De Nederlandse schrijver, essayist en criticus Frans Coenen werd in Amsterdam geboren op 24 april 1866. Zie ook mijn blog van 24 april 2007 en ook mijn blog van 24 april 2008.
Uit: Reizen, een uitweiding en inwijding
WEIMAR is een trouwhartig stadje, dat zich geeft zooals het is. Het heeft sedert anderhalve eeuw een schat van herinneringen, maar laat er zich niet op voorstaan, het doet niet archaïstisch, het neemt niet de houding aan alsof het in den Goethe-tijd ontstaan was en sedert precies zoo gebleven. Alleen op de Markt staan enkele middeleeuwsche gebouwen, die dat ook met eenige opzettelijkheid zijn willen. Overigens heeft men het oorspronkelijk stadje uit het eind der 18e eeuw ongedwongen in het nieuwe Weimar laten overgaan, blijkbaar alleen de ergste excessen van steden- en woningbouw vermijdende. Zoo kan de vreemdeling zich eenvoudig wijden aan het vele, dat er inderdaad uit den historischen tijd over is, de talrijke paleizen en burgerhuizen, de doorkijkjes, de aardige pleintjes en hoekjes met de grappige rococofonteinen en pompen, die, eenigszins breed-uit en gewichtig, den tijd suggereeren, toen meisjes en vrouwen hier tenminste één keer daags bij elkaar kwamen, om het onontbeerlijk water te halen en de even onontbeerlijke Klatsch te bedrijven.
De bedoelde vreemdeling zal zich dan allereerst er over verbazen hoe klein het stadje was en hoe groot, hoe overheerschend het paleizen-complex, dat al in de 17e eeuw bestond. Uit de centrale burcht met den hoogen uitzichtstoren, door talrijke grachten omringd, en waaromheen zich schuchtere wijken van beschermingzoekenden kwamen sluiten, is blijkbaar op den duur het stadje gegroeid. Het burchtgeheel, telkens door brand vernield, kromp in en vervormde zich tot een open vierhoek, op de wijze van het paleis te Versailles, welks indrukwekkenden aanblik de laatste groothertog nog juist voor zijn onttroning bedierf door de open zijde met een nieuw paleis te vullen. De langgestrekte vierhoek met zijn toren domineert thans nog het stadje, hoeveel meer zal dit dan geweest zijn, toen hetzooveel kleiner was en het vorstelijk leven ongeveer alle
ruimten en alle uren vulde.
Frans Coenen (24 april 1866 - 23 juni 1936)
Frans Coenen Jr., 1894. Door F. Hart Nibbrig
De Amerikaanse schrijver en acteur Eric Bogosian werd geboren op 24 april 1953 in Woburn, Massachusetts. Bogosians meestal cynische komedies zijn een-persoons-stukken die ook wel door een ensemble kunnen worden opgevoerd. Een microfoon en een klapstoeltje is alles wat de hoofdrolspeler nodig heeft. Bogosian won voor deze stukken drie Obie Awards. Voor zijn bekendste stuk Talk Radio kreeg hij een nominatie voor de Pulitzer Prijs. De schrijver bewerkte het stuk zelf voor de verfilming ervan door Oliver Stone en speelde zelf de hoofdrol.
Uit: Love's Fire: Seven New Plays Inspired by Seven Shakespearean Sonnets
Inspired by Shakespeare's Sonnet 118
A couch in the midst of the small living room of a small apartment. On the couch sits RENGIN, a beautiful young woman, in a white wedding gown. She is drinking from a pint flask of bourbon. The phone rings. She doesn't bother with it. Instead, she rises unsteadily and checks herself out in a mirror.
A voice can he heard on the message machine.
HERMAN(voice): Rengin, it's me. Are you there? Please pick up if you are. Rengin? I'm sorry. Whatever I did. I'm such an ass. Please pick up. Please? OK. I'm coming home. I'm actually downstairs. If you are there, don't be surprised when you see me. Maybe you're in the bathroom. Then I understand why you're not picking up.
RENGIN has walked over to the answering machine and is watching it record the message.
RENGIN: Herman, you don't get it. You never got it. She goes back to the mirror.
RENGIN: What is this I am wearing? A white dress. Meaning what? Virginity? That the male proboscis has not slid through my vaginal lips? What bullshit! (drinks) What the fuck am I here? A human sacrifice? I am a womb being readied for impalement and fertilization. Yech!!!
She touches the bodice, feels it, as she drinks.
RENGIN: But I can't take it off. I'm drunk as shit and I can't take it off. He's got to see me like this. We should go out together like this. Maybe someplace that has a mosh pit. I should mosh in my wedding dress and then find some bikers and have three guys screw me at the same time. And make Herman watch. Prepare him...
She drinks and wails.
RENGIN: FUCKING "A," MAN, HOW THE FUCK DID THIS HAPPEN?
HERMAN enters.
HERMAN: Rengin, what's wrong? Why didn't you answer the phone?
RENGIN: I'm getting shit-faced.
HERMAN: Why, honey? You don't like your wedding gown?
RENGIN: No, I don't like my wedding gown. Hey, I have an idea. You wear the wedding gown and I'll wear the tux. And then when we go on our honeymoon I'll fuck you. How about that?
Eric Bogosian (Woburn, 24 april 1953)
De Amerikaanse dichter en schrijver Robert Penn Warren werd geboren op 24 april 1905 in Guthrie, Kentucky. Zie ook mijn blog van 24 april 2007 en ook mijn blog van 24 april 2008.
A Way to Love God
Here is the shadow of truth, for only the shadow is true.
And the line where the incoming swell from the sunset Pacific
First leans and staggers to break will tell all you need to know
About submarine geography, and your father's death rattle
Provides all biographical data required for the Who's Who of the dead.
I cannot recall what I started to tell you, but at least
I can say how night-long I have lain under the stars and
Heard mountains moan in their sleep. By daylight,
They remember nothing, and go about their lawful occasions
Of not going anywhere except in slow disintegration. At night
They remember, however, that there is something they cannot remember.
So moan. Theirs is the perfected pain of conscience that
Of forgetting the crime, and I hope you have not suffered it. I have.
I do not recall what had burdened my tongue, but urge you
To think on the slug's white belly, how sick-slick and soft,
On the hairiness of stars, silver, silver, while the silence
Blows like wind by, and on the sea's virgin bosom unveiled
To give suck to the wavering serpent of the moon; and,
In the distance, in plaza, piazza, place, platz, and square,
Boot heels, like history being born, on cobbles bang.
Everything seems an echo of something else.
And when, by the hair, the headsman held up the head
Of Mary of Scots, the lips kept on moving,
But without sound. The lips,
They were trying to say something very important.
But I had forgotten to mention an upland
Of wind-tortured stone white in darkness, and tall, but when
No wind, mist gathers, and once on the Sarré at midnight,
I watched the sheep huddling. Their eyes
Stared into nothingness. In that mist-diffused light their eyes
Were stupid and round like the eyes of fat fish in muddy water,
Or of a scholar who has lost faith in his calling.
Their jaws did not move. Shreds
Of dry grass, gray in the gray mist-light, hung
From the side of a jaw, unmoving.
You would think that nothing would ever again happen.
That may be a way to love God.
Robert Penn Warren (24 april 1905 15 september 1989)
De Zwitser dichter, schrijver, essayist en criticus Carl Friedrich Georg Spitteler (eig. Carl Felix Tandem) werd geboren op 24 april 1845 in Liestal bij Basel. Zie ook mijn blog van 24 april 2007 en ook mijn blog van 24 april 2008.
Das Begräbnis
Mir war im Traum, sie täten dich begraben,
An einem Sonntag, draußen unterm wald,
Mit Singen und mit Beten. Leisen Trittes
Durch eine Seitenpforte naht ich traurig,
Entblößten Haupts von hinten der Versammlung.
Da stockte plötzlich der Gesang. Erstaunt,
Mit scheuen Blicken starrten sie nach mir.
Die Mesner zischelten. Ein Gärtnerjunge
Schob mir mit dienstbeflißnem Grinsen heimlich
Durch meine Finger einen Kranz von Dornen.
Aber die Menge teilend trat der Pfarrer
Mir feierlich entgegen, schrieb das Kreuz
Auf meine Stirne, hielt die Heilige Schrift
Mir auf die Brust und las mit lauter Stimme:
"Vergib, auf daß man dir vergebe", las er.
Da regte sichs im Dornenkranz und wuchs
Und quoll wie Blust im Frühling. Rote, samtne,
Großmächtge Königsrosen fraßen wuchernd
Die lichte Luft, den leiderfüllten Kirchhof.
Blieb nichts mehr übrig als ein stilles Antlitz,
Von Schmerz verschönt, die lieben Heimataugen,
Wehmütigen Blicks mich grüßend durch die Rosen.
Carl Spitteler (24 april 1845 29 december 1924)
Portret door Ferdinand Hodler
24-04-2009 om 22:46
geschreven door Romenu
|