De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Ilse Aichinger werd met haar tweelingzusje Helga geboren op 1 november 1921 in Wenen. Zie ook mijn blog van 1 november 2006 en ook mijn blog van 1 november 2007 en ook mijn blog van 1 november 2008.
Gebirgsrand
Denn was täte ich, wenn die Jäger nicht wären, meine Träume, die am Morgen auf der Rückseite der Gebirge niedersteigen, im Schatten.
Zeitlicher Rat
Zum ersten mußt du glauben, daß es Tag wird, wenn die Sonne steigt. Wenn du es aber nicht glaubst, sage ja. Zum zweiten mußt du glauben und mit allen deinen Kräften, daß es Nacht wird, wenn der Mond aufgeht. Wenn du es aber nicht glaubst, sage ja oder nicke willfährig mit dem Kopf, das nehmen sie auch.
Ortsanfang
Ich traue dem Frieden nicht, den Nachbarn, den Rosenhecken, dem geflüsterten Wort. Ich hörte, daß sie die Häute an die Schlinge legen, daß sie die Bänke kippen vor dem Winter, ihre Jauchzer flogen zum Schlaf gerüstet durch Schul- und Kirchenhäuser auf und fort. Wer erwartet noch die Vögel, die bleiben, den Rauch übers kurze Gras?
Ilse Aichinger (Wenen, 1 november 1921)
De Belgische dichter en schrijver Stefaan van Laere werd geboren op 1 november 1963 in Wetteren. Zie ook mijn blog van 1 november 2008.
Buikdanseres
Vermorzeld was ze, haar gevoelens fijngemalen als kiezelstenen op de oprit.
Toen hij dichterbij kwam, knerpten ze onder zijn nieuwe schoenen.
Geef me wat tijd, vroeg ze, dat ik de scherven kan rapen van wie ik ooit was.
Hij had de juiste reflex en wachtte inderdaad. Op de tonen van een driekwartsmaat.
Het lijmwerk vorderde langzaam. Hij liet haar begaan, zijn primadonna.
Wat was ze authentiek, in het vage licht van de avondschemer.
Nee, niet gewoon mooi als een perfect model dat nog niet geleden heeft.
Ze droeg haar levenswonden fier. Hij hield meteen van de littekens.
Kuste ze toen ze voor het eerst hun liefde in een tango bezongen,
tweestemmig maar toch klonk het als één, spontaan, niet afgedwongen.
Ze werd zijn buikdanseres. Voor haar verwijderde hij zijn battle dress.
Ze gaven zich aan elkaar over. Speelden heerlijk haasje-over.
Het werd donker. Ze toonde de parel in haar navel, die kleine pronker.
Stefaan van Laere (Wetteren, 1 november 1963)
De Nederlandse schrijver Rudy Kousbroek werd op 1 november 1929 Pematang Siantar in Indonesië geboren. Zie ook mijn blog van 1 november 2006 en ook mijn blog van 1 november 2008.
Uit: Tempat Soetji of de Geheime Tuin
In 1950 verscheen De verborgen bron van Hella Haasse. Ik kan me nog herinneren dat mijn vader het kocht, in een boekhandel op de Ceintuurbaan in Amsterdam die nu niet meer bestaat. Ik herinner me ook de omslag, van Hugh Jans, getekend in een stijl die toen in de mode was en die mij nu met grote kracht het vergeefse van die jaren voor de geest roept, zoals ook bepaalde gebruiksvoorwerpen uit die tijd dat doen.
De omslagtekening stelde een huis voor, meer een kasteeltje, gezien door een omlijsting van donkere bomen en struikgewas. De invullingen lijken wat op Arabisch sierschrift, dat hoorde zo bij die manier van tekenen. Door de donkere bomen gezien ligt het huis daar als een lichte plek in de verte, een beetje irreëel zoals in een herinnering, en zo is het ook bedoeld. Bij de uitgeverij Querido is een brief van Hella Haasse bewaard gebleven, waarin zij beschrijft hoe zij zich het omslag voorstelt, kennelijk vergezeld van een schets, die helaas niet is opgenomen: Ingesloten kunstwerk is een zwakke poging om enigszins duidelijk te maken wat ik mij voorstel van een doorkijk op Het Huis. Tussen de takken en twijgen van (zwarte of in ieder geval heel donker gekleurde) bomen door, is het lichte Huis te zien dat a.h.w. op een klein eiland in de slotgracht ligt. Een brug voert naar het bos. Het donkere gekrabbel achter het huis zijn de bomen van het park. Het water loopt niet helemaal om het huis heen, het is a.h.w. een halvemaanvormige vijver. Ik ben tot mijn spijt niet bij machte om het duidelijker voor te stellen. De bedoeling is dat de bomen op de voorgrond een soort van donkere lijst om het huis heen vormen... (Schrijversprentenboek 35, p. 49).
De tekening van Hugh Jans volgt deze instructies tamelijk nauwkeurig, maar ik had mij er een ander huis bij voorgesteld. Als ik daar over nadenk realiseer ik me dat mijn verbeelding er een Indisch huis van wilde maken - met een voorgallerij met zuilen en planten in rijen gekapoerde potten. De krees zijn neergelaten, de luiken zijn gesloten. Gezien vanuit de diepe schaduw van het omringende geboomte ligt het te blakeren in de zon.
Ik heb dat in Indië ook vaak zo gezien; maar één keer, als kind, niet lang voor de oorlog, zag ik de Verborgen Bron zelf. Ik mocht met mijn vader mee het oerwoud in om een zgn. rintis te leggen, dat was het banen van een pad om het land op te meten. De begroeiing was volkomen ondoordringbaar, er moest met hakmessen een passage of beter gezegd een tunnel in worden gekapt. Jong bos, zei mijn vader; het oerwoud was in feite een in de 19e eeuw verlaten en sindsdien weer door de jungle overwoekerde tabaksplantage. De mandoer droeg mij op zijn rug, vanwege de slangen, en wees aan - wah, boeroeng rangkok, njo, een neushoornvogel, en kijk, daar is zijn nest. Daar zit het vrouwtje ingemetseld, ze kan er niet uit. En die boom daar, zie je hem? Die boom mag niet worden omgekapt, nooit, nooit. Het was er vochtig en donker. Zo kwamen we aan het huis.
Rudy Kousbroek (Pematang Siantar, 1 november 1929)
De Oostenrijkse dichter en schrijver Hermann Broch werd op 1 november 1886 in Wenen geboren. Zie ook mijn blog van 1 november 2008.
Denn das Wahre ist ernst
Denn das Wahre ist ernst; traue der Heiterkeit nicht. Es verblassen des Abends die Farben der Landschaft, auch die heitersten, und sie zeigt ihre ernsten Linien, wenn der dunkelnde Ölbaum gegen des Himmels Dämmergrau steht eingehüllt in Unbeweglichkeit. Oh das Gewesene, das sich abends herabsenkt als Ahnung des Immerseienden. Dann wird der Stein zum Kristall, das Tagewerk aber ruht im Ernste zum wahren Bleiben.
Das Unauffindbare
Du suchst den Anfang, suchst zurück:
So schön, so schön war es, dass du nun glaubst,
Es sei der Sinn, den du aufs neue dir belaubst,
Und es ersteht dir Stück um Stück
Das Einst, das Glück.
Der Berg, die Landschaft, ein Hotel,
Die schöne Zeit! du liebtest eine Frau
Fast war es Sinn; ein Kindheitsgarten voller Tau -
Knietest du nicht? Oh, es entglitt, entglitt so schnell,
Ein Glücksmodell.
Nun kniest du wieder, alter Mann,
Und suchst das Schöne, dem du nicht mehr glaubst,
Da du vor Schönheit stets dich selbst beraubst,
Beraubst des Sinns, der durch die Finger rann,
Suchst deine Schuld im Einst, suchst sie im Wann,
Tastend zum Unergreiflichen, ergriffen deines Raubs:
Wann fing das Unglück an,
Wann fing es an?
Hermann Broch (1 november 1886 - 30 mei 1951)
De Turkse schrijver Aras Ören werd geboren in Bebek bij Istanbul op 1 november 1939. Zie ook mijn blog van 1 november 2008.
Uit: Granatapfelblüte (Vertaald door Eva Hund)
Eine Staubwolke wirbelt auf. Staub der Zeit, hohen Alters, schwefelgelbes Licht breitet sich aus, Kraniche fliegen mit gellenden Schreien durch die Luft, Blitze flackern auf, dann setzt ohrenbetäubende Stille ein und hält an. Hält an, auch als sich der Himmel über uns zu teilen beginnt, als wären wir in einem Vakuum. Aus dem geteilten Himmel fließt unaufhörlich helles Licht. Mit dieser Funken sprühenden, blitzenden Lichtflut strömen nun die Einwohner der antiken Stadt herunter. Die Sagen werden wahr, füllen sich mit Leben. ... Die Stadt ersteht wieder in ihrer alten Pracht. Und all das in einem einzigen Augenblick. Ein wahres Wunder. Die Pferdekarren vor uns weichen nach rechts und links aus, um uns den Weg frei zu machen. Wir sind auf der Höhe der Agora, dem großen Platz, der von grauen Granitsäulengängen umgeben ist und auf dem ein reges Treiben und Durcheinander herrscht. Auf welcher Seite des Weges stand sie? Auf der Seite der Agora oder auf der anderen Seite, wo das römische Bad lag? In ihrem Kleid aus fließendem, Falten werfenden Damaszenerstoff stand sie vor mir. Eine leichte Brise wehte, die ihre Haare nach hinten wellte und den dünnen Stoff ihres Kleides um ihren schlanken Leib preßte. Die Sonnenstrahlen unterstrichen die Konturen ihres Körpers und verliehen ihr die mysteriöse Aura einer Göttin. Zwischen Traum und Wirklichkeit, das Wunder nahm kein Ende. Der rege Handel im Hof der Agora brach abrupt ab. Das Marktgeschrei verhallte ungehört. Nicht einmal den Boten, die aus den anderen Städten Pamfiliens die neuesten Nachrichten brachten, schenkte noch irgend jemand Gehör. Die Schwätzer, die Lüsternen, die Neugierigen, die es sich im Schatten der Säulengänge bequem gemacht hatten, alle machten sich auf den Weg. Eine immer größer werdende Menge versammelt sich um uns. Man mustert uns mit neugierigen Blicken. Wir haben selbst die Menschen aus den Bädern gelockt, die nun noch leicht tropfend in ihren Badetüchern um uns herumstehen. Auch aus den weiter abgelegenen Vierteln hinter dem Siegestor kommen die Menschen. Sie werden dieses unerhörte Ereignis später ihren Kindern und Enkelkindern erzählen wollen und - wie ein Konkurs oder ein außerordentlicher Gewinn eines Händlers - die Zeit teilen in die vor und nach eben jenem Ereignis. ... "Sei willkommen", sagt sie, "ich habe dich schon erwartet." Ihre sanfte wohlklingende Stimme streichelt mich, ich erschauere. "Ich wußte, daß du kommen würdest. Hier, trink das, du hast einen langen Weg hinter dir. Es wird dich erfrischen und dir die Müdigkeit nehmen." Ihre makellose dunkle Haut verströmt einen Duft, der mich schwindeln läßt. Ihre pflaumengrünen Augen ziehen mich in einen Strudel. "Wie konntest du wissen, daß ich kommen würde?" murmele ich. "Ich habe mit niemandem darüber gesprochen."
Aras Ören (Bebek, 1 november 1939)
01-11-2009 om 20:21
geschreven door Romenu
|