De Belgisch-Amerikaanse, Franstalige schrijfster Marguerite Yourcenar werd geboren in Brussel op 8 juni 1903. Zie ook alle tags voor Marguerite Yourcenar op dit blog.
Uit: Memoirs of Hadrian (Vertaald door Grace Frick, in samenwerking met de schrijfster)
“In spite of the legends surrounding me, I have cared little for youth, and for my own youth least of all. This much vaunted portion of existence, considered dispassionately, seems to me often a formless, opaque, and unpolished period, both fragile and unstable. Needless to say I have found a certain number of exquisite exceptions to the rule, and two or three were admirable; of these, Mark, you yourself will have been the most pure. As for me, I was at twenty much what I am today, but not consistently so. Not everything in me was bad, but it could have been : the good or the better parts served to support the worse. I look back with shame on my ignorance of the world, which I thought that I knew, and on my impatience, and on a kind of frivolous ambition and gross avidity which I then had. Must the truth be told ? In the midst of the studious life of Athens, where all pleasures, too, received their due, I regretted not Rome itself but the atmosphere of the place where the business of the world is continually done and undone, where are heard the pulleys and gears in the machine of governmental power. The reign of Domitian was drawing to a close; my cousin Trajan, who had covered himself with glory on the Rhine frontier, ranked now as a popular hero; the Spanish tribe was gaining hold in Rome. Compared with that world of immediate action, the beloved Greek province seemed to me to be slumbering in a haze of ideas seldom stirred by change, and the political passivity of the Hellenes appeared a somewhat spiritless form of renunciation. My appetite for power, and for money (which is often with us a first form of power) was undeniable, as was the craving for glory (to give that beautiful and impassioned name to what is merely our itch to hear ourselves spoken of). There was mingled confusedly with these desires the feeling that Rome, though inferior in many things, was at least superior in its demand that its citizens should take part in public affairs, those citizens at least who were of senatorial or equestrian rank. I had reached the point where I felt that the most ordinary debate on such a subject as importation of Egyptian wheat would have taught me more about government than would the entire Republic of Plato.
Even a few years earlier, as a young Roman broken to military discipline, I could see that I had a better understanding than my professors of what it meant to be a Spartan soldier, or an athlete of Pindar’s time. I left the mellow light of Athens for the city where men wrapped and hooded in heavy togas battle against February winds, where luxury and debauch are barren of charm, but where the slightest decision taken affects the fate of some quarter of the world. There a young and eager
provincial, not wholly obtuse but pursuing at first only vulgar ambitions, was little by little to lose such aspirations in the act of fulfilling them; he was to learn to contend both with men and with things, to command, and what is perhaps in the end slightly less futile, to serve.”
De Georgische schrijfster en regisseuse Nino Haratischwili werd geboren op 8 juni 1983 in Tbilisi. Zie ook alle tags voor Nino Haratischwili op dit blog.
Uit: De kat en de generaal (Vertaald door Elly Schippers en Jantsje Post)
“Ze keek naar de lucht. Door het dichte wolkendek zag ze een akelig felle cirkel. Ze had het gevoel dat ze dwars door het verblindende wit de gloeiende botten zou kunnen zien, als ze maar lang genoeg bleef turen, als ze het maar verdroeg dat haar netvlies vlam vatte. Maar ze wendde haar blik af, de lucht was in een paar seconden betrokken en de wolken dreven de mist de bergkloof in.
Weer die minachtende blikken toen ze het marktplein op liep, ze werd achtervolgd door gefluister. Ook de kleverige gele hagedissenblikken van de oude vrouwen brandden op haar huid. Ze waren vast weer over haar aan het roddelen omdat ze zonder hoofddoek door het dorp liep.
De mist pakte zich razendsnel samen boven de kloof. Zwaar en stil was hij de dorpen binnengekropen en met zijn onverzadigbare muil had hij alles en iedereen opgeslokt. Je moest je geweldig inspannen om een hand voor ogen te kunnen zien.
De mist en de vochtige kou maakten de mensen gespannener, prikkelbaarder, de toch al ijzige sfeer in het dorp was om te snijden. De vrouwen slopen op kousenvoeten rond en deden stilletjes hun dagelijks werk, terwijl de mannen zich met een ernstig en geheimzinnig gezicht in groepjes terugtrokken in de achterkamertjes.
De winter zou hier binnenkort even meedogenloos als altijd aanbreken. De bewoners wapenden zich en stelden zich in op de koude, heldere nachten en de ijzige ochtendwinden. Maar er hing nog iets anders in de lucht, nee, het lag op de loer, ze kon het niet onder woorden brengen, ze kende deze sfeer niet, ze wist alleen dat die niet veel goeds voorspelde. In tegenstelling tot alle anderen wilde
ze zich echter niet door zorgen en angsten laten verlammen. Ze wilde zich net als andere jaren verheugen op de eerste sneeuw. Ze wilde met de kleine Asma sneeuwballengevechten houden en sleetjerijden – ondanks het gejeremieer van haar moeder dat zulk gedrag niet gepast was voor een jonge vrouw van haar leeftijd. Ze wilde het geknerp onder haar voeten voelen, de witte dekentjes van de dunne mosgroene sparrentakken schudden en lachen om niets, gewoon zomaar, zoals ze altijd had gedaan.”
Onafhankelijk van geboortedata
De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.
Slecht weer
Wat maakt het uit dat deze koude juni aanbreekt, nog een bord
op de keukenvloer, rinkelend onder de tafelpoten.
Dus is de lange bezem nodig, een keer extra bukken.
Het moet er onderuit. Als de zon terugkomt. Als de regen stopt.
Maar er klopt iets niet. Iets klopt er niet.
De wasmachine loopt vast en zoemt te luid. De mezen
vallen uit de bomen. Er zit een zwaluw vast in de schoorsteen.
Het kleinste ramlammetje eet niet. De dagen gaan voorbij.
Juni is te koud. De spinnen die in de spanten huizen
dreigen het nest te overspoelen, Ze kunnen niet snel genoeg gegeten worden.
De moeder, buiten zichzelf, heeft dit slechts één keer eerder zien gebeuren,
de eitjes gehuld in een gaas.
Er komen geen brieven. De kleine tinnen vlag is neergelaten. Het huis kruipt
verder van de weg. Het gras rijst op in de regen. De zeisen
roesten en snijden niet. De messen piepen en zuchten, niets
te doen. Wij sluiten de portiekdeuren, maar elke avond
gaan ze een klein stukje open. We horen het vanuit de slaapkamer,
een zacht kraken. Er is niemand. De kou ligt in de wei,
waar de schapen goedgelovig en stoer en stom zijn, maar
het ramlam wil niet eten. Zijn moeder is het al vergeten.
De ramen blijven niet dicht. Zelfs de kleine spijkers
die we erin rammen, zitten ’s ochtends los en de schermen klapperen
een beetje in de zachte koude wind. Van onder de dekens,
zie ik hoe je door het huis beweegt en de kapotte dingen repareert:
de bureaulamp, de broodrooster, de radio die nog steeds niet wil praten.
De rode duiven hebben al een week niet gelegd. Er is niets wat we kunnen doen.
Niets. Het zou tien jaar geleden kunnen zijn. Ik zou kunnen dromen.
Dit zou de afgelopen winter geheel van voren af aan kunnen zijn
met het opgestapelde hout en de sneeuw die van kilometers ver aanstormt.
Ook de bomen leunden een beetje raar en de kat
was dagenlang verdwenen. Niets zou maken dat zij terugkwam.
Vertaald door Frans Roumen
Zie voor nog meer schrijvers van de 8e juni ook mijn blog van 8 juni 2020 en eveneens mijn blog van 8 juni 2019 en ook mijn blog van 8 juni 2018 en eveneens mijn blog van 8 juni 2017.