, als een vriend. Maar hoe meer ik mijn best deed, hoe verder ik van mijn doel afdreef. Ik zag het gebeuren, hoe hij kort grinnikte om mijn grappen, schamper bijna, alsof de manier waarop ik het deed de grap was, en dan zichtbaar verveeld over iets anders begon. Ik kon er weinig aan doen. Ik had geen alternatieven. Het was de malloot of het was niets, zwijgen, onzichtbaar zijn. Ik greep in. Een soort van laatste, wanhopige poging. We stonden in de gang voor het handvaardigheidslokaal. We moesten wachten tot de deur openging. Ik weet niet waarom we daar stonden te wachten, we hadden nog buiten kunnen spelen, maar we stonden daar. Er waren twee andere jongens bij en uit het niets sprak ik hem aan. ‘Zullen we vrienden worden?’ Hij keek me aan. Het was even stil. De jongens keken naar mij, toen naar hem en toen weer naar mij. Ik had vrolijk geklonken, alsof er een grap ging komen, maar ik meende het. En dat moest toch te horen zijn geweest. Of misschien te zien, een vragend gezicht verraadt veel.”
He was usually
alone. By choice. Sure he had friends, lots of them, lots of invitations to
parties, but that often put him in a bad situation. Guys he was not attracted
to were attracted to him. Those he did have sex with wanted to get together again,
and he preferred variety.
There was another
reason for his choice to be a loner. He didn't want guys he went with to know
more about him than they needed to know, and that was that he was hot. All he required of his sex partners was
that they be lusty-he liked that word-and want what he wanted.
Existing only as
you appeared to be-that was another great thing possible in the gay world of
cruising. You didn't have to waste time talking, except to make arrangements
about getting together. He loved being a terrific fantasy figure. So why mix
things up with identities that didn't matter? Yes, he'd figured life out-gay
life, there was no other.
Jesse welcomed the
perspiration that had moistened his shorts and outlined his cock-and
especially, he knew as he stood, his buttocks, indenting the crack. He touched
himself there and closed his eyes-imagining.
He forced himself
not to think now about tonight. He didn't want to ruin his plan by getting too
aroused alone. That would be a waste. Ugh.
What had triggered
this huge desire?
It wasn't unusual
for him to feel horny, especially on weekends. Had his plan originated last
weekend when he met two hunky guys and went home with them? He had been fucked
by both, several times. They took turns entering him, assuming a wonderful
rhythm, a couple of thrusts, and then it was the other's turn for a few more
thrusts. There had been hardly a moment that he didn't have a cock in him, and
the brief seconds without added even more sensation when they ended. The two
guys had lain back, prone, face up, legs spread, butt against butt, cocks
pressed together to form one doubled erection, and he'd lowered himself over
it, tantalizing the two guys into believing he would attempt to take them both
into him-and he thought about it-but he just remained there, two straining
cock-heads quivering at his ass, titillating the downy hairs there. He pushed
himself into one of the cocks and then immediately into the other and both guys
came in him-wow!-but when he left their house, he felt lustier-and went with
another guy and kept wishing for two.
Am neunten Tage des makedonischen Monats Lus
begann die Not aufs Höchste zu steigen.
Die Wachen bei den zusammengeschmolzenen
Vorräten von Fischmehl und getrockneten Fischen rissen, vom Hunger überwältigt,
die königlichen Siegel ab; als sie die erste Gier gestillt hatten, teilten sie
auch andern aus, was sie bewahren sollten, von den gleichfalls hungernden,
schreienden Kamelen umdrängt. Der Thessaler Pasas war unter den Frevlern der
erste gewesen.
Von unheilvoller Ahnung erfaßt, standen in
geringer Entfernung die Befehlshaber. Keiner wagte dazwischenzutreten oder den
Vorfall zu melden.
Pasas schrie und tanzte wie ein Besessener.
Seine beiden Hände waren mit der weißen, staubähnlichen Speise gefüllt, und er
lachte, lachte wie jener Philistion, von dem man erzählt, daß er an unmäßigem
Lachen gestorben sei.
Einige Makedonier der Edelscharen kamen
hinzu. Sie wollten nicht an der Untat teilnehmen, obwohl der Hunger sie quälte,
als ob glühende Eisenkugeln durch ihre Gedärme rollten. Ihre Blicke richteten
sich stumpf nach Osten; es war, als sähen sie noch die reichen Städte, die sie
dort verlassen. Aber ringsum breitete sich die Wüste aus: dunkelgelb und
regungslos.
Die Nacht brach an. Sie kam nicht allmählich,
sie kam plötzlich wie der Schrecken. Die Söldner, die sich gesättigt hatten,
suchten mit verbrennender Kehle nach Wasser; die salzige Nahrung hatte ihren
Durst ins Unerträgliche gesteigert. Sie scherten sich nicht um die hohläugig im
heißen Sand keuchenden Kameraden und traten auf die dunklen Körper, die zu
erschöpft waren, Gegenwehr zu leisten. Kein Lagerfeuer flammte mehr; nur weit
im Rücken des Heeres, bei den phönikischen Kaufleuten, stiegen einige Brände
empor, genährt durch die wohlriechenden und kostbaren Nardenwurzeln.
Chloé Delaume, Karel van de Woestijne, Boris Vian, Manolis Anagnostakis, Joaquin Miller
De Franse
schrijfster en performance artieste Chloé Delaume werd
geboren als Nathalie Dalain op 10 maart 1973 in Parijs. Zie ook alle tags voor Cloé Delaume op dit blog
Uit: Le Cri du sablier
Le jeu du Mémory
l'enfant le détestait car plus elle excellait à regrouper les paires plus elle
savait sourdine que s'imprimerait en elle à jamais le regard terrible du
géniteur. Aussi. Elle détestait la mère de s'acharner toujours à lui rendre
mémoire perfectible et sans fond. Un jour elle serait grande jamais elle
n'oublierait jamais elle ne pourrait javelliser souvenirs détacher à grande eau
combien même lacrymale la rage et la fureur du père si trop puissant. Quand
elle laissait hasard ses petits doigts courirsur les carrés dos bleu et que se découvraient les complices à la
pioche que la mère disait oui et parfois même très bien, l'enfant sentait la
presse encre tiède jus épais rouler son cervelas fines tranches à la boucherie.
Papa fixé en elle papa fixé en moi à la tendre amnésie se dérober chaque jour
application véreuse du dressage maternel. Combien même bien plus tard
incantations si vaines scotomise ma chérie suppliait-elle alors refermant
paumes rougies genoux d'adolescente. Combien même bien plus tard. Licône
resplendira résistante sous l'éponge impossible à passer. Le père est minéral
trauma sédimentaire le sable dans les souliers se cache à la semelle c'est un
fait bien connu des enfants du limon.
De zon ligt in mijn linker-hand,
en zijpelt door mijn vinger-brand
van laag en logger bloed, in 't welkend westen,
op dak en droom, alover vout en veste.
De maan rijst uit mijn rechter-hand
en zeeft haar weemlend zilver-zand
alover wuiv'ge wake en schemer-weven
van 't graan, waar de aedmen, blauw, van 't graan in beven.
Ik stijg al hoger uit het dal.
Ik weet niet of ik keren zal.
Weldra zijn over alle horizonnen
mijn ongeziene blikken de een'ge zonnen.
Geur van het
reeuwse beest
Geur van het reeuwse beest; geur van de beurse
vrucht;
geur van de zee; geur van ene aarde zonder lucht;
- ik ben de late; ik ben de slechte; ik ben de dwaze;
ik ben de zieke hoop waarop geen hoop zal azen.
Ik ben de laatste peer in de ijlte van den boom.
Ik ben alléen ter killen herfst, en ik ben lóom,
Ik ben geboden nood; ik ben vergeten have;
Ik ben de zwaarste en rijpste en zal geen kele laven.
Karel van
de Woestijne (10 maart 1878 - 24 augustus 1929)
Woestijnes woonhuis in Laken
De Franse schrijver, ingenieur, dichter, zanger en
jazztrompettist Boris Vianwerd
geboren in Ville-d'Avray op 10 maart 1920. Zie ookalle
tags voor Boris Vian op dit blog
La Java des Bombes
Atomiques
Mon oncle un fameux bricoleur
Faisait en amateur des bombes atomiques
Sans avoir jamais rien appris
Cétait un vrai génie question travaux pratiques
Il senfermait toute la journée
Au fond de son atelier pour faire ses expériences
Et le soir il rentrait chez nous
Et nous mettait en transes
En nous racontant tout:
Pour fabriquer une bombe A
Mes enfants croyez-moi
Cest vraiment de la tarte
La question du détonateur
Se résout en un quart dheure
Cest de celles quon écarte
En ce qui concerne la bombe H
Cest pas beaucoup plus vache
Mais une chose me tourmente
Cest que celles de ma fabrication
Nont quun rayon daction
De trois mètres cinquante
Il y a quelque chose qui cloche là-dedans
Jy retourne immédiatement !
Il a bossé pendant des jours
Tachant avec amour daméliorer le modèle
Quand il déjeunait avec nous
Il dévorait dun coup sa soupe aux vermicelles
On voyait à son air féroce
Quil tombait sur un os
Mais on nosait rien dire
Et puis un soir pendant le repas
Voilà Tonton qui soupire et qui sécrie comme ça:
À mesure que je deviens vieux
Je men aperçois mieux
Jai le cerveau qui flanche.
Soyons sérieux, disons le mot
Cest même plus un cerveau
Cest comme de la sauce blanche
Voilà des mois et des années
Que jessaie daugmenter
La portée de ma bombe
Et je ne me suis pas rendu compte
Que la seule chose qui compte
Cest lendroit où elle tombe
Il y a quelque chose qui cloche là-dedans
Jy retourne immédiatement
Sachant proche le résultat
Tous les grands chefs détat
Lui ont rendu visite
Il les reçut et sexcusa de ce que sa cagna
Était aussi petite
Mais sitôt quils sont tous entrés
Il les a enfermés en disant soyez sages
Et quand la bombe a explosé
De tous ces personnages il nest plus rien resté
Tonton devant ce résultat ne se dégonfla pas
Et joua les andouilles
Au tribunal on la traîné et devant les jurés
Le voilà qui bafouille:
Messieurs cest un hasard affreux
Mais je jure devant Dieu
Quen mon âme et conscience
En détruisant tous ces tordus
Je suis bien convaincu
Davoir servi la France
On était dans lembarras
Alors on le condamna et puis on lamnistia
Et le pays reconnaissant lélut immédiatement
Chef du gouvernement.
Lo! here we sit mid the sun-down seas
And the white Sierras. The swift sweet, breeze
Is about us here; and the sky so fair
Is bending above its azaline hue,
That you gaze and you gaze in delight, and you
See God and the portals of heaven there.
Yea, here sit we where the white ships ride
In the morn made glad and forgetful of night,
The white and the brown men side by side
In search of the trruth, and betrothed to the right;
For these are the idols, and only these,
Of men that abide by the sun-down seas.
The brown brave hamd of the harvester,
The delicate hand of the prince untried,
The rough hard hand of the carpenter,
They are all upheld with an equal pride;
And the prize it is his to be crown'd or blest,
Prince or peon, who bears him best.
Yea, here sit we by the golden gate,
Not demanding much, but inviting you all,
Nor publishing loud, but daring to wait,
And great in much that the days deem small;
And the gate it is God's, to Cathay, Japan,--
And who shall shut it in the face of man?
Peter McArthur, Samuel Ferguson, Georges Dor, Pedro Antonio de Alarcón, Otto Heinrich Kühner
De Canadese dichter Peter McArthur werd geboren op 10 maart 1866 in
Ekfrid, in Middlesex County, Upper Canada (nu Ontario). Zie ook alle
tags voor Peter McArthurop dit blog.
A Confession
Dear little boy,
with wondering eyes
That for the light of knowledge yearn,
Who have such faith that I am wise
And know the things that you would learn.
Though oft I shake my head and smile
To hear your childish questions flow,
I must not meet your faith with guile;
I cannot tell, I do not know.
Dear little boy with eager heart,
Forever on the quest of truth,
Your riddles oft are past my art
To answer to your tender youth.
But some day you will understand
The things that now I cannot say,
When life shall take you by the hand
And lead you on its wondrous way.
Dear little boy with hand in mine,
Together through the world we fare,
Where much that I would fain divine
I have not yet the strength to bear.
Like you with riddling words I ask,
Like you I hold another hand,
And haply when I do my task,
I, too, shall understand
Paul, let thy faces from the canvas look
Haply less clearly than Pietro's can,
Less lively than in tints of Titian,
Or him who both the bay-wreath-chaplets took:
Yet shalt thou therefore have no harsh rebuke
Of me whom, while with eager eye I scan
O'er painted pomps of Brera and Vatican,
The first delight thou gavest ne'er forsook.
For in thy own Verona, long ago,
Before one masterpiece of cool arcades,
I made a friend; and such a friend was rare.
For him, I love thy velvet's glorious show,
Thy sheens of silk 'twixt marble balustrades,
Thy breathing-space and full translucent air.
Samuel
Ferguson (10 maart 1810 9 augustus 1886)
De Canadese
dichter, schrijver, zanger, componist, vertaler en theater producer Georges Dorwerd geboren op 10 maart 1931 in Drummondville.
Zie ook alle tags voor Georges Dor op dit blog.
La Manic
Si tu savais comme on s'ennuie à la Manic
Tu m'écrirais bien plus souvent à la Manicouagan
Parfois je pense à toi si fort
Je recrée ton âme et ton corps
Je te regarde et m'émerveille
Je me prolonge en toi
Comme le fleuve dans la mer
Et la fleur dans l'abeille
Que devient quand je ne suis pas là, mon bel amour
Ton front doux comme fine soie et tes yeux de velours
Te tournes-tu vers la Côte-Nord
Pour voir un peu, pour voir encore
Ma main qui te fait signe d'attendre
Soir et matin je tends les bras
Je te rejoins où que tu sois
Et je te garde
Dis-moi ce qui se passe à Trois-Rivières et à Québec
Là où la vie a tant à faire, et tout ce qu'on fait avec
Dis-moi ce qui se passe à Montréal
Dans les rues sales et transversales
Où tu es toujours la plus belle
Car la laideur ne t'atteint pas
Toi que j'aimerai jusqu'au trépas
Mon éternelle
Nous autres on fait les fanfarons à coeur de jours
Mais on est tous des bons larrons cloués à leurs amours
Il y en a qui joue de la guitare
D'autres qui jouent de l'accordéon
Pour passer le temps quand il est trop long
Mais moi je joue de mes amours
Et je danse en disant ton nom
Tellement je t'aime
Si tu savais comme on s'ennuie à la Manic
Tu m'écrirais bien plus souvent à la Manicouagan
Si t'as pas grand chose à me dire
Écris cent fois les mots je t'aime
Ça fera le plus beau des poèmes
Je les lirai cent fois
Cent fois, cent fois c'est pas beaucoup
Pour ceux qui s'aiment
Si tu savais comme on s'ennuie à la Manic
Tu m'écrirais bien plus souvent à la Manicouagan
Ja, hier empfand man ihn, den freigebigen
Gott, hier fühlte man den zauberhaften Einfluß seiner Anmut und Schönheit. Ueberall sah man Blumen; an den sonnigen wie an den schattigen
Stellen, zwischen den Felsklippen wie mitten in dem Moose, welches sie bekleidete,
selbst auf dem gewundnen Pfade, den der Mensch gebahnt hatte, und an den
Kreuzen und Steinen, welche die Erinnerung an barbarischen Mord bewahren
sollten. Man atmete eine Luft, die gefüllt war mit köstlichen Wohlgerüchen. Die
Vögel gestanden sich ihre Liebe in kurzen und hellen Lauten, die das tiefe und
feierliche Schweigen der übrigen Schöpfung nur umsomehr bemerken ließen. Nur
manchmal vernahm man das leise Murmeln kleiner Bäche, welche sich einen Pfad
zwischen den Kieseln hindurch zu bahnen suchten; doch bald hörte auch dieses
Geräusch auf, wenn das Wasser seinen Weg gefunden hatte. Bunte Schmetterlinge
flogen hin und her, nicht schöner als die Blumen, deren Duft sie schlürften.
Furchtsames Wild und argwöhnische Vögel, denen so viele Jäger nachstellen,
schäkerten ohne Angst mitten auf dem verhaßten Saumpfade. Der Himmel selbst
lächelte wie ein Vater, den das Glück seiner Kinder freut. Man hätte glauben
mögen, daß die Welt eben erst geschaffen sei; die unermüdliche Natur schien ein
Mädchen von fünfzehn Jahren zu sein.
Mit einem Schlage wurden alle Tiere unruhig
und entfernten sich, laufend oder fliegend, von der Straße. Eine Staubwolke
verdunkelte die Luft in der Richtung nach der Hauptstadt.
Da der Mensch, der König der Schöpfung,
allein auf jener Höhe das böse Beispiel gab, seinen Nächsten zu fürchten, so
hatte es nichts Seltsames, daß auch die armen Tiere sich heute wie alle Tage
beeilten, seine königliche Gegenwart zu vermeiden.
Pedro
Antonio de Alarcón (10 maart 1833 19 juli 1891)
Ik rij langs de
basisschool waar ik vroeger op zat. Dezelfde stoeltjes, met de gekromde houten
leuningen, staan in een cirkel in het kleuterlokaal, klaar voor het
maandagochtendgesprek. Er zullen morgen kinderen in die kring zitten die weten
wat er is gebeurd. Misschien legt de juffrouw ze uit waarom sommige mensen
zoiets doen.
Er is een lachende walvis op het raam getekend.
Bij het politiebureau is het rustig. Er staat één auto voor de deur, achter de
ramen zie ik geen beweging. Ik lijk me erover te verbazen dat het hele korps
niet in rep en roer is. Dat niet elke straathoek van het dorp is afgezet met
rood-wit lint.
De brandweerkazerne met de grote ramen staat ernaast. Er past precies één
brandweerauto in, alsof het levensgroot speelgoed is, een autootje achter
plastic.
Op het plein achter het politiebureau en de brandweerkazerne speelden we
vroeger balletjetrap tegen de muur. Met zn vijven.
Ik neem de bocht naar rechts.
Op de hoek van het kleine winkelcentrum zit de bibliotheek. Vroeger ging die
dicht tussen de middag. Dan stonden de mensen rond één uur met
boodschappentassen in de hand te wachten tot hij weer openging. Ik kan de
kranten van gisteren zien liggen op de leestafel in het midden. Kranten waar
het nieuws nog niet in staat.
Misschien morgen.
Naar links. Het laatste stukje fietspad. Hier heb ik altijd wind tegen.
Thuis, bij mijn ouders thuis, zit ik op de bank. Ik ben hier nu vijf weken niet
geweest en het is al een jaar mijn huis niet meer. Mijn moeder gaat tegenover
me zitten, op de houten salontafel. Ik kijk haar aan. Het is alsof ik het
nieuws opnieuw hoor, maar nu via de bezorgde blik van mijn moeder. Ze weet niet
goed wat ze moet zeggen, dus verbergt ze mijn hoofd in haar nek. Ik snik. Hier
heb ik tijdens de treinreis al tientallen keren naar vooruitgespoeld. Mijn
vader staat achter de bank en aait door mijn haar. Ach, jongen toch, zegt
hij.
De hond zit kwispelend aan mijn voeten. In de keuken zoemt de broodbakmachine.
De radio brengt een gesprek over Barack Obama.
En Joey is dood.
Hoe bitter kan het zijn een stad te zien
in t diepe dal, pal voor de voet gespreid.
Om dan, na duizeling ener vrije val
te ontdekken dat de nederzetting slechts
getekend was. Met krijt.
Het volle
Het is altijd beter leugens te bedenken
dan ongevraagd de waarheid te schenken.
Want waarheid is als het volle pond,
het verstopt het hart; verstopt de mond
Ich bin einfach paff, auf der Straße, in den
eleganten Restaurants, im Theater noch immer einer Menge Damen zu begegnen, die
noch kein PA-Kollier tragen. Da erfinde ich wunderbare Perlenschnüre in
Porzellan, Holz und Seide, und man verhält sich renitent. Soll denn die tiefe
Idee, daß man von der Dichtkunst allein nicht leben könne, gar nicht belohnt
werden?!? Wer hat denn dieser Idee besseren Ausdruck gegeben als ich, der ich
mir beim Magistrat einen Hausierschein erworben habe?!? Dabei haben meine
Schnüre die schönsten Namen, die gar nichts kosten, und eine Bleiplombe mit
meinem Namen, die auch gratis ist. Die Namen sind aber ihr kauft sie ja
doch nicht! Die Namen sind also: Vorfrühling (apfelgrün-hellbraun), Heidelbeere
(schwarzbraun), Spätherbst (dunkellila-hellbraun), die Gmundener Schnur
(grünschwarz-grau), Salamander (gelb-schwarz) usw. usw. Es gibt bereits zwanzig
verschiedene Schnüre, aber das interessiert euch natürlich nicht! Freilich,
wenn es sich um praktische warme Winterkleider handelte, da seid ihr dabei! Ich
will übrigens nicht unartig sein und der Menschheit lieber noch ein wenig Zeit
lassen, zur Besinnung zu kommen. Vielleicht ist doch mit ihr ein Geschäft zu
machen!? Ich habe zwei junge Arbeiterinnen sitzen, mit Stumpfnäschen und Cleo
de Mérode-Frisuren, die einen Taglohn beziehen wie keine Arbeiterin dieser
Erde! Direkt einen romantischen Taglohn. Ich selbst beziehe ihn von einem
reichen Freunde, den ich anpumpe, unter dem Vorwande, es müsse ein Weltgeschäft
werden. Aber es kräht kein Hahn danach. Die Arbeiterin braucht zu jeder Schnur
geschlagen dreiviertel Tage. So lange Pausen macht sie. Nein so exakt und
delikat ist die Arbeit. Es wird nie eine Fabrikware
werden können, nie! Weil man nicht einmal einzelne kauft.
Ich mache auch Schnüre in Halbedelsteinen.
Die eine heißt »Der graue Tag«. Ich darf dieselbe leider nicht schildern, weil
ich den Musterschutz für
Frankreich, England und Amerika noch nicht erworben habe, und sie sich darauf
sonst stürzen würden!
Ich sage daher nur: sie ist weiß, grau und
grün. Jetzt werden die beiden Länder schlaflose Nächte haben.
Cisterns and stones; the fig-tree in the wall
Casts down her shadow, ashen as her boughs,
Across the road, across the thick white dust.
Down from the hill the slow white oxen crawl,
Dragging the purple waggon heaped with must,
With scarlet tassels on their milky brows,
Gentle as evening moths. Beneath the yoke
Lounging against the shaft they fitful strain
To draw the waggon on its creaking spoke,
And all the vineyard folk
With staves and shouldered tools surround the wain.
The wooden shovels take the purple stain,
The dusk is heavy with the wine's warm load;
Here the long sense of classic measure cures
The spirit weary of its difficult pain;
Here the old Bacchic piety endures,
Here the sweet legends of the world remain.
Homeric waggons lumbering the road;
Virgilian litanies among the bine;
Pastoral sloth of flocks beneath the pine;
The swineherd watching, propped upon his goad,
Urder the chestnut trees the rootling swine
Who could so stand, and see this evening fall,
This calm of husbandry, this redolent tilth,
This terracing of hills, this vintage wealth,
Without the pagan sanity of blood
Mounting his veins in young and tempered health?
Whu could so stand, and watch processional
The vintners, herds, and flocks in dusty train
Wend through the golden evening to regain
The terraced farm and trodden threshing-floor
Where late the flail
Tossed high the maize in scud of gritty ore,
And lies half-buried in the heap of grain
Who could so watch, and not forget the rack
Of wills worn thin and thought become too frail,
Nor roll the centuries back *
And feel the sinews of his soul grow hale,
And know himself for Rome's inheritor?
De Duitse schrijver, classicus, literair historicus, criticus en vertaler
Walter Jenswerd geboren op 8 maart 1923 in Hamburg. Jens, die vanwege een ernstige
astma-aandoening afgekeurd werd voor de militaire dienstplicht, studeerde
klassieke filologie en Duits in Freiburg en promoveerde in 1944 op een
proefschrift over Sophocles. Als jonge schrijver trok hij de aandacht met verhalen
en romans Zijn roman "Nein. Die Welt der Angeklagten" vond ook in Frankrijk
veel weerklank. In de loop der jarer ontwikkelde Jens zich steeds meer tot
criticus - in de FAZ, en als lid van de "Gruppe 47". Sommigen noemden
hem met een verwijzing naar de militante geest in Frankrijk in de 18e Eeuw de
"kleine Voltaire van de Bondsrepubliek." Als literair criticus, werd hij
bijna net zo bekend als Marcel Reich-Ranicki in de jaren tachtig. Velen zagen in
Jens een "morele autoriteit" en een toegewijde democraat. Samen met collega-schrijvers
als Heinrich Böll demonstreerde hij in 1984 tegen de plaatsing van Pershing raketten.
Aan zijn universiteit in Tübingen, bleef hij verbonden als hoogleraar klassieke
filologie. In 1963 creërde men voor hem een leerstoel algemene retoriek.
Uit:Frau Thomas Mann
Wer war Frau Thomas Mann? Wer war Katharina Pringsheim?
Die Antwort auf die Fragen scheint einfach: Katia, wer denn sonst? Katia, die
so bekannt ist wie Heinrich oder Golo, Erika oder Klaus. Eine Figur im Reich
des Zauberers, seine engste Vertraute. «K.», die in Thomas Manns Tagebüchern
als Mutter seiner Kinder, als seine Begleiterin
und Ratgeberin, aber auch als Managerin eines ebenso erfolgreichen wie bedrohten
Betriebs erscheint.
Katia, Ehefrau und Mutter von Mann und Kindern
aus gegebenem Anlass in Essays, Reden und brieflichen Huldigungen in ihrer
Widersprüchlichkeit beschrieben. «Sie war eine «starke und naive
Persönlichkeit», meinte Golo, ihrem Mann an «logisch-juristischer Intelligenz»
überlegen und ge-
legentlich aufbrausend: «sie hatte den Jähzorn
ihres Vaters geerbt».
Cover
Katia, die Spiegelfigur, eine von außen
betrachtete Gestalt: Wer war sie wirklich? Das «Zubehör» des Zauberers, der ohne
seine Frau nicht arbeiten konnte? Gewiss. Aber Katia Mann war mehr: Zentrum
einer amazing family
und Partner für Menschen, die Trost brauchten. Niemand kannte die See-
lenlage ihres Mannes, Treue und Verlässlichkeit
eines androgyn veranlagten Künstlers, so genau wie sie; niemand wusste so viel von den Geheimnissen der
Kinder; niemand beherrschte das Reglement der Diplomatie, von dessen strikter Befolgung
das Wohl des pater familias abhing, mit
gleicher Perfektion wie Katharina, geb. Pringsheim, die schon als junges
Mädchen von ihrer Mutter gelernt hatte, dass sich Strenge und Liberalität,
Ordnung und Leidenschaft sehr wohl vereinen ließen . . . vorausgesetzt, man war
intelligent. Und das traf für Katia Mann zu. (Der Zauberer wurde zornig, wenn er
in Situationen geriet, in denen seine Frau ihm intellektuell überlegen war.)
Woher wir das wissen? Aus Katias Briefen,
Hunderten von bisher unbekannten Schriftstücken, auf denen, als strukturierenden
Elementen, unsere Biographie beruht.
"Ach,
haltet doch alle den Mund! Ein Golf GTI, das wär s. Halla! Und bei einem Ford
Escort oder Transit würde ich auch nicht nein sagen!"
Sie fielen sich schreiend ins Wort, brummten wie
die Motoren der genannten Autos, und träumten mit Augen, die bisher nur Simcas
und Peugeots 205 erblickt hatten. Der Fischer war der einzige, der einen echten
Mercedes hatte, denn er verdiente viel Geld mit dem Handel von Mutterkorn und
Cannabis, die er bei Cheira und Heira ertauschte. Seit kurzem jedoch waren die
Lieferanten verschwunden; vermutlich gestorben. Jetzt hatte er keine Ware mehr
und mußte sich etwas einfallen lassen, vielleicht könnte er den Mercedes an
einen der Brüder verkaufen. Sein Ansehen stand auf dem Spiel. In seinem Rausch
nickte er und trank lächelnd seinen Tee.
Auf der Vorderseite des Hauses hing ein Schild:
FÜR FRAUEN VERBOTEN! Das Gebäude war viereckig, die Schatten in seinem Innern
waren rotbraun, die Theke bestand aus einem Brett, das auf zwei Fässern ruhte;
dahinter diente ein kleiner blau-weiß gekachelter Alkoven als Küche; dort stand
ein Gasherd, auf dem Tee gekocht wurde, aber auch Suppen und Eintöpfe aus
Hühnerfleisch, Kartoffeln und Oliven. In Mauernischen standen Öllampen - das
sparte Strom. Das Teehaus müßte eigentlich dringend vergrößert werden, denn die
Zahl der Gäste stieg ständig. Es befand sich am Haupteingang von Paravion und
fungierte, wie bereits erwähnt, gewissermaßen als Empfangshalle für
Neuankömmlinge. Davor stand in geplättelter Erde der Baum mit den glasierten
Äpfeln. Der Boden hier war feucht und fruchtbar. In den Grünanlagen um das
Teehaus herum blühten Rosen, häufig besucht von glücklichen Bienen.
Ein Teil des Gebäudes war eingerüstet, und die
Bauarbeiter tranken noch vor Arbeitsbeginn Tee und aßen Gebäck. Doch gingen sie
während ihrer Brotzeit so im Betrachten der Passanten (- /w) auf, daß die Zeit
bis zum Anbruch der Siesta rasch verging und es danach zum Arbeiten natürlich
zu heiß war. Ein Mittagsschläfchen aber würde sie gewiß erfrischen. Wie sie bei
alledem zu den Farbspritzern auf Kleidern und Händen und zu den schwarzen
Rändern unter den Nägeln kamen, war ein Geheimnis des Lebens. Sie schlürften,
schmatzten und rülpsten.
But now, at the age of forty-one, I
feel another birth coming on. After, decades of neglect, I find myself thinking
about departed great-aunts and -uncles, long-lost grandfathers, unknown fifth
cousins, or, in the case of an inbred family like mine, all those things in
one. And so before it's too late I want to get it down for good: this
roller-coaster ride of a single gene through time. Sing now, O Muse, of the
recessive mutation on my fifth chromosome! Sing how it bloomed two and a half
centuries ago on the slopes of Mount Olympus, while the goats bleated and the
olives dropped. Sing how it passed down through nine generations, gathering invisibly
within the polluted pool of the Stephanides family. And sing how Providence, in
the guise of a massacre, sent the gene flying again; how it blew like a seed
across the sea to America, where it drifted through our industrial rains until
it fell to earth in the fertile soil of my mother's own mid-western womb.
Sorry if I get a little Homeric at times. That's genetic, too.
Three months before I was born, in the aftermath of one of our elaborate Sunday
dinners, my grandmother Desdemona Stephanides ordered my brother to get her
silkworm box. Chapter Eleven had been heading toward the kitchen for a second
helping of rice pudding when she blocked his way. At fifty-seven, with her
short, squat figure and intimidating hairnet, my grandmother was perfectly designed
for blocking people's paths. Behind her in the kitchen, the day's large female
contingent had congregated, laughing and whispering. Intrigued, Chapter Eleven
leaned sideways to see what was going on, but Desdemona reached out and firmly
pinched his cheek. Having regained his attention, she sketched a rectangle in
the air and pointed at the ceiling. Then, through her ill-fitting dentures, she
said, "Go for yia yia,
dolly mou."
Jeffrey Eugenides (Detroit, 8 maart 1960)
Hier samen met Nick Cave
De Nederlandse dichter en schrijver A. Marja
(pseudoniem van Arend Theodoor Mooij) werd geboren in Oude Leije op 8 maart
1917. Zie ook
alle
tags voor A. Marja op dit blog.
Nieuwbouw
Steen en stoffigheid. Betonnen blokken
worden woning. Kooi verrijst op kooi.
In de volte waar wij zullen hokken
loert de leegte nu al op haar prooi.
Krantenschrijvers fronsen. De neurosen
druipen straks als vocht de muren af.
Kroon der schepping, wilt gij hier verpozen
Op uw speurtocht tussen wieg en graf?
Sociologen, kom maar wijsheid winnen.
Psychologen, tracht gerust te spieden.
Boor uw blik in wat reeds vaag zich toont!
Woon ik er, mij schiet het lied te binnen
dat de Heer zijn zegen wil gebieden
in beton zelfs, zo er liefde woont.
Het gedicht
Als ik ga schrijven is het al geboren:
het schrijven is het knippen van de streng
en het vooroverbuigen om te horen
of het men kan nooit weten van tevoren
een lieveling zal worden of een kreng.
Ik had al lang de lust hiertoe verloren,
wanneer er niet de wieg was van uw oren,
waarin ik leg wat ik ter wereld breng.
Bret Easton Ellis, Jürgen Theobaldy, Georges Perec, Milo Dor, Jan Frederik Helmers
De Amerikaanse schrijver Bret Easton Ellis werd geboren op 7 maart 1964 in Los Angeles. Zie ook alle tags voor Bret Easton Ellis op dit blog.
Uit: Imperial Bedrooms
The scenes from the novel that hurt the most chronicled my relationship with Blair, especially in a scene near the novel's end when I broke it off with her on a restaurant patio overlooking Sunset Boulevard and where a billboard that read disappear here kept distracting me (the author added that I was wearing sunglasses when I told Blair that I never loved her). I hadn't mentioned that painful afternoon to the author but it appeared verbatim in the book and that's when I stopped talking to Blair and couldn't listen to the Elvis Costello songs we knew by heart ("You Little Fool," "Man Out of Time," "Watch Your Step") and yes, she had given me a scarf at a Christmas party, and yes, she had danced over to me mouthing Culture Club's "Do You Really Want to Hurt Me?"and yes, she had called me "a fox," and yes, she found out I had slept with a girl I picked up on a rainy night at the Whisky, and yes, the author had informed her of that. He wasn't, I realized when I read those scenes concerning Blair and myself, close to any of us except of course to Blair, and really not even to her. He was simply someone who floated through our lives and didn't seem to care how flatly he perceived everyone or that he'd shared our secret failures with the world, showcasing the youthful indifference, the gleaming nihilism, glamorizing the horror of it all.
But there was no point in being angry with him. When the book was published in the spring of 1985, the author had already left Los Angeles. In 1982 he attended the same small college in New Hampshire that I'd tried to disappear into, and where we had little or no contact.(There's a chapter in his second novel, which takes place at Camden, where he parodies Clay just another gesture, another cruel reminder of how he felt about me. Careless and not particularly biting, it was easier to shrug off than anything in the first book which depicted me as an inarticulate zombie confused by the irony of Randy Newman's "I Love L.A.") Because of his presence I stayed at Camden only one year and then transferred to Brown in 1983 though in the second novel I'm still in New Hampshire during the fall term of 1985.
Eine gewisse Sehnsucht nach Palmen. Hier ist es kalt, aber nicht nur. Deine Küsse am Morgen sind wenig, später sitze ich acht Stunden hier im Büro. Auch du bist eingesperrt, und wir dürfen nicht miteinander telefonieren. Den Hörer abnehmen und lauschen? Telefon, warum schlägt dein Puls nur für andere? Jemand fragt: Wie gehts?, wartet die Antwort nicht ab und ist aus dem Zimmer. Was kann Liebe bewegen? Ich berechne Preise und werde berechnet. All die Ersatzteile, die Kesselglieder, Ölbrenner, sie gehen durch meinen Kopf als Zahlen, weiter nichts. Und ich gehe durch jemand hindurch als Zahl. Aber am Abend komme ich zu dir mit allem, was ich bin. Lese von Wissenschaftlern: auch die Liebe ist ein Produktionsverhältnis. Und wo sind die Palmen? Die Palmen zeigen sich am Strand einer Ansichtskarte, wir liegen auf dem Rücken und betrachten sie. Am Morgen kehren wir ins Büro zurück, jeder an seinen Platz. Er hat eine Nummer, wie das Telefon.
Si je tente de définir ce que j'ai cherché à faire depuis que j'ai commencé à écrire, la première idée qui me vient à l'esprit est que je n'ai jamais écrit deux livres semblables, que je n'ai jamais eu envie de répéter dans un livre une formule, un système ou une manière élaborés dans un livre précédent.
Cette versatilité systématique a plusieurs fois dérouté certains critiques soucieux de retrouver d'un livre à l'autre la " patte " de l'écrivain; et sans doute a-t-elle aussi décontenancé quelques-uns de mes lecteurs. Elle m'a valu la réputation d'être une sorte d'ordinateur, une machine à produire des textes. Pour ma part, je me comparerais plutôt à un paysan qui cultiverait plusieurs champs; dans l'un il ferait des betteraves, dans un autre de la luzerne, dans un troisième du maïs, etc. De la même manière, les livres que j'ai écrits se rattachent à quatre champs différents, quatre modes d'interrogation qui posent peut-être en fin de compte la même question, mais la posent selon des perspectives particulières correspondant chaque fois pour moi à un autre type de travail littéraire.
La première de ces interrogations peut être qualifiée de " sociologique ": comme de regarder le quotidien; elle est au départ de textes comme Les Choses, Espèces d'espaces, Tentative de description de quelques lieux parisiens, et du travail accompli avec l'équipe de Cause commune autour de Jean Duvignaud et de Paul Virilio; la seconde est d'ordre autobiographique: W ou le souvenir d'enfance, La Boutique obscure, le me souviens, Lieux où j'ai dormi, etc.; la troisième, ludique, renvoie à mon goût pour les contraintes, les prouesses, les " gammes ", à tous les travaux dont les recherches de l'OuLiPo m'one donné l'idée et les moyens: palindromes, lipogrammes, pangrammes, anagrammes, isogrammes, acrostiches, mots croisés, etc.; la quatrième, enfin, concerne le romanesque, le goût des histoires et des péripéties, l'envie d'écrire des livres qui se dévorent à plat ventre sur son lit; La Vie mode d'emploi en est l'exemple type.
Georges Perec (7 maart 1936 3 maart 1982)
De Oostenrijkse schrijver Milo Dor werd als Milutin Doroslovacgeboren op 7 maart 1923 in Boedapest. Zie ook alle tags voor Milo Dor op dit blog.
Uit: Und wenn sie nicht gestorben sind...(Samen met Reinhard Federmann)
»Sie werden mich lange nicht sehen«, sagte Rafaeljan. Er hatte fünf oder sechs Pernod getrunken und sah melancholisch auf die mattgraue Scheibe hinter der Bar, in der sich undeutlich und aufgedunsen sein blasses Gesicht spiegelte; es hätte seinem Gesicht kaum ähnlich gesehen, wenn nicht die beginnende Glatze, die randlose Brille mit den goldenen Bügeln und das schwarze Schnurrbärtchen es gekennzeichnet hätten. Ich sehe müde aus, dachte er. Kein Wunder, wenn man nicht schlafen kann. »Sie verreisen, Herr Eduard?« fragte Kennedy mit professionellem Interesse. »Wieder nach Tanger?« Sein vernarbtes Gesicht mit der traurig herunterhängenden Nase schwebte irgendwo im grauen Rauch, aber dann beugte er sich vertraulich über die Bar, und Rafaeljan betrachtete mit Unbehagen und Mitleid den Höcker, den er vom vielen Bücken bekommen hatte. Kennedy mußte sich immer bücken, wenn er mit jemandem sprechen wollte; er war fast zwei Meter lang.
»Nein. Ich fahre nach Dazien.«
»Dazien?« Kennedy hob seine kaum vorhandenen Brauen und sah nun mehr denn je aus wie ein gerupfter Vogel. »Ist das nicht Ihre Heimat?« »Es war einmal meine Heimat«, sagte Rafaeljan schnell und ärgerte sich gleichzeitig darüber, daß in seiner Stimme ein bitterer Unterton mitschwang. »Aber jetzt kehren Sie zurück? Oder fahren Sie nur auf Besuch?«
»Ja, eine Art Besuch, das heißt, eigentlich geschäftlich. Aber es kann länger dauern. Unter Umständen sehr lange.«
Maar wie zal t beeld eens Dichters treffen? Wie waagt die vlugt, en siddert niet? Wie kan zich tot het standpunt heffen, Waar op hij t godlijk beeld in voile schoonheid zier? Vergeefsche poging! Wie zal t wagen Den God des dags op zijnen wagen Te volgen langs zijn eeuwig pad? Zult gij langs t gloeijend spoor hem eenmaal achterhalen? Vergeefs! bedwelmd, verzengd, gebliksemd door zijn stralen Stort, sneeft gij in t Egeesche nat.
k Wil pogen: grootsch is t dus te sneven. De God der dichtkunst geeft mij kracht. Het beeld, dat thans mijn geest zier leven, Hebt gij, ô Phebus! zelf voor mijn gezigt gebragt. Daar staat hij; ziet, met fonklende oogen, De schepping aan zijn voet gebogen. Hij spreekt, als meester van t heelal. t Geen nimmer aanzijn had, het ongekend verleden Bezielt hij; t moet, hij wil t, terstond te voorschijn treden; En t geen eenmaal gebeuren zal.
Nu zweeft zijn geest door lucht en wolken, Schept wezens nooit voorheen gedacht, Of daalt in s afgronds naarste kolken, Verschopt, gelijk een God, vandaar den jammernacht. Nu zal hij werelden bezielen, Dan zonnestelselen vernielen, En breekt de wetten der natuur. Hij wil; de wereld stort in eenen warklomp neder. Hij wil; en orde en wet en schoonheid keeren weder, Als bij het eerste scheppingsuur.
Jan Frederik Helmers (7 maart 1767 26 februari 1813)
Uit: One Hundred Years of Solitude (Vertaald door Gregory Rabassa)
When José Arcadio Buendía and the four men of his expedition managed to take the armour apart, they found inside a calcified skeleton with a copper locket containing a woman's hair around its neck.
In March the gypsies returned. This time they brought a telescope and a magnifying glass the size of a drum, which they exhibited as the latest discovery of the Jews of Amsterdam. They placed a gypsy woman at one end of the village and set up the telescope at the entrance to the tent. For the price of five reales, people could look into the telescope and see the gypsy woman an arm's length away. 'Science has eliminated distance,' Melquíades proclaimed. 'In a short time, man will be able to see what is happening in any place in the world without leaving his own house.' A burning noonday sun brought out a startling demonstration with the gigantic magnifying glass: they put a pile of dry hay in the middle of the street and set it on fire by concentrating the sun's rays. José Arcadio Buendía, who had still not been consoled for the failure of his magnets, conceived the idea of using that invention as a weapon of war. Again Melquíades tried to dissuade him, but he finally accepted the two magnetized ingots and three colonial coins in exchange for the magnifying glass. Úrsula wept in consternation. That money was from a chest of gold coins that her father had put together over an entire life of privation and that she had buried underneath her bed in hopes of a proper occasion to make use of it. José Arcadio Buendía made no attempt to console her, completely absorbed in his tactical experiments with the abnegation of a scientist and even at the risk of his own life. In an attempt to show the effects of the glass on enemy troops, he exposed himself to the concentration of the sun's rays and suffered burns which turned into sores that took a long time to heal. Over the protests of his wife, who was alarmed at such a dangerous invention, at one point he was ready to set the house on fire. He would spend hours on end in his room, calculating the strategic possibilities of his novel weapon until he succeeded in putting together a manual of startling instructional clarity and an irresistible power of conviction. He sent it to the government, accompanied by numerous descriptions of his experiments and several pages of explanatory sketches, by a messenger who crossed the mountains, got lost in measureless swamps, forded stormy rivers, and was on the point of perishing under the lash of despair, plague, and wild beasts until he found a route that joined the one used by the mules that carried the mail.
"De rook van de sigaretten waarmee de zenuwen in bedwang worden gehouden, hangt als een ijl wolkendek onder het plafond. Achter in de zaal prijkt op een wit papier in zwierige, handgeschreven letters de tekst VERBODEN TE ROKEN. De door dampen omgeven vermaning werkt op Leanda's lachspieren. Het wordt tijd dat ze zich weer eens beklaagt bij René, de eigenaar van de Suikertuin. Ze vindt het storend dat ze ongewild blootgesteld wordt aan de kankerverwekkende uitstoot van mensen die hun leven en dat van anderen op het spel zetten, louter en alleen omdat ze te zwak zijn om zich te bevrijden van het kwaad dat hen regeert. Nee, zo niet Leanda! Zij gaat er prat op zich door niets en niemand de wet te laten voorschrijven."
( )
"Leanda reikt naar de hand van haar dochter. Ze legt hem boven op de doos met de magnetron. Zonder iets te zeggen houdt ze haar vast. Woorden schieten te kort om de puinzooi die ze van haar leven en dat van haar dochter heeft gemaakt uit te drukken. Voor Aisa moeten ze een uitweg vinden uit deze ellende.
In stilte staren moeder en dochter voor zich uit. Ronkend zoekt de bus zijn weg in het donker. Buiten is het opgehouden met regenen."
Thou hast thy calling to some palace-floor, Most gracious singer of high poems ! where The dancers will break footing, from the care Of watching up thy pregnant lips for more. And dost thou lift this house's latch too poor For hand of thine ? and canst thou think and bear To let thy music drop here unaware In folds of golden fulness at my door ? Look up and see the casement broken in, The bats and owlets builders in the roof ! My cricket chirps against thy mandolin. Hush, call no echo up in further proof Of desolation ! there 's a voice within That weeps . . . as thou must sing . . . alone, aloof
Sonnet V
I lift my heavy heart up solemnly, As once Electra her sepulchral urn, And, looking in thine eyes, I overturn The ashes at thy feet. Behold and see What a great heap of grief lay hid in me, And how the red wild sparkles dimly burn Through the ashen greyness. If thy foot in scorn Could tread them out to darkness utterly, It might be well perhaps. But if instead Thou wait beside me for the wind to blow The grey dust up,...those laurels on thine head, O my Belovèd, will not shield thee so, That none of all the fires shall scorch and shred The hair beneath. Stand farther off then! go.
Elizabeth Barrett Browning (6 maart 1806 29 juni 1861)
Si on voulait choquer les filles des roseaux, il fallait leur parler damour. ça les bloquait. Toujours prêtes à vous sucer, jamais à vous aimer. Conter fleurette, cétait pere de temps. Lamour était juste un truc dont elles avaient entendu parler. Un truc pas net. Le solide, pour elles : la baise et le mariage, leurs deux passions. Malheureusement, je suis un sentimental. Comme disait lautre : je ne donne pas mon âme sans mon corps ni mon corps sans mon âme.
( )
Je laime cette plage. Elle varie tout le temps et ne change jamais. Cest un miroir sur lequel se reflètent les humeurs du ciel et des nuages, du soleil et du vent. La plage, seule, est imperturbable, elle sen fout et reste là. Elle a bien raison, cest une leçon pour la vie, et cest ma devise : il faut sen foutre et rester là.
( )
Ce que mon frère a vécu, Balzac lavait raconté. Il faut choisir entre lamour et le mariage. Lamour est un sentiment, le mariage un contrat. Lamour est un feu, le mariage un seau deau. Le mariage, cest lamour mis en prison par la société.
Stéphane Hoffmann (Saint-Nazaire, 6 maart 1958)
Cover
De Italiaanse beeldhouwer, schilder, architect en dichter Michelangelowerd geboren op 6 maart 1475 in Caprese. Zie ook alle tags voor Michelangelo op dit blog.
To The Supreme Being
The prayers I make will then be sweet indeed,
If Thou the spirit give by which I pray:
My unassisted heart is barren clay,
Which of its native self can nothing feed:
Of good and pious works Thou art the seed,
Which quickens only where Thou say'st it may;
Unless Thou show to us Thine own true way,
No man can find it: Father! Thou must lead.
Do Thou, then, breathe those thoughts into my mind
By which such virtue may in me be bred
That in Thy holy footsteps I may tread;
The fetters of my tongue do Thou unbind,
That I may have the power to sing of Thee,
And sound Thy praises everlastingly.
Vertaald door William Wordsworth
Michelangelo (6 maart 1475 18 februari 1564)
Michelangelo; Het laatste oordeel, Fresco, Sixtijnse kapel
Dragging their feet in the dust, tired to the bone the Germans now retreat, sheep lost in the fog. Walking among the ruins, under wet acacia trees dragging rifles in the mud along the least-known roads. In the village bells are calling to the early morning service and the days of old come back as if they never left. In the villages bells ring as if to announce some holiday with the yards swept neat and clean, with springtime fields where gatherings of girls, their pony tails like sun rays, pass under greening trellises on their way to hear mass. The wild boys do come after, just finished with confession, dressed in white knee socks and their blond hair neatly cut. Monday, it's Easter Monday! How they laugh how they run these children from the village across the Tagliamento bridge, they're riding their bicycles and are wearing white shirts beneath their English blazers, smelling of freshly cut oranges. They are a little tipsy as they sing to the first coming of day, and on their narrow scarves the cold wind ices their breath as they ride to Codroipo, Casale, through grazing fields riddled with check points and with companies of soldiers joking and screaming underneath the platform while wearing their best outfits to the first ball of the year. God has dressed us in joy and in compassion, on our foreheads he has placed the crown of love. God has chosen to flatten hills and mountains, to fill in the valleys, make the earth equal for us all so that his creatures, contented, will people the land in peacefulness and so fulfill their destiny. God always knows that past our gloomiest dark His splendor shines forever in each and every heart.
Vertaald door Adeodato Piazza Nicolai
Pier Paolo Pasolini (5 maart 1922 2 november 1975)
De moeder echter vroeg als hij naar bed was wel eens ontevreden en met een duister verdriet, waarom hij toch zoo van de zusjes verschilde, zoo zelden en zwakjes lachte en nimmer sprak van wat hij gezien had of gelezen. Doch Anfroy sloeg op haar woorden geen acht.
En toen - het was in den donkeren wintertijd dat het begon - bemerkten zijn ouders, dat hij lustloos werd, iederen dag laat thuis kwam en 's morgens zich haastte om uit te gaan. En op een dag kwam vader Mahy hen vragen waarom Tamal in zoo langen tijd niet gekomen was om te zingen en te leeren. Anfroy sprak dien avond bedaard en ernstig met zijn zoon, die enkel antwoordde, dat hij 't heerlijk vond den ganschen dag door de straten te loopen, denkende aan wat in de boeken stond, - maar hij zweeg van de zonderling ontspruitende genietingen waarmede hij in zijn verbeelding vreemder en schooner ongekendheden beleefde dan hij ooit had gelezen, gezichten van verre landen en oude tijden, van ridders en heiligen en van eigen daden, saâmgeweven tot een spel van kleurig verlichte tafereelen, die hem voort deden loopen met moede voeten door straat na straat uren lang, tot hij eindelijk stil stond en met heete oogen begeerde, dat er één lief beeld van zijn gedachten wezenlijk waar.
Hij zweeg van zijn innerlijken lust en beloofde weêr braaf naar het koor te gaan. Maar hij hield zijn belofte niet, hoewel zijn vader hem sloeg en vaak bestrafte.
Later bleef hij ook 's avonds uit, een buurman zei dat hij in taveernen kwam met andere jongelieden. Anfroy bedwong zijn drift en sprak weder met hem; hij zou in den leer gaan nu bij een zilversmid. En Tamal, beschaamd over zijn luiheid, ging trouw naar den winkel waar hij aandachtig werkte; weldra voelde hij het tintelen van de onrust weder, die hem verlangend deed uitzien naar den Zondag om ver te kunnen loopen en aan de vreemde oorden te denken; maar hij bleef bestendig en zat ijverig gebogen op de werkplaats, waar slechts den ganschen dag het fluiten van den ouden meester klonk.
Arthur van Schendel (5 maart 1874 11 september 1946)
In dit streven volgt de ene boom, opnieuw: afhankelijk van de omstandigheden, een andere weg dan de andere. Een jonge beuk die in de schaduw staat zal extra investeren in zijn wortelstelsel, een douglas die tussen de douglassen staat zal extra investeren in de lengte van zijn stam, een eik die op zijn eentje in het weiland staat zal extra investeren in de breedte van zijn kroon en een appelboom die op sterven staat zal nog één keer alles investeren in de productie van appels (zaden).
Natuurlijk met het woord investeren moet je in dit verband oppassen. Met investeren suggereer je inderdaad een bedoeling en voor ons is dat gauw gezegd, maar mij lijkt het uitgesloten dat een boom zich daar zelf van bewust is. Dat is nu juist de kunst het doen en laten van bomen in alle facetten te beschrijven zonder er dénkende (laat staan: sprékende) wezens van te maken.
Dat een boom reageert op externe prikkels staat buiten kijf. Hij reageert op temperatuur en licht, op daglengte zelfs. En hij weet (zullen we dan toch maar zeggen) dat zijn wortels naar beneden en zijn takken naar boven moeten. En als de wind een tak uit zijn kroon breekt, begint hij de wond terstond te dichten. En als het een zware tak was, als hij werkelijk in onbalans raakt, kan hij tot in zijn wortels maatregelen nemen om zijn inwendige spanningen weer op te heffen, of in ieder geval draaglijk te houden.
Dit alles zonder de hersenen om zich te beraden, zonder zenuwknopen, zonder commandocentrum. Je kunt het je haast niet voorstellen - maar zo is het. En als je doordenkt: we kunnen het zelf ook een beetje. Je snijdt jezelf in je vingers bij het schillen van een appel en je lichaam begint de wond terstond te dichten: ook daar komt geen beraad aan te pas, dat gaat als het ware buiten je om. Eén conclusie: een paar miljoen jaar evolutie doet wonderen.
Suddenly you could see it in his eyes, Gary was wishing he_d never said anything about the mag because now he was backed into a corner and there was no way out without losing all face and when you_re only eleven years old, this simply isn_t an option. The next day Gary swiped his old man's mag and brought it to school. An enormous cluster around the tennis courts resembling Mecca at rush hour alerted Mr Escott-Neu that something was amiss. Gary tried to stuff the offending contraband back into his bag before our House Master clocked it but it was simply impossible in the feeding frenzy he_d created. Gary was dragged off to the Headmaster and bloody lucky not to be caned. Then a letter was sent home to his dad and his luck ran out. Still, serves him right. Imagine nicking your old man's wank mag? He must_ve been mad. Unfortunately, I arrived just too late to catch even a glimpse of the sacred article and tortured myself about it for weeks afterwards until Barry told me that he_d heard there was one in the bushes in the new field and did I want to come along and see if we could find it? Ten seconds later we were legging it up the road and across the old field and crossing the stream and... well, I guess this is where you came in. _Come on God, pass _em back,_ Barry was urging me. _Hang on a sec,_ I told him and savoured one last look at her. I didn_t know how old she was when you_re eleven you can_t judge age but she looked about 45 (see what I mean) and really quite scary. Her face was scowling and she had a wide gap between her teeth and heavy eye make-up and her hair was this enormous curly bush (up and down). She was leaning back on her hands and glaring at the camera with a look I took at the time to be contempt, though remembering back I_d say it was probably meant to be lust.
Dann stellte er sich im Dunkel ans Fenster und zog den Vorhang zurück. Was mochte in diesem Moment in den Zimmern gegenüber vor sich gehen? Hinter den vorgezogenen
Vorhängen und heruntergelassenen Jalousien konnte gerade eine Beziehung beendet oder ein Mord verübt werden. Zwei konnten sich wortlos gegenübersitzen, streiten oder miteinander schlafen, einem Kind das Leben schenken. Im Block gegenüber saß ein weißhaariger Mann am Tisch und schrieb. Er saß dort Tag für Tag, immer um dieselbe Zeit, bis tief in die Nacht. Er sah sich selbst an einem Schreibtisch sitzen, mit weißen Haaren, und stellte sich vor, jemand würde ihn von einem gegenüberliegenden Fenster aus beobachten und sich ähnliche Gedanken machen.
Eine kalte Hand legte sich auf seinen Nacken.
»Na, mein Voyeur?«, sagte Nelly.
»Ich suche eine gute Szene«, sagte er wie zur Rechtfertigung und zog ihre Hand auf seine Brust.
»Habe ich dir schon von meinem neuen Projekt erzählt?«, fragte er, als sie wenig später nebeneinander lagen, und sie schüttelte den Kopf.
»Der Protagonist in meinem Roman lernt zu Beginn eine Frau kennen und verliebt sich in sie, obwohl er eine Freundin hat. Er macht das, weil er die Emotion zum Schreiben braucht. Kannst du dir vorstellen, dass etwas daraus wird? Ich frage auch, weil ich Situationen aus meinem eigenen Leben in das Buch einbauen möchte. Verstehst du? Es kann nur so funktionieren.«
»Dann suchst du dir besser gleich jemand anderen. Ich werde nicht deine Laborratte sein.«
»Ach, komm. Erstens werde ich dich nicht namentlich erwähnen und zweitens gebe ich sicher nicht deine intimsten Geheimnisse preis. Das werden auch keine Figuren aus meinem Leben, sondern Romanfiguren sein.«
»Bist du schon müde?«, fragte sie und gähnte.
»Nein. Wir haben Vollmond heute.«
Nach einem Kuss drehte sie sich zur Seite, und er knipste das Licht aus. Kurz darauf: gleichmäßige Atemzüge. Er hätte gern noch ein paar Worte mit Nelly gewechselt, über das Buch, ihre Reaktion von vorhin. Aber sie war schon weit weg von all dem.
Ein zweiter Pulitzerpreis, das war, als bekäme ich den Ehrenoscar für mein Lebenswerk. Danach konnte man nur noch eine künstlerisch relevante Sache tun: sterben. Ich schüttelte Hände und hangelte mich von einer Umarmung in die nächste wie ein ertrinkender Orang-Utan. Viele sagten, sie freuten sich auf mein neues Buch, meinen Roman über die Terroranschläge des 11. September. So hatte ich es nämlich angekündigt oder besser, so war es mir rausgerutscht, als ich vor ungefähr einem Jahr anlässlich des Erscheinens von Windeseile bei Steven Fry in der BBC zu Gast gewesen war, zusammen mit Elton John, der fast so witzig und geistreich reden konnte wie Steven Fry selbst, was dazu geführt hatte, dass ich mich immer kleiner und langweiliger fühlte. Dann hatte ich es irgendwann gesagt: "Roman. 11. September." Ich fand das witzig in dem Moment, und Elton John beeindrucken wollte ich auch, sodass ich sogar noch einen draufsetzte und behauptete, es sei ein groß angelegtes Projekt, an dem ich praktisch seit dem 12. September 2001 heimlich arbeiten würde. Nun hatte ich den Salat, alle erwarteten keinen Roman von mir, sondern einen Jahrhundertroman. Geschrieben hatte ich seitdem keine Zeile, doch Parker Publishing hatte bereits ein Marketingkonzept und eine Absatzprognose, in der das Wort "Million" vorkam. Meine Verlegerin Gracy Welsh schien extra für diese Überraschungsparty zum Friseur gegangen zu sein - ihre blonden Haare, die wie immer die Form eines einbetonierten Baisers hatten, wirkten heute besonders unverwüstlich. Ich stellte mir vor, wie sie in ihrem schwarzen Mercedes-Cabriolet den Lake Shore Drive entlangbrauste und kein einziges Haar auch nur ins Zittern kam. Sie trug ein schlichtes rotes Kleid, vor dessen Hintergrund ihre Comme-des-Garçons-Handtasche mit nicht weniger als acht Tragriemen besonders hervorstach. Sie würde mich fragen, wann das Manuskript käme. Alle anderen würden sich zurückhalten, schließlich war es normal, dass ich meine Manuskripte erst in letzter Minute in praktisch druckreifem Zustand abgab. Doch Gracy sah ich an, dass sie wissen wollte, was los war. Sie wartete nur auf den richtigen Moment, um mich zu fragen.
Uit: Duizend Schitterende Zonnen(Vertaald door W. Hansen)
Bij de rivier wachtte Miriam op de plek die ze de vorige dag hadden afgesproken. In de lucht dreven een paar grijze, bloemkoolachtige wolken voorbij. Jalil had haar bijgebracht dat grijze wolken hun kleur krijgen doordat ze zo compact waren dat de bovenste gedeelten het zonlicht absorbeerden en hun eigen schaduw naar beneden wierpen.Dat is wat je ziet, Mariam jo.had hij gezegd, de duisternis in hun onderbuik.
Er verstreek enige tijd.
Mariam keerde terug naar de kolba. Ditmaal liep ze langs de westerlijke rand van de open plek, zodat ze Nana niet hoefde te passeren. Ze keek op de klok. Het was bijna één uur.
Hij is een zakenman, dacht Mariam, er is iets tussen gekomen.
Ze liep terug naar de rivier en wachtte nog een poosje. Merels cirkelden boven haar en doken ergens in het gras.
Ze keek naar een rups die langs de voet van een onvolgroeide distel kroop.
Ze wachtte tot haar benen stijf waren. Ditmaal keerde ze niet terug naar de kolba. Ze rolde haar broekspijpen op tot aan haar knieën, stak de rivier over en liep voor het eerst van haar leven de heuvel af naar Herat.
I had a strange dream last night: I was to be shot at dawn. I was imprisoned in a concrete basement From which the dawn was not visible. And then one of my classmates appeared, We used to sit together at the same desk, Copying out exercises from each other And throwing a paper dart (For some reason it wouldn't fly). My classmate said: 'Good evening. How unlucky you've been. I'm very sorry. I mean, being shot - it's so inhumane. I've always believed in soft measure. But somehow no one asked me, They just gave me a pistol and sent me. I'm not here alone, you know, my family's here, I've got a wife and kids - a son and daughter. Look, I can show you their photographs. My daughter's like me, don't you think? You see, I've got an old mother. I mustn't put her health at risk. The council gave us a new flat recently, It's got a pink-tiled bathroom. And my wife wants a washing machine. I mean, I can't.....Anyway, it's no good.... There's nothing we can do to change things. I've a pass to go to Crimea, to a sanatorium. They'll shoot you at dawn, all the same. If they hadn't sent me, it'd have been another. Perhaps somebody you didn't know. And after all, we did go to school together. And throw paper darts together. You've just no idea how bad It makes me feel, but what can you do?
No, it's sometimes when I stand there feeling like the last man in the world that I don't feel so good. I feel like the last man in the world because I think that all those three hundred sleepers behind me are dead. They sleep so well I think that every scruffy head's kicked the bucket in the night and I'm the only one left, and when I look out into the bushes and frozen ponds I have the feeling that it's going to get colder and colder until everything I can see, meaning my red arms as well, is going to be covered with a thousand miles of ice, all the earth, right up to the sky and over every bit of land and sea. So I try to kick this feeling out and act like I'm the first man on earth. And that makes me feel good, so as soon as I'm steamed up en9ugh to get this feeling in me, I take a flying leap out of the doorway, and off I trot. I'm in Essex. It's supposed to be a good Borstal, at least that's what the governor said to me when I got here from Nottingham. u We want to trust you while you are in this establishment," he said, smoothing out his newspaper with lily-white workless hands, while I read the big words upside down: Daily Telegraph. "If you play ball with us, we'll play ball with you." (Honest to God, you'd have thought it was going to be one long tennis match.) H We want hard honest work and we want good athletics,'; he said as well. " And if you give us both these things you can be sure we'll do right by you and send you back into the world an honest man." Well, I could have died laughing, especially when straight after this I hear the barking sergeant-major's voice calling me and two others to attention and marching us off like we was Grenadier Guards. And when the governor kept saying how 4 we' wanted you to do this, and 4 we ' wanted you to do that, I kept looking round for the other blokes, wondering how many of them there was. Of course, I knew there were thousands of them, but as far as I knew only one was in the room. And there are thousands of them, all over the poxeaten country, in shops, offices, railway stations, cars, houses, pubs -In-law blokes like you and them, all on the watch for Outlaw blokes like me and us-and waiting to 'phone for the coppers as soon as we make a false move. And it'll always be there, I'll tell you that now, because I haven't finished making all my false moves yet, and I dare say I won't until I kick the bucket.
Herkunft, Erbe, Heimat ist das, was man hinter sich lassen muss. Das «Leben vor dem Leben», wie Heinrich Mann die Familiengeschichte nennt,hat nur die Bedeutung, die ihm der Einzelne zumisst. Es ist ein Fundus für die Phantasie und in diesem Sinne ein verwertbarer Familienschatz.
Das spitztürmige Lübeck war um 1870 eine reale Stadt und zugleich das Bild einer Stadt, ein lebendiger und produktiver Ort und zugleich das Monument einer siebenhundertjährigen Geschichte. Handel und Selbstverwaltung prägten die Stadt, Enge der Anlage und weltweite Beziehungen, auch Wohlstand und stolze Architektur. Durchreisende Geistesgrößen hinterließen respektvolle Äußerungen, aber als Quelle und Thema dichterischer Kreativität war die Stadt noch terra incognita.
Lübeck wurde im 12. Jahrhundert auf einer hügeligen Insel zwischen zwei Flussarmen angelegt. 1226 erhielt die Stadt die Reichsfreiheit, die bis in die Neuzeit verteidigt wurde. Die darauf gegründete Selbstverwaltung bestand auch nach 1866, als die Hansestadt dem Norddeutschen Bund, und nach 1871, als sie dem nunmehr geeinten Reich beitrat; gleichwohl überlagerten bald preußische Methoden die Traditionen der Stadtrepublik. Am Ende des 19. Jahrhunderts war Lübeck eine Mischung aus mittelalterlich-verwinkelter Enge, freiem Hansestolz, weltweiten Handelsverbindungen, republikanischer Selbstregierung und neuer Kasernierung.
Lübeck
Die Stadt schien dem Niedergang versprochen, als der Nord-Ostsee-Kanal eingeweiht wurde und die Zukunft in Form von Stahl und Eisen und Bismarcks Reich daherkam. Eine Stimmung der Wehmut berührte die Gäste, wenn auch nicht der Eindruck einer «toten Stadt» wie in Brügge.
Etwa 100 große Kaufmannsfamilien bestimmten das politische Leben. Die Presse bezog man lange aus Hamburg, ehe um 1850 zwei einheimische Zeitungen gegründet wurden, die Lübecker Zeitung und die volkstümliche Eisenbahn-Zeitung.In der Beckergrube befand sich das bescheidene Ebbesche Theater, ab 1858 umgebaut zum Casinotheater mit 800 Plätzen und von der Stadt subventioniert. Zudem gab es draußen vor der Stadt das Sommertheater Tivoli mit 1800 Plätzen. Das literarische Leben erblühte in der Stadt erst unter dem Einfluss des einheimischen Dichters Emanuel Geibel. An seinem Beispiel erfuhr die Lübecker Jugend, dass man mit Dichtung nationalen Ruhm und öffentliche Wirkung erzielen konnte. Mit Geibel waren Heinrich und Thomas Mann über die Familie ihrer Mutter weitläufig verwandt. Geibel starb 1884, aber die eine oder andere persönliche Begegnung mit ihm dürften die beiden Knaben erlebt haben.
Ein amerikanischer Reiseführer mit beigefarbenem Strohhut führte eine Touristengruppe auf den Petersplatz, schlug einen großen bebilderten Reiseführer auf und zeigte den Touristen zuerst im Bildband ein Foto vom Petersdom, ehe er mit dem Zeigefinger auf das prächtige, leibhaftige und wahrhaftige Objekt deutete. Eine alte Zigeunerin hockte sich am Petersplatz hinter einer Säule nieder, ließ ihren Urin durch die Unterhose in ihre Handschalen rinnen, besprengte damit ihre leicht angewelkten roten Rosen und bot sie, "Mille Lire! Mille Lire!" rufend, den reihenweise unweit vom Ausgang der Päpstegruft zwischen einem Heiligenkitschladen und einer öffentlichen Toilette an einer Mauer lehnenden, hockenden oder sitzenden, auf ihre Bekannten und Verwandten, auf lange Straßenhosen, Trainingsanzughosen, auch Schlafanzughosen wartenden Vatikanpilgern an. Es ist strikt verboten, mit kurzen Hosen, zu knapper Kleidung, wie es auf einem Schild in mehreren Sprachen heißt, den Petersdom zu betreten. Vor dem Heiligenkitschladen verkaufte eine alte, fast zahnlose Frau lange weiße Papierhosen mit dem grünen Aufdruck "Roma" an die Touristen. Mit mehreren Silbertalern klimpernd, auf denen der Kopf von Papst Johannes Paul II. eingeprägt ist, rief sie, auf den Stapel Papierhosen deutend, den luftig bekleideten Neuankömmlingen zu: "Pantaloni lunghi! diecimila! pantaloni lunghi!" Das Geräusch eines repetierenden Maschinengewehrs nachahmend, zerdrückte ein Junge, der mit der amerikanischen Fahne bestickte Socken trug, laut knacksend eine leere Cola-Dose.
Moeder, languit in een poel van grenadine liggende te dromen van iets heel erg liefs uit het interbellum moest wel uit haar loopholes komen
Prompt zag je ze buiten lopen, grienende verdiendieren die nog moesten afleren te overleven Met de militaire tak van meditatie leerde moeder ons ze allemaal te slopen
Ook moesten wij het tuig postuum z'n sokken stoppen 'Een stoffelijk overschot zelf afgeschoten mag je best een beestje warmte geven'.
Op je eentje
Toen je een tijdje op je eentje was gingen je ogen open - je keek naar 't vrije zeilen van het firmament, en zag dat het een beetje op je leek - dat het zelfs lachwekkend op je leek, zoveel, zag je.
Hoe erger het je duizelde, des te helderder het werd: het uitspansel, dat was je zelf, ook als je er zelf niet was.
Door een haag van hoongelach kwam je te weten dat het goed was wat je deed.
Doe je niets, dat weet je, dan wordt het nog beter.
Out of the blue, as promised, of a New York Puzzle-rental shop the puzzle comes A superior one, containing a thousand hand-sawn, Sandal-scented pieces. Many take Shapes known alreadythe craftsmans repertoire Nice in its limitationfrom other puzzles: Witch on broomstick, ostrich, hourglass, Even (surely not just in retrospect) An inchling, innocently branching palm. These can be put aside, made stories of While Mademoiselle spreads out the rest face-up, Herself excited as a child; or questioned Like incoherent faces in a crowd, Each with its scrap of highly colored Evidence the Law must piece together. Sky-blue ostrich? Likely story. Mauve of the witchs cloak white, severed fingers Pluck? Detain her. The plot thickens As all at once two pieces interlock.
Mademoiselle does borders (Not so fast. A London dusk, December last. Chatter silenced in the library This grown man reenters, wearing grey. A medium. All except him have seen Panel slid back, recess explored, An object at once unique and common Displayed, planted in a plain tole Casket the subject now considers Through shut eyes, saying in effect: Even as voices reach me vaguely A dry saw-shriek drowns them out, Some loud machinery a lumber mill? Far uphill in the fir forest Trees tower, tense with shock, Groaning and cracking as they crash groundward. But hidden here is a freak fragment Of a pattern complex in appearance only. What it seems to show is superficial Next to that long-term lamination Of hazard and craft, the karma that has Made it matter in the first place. Plywood. Piece of a puzzle. Applause Acknowledged by an opening of lids Upon the thing itself. A sudden dread But to go back. All this lay years ahead.)
James Merrill (3 maart 1926 6 februari 1995)
De Amerikaanse dichteres en schrijfster Kola Boof werd (naar eigen zeggen) geboren als Naima Bint Harith op 3 maart 1972 in Omdurman, Soedan. Zie ook alle tags voor Kola Boof op dit blog.
I Can Die
I can die with you. Everything I love. I can leave.
I can give up on rain and breezy sensuous seas. I can yield to a burning sun --my flesh naked as the wrinkled withering of veils.
I can go without evening.
Everything I love. I can die.
Like moonlight creeping into lavender. I can wear anything beautiful. Once.
Mit Herrn Blum war Herr Silbermann gekommen. Seine Krawatte war verrutscht. Er nahm den einen der beiden Eimer und trug ihn zur Blonden hinüber, die jetzt, im herumirrenden Funzellicht, ihren Benni wieder gefunden hatte. Herr Blum leuchtete Herrn Silbermann den Weg. »Aber nur ein Viertel davon, höchstens ein Viertel!«, rief er ihm nach. »Der Rest muss zu Frau Wormser! « Und dann rief er laut in den Waggon hinein: »Wer hat noch eine Taschenlampe? Wir brauchen Licht für die Entbindung!«
Alice antwortete. Auch zwei andere Stimmen meldeten sich zögernd.
Aber es gab mehr als vier Lampen im Waggon! Hier und dort schimmerte eine auf und erlosch wieder. Alice tastete sich durch bis zu ihrem kleinen Rucksack, fingerte Großvaters Taschenlampe heraus und reichte sie Rebekka, die sie weitergab. So wanderte sie bis in die Ecke, wo Frau Wormser stöhnte. Bald begann diese Ecke zu leuchten. An der Decke tanzten Schatten. Rücken und Köpfe, schwarz vor der Helligkeit, verwehrten Alice den Blick auf die Liegende. Ein Kopf, ein Rücken gehörte Ruth.
»Komm, setz dich, Alice«, sagte Rebekka neben ihr.
»Wir müssen dicht zusammenrücken«, sagte Ruben. »Wir haben nicht mehr viel Platz. Die Scheiße ist nur noch einen Schritt weit weg.«
»Wir sind drei Leute weniger als bei der Abfahrt«, sagte Rebekka. »Aber die Toten brauchen so viel Platz.«
in Questa, New Mexico, erected a plaque on a pedestal outside its doors to honor all the dead "unborn children" of the world.
I looked in vain for a corresponding plaque to honor the bone-thin babies starving or dying from HIV in South Central, L.A., in Albuquerque or Santa Fe, in barrios below the border, the Sudan, the streets of Calcutta or North Korea, the armless children in Iraq, the legless soldiers of all countries, the untold numbers of grieving parents, brothers, sisters, & lovers. I looked & found lovely yellow & orange wild flowers growing in a white planter shaped like a cross.
Uit: The Seals Dirge (Vertaald door Peter Constantine)
Beneath the cliff where the waves spray and the path from Mamoyiannis's windmill descends lies the cemetery, and the area to the west, where the shore juts out and the village urchins swim from morning to night all summer long is called Kohili, "shell," as it has the shape of a shell. Toward evening old Loukena, a poor, death-singed woman, came down the path carrying a bundle of clothes under her arm, to wash the woolen blankets in the salty waves and then rinse them in the small fountain of the brackish waters that trickle from the slate rock face and empties calmly into the waves. She walked slowly, down the path, down the slope, singing a mournful dirge in a whispering voice, raising her hand to shade her eyes from the glare of the sun setting behind the mountain across the water, its rays caressing opposite her the small enclosure and the tombs, bleached, whitewashed, shining in the sun's last blaze. She thought of the five children she had buried one after the other in that threshing floor of death, that garden of decay, many years ago when she was still young. Two girls and three boys, all in their infancy. Ravenous death had scythed them down. Death finally seized her husband too, and she was left only two sons, who had moved to foreign lands. One, she had been told, had gone to Australia. He had not sent a letter in three years. She had no idea what had become of him. The other, the younger, traveled the Mediterranean on ships, and still remembered her from time to time. She was also left a daughter, married now with half a dozen children.
Alexandros Papadiamantis (3 maart 1851 3 januari 1911)
»Und warum soll es nicht?« fragte wieder eine Stimme.
»Ich gebe die Frage zurück, Sir! Warum soll es?«
»Es ist ein integrierender Teil Louisianas.«
»Um Vergebung! Seht den Bericht der Kommissäre bei Abschluß des Ankaufes Louisianas und der Zession Floridas an, und ihr werdet finden, daß Frankreich nie in den Sinn kam, den Rio del Norte anzusprechen, und daß Spanien, bloß um vor euch Ruhe zu haben, eure Ansprüche durch Florida befriedigte. Ihr seid in jeder Hinsicht vollkommen zufriedengestellt.«
»Er ist kein Bürger«, murmelten wieder die einen.
»Wer ist er?« die anderen.
»Ein kecker Bursche auf alle Fälle«, die dritten.
»Und wer«, schrie wieder die heftige Stimme, »und wer wer hat Texas bevölkert? Wem hat es seine Unabhängigkeit zu verdanken als uns, den südlichen Staaten, seinen Nachbarn?«
»Ah, das ist eine andere Frage, Oberst Oakley, aber ich glaube, Nachbarschaft und Konvenienz entscheiden hier doch nicht allein.«
»Und was entscheidet, General Burnslow?« fielen nun ein Dutzend Stimmen ein, »wer soll entscheiden? Wer? Der Norden? Sollen wir uns vom Norden vorschreiben lassen?«
»Vom alten Weibe Adams?« schrien die einen.
»Oder dem langweiligen Webster?«
»Oder dem pedantisch schulmeisterlichen Everett?«
»Weder von dem einen noch dem andern, sondern vom südländischen Gerechtigkeitssinne, der da sagt: Wir haben kein Recht auf Texas!« sprach der General.
Charles Sealsfield (3 maart 1793 26 mei 1864)
Beeld in het Národní park Podyjí bij Znojmo.
De Engelse schrijver, journalist, econoom en politiek filosoof. William Godwin werd geboren in Wisbech in Cambridgeshire op 3 maart 1756. Zie ook alle tags voor William Godwinop dit blog.
Uit: Italian Letters
The breast of my Rinaldo swells with a thousand virtuous sentiments. I am conscious of this, and I will not disgrace the confidence I ought to place in you. But your friend cannot but be also sensible, that you are full of the ardour of youth, that you are generous and unsuspecting, and that the happy gaiety of your disposition sometimes engages you with associates, that would abuse your confidence and betray your honour.
Remember, my dear lord, that you have the reputation of a long list of ancestors to sustain. Your house has been the support of the throne, and the boast of Italy. You are not placed in an obscure station, where little would be expected from you, and little would be the disappointment, though you should act in an imprudent or a vicious manner. The antiquity of your house fixes the eyes of your countrymen upon you. Your accession at so early a period to its honours and its emoluments, renders your situation particularly critical.
But if your situation be critical, you have also many advantages, to balance the temptations you may be called to encounter. Heaven has blessed you with an understanding solid, judicious, and penetrating. You cannot long be made the dupe of artifice, you are not to be misled by
the sophistry of vice. But you have received from the hands of the munificent creator a much more valuable gift than even this, a manly and a generous mind. I have been witness to many such benevolent acts of my Rinaldo as have made my fond heart overflow with rapture. I have traced
his goodness to its hiding place. I have discovered instances of his tenderness and charity, that were intended to be invisible to every human eye.
Uit: Les choses de ma vie mimportent plus que ma carriere (Interview met Jean-Paul Liegeois)
PAUL GUIMARD. Oui, un chapitre du « Mauvais Temps » est consacré à la mer. Mais dans tous mes romans précédents il n'en est pas question. On a vite fait de se faire coller une étiquette dans le dos. Quand j'ai publié « les Faux Frères», j'ai été l'écrivain du métro. Avec « Rue du Havre », je suis devenu l'écrivain de la gare Saint-Lazare. Avec « les Choses de la vie », l'écrivain de la route. Je ne suis rien de tout cela. Je suis écrivain, j'écris sur des sujets qui me passionnent. Je ne suis pas non plus un écrivain de la mer. C'est dans ma vie quotidienne que la mer a une grande place, pas dans mes livres. Pour la télévision, j'ai voulu faire ce qu' Evelyne Sullerot a appelé « une uvre-pont ». C'est-à-dire essayer de faire entrer des gens dans un monde qu'ils ne connaissent pas. Je connais par cur le monde de la pêche, j'ai beaucoup navigué avec des marins. Dans la marge étroite qui est concédée aux écrivains à la télévision, j'ai voulu faire découvrir aux téléspectateurs l'univers des pêcheurs au chalut, leur travail et leur vie. Six films d'une heure ont été tournés en Bretagne, sur un chalutier : quelle joie I J'espère avoir réussi à faire partager mon plaisir. Quant à « l'Empire des mers », c'est un livre sur une minorité, sur une dimension particulière de la vie de la mer. C'est le monde des gagneurs, de ceux qui veulent arriver avant les autres. Ils font leur course autour du monde sur un voilier, parce qu'ils ne connaissent que le bateau. Ils le font admirablement : c'est une aventure dingue, dangereuse à un point que le novice ne peut imaginer. En cela, ils sont plus près du pilote de « formule 1 » que du marin ou du plaisancier. Mais je n'ai jamais été tenté personnellement par une expérience aussi folle.
Venus her myrtle, Phoebus has her bays; Tea both excels, which she vouchsafes to praise. The best of Queens, and best of herbs, we owe To that bold nation, which the way did show To the fair region where the sun doth rise, Whose rich productions we so justly prize. The Muse's friend, tea does our fancy aid, Repress those vapors which the head invade, And keep the palace of the soul serene, Fit on her birthday to salute the Queen.
_Pri._ No more! I'll hear no more! Be gone and leave me.
_Jaf._ Not hear me! By my suffering, but you shall! My lord, my lord! I'm not that abject wretch You think me. Patience! where's the distance throws Me back so far, but I may boldly speak In right, though proud oppression will not hear me?
_Pri._ Have you not wrong'd me?
_Jaf._ Could my nature e'er Have brook'd injustice, or the doing wrongs, I need not now thus low have bent myself To gain a hearing from a cruel father.
Wrong'd you?
_Pri._ Yes, wrong'd me! In the nicest point, The honour of my house, you've done me wrong.
You may remember (for I now will speak, And urge its baseness) when you first came home
From travel, with such hopes as made you look'd on, By all men's eyes, a youth of expectation,
Pleas'd with your growing virtue, I receiv'd you; Courted, and sought to raise you to your merits: My house, my table, nay, my fortune too, My very self, was yours; you might have us'd me To your best service; like an open friend I treated, trusted you, and thought you mine:
When, in requital of my best endeavours, You treacherously practis'd to undo me.
Dit heb ik voorzeker met vele grote mannen gemeen: dat ik in Dordrecht geboren ben. De inwoners die ik vanaf deze plaats hartelijk groet kunnen u het eenvoudige huis aanwijzen: op de hoek van de Jan de Witstraat en het oude Muntplein. Zo van buiten gezien maakt
het niet de indruk dat een minister daar geboren is; dit was althans mijn indruk toen ik het jaren later bezocht. Wanneer ge de moeite wilt nemen het Muntplein over te steken en u tegenover de slagerij van Bos op te stellen, krijgt ge een goede kijk op het geheel. Het raam
links, met de ijzeren spijltjes ervoor, is de kamer waar ik geboren ben. De gedenksteen erboven is natuurlijk later aangebracht. De twee ramen daarnaast werpen het licht in een vertrek dat wij gewoonlijk het Kabinet noemden, vanwege het kleine eikenhouten bureau waaraan mijn vader te werken placht, wanneer zijn aanwezigheid niet op het stadhuis vereist werd. Hij vervulde daar de plaats van gemeentesecretaris, een woord dat wij moeilijk konden uitspreken. Zozeer waren wij destijds van zijn hoge positie en onmisbaarheid doordrongen, dat, toen hij een keer met verkoudheid in bed lag, wij verbaasd waren het verkeer op straat gewoon te zien doorgaan.
Naast het Kabinet, dat is dus het laatste raam rechts, bevond zich mijn slaapkamertje, sindsdien geheel verbouwd en veranderd; doch, naar ik hoor, zijn er reeds stappen gedaan alles in de vorige toestand te restaureren.
De dag dat ik het eerste licht zag, was een zeer bewogene. Het ministerie Brouwer-Kortenhoef was juist de vorige avond gevallen op een onderwijswet en s ochtends om acht uur kwam de mare hiervan tegelijk met het bericht van mijn geboorte het Kabinet binnen, het eerste door de krant, het tweede door de baker.
Mijn vader schijnt een ogenblik in beraad te hebben gestaan aan welke van de twee bronnen hij het eerste zijn nieuwsgierigheid zou bevredigen, doch ten slotte zegevierde de vader in hem over de ambtenaar en kwam hij naar mijn toestand informeren.
Het is een gezonde jongen, zei hij, zich over het bed van zijn vrouw buigend en haar kussend, het is een gezonde jongen en Kortenhoef is gewipt.
Godfried Bomans (2 maart 1913 - 22 december 1971)
De Nederlandse schrijver Multatuli (pseudoniem van Eduard Douwes Dekker werd geboren in Amsterdam op 2 maart 1820. Zie ook alle tags voor Multatuli op dit blog.
Uit: Max Havelaar
En dan komen later weer andere leugens. Een meisjen is een engel. Wie dit het eerst ontdekte, heeft nooit zusters gehad. Liefde is een zaligheid. Men vlucht met het een of ander voorwerp naar het einde der aarde. De aarde heeft geen einden, en die liefde is ook gekheid. Niemand kan zeggen dat ik niet goed leef met myn vrouw - zy is een dochter van Last & Co, makelaars in koffi - niemand kan iets op ons huwelyk aanmerken. Ik ben lid van Artis, zy heeft een sjaallong van twee-en-negentig gulden, en van zulk een malle liefde die volstrekt aan het einde der aarde wil wonen, is toch tusschen ons nooit spraak geweest. Toen we getrouwd zyn, hebben wy een toertje naar den Haag gemaakt - ze heeft daar flanel gekocht, waarvan ik nog borstrokken draag - en verder heeft ons de liefde nooit de wereld ingejaagd. Dus: alles gekheid en leugens!
En zou myn huwelyk nu minder gelukkig wezen, dan van de menschen die zich uit liefde de tering op den hals haalden, of de haren uit het hoofd? Of denkt ge dat myn huishouden iets minder wel geregeld is, dan het wezen zou als ik voor zeventien jaar myn meisjen in verzen gezegd had dat ik haar trouwen wilde? Gekheid! Ik had dit toch even goed kunnen doen als ieder ander, want verzenmaken is een ambacht, zeker minder moeielyk dan ivoordraaien. Hoe zouden anders de ulevellen met deviezen zoo goedkoop wezen? - Frits zegt: Uhlefeldjes ik weet niet, waarom? - En vraag eens naar den prys van een stel billardballen!
Ik heb niets tegen verzen op-zichzelf. Wil men de woorden in 't gelid zetten, goed! Maar zeg niets wat niet waar is. De lucht is guur, en 't is vier uur. Dit laat ik gelden, als het werkelyk guur en vier uur is. Maar als 't kwartier voor drieën is, kan ik, die myn woorden niet in 't gelid zet, zeggen: de lucht is guur, en 't is kwartier voor drieën. De verzenmaker is door de guurheid van den eersten regel aan een vol uur gebonden.
I'm going to begin by telling you about Miss Frost. While I say to everyone that I became a writer because I read a certain novel by Charles Dickens at the formative age of fifteen, the truth is I was younger than that when I first met Miss Frost and imagined having sex with her, and this moment of my sexual awakening also marked the fitful birth of my imagination. We are formed by what we desire. In less than a minute of excited, secretive longing, I desired to become a writer and to have sex with Miss Frost -- not necessarily in that order.
I met Miss Frost in a library. I like libraries, though I have difficulty pronouncing the word -- both the plural and the singular. It seems there are certain words I have considerable trouble pronouncing: nouns, for the most part -- people, places, and things that have caused me preternatural excitement, irresolvable conflict, or utter panic. Well, that is the opinion of various voice teachers and speech therapists and psychiatrists who've treated me -- alas, without success. In elementary school, I was held back a grade due to "severe speech impairments" -- an overstatement. I'm now in my late sixties, almost seventy; I've ceased to be interested in the cause of my mispronunciations . . .
It's all the more ironic that my first library was undistinguished. This was the public library in the small town of First Sister, Vermont -- a compact red-brick building on the same street where my grandparents lived. I lived in their house on River Street -- until I was fifteen, when my mom remarried. My mother met my stepfather in a play.
The town's amateur theatrical society was called the First Sister Players; for as far back as I can remember, I saw all the plays in our town's little theater.
John Irving (Exeter, 2 maart 1942)
De Amerikaanse schrijver en journalist Thom Wolfe werd geboren op 2 maart 1930 in Richmond, Virginia. Zie ook alle tags voor Thomas Wolfe op dit blog.
Uit: Back To Blood
It was December, which in Miami Beach had only the most boring meteorological significance. Imagine a picture book with the same photograph on every page every page high noon beneath a flawless cloudless bright-blue sky on every page a tropical sun that turns those rare old birds, pedestrians, into stumpy abstract black shadows on the sidewalk on every page unending views of the Atlantic Ocean, unending meaning that every couple of blocks, if you squint at a certain angle between the gleaming pinkish butter-colored condominium towers that wall off the shining sea from clueless gawkers who come to Miami Beach thinking they can just drive down to the shore and see the beaches and the indolent recliner & umbrella people and the lapping waves and the ocean sparkling and glistening and stretching out to the horizon in a perfect 180-degree arc if you squint just right, every couple of blocks you can get a skinny, thin-as-a-ballpoint-refill, vertical glimpse of the oceanblipand its gone on every page glimpseblipand its gone on every page on every page
Fidel Castro playing jazz guitar at Birdland in New York City on April 26, 2006 his acoustic guitar made by a Japanese man living in Brazil where the mahogany for the neck of the instrument grew fingerboard crafted from imported Indian ebony the front Oregon cedar back and sides the wood of trumpet shaped blue flowered jacaranda tree the machinehead ivory tipped peg and gear assembly holding eight strings in tune precision fabricated in Japan by computer numerical controlled lathe and Fidel Castro is singing in Portuguese laughing at his own lyrics his left hand crab crawling up and down the frets his right bouncing about the strings as if he were counting the notes on an adding machine back up guitar and bass players nod and crack jokes behind his back and Fidel Castro sings about love and he sings about losing love and he sings about finding another love and he sings about the love he thought hed lost but was merely hibernating in places he had failed to look til this very instant Fidel Castro spits a bit when he sings droplets backlit by blue stage light reminiscent of time lapsed film of dogwood flower shooting pollen into the air all the while drummer accentuating downbeats on cowbell muted with duct tape and we sit at our manhole sized table exorbitantly priced drinks soaking semi circles into white linen and we listen to this Fidel Castro this Fidel Castro who in 1945 while a law student at the university of Havana followed the black spike-heeled blonde wearing that blue sequined dress into the Tropicana Club where he listened to Dizzy Gillespie completely forgetting about his date with the redhead at the communist party meeting this Fidel Castro for whom music is the revolution.
'He took in one hand an enormous rail and pointed at the road to Buda.' Ilosvai
The sun shrivels up the sparse alkali flats, parched herds of grasshoppers are grazing about - not a new blade in all the the stubble, not a handbreadth in green in all the broad meadows. A dozen laborers or so are snoring under the stack - all their work is going fine, but the big haywagons loiter there, empty or only half loaded with hay.
A lanky sweep dandles its skinny neck into the well and spies for water - imagine a giant gnat sucking the blood of old earth. Thirsty oxen mill around the through, making war on an armyt of flies. But lazybone Laczkó hangs on the hands, and who's to scoop the water up?
As far as the eye can see on bleak earth and sky, one workman alone on his feet. A whopping side- rail sways on his browny shoulder ligthly, and still not a trace of beard on his chin. He stares far, far down the road as though to depart this village and land for other fields. A live warning, you would have thought him, planted at the crossroad on a shallow hill.
Dear little brother, why stand in the blazing sun? Look, others are snoring under the hay. The kuvasz, too, is lolling there his tounge dangling out, not for all the world would he go a-mousing. Or have you never seen a whirlwind like this? It kicks up the dust for a fight, lickd the road at breakneck speed, a smoke-stack belching on the run.
Chattanooga... Pitchipoï... Le train souffle et ahane, les étincelles font des étoiles dans la nuit qui a tué les siennes. J'en ai connu des trains de nuit, de Boston à San Francisco, de Paris à Moscou, des avions, des bateaux, des limousines blanches... et la caravane du cirque de Pa', traînée par des chevaux, puis par de vieilles voitures retirées de la casse... Chattanooga... Pitchipoï... Mes souvenirs s'embrument et je voudrais dormir. Il fait froid, sur ces planches. Je ne peux pas dormir, mes voisines me gênent, ronflent, claquent des dents, me labourent les côtes. Ma' passe une main dans mes cheveux bouclés. Au loin, le train mugit son rythme de fox-trot. Je voudrais bien dormir, mais je ne le peux pas. Pourquoi suis-je si morte ? Je suis morte deux fois, sous les coups, les brimades, le travail et la faim, et je suis oubliée. Rappelez-vous de moi. Chattanooga... Pitchipoï... Le train dansait le jitterburg dans les Smoky Mountains, il est devenu fou dans les plaines de Silésie.
It is not good to be an only child, fussed over by ones parents. From seven, only one remains. Heredont stand. Theredont go. Thisdont eat. Thatdont drink. Your headcover. Your neckwrap. Your handsput away. Your nosewipe.
Oy, its no good, no good to be an only son. And the son of a rich man besides! My dad is rich. He is a moneychanger. He goes about with a sack of small change to all the shops. He changes silver into small change and small change into silver. Thats why his fingers always look black and his fingernails are broken. He toils very hard. Each day, when he comes home he is exhausted and broken. No feet, he complains to Mama, No feet, not a sign of feet.
No feet, perhaps. But he does have a fine parnuseh ["job" or "living"]. So everyone says. They envy us because we have parnuseh and more parnuseh. My mother is pleased. Me too. Paysach at my home this year for all good Jews, Ribono shel Oylum. So Mama says and thanks God that we should have such a Paysach. I do too. But when will we see it already, this Paysach?
We scarcely could wait to see Paysach, lovely dear Paysach. They dressed me in kingly raiment as is fitting for a rich mans son. But what did I get out of it? I must not leap about in the outdoors lest I catch cold. I must not fly about with all the beggars children for I am a rich mans son. Such fine clothing but with no one before whom I could show it off. A pocket full of nuts but no one with whom to play.
Its no good to be an only son, fussed over, the sole survivor from seven and a rich mans son besides.
Less than a month ago. Youd find it much changed, I think. Changed for the better, I mean.
While Wheeler, with knotted brows, concentrated on the task of getting the car-key off the ring, Sir Brian talked in a leisurely way of a new sense of comradeship which he said was breaking down class-consciousness in England and drawing people together. Your secretary calls you Brian and the liftman says: Were all in it together. I like it. I like it very much. Once or twice, while talking, he gave a slightly mischievous side-glance at Wheeler, so the others warmed to him, feeling he was one of them and on their side against the established prejudices of the Legation.
Wheeler, not listening, gave a sigh. The key had come off the ring. He gazed at it, perplexed, then set himself the more difficult task of getting it on again.
After the war we shall see a new world, Sir Brian said and smiled at the three young people, each of whom watched him with rapt, nostalgic gaze. A classless world, I should like to think.
Harriet thought how odd it was to be standing in this melancholy light, listening to this important person who had flown in that afternoon and would fly out again that nightan unreal visitant to a situation that must seem unreal to him. Yet, real or not, the other men would be left to the risk of imprisonment, torture and death.
Sir Brian suddenly interrupted his talk about England to say: So its all over here, eh? Geography defeated us. The dice were loaded against us. No one to blame. These things cant be helped.
Beweging zit er niet in: het zijn stills uit een movie; meestal stom, soms met geluid, kreten van vogels bijvoorbeeld, zelden een stem. Ze komen terug, steeds vaker: Er komen er ook wel bij.
Duizenden plaatjes in een o zo zwaartillend hoofd. Je zit er maar mee op de achterste rij van je eigen theater.
Een uit de hand gelopen haiku
Maansikkel, koud schoudertje tegen haast donkerblauw van zonnige wintermorgen.
Te klein om er mijn hoofd moe tegenaan te vlijen.
Eerder geschikt om er een hand zorgzaam omheen te leggen.
Gesteld dan dat ik groter was tot kosmische proporties uit kon dijen.
Ik zie daar, schurkend in mijn jas en trouwens onderweg naar jou, voorlopig nog van af.
Dit Eiland
Heden voelen mijn voeten zich goed in hun sokken en die weer in hun ruime maar nog niet sloffende schoenen.
Waarom dan niet de paden op, de bergen in, de velden over bij deze stad vandaan waar stegen uitlopen op steigers
niet meer door boten gebruikt. Wel kan men daar gaan staan uitkijken over het eeuwig veranderlijk zichzelf blijvende water,
ervaren dat tussen benauwenis en ruimtezucht een afgepaald maar onbeklemd domein kan liggen: dit met een dagmars af te ronden
eiland.
Jan Eijkelboom (1 maart 1926 28 februari 2008)
De Oostenrijkse schrijver, dichter en schilder Franzobel werd geboren op 1 maart 1967 in Vöcklabruck. Zie ook alle tags voor Franznobel op dit blog.
Ode auf Mailand
Mailand, meine Lieben, hat etwas Kurioses.
Schon daß es einzig ist, unwiederholbar,
macht so schnell ihm keiner nach.
Mailand, meine Lieben, hat etwas Furioses,
leicht perverses, weil es so x-beliebig kommt.
So krummbeinig. So rundherum daher.
Es schmeckt nach Marzipan und Knoblauchbrot,
nach lauen Lüftchen, Huschhuschhusch,
nach Jetzt-will-ich-nicht-alleine-sein.
Kalt ist es wie Leberkäse, ausgeraucht,
und warm wie Spucke da im Mund.
Es grinst, wenn es die Gänsehäute
die Rücken runterlaufen sieht, und weint,
wenn man ihm ungerührt entgegentritt.
Mailand, es bringt nichts, nimmt nichts mit,
ist einfach da, macht sichs bequem.
Mailand, meine Lieben, ist etwas Kurioses.
Schon daß es einzig ist, unwiederholbar,
macht so schnell ihm keiner nach.
Liebe 06
Wie ein Füller und ein Bleistift in der Schub-
Lade, liegen wir Dreissigjährigen im Hotelzimmerbett
Umschlugen, warten auf den großen Ladenöffner.
Ein Fernseher im Eck des Zimmers statt
Des Kruzifixes meint: Die Wahrheit liegt schon aufm Platz
Und grölt:
Cupblamage, Cupblamage, Cupblamage
Ball am Kappel unterm Arm, nein, Arsch
Krems an der Donau, Fladnitz Süd,
Ist rund, ist rund, ist rund, ist dreissig,
rund und frägt:
Sind Sie Epileptiker? Ja, vier Dioptrien,
ich verwechsle Hinz und Hechts,
Uben und Onten, Horn und Finten,
Dreissig und Schleissig und Ei
darum war ich Mittelstürmer jahrelang,
aber egal, das Spiel dauert 06 Minuten,
nur für den Goalie [Torhüter] ist es umgekehrt.
.
[Drehtür]
Wenn er nichts verhütet. Häusltor.
Franzobel (Vöcklabruck, 1 maart 1967)
De Engelse schrijver Jim Crace werd geboren op 1 maart 1946 in St. Albans, Hertfordshire. Zie ook alle tags voor Jim Crace op dit blog.
Uit:Quarantine
Miri's husband was shouting in his sleep, not words that she could recognize but simple, blurting fanfares of distress. When, at last, she lit a lamp to discover what was tormenting him, she saw his tongue was black scorched and sooty. Miri smelled the devil's eggy dinner roasting on his breath; she heard the snapping of the devil's kindling in his cough. She put her hand on to his chest; it was soft, damp and hot, like fresh bread. Her husband, Musa, was being baked alive. Good news.
Miri was as dutiful as she could be. She sat cross-legged inside their tent with Musa's neck resting on the pillow of her swollen ankles, his head pushed up against the new distension of her stomach, and tried to lure the fever out with incense and songs. He received the treatment that she five months pregnant, and in some discomfort deserved for herself. She wiped her husband's forehead with a dampened cloth. She rubbed his eyelids and his lips with honey water. She kept the flies away. She sang her litanies all night. But the fever was deaf. Or, perhaps, its hearing was so sharp that it had eavesdropped on Miri's deepest prayers and knew that Musa's death would not be unbearable. His death would rescue her.
In the morning Musa was as numb and dry as leather, but cussed to the last was gripping thinly on to life. His family and the other, older men from the caravan came in to kiss his forehead and mumble their regrets that they had not treated him with greater patience while he was healthy. When they had smelled and tasted the sourness of his skin and seen the ashy blackness of his mouth, they shook their heads and dabbed their eyes and calculated the extra profits they would make from selling Musa's merchandise on the sly.
Jim Crace (St. Albans, 1 maart 1946)
De Zwitserse dichter, schrijver, cabaretier en liedjesmaker Franz Hohler werd geboren op 1 maart 1943 in Biel. Zie ook alle tags voor Franz Hohler op dit blog.
Some of these qualities are already distinctly visible in the earliest French works which have come down to us the Chansons de Geste. These poems consist of several groups or cycles of narrative verse, cast in the epic mould. It is probable that they first came into existence in the eleventh and twelfth centuries; and they continued to be produced in various forms of repetition, rearrangement, and at last degradation, throughout the Middle Ages. Originally they were not written, but recited. Their authors were the wandering minstrels, who found, in the crowds collected together at the great fairs and places of pilgrimage of those early days, an audience for long narratives of romance and adventure drawn from the Latin chronicles and the monkish traditions of a still more remote past. The earliest, the most famous, and the finest of these poems is the Chanson de Roland, which recounts the mythical incidents of a battle between Charlemagne, with all his peerage, and the hosts of the Saracens. Apart from some touches of the marvellous such as the two hundred years of Charlemagne and the intervention of angels the whole atmosphere of the work is that of eleventh-century France, with its aristocratic society, its barbaric vigour, its brutality, and its high sentiments of piety and honour. The beauty of the poem lies in the grand simplicity of its style. Without a trace of the delicacy and variety of a Homer, farther still from the consummate literary power of a Virgil or a Dante, the unknown minstrel who composed the Chanson de Roland possessed nevertheless a very real gift of art. He worked on a large scale with a bold confidence. Discarding absolutely the aids of ornament and the rhetorical elaboration of words, he has succeeded in evoking with an extraordinary, naked vividness the scenes of strife and heroism which he describes.
Lytton Strachey (1 maart 1880 21 januari 1932)
Lytton Strachey, de schilder Duncan Grant en de criticus (Arthur) Clive Bell in 1922
Auf dem kurzen Weg von der Tramstation bis zur Theodorstraße 94 wurde Andrea von einem Junkie angebettelt, von einem Dealer angehauen und von einem Autofahrer angemacht. Für den Rückweg würde sie ein Taxi bestellen, auch wenn es früh am Abend war. Und es würde früh sein, das hatte sie sich fest vorgenommen. Gleich beim Betreten seiner Wohnung würde sie sagen, sie wäre beinahe nicht gekommen, so krank fühle sie sich. Im Treppenhaus roch es, wie es eben in Mietshäusern riecht um diese Zeit. Nur nicht nach Hackbraten, sondern nach Curry. Im ersten Stock standen zwei Tamilinnen in ihren halboenen Wohnungstüren und schwatzten. Im dritten wartete ein kleiner Junge auf dem Treppenabsatz und verschwand enttäuscht in der Wohnung, als er Andrea sah. Maravan erwartete sie vor seiner Wohnungstür. Er trug ein buntes Hemd und eine dunkle Hose, war frisch rasiert und frisch geduscht, gab ihr seine lange schmale Hand und sagte: »Willkommen in Maravans Curry Palace.« Er führte sie herein, nahm ihr den Wein ab und half ihr aus dem Mantel. Überall brannten Kerzen, nur da und dort sorgten ein paar Spots für eine etwas nüchterne Beleuchtung. »Die Wohnung erträgt nicht viel Licht«, erklärte er in seinem Schweizerhochdeutsch mit tamilischem Zungenschlag. Auf dem Wohnzimmerboden, keine zwanzig Zentimeter erhöht, war ein Tisch für zwei Personen gedeckt. Kissen und Tücher dienten als Sitzgelegenheit. An der Wand stand ein Hausaltar mit einer brennenden Deepam. In dessen Zentrum die Statue einer vierarmigen Göttin, die in einer Lotusblüte saß. »Lakshmi«, sagte Maravan mit einer Handbewegung, als stelle er einen weiteren Gast vor. »Weshalb hat sie vier Arme?« »Dharma, Kama, Artha und Moksha. Rechtschaenheit, Lust, Wohlstand und Erlösung.
And yet we should consider how we go forward. To feel is not enough, nor to think, nor to move nor to put your body in danger in front of an old loophole when scalding oil and molten lead furrow the walls.
And yet we should consider towards what we go forward, not as our pain would have it, and our hungry children and the chasm between us and the companions calling from the opposite shore; nor as the bluish light whispers it in an improvised hospital, the pharmaceutic glimmer on the pillow of the youth operated on at noon; but it should be in some other way, I would say like the long river that emerges from the great lakes enclosed deep in Africa, that was once a god and then became a road and a benefactor, a judge and a delta; that is never the same, as the ancient wise men taught, and yet always remains the same body, the same bed, and the same Sign, the same orientation.
I want nothing more than to speak simply, to be granted that grace. Because we've loaded even our song with so much music that it's slowly sinking and we've decorated our art so much that its features have been eaten away by gold and it's time to say our few words because tomorrow our soul sets sail.
If pain is human we are not human beings merely to suffer pain; that's why I think so much these days about the great river, this meaning that moves forward among herbs and greenery and beasts that graze and drink, men who sow and harvest, great tombs even and small habitations of the dead. This current that goes its way and that is not so different from the blood of men, from the eyes of men when they look straight ahead without fear in their hearts, without the daily tremor for trivialities or even for important things; when they look straight ahead like the traveller who is used to gauging his way by the stars, not like us, the other day, gazing at the enclosed garden of a sleepy Arab house, behind the lattices the cool garden changing shape, growing larger and smaller, we too changing, as we gazed, the shape of our desire and our hearts, at noon's precipitation, we the patient dough of a world that throws us out and kneads us, caught in the embroidered nets of a life that was as it should be and then became dust and sank into the sands leaving behind it only that vague dizzying sway of a tall palm tree
Yórgos Seféris (29 februari 1900 - 20 september 1971)
Theyd been living together a long time And were beginning to repeat each other: He was her And she was him, She was her And he was her as well, She was, she wasnt, And he was them, Or something like that.
Especially in the morning, Until theyd sorted out Who was who, From where to where, Why this was and not that, A lot of time elapsed, Time poured away like water.
Occasionally they wanted to kiss each other But realised, at some point, That they were both her Easier just to repeat.
Then theyd start yawning with fear, A yawn like soft wool, Which could even be crocheted This way: One was yawning very carefully The other was holding the ball.
Vertaald door Ted Hughes en Ioanna Russell-Gebbett
Marin Sorescu (29 februari 1936 8 december 1996)
The Author to His Body on Their Fifteenth Birthday, 29 ii 80
Theres never a dull moment in the human body. The Insight Lady Dear old equivocal and closest friend, Grand Vizier to a weak bewildered king, Now we approach The Ecclesiastean Age Where the heart is like to go off inside your chest Like a party favor, or the brain blow a fuse And the comic-book light-bulb of Idea black out Forever, the idiot balloon of speech Go blank, and we shall know, if it be knowing, The world as it was before language once again;
Mighty Fortress, maybe already mined And readying to blow up grievances About the lifetime of your servitude, The body of this death one talkative saint Wanted to be delivered of (not yet!), Aggressively asserting your ancient right To our humiliation by the bowel Or the rough justice of the elderly lechers Retiring from this incontinence to that;
Dark horse, its you weve put the money on Regardless, the parody and satire and The nevertheless forgiveness of the soul Or mind, self, spirit, will or whatever else The ever-unknowable unknown is calling itself This time aroundshall we renew our vows? How should we know by now how we might do Divorced? Homely animal, in sickness and health, For the duration; buddy, you know the drill.
Nor Steel, nor Flint alone produces fire; No spark arises till they both conspire: Nor Faith alone, nor work without is right; Salvation rises, when they both unite.
Epigram II
Zeal without Meekness, like a ship at sea, To rising storms may soon become a prey; And Meekness without Zeal is still the same, When a dead calm stops ev'ry sailor's aim.
Whereas, breakbeats have been the missing link connecting the diasporic community to its drum woven past Whereas the quantised drum has allowed the whirling mathematicians to calculate the ever changing distance between rock and stardom. Whereas the velocity of the spinning vinyl, cross-faded, spun backwards, and re-released at the same given moment of recorded history , yet at a different moment in time's continuum has allowed history to catch up with the present. We do hereby declare reality unkempt by the changing standards of dialogue. Statements, such as, "keep it real", especially when punctuating or anticipating modes of ultra-violence inflicted psychologically or physically or depicting an unchanging rule of events will hence forth be seen as retro-active and not representative of the individually determined is. Furthermore, as determined by the collective consciousness of this state of being and the lessened distance between thought patterns and their secular manifestations, the role of men as listening receptacles is to be increased by a number no less than 70 percent of the current enlisted as vocal aggressors.
Motherfuckers better realize, now is the time to self-actualize We have found evidence that hip hops standard 85 rpm when increased by a number as least half the rate of it's standard or decreased at ¾ of it's speed may be a determining factor in heightening consciousness. Studies show that when a given norm is changed in the face of the unchanging, the remaining contradictions will parallel the truth.
My parents kept me from children who were rough and who threw words like stones and who wore torn clothes. Their thighs showed through rags. They ran in the street And climbed cliffs and stripped by the country streams.
I feared more than tigers their muscles like iron And their jerking hands and their knees tight on my arms. I feared the salt coarse pointing of those boys Who copied my lisp behind me on the road.
They were lithe, they sprang out behind hedges Like dogs to bark at our world. They threw mud And I looked another way, pretending to smile, I longed to forgive them, yet they never smiled.
The Room Above the Square
The light in the window seemed perpetual When you stayed in the high room for me; It glowed above the trees through leaves Like my certainty.
The light is fallen and you are hidden In sunbright peninsulas of the sword: Torn like leaves through Europe is the peace That through us flowed.
Now I climb up alone to the high room Above the darkened square Where among stones and roots, the other Unshattered lovers are.
O Night O Trembling Night
O night O trembling night O night of sighs O night when my body was a rod O night When my mouth was a vague animal cry Pasturing on her flesh O night When the close darkness was a nest Made of her hair and filled with my eyes
(O stars impenetrable above The fragile tent poled with our thighs Among the petals falling fields of time O night revolving all our dark away)
O day O gradual day O sheeted light Covering her body as with dews Until I brushed her sealing sleep away To read once more in the uncurtained day Her naked love, my great good news.
Stephen Spender (28 februari 1909 16 juli 1995)
Cover
De Vlaamse schrijver Bart Koubaa (pseudoniem van Bart van den Bossche) werd geboren op 28 februari 1968 in Eeklo. Zie ook alle tags voor Bart Koubaa op dit blog.
Uit: De leraar
Mijn aandacht werd getrokken door een klein artikel waarin stond dat jongeren die een kracht- of vechtsport beoefenen meer dan anderen betrokken zijn bij vechtpartijen. Nee maar. Ze gebruiken ook meer wapens, spijbelen vaker en vernielen meer. Kijk eens aan. Maar kom, het is ook bewezen, althans zo blijkt uit een onderzoek waarvoor vijfhonderd jongeren tussen de elf en zeventien gedurende twee jaar gevolgd werden. Een derde van onze leerlingen is aangesloten bij een populaire kickboksclub
( )
Gisteren stond in de krant dat industriële sponsors enkel geld geven aan studies die hun goed uitkomen en dat onderzoekers hun stellingen formuleren conform de financiële belangen van de sponsor. Negatieve uitkomsten zien het licht niet. Vooral de farmaceutische industrie is een meesterfoefelaar. Als er vijftien jaar geleden in de klas één tussen zat die af en toe de boel op stelten zette, werd hij bestempeld als een kwajongen of een haantje/de/voorste, tegenwoordig is de diagnose ADHD. De pillen zijn zo licht geworden dat zowat de helft van onze leerlingen Ritaline slikt, interessant voor de economie, en die moet tot elke prijs draaien, anders komt onze sociale zekerheid op de helling en kunnen we de pillen niet terugbetaald krijgen. Verlaag met andere woorden de drempel voor de diagnose- ieder kind dat tegenspreekt of een raam aan diggelen gooit, heeft per definitie ADHD . Verlicht vervolgens de dosis van de pillen en schrijf ze voor.
Bart Koubaa (Eeklo, 28 februari 1968)
De Belgische-Franse dichter, schrijver, essayist, dramaturg en scenarioschrijver Luc Dellisse werd geboren op 28 februari 1953 in Brussel. Zie ook alle tags voor Luc Delisse op dit blog.
My daughter, Úna, wanders off to play in the forest, unafraid, her new rag doll clutched under one arm: a small fairy queen, trail- ed by her elderly knight.
At the centre, I find her beneath black hemlock, red cedar, halted on a carpet, a compost of fallen leaves, rusty haws and snowberries, knobbly chestnuts: decays autumnal weft.
She has found a dead bird which she holds up in her other hand; eyes, bright beads, but the long beak spiky, cold, twig legs crisped inwards. Why not fly? she demands
And as I kneel to explain (taking the retted corpse away) dead, she repeats, puzzled. So we bury the scant body under a mound of damp leaves, a gnomes pyre, a short barrow:
Her first funeral ceremony. Home now, I nudge gently, past the slapping branches, the shallow Pacific rain pools she loves ploutering through in her diminutive wellingtons.
Beyond the tall woods, lights of Victoria are flickering on: yellow flares of sodium under dark coastal clouds crossing Vancouver Island; dream cattle swaying home.
The summer sun drove it underground. It was not a fine river at all, but it was the only one we had and so we boasted about ithow dangerous it was in a wet winter and how dry it was in a dry summer. You can boast about anything if it's all you have. Maybe the less you have, the more you are required to boast.
The floor of the Salinas Valley, between the ranges and below the foothills, is level because this valley used to be the bottom of a hundred-mile inlet from the sea. The river mouth at Moss Landing was centuries ago the entrance to this long inland water. Once, fifty miles down the valley, my father bored a well. The drill came up first with topsoil and then with gravel and then with white sea sand full of shells and even pieces of whalebone. There were twenty feet of sand and then black earth again, and even a piece of redwood, that imperishable wood that does not rot. Before the inland sea the valley must have been a forest. And those things had happened right under our feet. And it seemed to me sometimes at night that I could feel both the sea and the redwood forest before it.
James Dean, Richard Davalos en Julie Harris in de film van Elias Kazan, 1955
On the wide level acres of the valley the topsoil lay deep and fertile. It required only a rich winter of rain to make it break forth in grass and flowers. The spring flowers in a wet year were unbelievable. The whole valley floor, and the foothills too, would be carpeted with lupins and poppies. Once a woman told me that colored flowers would seem more bright if you added a few white flowers to give the colors definition. Every petal of blue lupin is edged with white, so that a field of lupins is more blue than you can imagine. And mixed with these were splashes of California poppies. These too are of a burning colornot orange, not gold, but if pure gold were liquid and could raise a cream, that golden cream might be like the color of the poppies. When their season was over the yellow mustard came up and grew to a great height. When my grandfather came into the valley the mustard was so tall that a man on horseback showed only his head above the yellow flowers. On the uplands the grass would be strewn with buttercups, with hen-and-chickens, with black-centered yellow violets. And a little later in the season there would be red and yellow stands of Indian paintbrush. These were the flowers of the open places exposed to the sun.
John Steinbeck (27 februari 1902 - 20 december 1968)
In an island of bitter lemons Where the moons cool fevers burn From the dark globes of the fruit,
And the dry grass underfoot Tortures memory and revises Habits half a lifetime dead
Better leave the rest unsaid, Beauty, darkness, vehemence Let the old sea-nurses keep
Their memorials of sleep And the Greek seas curly head Keep its calms like tears unshed
Keep its calms like tears unshed.
Sarajevo
Bosnia. November. And the mountain roads Earthbound but matching perfectly these long And passionate self-communings counter-march, Balanced on scarps of trap, ramble or blunder Over traverses of cloud: and here they move, Mule-teams like insects harnessed by a bell Upon the leaf-edge of a winter sky,
And down at last into this lap of stone Between four cataracts of rock: a town Peopled by sleepy eagles, whispering only Of the sunburnt herdsmans hopeless ploy: A sterile earth quickened by shards of rock Where nothing grows, not even in his sleep,
Where minarets have twisted up like sugar And a river, curdled with blond ice, drives on Tinkling among the mule-teams and the mountaineers, Under the bridges and the wooden trellises Which tame the air and promise us a peace Harmless with nightingales. None are singing now.
No history much? Perhaps. Only this ominous Dark beauty flowering under veils, Trapped in the spectrum of a dying style: A village like an instinct left to rust, Composed around the echo of a pistol-shot.
Lawrence Durrell (27 februari 1912 7 november 1990)
Quelque chose en avant comme la ville la peau parcourue à lombre des buildings attendre quant aux géographies amoureuses que ce texte du savoir et des saveurs ne cache jamais ou trop le désordre des cerveaux cigarettes précises ou drague inconsolable que la ville inédite rend mon corps périlleux puisque émeute dâmes quelque chose dans lété lisse le début de lamour car klaxonnements et bruissements : cest la perte de mon identité.
"Out on the coast these days, business clubs and fraternal organizations are doing some novel fighting against the bogey of Old Man Depression. And is it fun, boys! I'll say it is!"
As the announcer spoke, the camera flashed a view of business men shouting jubilantly as they pelted each other with eggs like a crowd of school boys in a snow fight. The next shot presented the sight of huge piles of eggs guarded by shapely girls in bathing suits who filled baskets and knapsacks with eggs for ammunition. A blonde girl splattered an egg against the back of a departing warrior.
"Hot stuff," Pat whispered to Studs, while many in the theater laughed.
"Boy, that would be great fun," Ike whispered.
The laughter in the theater increased at the sight of a wobbling fat man, surrounded by enemies who subjected him to a merciless fire of eggs, spluttering and staining his white clothing.
"That's a shampoo, what's a shampoo," the announcer called with formalized enthusiasm as a detachment closed in on the fat man and broke his own basket of eggs over his head.
In a close-up, the fat man bawled like a baby, his hair matted, egg shells clinging to his face, his double chins dripping egg yolks.
"And watch this charge of the light brigade!" the announcer called as a crowd swept over the field of stricken eggs into the maw of a heavy fire. "We can't say that's not fun, and all in a novel manner which reduces the surplus of eggs, making it profitable for those who sell them. A new way of scrambling eggs, if you ask me."
Studs leaned forward, laughing. Wished he was in a fight like that.
James T. Farrell (27 februari 1904 22 augustus 1979)
Uit: The Elementary Particles (Vertaald door Frank Wynne)
Young people in France were particularly repressed, a time bomb of resentment under the legacy of Gaullist patriarchy, which, according to Jane, a single spark would be enough to detonate. For some years now, Francesco's sole pleasure had been to smoke marijuana cigarettes with very young girls attracted by the spiritual aura of the movement and then fuck them among the mandalas and the smell of incense. The girls who arrived at Big Sur were, for the most part, stupid little WASP bitches, at least half of whom were virgins. Toward the end of the sixties the flow began to dwindle and he thought that perhaps it was time to go back to Europe. He found it strange that he thought of it as "going back," since he had left Italy when he was no more than five years old. If his father had been a militant revolutionary, he was also a cultivated man, an aesthete who loved his mother tongue. This had undoubtedly left its mark on Francesco. In truth, he had always thought of Americans as idiots. He was still a handsome man, with a tanned, chiseled face and long, thick, wavy hair, but his cells had begun to reproduce in a haphazard fashion, damaging the DNA of neighboring cells and secreting toxins into the body. The specialists he consulted differed on most points, but on one they were agreed: he was dying. The cancer was inoperable and would continue inexorably to metastasize.Overall his consultants were of the opinion that he would die peacefully and, with medication, probably would not suffer any physical pain; and to date he had experienced only a general tiredness. However, he refused to accept the diagnosis; he could not even imagine accepting it. In contemporary Western soiety, death is like white noise to a man in good health; it fills his mind when his dreams and plans fade. With age, the noise becomes increasingly insistent, like a dull roar with the occasional clang. In another age it was the expectant sound of the kingdom of God, it is now an anticipation of death. Such is life.
Michel Houellebecq (Réunion, 26 februari 1958)
De Franse dichter en schrijver Victor Hugowerd geboren in Besançon (Franche-Comté) op 26 februari 1802. Zie ook alle tags voor Victor Hugo op dit blog.
En hiver la terre pleure
En hiver la terre pleure ; Le soleil froid, pâle et doux, Vient tard, et part de bonne heure, Ennuyé du rendez-vous.
Leurs idylles sont moroses. - Soleil ! aimons ! - Essayons. O terre, où donc sont tes roses ? - Astre, où donc sont tes rayons ?
Il prend un prétexte, grêle, Vent, nuage noir ou blanc, Et dit : - C'est la nuit, ma belle ! - Et la fait en s'en allant ;
Comme un amant qui retire Chaque jour son coeur du noeud, Et, ne sachant plus que dire, S'en va le plus tôt qu'il peut.
Printemps
Voici donc les longs jours, lumière, amour, délire ! Voici le printemps ! mars, avril au doux sourire, Mai fleuri, juin brûlant, tous les beaux mois amis ! Les peupliers, au bord des fleuves endormis, Se courbent mollement comme de grandes palmes ; L'oiseau palpite au fond des bois tièdes et calmes ; Il semble que tout rit, et que les arbres verts Sont joyeux d'être ensemble et se disent des vers. Le jour naît couronné d'une aube fraîche et tendre ; Le soir est plein d'amour ; la nuit, on croit entendre, A travers l'ombre immense et sous le ciel béni, Quelque chose d'heureux chanter dans l'infini.
Nuits de juin
L'été, lorsque le jour a fui, de fleurs couverte La plaine verse au loin un parfum enivrant ; Les yeux fermés, l'oreille aux rumeurs entrouverte, On ne dort qu'à demi d'un sommeil transparent.
Les astres sont plus purs, l'ombre paraît meilleure ; Un vague demi-jour teint le dôme éternel ; Et l'aube douce et pâle, en attendant son heure, Semble toute la nuit errer au bas du ciel.
't Is regen, - 't regent aan mijn ruit De regen wist mijn dromen uit En draagt mij in de droom van 't leven; Een beeld gaat om een beeld beklijft, Beeld van een lied - dat blijft, dat blijft: Het zacht en zegenend geluid Van droppelende regen.
't Is regen, - 't regent aan mijn huis - Ik luister, sprakeloos en kuis, Naar 't lied van 't ledig leven, Dat dromend van de hemel leekt En dromend weder leven kweekt Dat mild en murmelend geruis Van droppelende regen.
't Is regen, - 't regent aan mijn geest - De regen wist wat is geweest En laat maar een gerucht van leven: Een zucht, een zweem van wat muziek, De donzen vlucht van een wiek Voorbij, voorbij mijn stille geest 0 zo te mogen sterven!
Kindje
Kindje! Dat zacht met je vlasblonde popje Speelt, je rein stemmetje kan nog niet schreien, 't Lacht nu en zingt in moederlijk verblijen Tederlijk voor popje een liedje, - je kopje
Wiegt als een bloemetje, dat bij het glijen 's Avonds van de avondwind, 't zijige knopje Deint, en vleiende van de zon nog 'n dropje Krijgt van haar wijn, om welig te gedijen.
Kindje! Nu wiegt het leven je in zijn Brede armen, als een popje zo zacht, je Ogen zijn bloemen, het daglicht dat lacht je Moederlijk toe - het sterke leven wacht je,
Mocht eenmaal - o! Kindje moge altijd mijn Liefde als 'n krans muziek om je hoofdje zijn!
Adama van Scheltema (26 februari 1877 - 6 mei 1924)
1 Meandering abroad in the Lincolnshire meadows day Day and day a month perhaps, lying at night lonely, The early September evening administering a mystery, The moon executing its wavering sleight of hand, I sense the Advent of the extraordinary event, the calamiterror, Turn and encounter the mountain descending upon me The moment of terror flashes like dead powder Revealing the features of the mass as mine.
2 Time like a mountain made of my own shadow Collapsing on me, buries me in my life. It is the future, undermined by present, Failing appallingly backward. I bring The cracked escarpments hurling down, I catch The agonised glint of years in a fall of Rubble, the time clatters down with branches I hear the broken life scream and sob like me.
George Barker (26 februari 1913 27 oktober 1991)