Eugenio Montale (12 oktober 1896 - 12 september 1981)
De Italiaanse dichter Eugenio Montale werd geboren in Genua op 12 oktober 1896. Na WO I sloot hij in Genua vriendschappen met verscheidene auteurs, waarvan enkelen tot de literair anti-fascistische vleugel van de Torinees Piero Gobetti behoorden. Zij wilden een tegenwicht vormen voor het futurisme en het dannunzianisme. In 1925 kwam zijn eerste poëziebundel uit, Ossi di Seppia, en tekende hij het anti-fascistische manifest van Benedetto Croce. In datzelfde jaar verscheen in het Milanese tijdschrift L'esame zijn artikel Omaggio a Italo Svevo uit, waarmee hij een beslissende rol had in de ontdekking van deze schrijver, die vervolgens een vriend van hem werd. In 1926 leerde hij vervolgens Umberto Saba kennen en de Amerikaanse dichter Ezra Pound. In 1927 vond Montale een baan in Florence bij de uitgever Bemporad. In 1929 werd Montale benoemd tot directeur van het literair-wetenschappelijk bureau Vieusseux, waar hij in 1938 ontslagen werd vanwege zijn weigering zich bij de fascistische partij aan te sluiten. In die jaren werd hij een van de belangrijkste componenten van het plaatselijke intellectuele leven: hij leerde de belangrijkste Italiaanse schrijvers van zijn tijd kennen, en zijn interesse voor de Europese cultuur werd steeds groter.
In de jaren van de Duitse bezetting verdiende hij zijn geld met vertaalactiviteiten voor verscheidene tijdschriften. In 1939 kwam zijn tweede dichtbundel uit, Le occasioni. In 1943 kwam een dichtbundeltje uit, genaamd Finisterre, dat geschreven is tussen 1940 en 1942, en illegaal naar Zwitserland gesmokkeld was. Na de oorlog werd Montale lid van de Actiepartij krijgt hij een rol in het Nationaal Bevrijdingscomité (Comitato Nazionale di Liberazione) en richtte hij Il mondo op. Vanaf 1948 onderging het leven van Montale grote veranderingen. Hij verhuisde naar Milaan waar hij als journalist en literair criticus voor de Corriere della Sera werkte. Daar publiceerde hij zowel artikelen met betrekking tot kunst en cultuur, en politiek, als muziekrecensies (in 1981 verschenen in het werk Prime alla Scala),reisverhalen (gepubliceerd in 1969 onder de naam Fuori di Casa), en talrijke korte verhalen waarvan het grootste deel de kern vormde van de bundel Farfalle di Dinard. In 1956 kwam zijn derde dichtbundel uit, La bufera e l'altro. De gedichten zijn voor het grootste deel in de oorlogs- en de daarop volgende jaren geschreven. In de jaren '50 en '60 werd Montale als de belangrijkste Italiaanse dichter gezien die nog in leven was. In 1975 ontving hij dan ook de Nobelprijs voor de Literatuur.
Eis van jezelf geen woord
Eis van jezelf geen woord dat onze vormeloze ziel
volkomen inlijst en in vuren letters
haar verlicht en schittert als een crocus
verloren in een grasveld grijs van stof.
De man te zijn die in zekerheid wandelt,
bevriend met de anderen en met zichzelf,
zijn schaduw is het een zorg wat de hondster
stempelt op een bladderende muur.
Vraag niet om de spreuk die werelden opent
maar om een lettergreep, knoestig en droog als een tak.
Slechts dit kunnen wij je zeggen vandaag:
dat wat wij niet zijn, dat wat wij niet willen.
Vertaald door Jan Emmens
Nee, vraag ons niet...
Nee, vraag ons niet om taal als een lijst met
een strakke rand
rond ons vormloos gevoelen, die dat helder maakt
met vuurrode letters en als een crocus naakt
en alleen staat te pralen op stoffig land.
Ach hij die de weg kent waar hij gaat,
met anderen en zichzelf op goede voet,
en zijn schaduw negeert, die door de zonnegloed
op een verveloze muur geschreven staat!
Vraag ons niet om de formule die je werelden
open kan leggen
wel wat krom gemompel, dor als oude schillen.
We kunnen je heden slechts dit nog zeggen,
dat we niet zijn, dat wat wij niet willen.
Vertaald door. K. van Eerd
Ik daalde met jou
Ik daalde met jou aan mijn arm een miljoen trappen af
en nu je er niet bent, wacht een leegte na iedere tree.
Goed, onze lange reis heeft kort geduurd,
ik zet de mijne voort, onwennig zonder
tabellen, plaats bespreken,
valstrikken rondom en de hoon van wie
gelooft dat werkelijkheid is wat je ziet.
Miljoenen trappen ging ik af met jou aan mijn arm
en niet omdat vier ogen zoveel meer zien dan twee.
Ik liep daar met je om redenen van blindelings vertrouwen,
één paar ziende pupillen hadden wij samen,
mistig en wel. De jouwe.
Vertaald door Eva Gerlach