De Nederlandse dichter en schrijver Willem de Mérode (pseudoniem van Willem Eduard Keuning) werd op 2 september 1887 geboren in Spijk. Zie ook mijn blogs van mijn blog van 21 maart 2006, en ook mijn blog van 2 september 2006, eveeens mijn blog van 21 maart 2007 en mijn blog van 2 september 2007 en eveneens mijn blog van 21 maart 2008. en ook mijn blog van 2 september 2008. en ook mijn blog van 21 maart 2009 en ook mijn blog van 21 maart 2010. en ook mijn blog van 2 september 2009.
GANYMEDES (fragment)
Zijn schoonheid had haar rijkste bloei bereikt,
Nog éne dag, de schuchterheid der jeugd
Zou groeien tot de donkre durf des mans,
En hunkrend gloeien door zijn straffer lêen.
Maar nog niet : bevende was daar een glans,
Nu zilvren en dan even goudgetint,
Dan klaar en blank, dan diep- en purperrood,
Al naar hij wendde en ging, of danste of lag,
Al naar het siddrend rhythme van zijn aêm
Verdeinde rustig, of gejaagd en kort
En hijgend ging, wanneer begeerte heet
Met pijnigende slag zijn bevend hart
Deed bonzen hoorbaar, en het ziedend bloed
De polsen zwol ter suizelende slaap.
En al de heerlijkheid ontwaakter jeugd
Die schoon en veeg is als de morgendauw
Als haar de zon verheerlijkend verderft,
Straalde verblindend in Zeus' felle licht.
De goden minnen zeer het schoon geslacht
Der sterfelijke knapen, en hun glans
Huwt gaarne zich aan blode donkerheid. Zo Zeus. - Hij zag de zoete heimlijkhêen
Waarmee zich Ganymedes iedre dag
Naar ziel en lijf, één enig offer, bood,
Als hij der haren donkre overvloed Streek van het klare voorhoofd; als hij 't oog
Verdroomd liet dwalen langs het helle blauw
Des hemels, of, (de dauwen avondlucht
Was zijner lichte leden wazen kleed)
Ging, vleesgeworden smachten, gans alleen,
De weedom door van 't scheemrig geurend veld.
Houtsnede door Johan Dijkstra in de bundel Ganymedes
Zeus zag, en peinsde aan de aanminnigheid
Der ogen en de zoete prille mond,
Wiens kuise lieflijkheid was onberoerd,
En aan de schelpen zijner oren, waar
Het fluisteren der goddelijke stem
Zou wonen als 't geruis der eeuwige zee;
En aan de bleke blauw doorâerde hals,
Even gebogen, vloeiend wederzijds
Uit in de breekbre pracht der schouderen :
En peinsde aan zijn handen, smal en rap,
Die prijkten aan der armen kostlijkheid;
En aan de matte glans der nagelen,
Die droegen op hun flauw gebogen vlak
De bleke sikkel van Selenes beeld
Boven der vingren zongebronsde huid;
En peinsde aan zijn jonge ranke lijf,
En aan de huiverende zuiverheid
Der dijen en der knieën blank gewricht;
En peinsde aan de lichte statigheid
Der benen en d'aanbiddelijke dans
Der voeten, als zij gingen over de aard.
En heel dit broze en sterfelijke schoon
Beminde hij, wanneer het gouden licht
Van Helios de knaap deed glanze' als god,
En als Selenes zilveren gewaad
Hem kleedde boven gods onwelkbre pracht.
En Zeus beminde hem dees laatste dag
Van zijne jeugd ...
Willem de Mérode (2 september 1887 22 mei 1939)
Portret door oor Alfred Löb, 1936
De Amerikaanse schrijver Chris Kuzneski werd geboren op 2 september 1969 in Indiana, Pennsylvania. Zie ook mijn blog van 2 september 2009.
Uit: The Secret Crown
For years he had been paid to protect the king. Now he had orders to kill him.
And it needed to be done today.
Without witnesses. Without wounds. Before he could slip away.
Tracking his target from the nearby trees, he watched Ludwig as he left the castle grounds and strolled along the shoreline. The king wore an overcoat and carried an umbrella, protection from the threatening skies that had blanketed the region for much of the day. Normally the sun wouldnt set until quarter past nine, but the approaching storm made dusk come early.
A storm that would wash away any signs of foul play.
The assassin checked his watch and noted the time. Ten minutes to seven. Dinner would be served at eight and not a moment before. If his target was late, an alarm would be sounded and a search party would be formed. That much was certain. This was a turbulent time in Bavaria, and Ludwig was the central figure in all the drama, somehow loved and hated at the exact same time.
Some viewed him as a hero, a brilliant visionary who could do no wrong. Others saw him as a madman, a paranoid schizophrenic who had bankrupted the royal family with his flights of fancy. The assassin realized the truth was probably somewhere in between, though he couldnt care less about politics. He was there to do a job, and he would do it without mercy.
Chris Kuzneski (Indiana, 2 september 1969)
De Duitse dichter en schrijver Johann Georg Jacobi werd geboren op 2 september 1740 op Gut Pempelfort bij Düsseldorf. Zie ook mijn blog van 2 september 2009.
An Chloen
Bey der Liebe reinsten Flammen, Glänzt das arme Hütten-Dach: Liebchen! ewig nun beysammen! Liebchen! schlafend oder wach!
Süßes, zärtliches Umfangen, Wenn der Tag am Himmel graut: Heimlich klopfendes Verlangen, Wenn der Abend niederthaut!
Wonne dort auf allen Hügeln, Wenn' im Thal, und Jubel hier! Volle Freyheit, zu verriegeln Unsre kleine Hütten-Thür!
Lobgesang in Finsternissen, Wo kein Neider sich versteckt; Wo nicht mehr, indem wir küssen, Jedes Lüftchen uns erschreckt!
Und wir theilen alle Freuden, Sonn' und Mond und Sternen-Glanz; Allen Segen, alles Leiden, Arbeit und Gebeth und Tanz.
So, bey reiner Liebe Flammen, Endet sich der schöne Lauf; Ruhig schweben wir zusammen, Liebchen! Liebchen! Himmel auf.
Johann Georg Jacobi (2 september 1740- 4 januari 1814)
De Duitse schrijver Manfred Böckl werd geboren op 2 september 1948 in Landau an der Isar. Zie ook mijn blog van 2 september 2009.
Uit : umava - Die Saga des Böhmerwaldes
Schwarzkoppe nannte ich diesen Berg, als ich ihn zum erstenmal sah", sagte Birg leise. "Čerchov", murmelte Boleslav. "Gut hast du den Namen gewählt. Schon von weitem erinnerte sein Vrchol, sein Gipfel, an einen gewaltigen Kohlenmeiler, der osamělý, einsam, in der Wildnis glost. Jedenfalls pak, dann, wenn Wolkenschatten ihn überstrichen." Der Helläugige nickte, dann deutete er nach Nordosten. "Der Aufstieg auf den Čerchov, wie du ihn nennst, hat uns vom geraden Weg abgebracht", erklärte er. "Doch von hier aus kannst du bereits das Tal erkennen, zu dem ich dich führen wollte. Dort drüben, wo die Nord- und Südhänge sich sanft gegeneinander neigen, schlängelt sich ein Flüßchen durch den Wald, welches nach meiner Schätzung später in die Radbuza mündet -so wie du mir ihren Lauf neulich beschrieben hast. Ich entdeckte das Gewässer im vorigen Jahr, als ich in dieser Gegend pirschte. Der Boden dort ist gut, reichlich steht das Wild in den Wäldern. Und am Sonnenhang des einen Hügels sah ich Wildemmer wachsen, so daß dort sicher auch Korn geerntet werden kann." Der Sorbe schenkte seinem Freund einen dankbaren Blick: Dann schätzte er die Wegstrecke ab, die sie noch von ihrem Ziel trennte. "Vor Sonnenuntergang werden wir es bohuel, leider, nicht mehr bis dorthin schaffen", sagte er zuletzt mit bedauerndem Unterton in der Stimme. Birg stimmte ihm zu: "Die Zeit reicht gerade noch für den Abstieg und den Bau einer Unterkunft aus. Doch morgen wird der Tag noch nicht alt sein, bis wir dort angekommen sind, wo du mit deinen Leuten siedeln wirst - vorausgesetzt, der Platz sagt dir wirklich zu." "Ich habe das Pocit, das Gefühl, er wird es tun", erwiderte Boleslav. "Und ich werde dann immer den Čerchov vor Augen haben, von dem aus ich dohromady, zusammen, mit dir die neue Heimat zum erstenmal sah."
Manfred Böckl (Landau an der Isar, 2 september 1948)
Zie voor nog meer schrijvers van de 2e september ook mijn vorige blog van vandaag en eveneens mijn eerste blog van vandaag.
02-09-2010 om 18:46
geschreven door Romenu
Tags:Willem de Mérode, Chris Kuzneski, Johann Georg Jacobi, Manfred Böckl, Romenu
|