De Oostenrijkse schrijver Peter Handke werd op 6 december 1942 in Griffen in Karinthië geboren. Zie ook mijn blog van 6 december 2006. en ook mijn blog van 6 december 2007.
Uit: Rund um das große Tribunal
Nichts Lächerlicheres und vor allem Kläglicheres aber als die mannigfaltigen Verschwörungstheorien, welche von diesen und jenen aus den verschwindenden oder fast schon verschwundenen Minderheiten gegen die herrschenden Sicherheiten ins Feld geführt werden. Die Juden; die islamische Gefahr; der Balkan in westlicher Hand für den Zugang und Zugriff auf die östlichen und südöstlichen Erdölfelder etc.: Denn die mächtigen und reichen Länder haben gleichwelche Verschwörung oder Munkelei gar nicht nötig; sie sind von vornherein, durch den Stand der Dinge, schon verschworen, natur- und sachverschworen, ohne irgendwelche Packeleien in Hinterzimmerkonferenzen. Verschworenheit ohne Verschwörung: Strahlt das nicht von jedem lässigen Zusammenstehen der gerade Mächtigen - wenn sie es denn sind - in den freien Weitgegenden aus? Als Verschwörer dagegen wirken zunehmend gerade die Leutchen mit den Verschwörungstheorien: kleine, zersplitterte, traurige, hoffnungslose Verschwörer im Niemandsland, oder eben in der Diaspora, verschworen und sich täglich neu verschwörend - für nichts und wieder nichts; Verschwörer ohne Ziel, oder mit unerreichbarem Ziel (ein anderer Augenschein). Wieder so eine verkehrte Welt? Oder doch wieder die richtige - die maßgebliche?
Peter Handke (Griffen, 6 december 1942)
De Poolse dichter Rafał Wojaczek werd geboren in Mikołów op 6 decmber 1945. Zijn vader was leraar aan een gymnasium, zijn moeder werkte voor een uitgeverij. Wojaczek bezocht verschillende gymnasia. Na zijn eindexamen studeerde hij Pools in Krakau, maar brak die studie af en trok naar Breslau, waar hij verschillende baantjes uitprobeerde. Hij leidde een leven van uitspattingen en had een soort zelfvernietigingsdrang. Het leidde tot alcoholisme en zelfmoordpogingen. Een daarvan slaagde in 1971. Hem werd postuum nog de Andrzej-Bursa-Prijs verleend
ich bin die waagerechte
ich bin die waagerechte
du bist senkrecht
du bist der berg
ich bin das tal
ich bin die erde
du bist die sonne
ich bin das schild
du bist das schwert
ich bin die wunde
du bist der schmerz
ich bin die nacht
du bist gott
du bist das feuer
ich bin das wasser
ich bin nackt
du bist in mir
ich bin die waagerechte
nicht immer
du bist senkrecht
auf zeit
ich bin die senkrechte
berg des orgasmus
du bist waagerecht
bei mir
I, Kafka
Heart has overgrown me
I'm all inside
root
White grasses
grow from my
lips
Julia daughter of a eunuch
with lips by her farther
trained
tills my illness
You Have to Fear the Rose . . .
You have to fear the rose; it is the mouth of the wound that bleeds continually inside you.
Because my tongue, oh naked one, cant find you. Tell me you are afraid, Ill believe you exist.
That you exist in yourself; conscious of your body. The body is a shutter the gentlest breezes hand
can turn into a windowpane of blood. A firestorm will seize the neighboring district,
burn out the eyes of every newborn baby, while the blind, grieving mothers lose their hair.
Tell me then, so that only my hair can hear you, so that my skin can tell the lips, with a quick shudder
of whisper, whether you still live in this muddy person; before Ive flowed through it entirely, tell me.
Rafał Wojaczek (6 december 1945 11 mei 1971)
De Duitse schrijver en acteur Dirk Dobbrow werd geboren op 6 december 1966 in Berlijn. Hij werkte na het gymnasium en de toneelschool twee jaar als acteur aan het Stadttheater Lüneburg, daarna bij verschillende theaters in Berlijn, zoals het Schlossparktheater. In 2004 kreeg hij een werkbeurs van de Kulturverwaltung des Berliner Senats. Dirk Dobbrow schrijft romans, theaterstukken en verhalen.
Uit: Der Mann der Polizistin
DaBaby fürchtete die Dunkelkammer wie eine große Maschine. Große Maschine, die ihn gleich verschlucken würde, wenn er den Schlüssel ins Schloß gesteckt, herumgedreht, die Tür zum verbotenen Bezirk geöffnet hätte. DaBaby liebte seine Furcht. Es war eine Furcht, die ihm dieses gewisse Kribbeln verschaffte, ein Kribbeln, das den Rücken hinauf und hinunter fuhr und irgendwo zwischen den Pobacken verschwand, bis es wieder von vorn oben zwischen den Schulterblättern startete. Er knipste die kleine Osram-Funzel an. Funzliges Dämmerlicht sollte ihm genügen, gehörte zur Dunkelkammeratmosphäre dazu, fand er. Er schloß die Metallschränke auf. War nicht weiter schwierig, hier steckte der Schlüssel. Was diese Metallschränke gekostet haben, dachte DaBaby, ein Vermögen, und er zog eine Schublade auf, darein paßten auch die großformatigen Abzüge, Daddys Ausstattung entsprach dem gehobenen Standard, Ma hatte geflucht, als Arbeiter die prächtigen Metallschränke in die Wohnung schleppten, fette teure Ziffer auf dem Lieferschein, Pa zahlte ohne mit der berühmten Wimper zu zucken, hast du dir schon einmal ausgerechnet, fluchte Ma, hast du dir schon einmal ausgerechnet, was deine Arbeit einbringt, CASH meine ich, unterm Strich, und hinter ihrem Fluch zuckte ein riesiges Fragezeichen auf, flatterte durch den Raum, gespenstischer schwarzer Vogel, DaBaby atmete ein, DaBaby schnappte nach Luft, es würde einer der mittelschweren Kräche beginnen, nicht einer der äußerst schweren, ein äußerst schwerer begann, wenn Mammie fragte, was sein H o b b y einbringt, hörte Pa das Wort Hobby, umschrieb jemand seine schweißtreibende Arbeit mit dem Wort Hobby, schwoll ihm am Hals eine Ader, die nichts Gutes versprach.
Dirk Dobbrow (Berlijn, 6 december 1966)
De Nederlandse schrijver en schilder Henk van Woerden werd op 6 december 1947 geboren te Leiden. Zie ook mijn blog van 6 december 2006. en ook mijn blog van 6 december 2007.
Uit: Ultramarijn
Op donderdag 11 augustus 1955 klimt Joakim met zijn plunjezak aan boord van een autobus en neemt opgelucht zijn plaats in tussen de anderen. Het is een vierkant voertuig met stoffige raampjes, afgedankt door het leger, en het zal hen naar de bergen brengen. Ook als de bus eenmaal optrekt weigert hij achterom te kijken. Hij weet dat zijn ouders er nog zullen staan, bij de kiosk op de hoek van de Karagözstraat. Vader pet en donkere bril zal hem de rug al hebben toegekeerd. Moeder werpt zeker nog een blik en schikt haar sjaal. Aysel, zijn halfzus, is thuisgebleven. Ze heeft geen afscheid willen nemen. Samen op pad, veertig in uniform gestoken verkenners onderverdeeld in vier patrouilles met ieder een voorman. De autobus ruikt naar benzine en door de zon uitgebeten kunstleer, een geur die hij later precies zal kunnen oproepen. Als ze eenmaal de buitenwijken bereiken, door straten rijden die hij niet meer herkent, komt Djavid langs. Djavid is adjudant nog geen patrouilleleider. Hij deelt reukwater uit aan ieder die zijn handen uitsteekt. Dat is op lange tochten zo de gewoonte, denkt hij; hij durft het niet te vragen. Hij ontvangt het vocht, wrijft het in zijn hals en langs zijn slapen en door zijn haar, sluik zwart haar, niet de krullen van Aysel. Buiten Kusaliman steken ze het schiereiland over. Hij laat voor het eerst de stad achter zich, in zijn eentje op reis. Ze passeren de oliedepots langs de kust en het wit uitgeslagen skelet van een cementfabriek. Dan denderen ze over een brug en gaan langzaam omhoog naar de rand van de hoogvlakte. Tergend langzaam. Om hem heen wordt gepocht. De reis duurt minstens een dag, zeggen zij die jaarlijks meegaan. Soms twee dagen, wanneer er een brug is weggespoeld of de weg door rotsen en boomstronken wordt versperd. En ten slotte is er nog een gevaarlijke pas naar het hoogland.
Henk van Woerden (6 december 1947 - 16 november 2005)
&nbs;
06-12-2008 om 20:15
geschreven door Romenu
|