Annette von Droste-Hülshoff (10 januari 1797 24 mei 1848)
De Duitse dichteres en schrijfster Annette von Droste-Hülshoff werd op 10 januari 1797 op het slot Hülshoff in Westfalen geboren. Zie ook mijn blog van 10 januari 2007 en mijn blog van 31 december 2007.
Uit: Die Judenbuche
Ein Menschenschlag, unruhiger und unternehmender als alle seine Nachbarn, ließ in dem kleinen Staate, von dem wir reden, manches weit greller hervortreten als anderswo unter gleichen Umständen. Holz- und Jagdfrevel waren an der Tagesordnung, und bei den häufig vorfallenden Schlägereien hatte sich jeder selbst seines zerschlagenen Kopfes zu trösten. Da jedoch große und ergiebige Waldungen den Hauptreichtum des Landes ausmachten, ward allerdings scharf über die Forsten gewacht, aber weniger auf gesetzlichem Wege als in stets erneuten Versuchen, Gewalt und List mit gleichen Waffen zu überbieten.
Das Dorf B. galt für die hochmütigste, schlauste und kühnste Gemeinde des ganzen Fürstentums. Seine Lage inmitten tiefer und stolzer Waldeinsamkeit mochte schon früh den angeborenen Starrsinn der Gemüter nähren; die Nähe eines Flusses, der in die See mündete und bedeckte Fahrzeuge trug, groß genug, um Schiffbauholz bequem und sicher außer Land zu führen, trug sehr dazu bei, die natürliche Kühnheit der Holzfrevler zu ermutigen, und der Umstand, daß alles umher von Förstern wimmelte, konnte hier nur aufregend wirken, da bei den häufig vorkommenden Scharmützeln der Vorteil meist auf seiten der Bauern blieb. Dreißig, vierzig Wagen zogen zugleich aus in den schönen Mondnächten mit ungefähr doppelt soviel Mannschaft jedes Alters, vom halbwüchsigen Knaben bis zum siebzigjährigen Ortsvorsteher, der als erfahrener Leitbock den Zug mit gleich stolzem Bewußtsein anführte, als er seinen Sitz in der Gerichtsstube einnahm. Die Zurückgebliebenen horchten sorglos dem allmählichen Verhallen des Knarrens und Stoßens der Räder in den Hohlwegen und schliefen sacht weiter. Ein gelegentlicher Schuß, ein schwacher Schrei ließen wohl einmal eine junge Frau oder Braut auffahren; kein anderer achtete darauf. Beim ersten Morgengrau kehrte der Zug ebenso schweigend heim, die Gesichter glühend wie Erz, hier und dort einer mit verbundenem Kopf, was weiter nicht in Betracht kam, und nach ein paar Stunden war die Umgegend voll von dem Mißgeschick eines oder mehrerer Forstbeamten, die aus dem Walde getragen wurden, zerschlagen, mit Schnupftabak geblendet und für einige Zeit unfähig, ihrem Berufe nachzukommen.
De Nederlandse dichteres en schrijfster Mies Bouhuys werd geboren op 10 januari 1927 in Weesp. Zij was gehuwd met de dichter en schrijver Ed Hoornik. Bouhuys werd opgeleid tot onderwijzeres, maar zij stond nooit voor de klas. In 1958 trad ze in dienst van de AVRO als regisseuse en schrijfster van kinderprogramma's op tv. Enkele jaren was zij bestuurslid van de Vereniging voor Letterkundigen.
Zij debuteerde in 1948 bij D.A. Daamen's Uitgeversmaatschappij met de gedichtenbundel Ariadne op Naxos waarvoor zij de Reina Prinsen Geerligsprijs Prijs ontving. Hoewel ze ook daarna nog poëzie publiceerde, Blijven kijken (1971), werd ze vooral bekend door de vele boeken en versjes voor kinderen. In 1966 werd Kinderverhalen (door het CPNB bekroond als Kinderboek van het jaar, de voorloper van de huidige Gouden Griffel. In 1982 publiceerde zij Anne Frank is niet van gisteren. In 2002 verscheen een bloemlezing uit haar kinderboekenwerk ter gelegenheid van haar 75e verjaardag, getiteld Voetje van de vloer, vijftig verhalen en versjes van toen en nu.
Winter
's Winters gaan de meisjes
schaatsen op de baan.
In truien en in rokjes,
met warme wollen sokjes
en dikke wanten aan.
Wat denk je doen de jongens?
Ze zwieren op een rij
en schieten alle meisjes
kris kras, kris kras voorbij.
De mannen en de vrouwen?
Die rijden aan een stok,
ze zwaaien met hun armen
- dat is om je te warmen -
de sterkste aan de kop.
Maar voor de hele oudjes
is 't ijs een beetje bar,
die dragen bonten mutsjes
en zitten in een ar.
Ze schudden met hun hoofdjes
over die dolle troep
en drinken in een tentje
een kopje hete soep.
De Algerijnse schrijver Yasmina Khadra (pseudoniem van Mohammed Moulessehoul) werd geboren op 10 januari 1955 in Kenadsa. Toen hij 10 jaar was werd hij door zijn vader naar een militaire school gestuurd. Om voor zich zelf daar een vrije ruimte te scheppen begon hij met schrijven. Toen hij officier geworden was startte hij met de publicatie van literair verantwoorde en geengageerde detectiveromans. Zij verschenen eerst onder zijn eigen naam, maar toen de censuur scherper werd koos hij de twee voornamen van zijn vrouw als pseudoniem. In 2000 ging hij in ballingschap naar Frankrijk. Internationaal bekend werd hij met zijn Algiers-trilogie: Morituri, Double blanc en L'automne des chimères. Voor L'attentat (The Attack), over een islamitische terroriste, kreeg hij in 2006 verschillende literaire prijzen.
Uit: The Attack (2005)
After the operation, Ezra Benhaim, our hospital director, comes to see me in my office. He's an alert, lively gentleman, despite his sixty-odd years and his increasing corpulence. Around the hospital, he's known as "the Sergeant," because he's an outrageous despot with a sense of humor that always seems to show up a little late. But when the going gets tough, he's the first to roll up his sleeves and the last to leave the shop.
Before I became a naturalized Israeli citizen, back when I was a young surgeon moving heaven and earth to get licensed, he was there. Even though he was still just a modest chief of service at the time, he used the little influence his position afforded him to keep my detractors at bay. In those days, it was hard for a son of Bedouins to join the brotherhood of the highly educated elite without provoking a sort of reflexive disgust. The other medical school graduates in my class were wealthy young Jews who wore gold chain bracelets and parked their convertibles in the hospital lot. They looked down their noses at me and perceived each of my successes as a threat to their social standing. And so, whenever one of them pushed me too far, Ezra wouldn't even want to know who started first; he took my side as a matter of course.
He pushes the door open without knocking, comes in, and looks at me with his head tilted to one side and the hint of a smile on his lips. This is his way of communicating his satisfaction. Then, after I pivot my armchair to face him, he takes off his glasses, wipes them on the front of his lab coat, and says, "It looks like you had to go all the way to the next world to bring your patient back."
"Let's not exaggerate."
He puts his glasses back on his nose, flares his unattractive nostrils, nods his head; then, after a brief meditation, his face regains its austerity. "Are you coming to the club this evening?"
"Not possible. My wife's due home tonight."
"What about our return match?"
"Which one? You haven't won a single game against me."
"You're not fair, Amin. You always take advantage of my bad days and score lots of points. But today, when I feel great, you back out."
De Nederlandse dichter en schrijver Jan Eekhout werd geboren op 10 januari 1900 in Sluis. Zie ook mijn blog van 10 januari 2007.
10-01-2008 om 20:25
geschreven door Romenu
|