De Belgische dichter en schrijver Leonard Nolens werd geboren in Bree op 11 april 1947. Zie ook mijn blog van 11 april 2008 en ook mijn blog van 11 april 2009 en ook mijn blog van 11 april 2010.

Proloog

Ik heb niets meer. Ik ben niets meer.
Mijn boek is bij voorbaat kapot.
En ik die werkelijkheid wou maken.

Ik wil eindelijk wakker worden uit jullie
omgangsvormen van mij.
Ik wil eindelijk genezen van mijn antieke
geschiedenis met jullie.

Maar mijn bestaan is in beslag genomen.
Mijn tong wordt oud. Ik ben onderweg.
En er is niets om dichterbij te komen.

Ik ben toch een aparte verschijning van jou.
En ik heb toch een bloedeigen lijf sinds jullie.
Ik wil mijn persoonlijk verhaal.

Maar ik heb geen geheim. Ik ben een geheim.
En ik die werkelijkheid wou maken.

Dit alles met een hand van leer gezegd.

Niets

Je weet niet wat er is. Je bent gestruikeld
In je slaap, een zon heeft je geslagen
Om de hoek en je koopt blind een brood,
Verdwaalt. De straat gaat met je op de loop.

Een vreemde brengt je thuis, het is je vrouw
Die napraat over je begrafenis.
Je lag te roken in je kist, zegt zij,
En pakt een pan en bakt je dode hart.

Je weet niet wat er is. Je zit al dagen
Als een schaduw van je schaduw thuis.
De dokter komt, betokkelt je contouren
En vindt niets. Je bent het met hem eens.

Uit de tijd

Ik rijd naar huis in de bellende leegte
Van de laatste tram. Het wordt mijn tijd.
Verlaten straten komen samen, gaan uiteen
Op steeds dezelfde, stroevende punten.

Ik zit in mijn ijzer, lees de haltes, steeds
Dezelfde, door het raam dat wie weerkaatst.

Ik zoen de koude naam op de achterkant
Van mijn adres, verscheur de enige brief.

Het maanwit heeft weer niets verklaard.
De nacht bezit geen grond om op te rusten.

Het is vroeg in de slapende stad.
Het is laat in mijn slapeloos leven.

Leonard Nolens (Bree, 11 april 1947)

De Amerikaanse dichter en schrijver Mark  Strand werd geboren op 11 april 1934 in Summerside, Prince Edward Island, Canada. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2008 en ook mijn blog van 11 april 2009 en ook mijn blog van 11 april 2010.

Keeping Things Whole

In a field

I am the absence

of field.

This is

always the case.

Wherever I am

I am what is missing.

When I walk

I part the air

and always

the air moves in

to fill the spaces

where my body's been.

We all have reasons

for moving.

I move

to keep things whole.

Het idee

Voor Nolan Miller

Ook wij koesterden een wens om iets te bezitten

Voorbij de wereld die we kenden, voorbij onszelf, voorbij

Ons voorstellingsvermogen, maar wel iets waarin

We misschien onszelf konden zien, en dit verlangen verscheen

Altijd in voorbijgaan, in tanend licht en in een kou

Zo scherp dat in de dalen het ijs op de meren krakend

Verschoof en stuifsneeuw elk zichtbaar stuk bodem bedekte,

En beelden uit het verleden doken weer op,

Waren niet meer dezelfde maar spookachtig wit

Tussen bedrieglijke glooiing en verborgen vervaging,

En nooit voelden we ons nabij totdat

De nachtwind zei: 'Waarom doen jullie dit,

Vooral nu? Ga terug naar de plek waar je hoort,'

En daar verscheen, met gloeiende vensters,

Klein, in de bevroren verte, een huisje

En we stopten, verbaasd dat het er stond.

We zouden erheen zijn gegaan en de deur hebben geopend,

De gloed zijn binnengestapt en ons hebben verwarmd

Als het niet van ons was geweest door niet van ons te zijn

En leeg moest blijven. Dat was het idee.

Vertaald door Wiljan van den Akker en Esther Jansma

Coming to This

We have done what we wanted.

We have discarded dreams, preferring the heavy industry  

of each other, and we have welcomed grief

and called ruin the impossible habit to break.

And now we are here.

The dinner is ready and we cannot eat.  

The meat sits in the white lake of its dish.  

The wine waits.

Coming to this

has its rewards: nothing is promised, nothing is taken away.  

We have no heart or saving grace,

no place to go, no reason to remain.

Mark Strand (Summerside, 11 april 1934)

De Tunesische dichter, schrijver, essayist en vertaler Walid Soliman werd geboren op 11 april 1975 in Tunis. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2008 en ook mijn blog van 11 april 2009 en ook mijn blog van 11 april 2010.

Uit: In jean Genet Square

“At that time I was studying in Barcelona, living not far from the famous avenue, La Rambla. At night I would go out to wander about the streets with their sublime buildings, or perhaps to the port, be it to pass the time or go in search of adventure.

One evening, my wanderings led me to a side Street, not far from La Rambla. It was a quiet, clean street, and a small square lie in its middle. Upon the sign hanging there I read its name, “Jean Genet Square”.

The area drew me in, and I found myself sitting in a park bench facing the middle of the square. From the backpack I was carrying I took out my favorite book – The Book of Sand, by Borges – my companion wherever I went. I began to read, peacefully, surrendering myself to the quiet breeze of the evening which had just begun to blow that sweltering day. As night fell, I had already read the greater part of it.

When I left the area, I purposed to come back regularly to read, and to enjoy the breeze that wafted through the square.

The next day, I came to the same place, at just about the same time, and sat in the same bench. As I opened my backpack to take out my book, I noticed there was a relatively old man sitting beside me. I wasn’t taken back so much by his presence, as by the uncomfortable feeling that I knew him from somewhere.

He was a little portly, but not unfashionably so, with his head completely shaven, and from his bloodshot eyes it was clear he didn’t sleep much. But what really captured my attention in his grey eyes was the luster that bore into the eyes of others with a fiery intelligence.”

Walid Soliman (Tunis, 11 april 1975)

11-04-2011 om 20:10 geschreven door Romenu  

De Hongaarse dichter Attila József werd geboren op 11 april 1905 in Boedapest. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2008 en ook mijn blog van 11 april 2009 en ook mijn blog van 11 april 2010.

There was a beauty

There was a beauty. There was sweetness.
I contemplated
a delicate rose.
And reality smashed down on me
like a loose boulder.

The boulder is just an image.
It'll be best to
tell everything.
The daily grind's edifying
and has the whip-hand.

My instinct followed the right track.
When that man came in
it boomed like breakers:
"I know him. Electricity.
He'll switch off the mains."

I was sharpening my pencil
the knife in my hand.
If I stab this man
I know that I shall be at peace,
at last reconciled.

I was embittered. Well, all right.
The whole flat will be
dark and depressing.
An animal can protect its home.
This war's different.

Violence will just be futile.
I'll get beaten up,
turn sick and twisted.
And no light. Where there's rule of law
cash is armament.

The technology of war's changed.
The splendid hero
needn't draw his sword.
Five pound notes are bomb explosions,
pennies are shrapnel.

That's the way I reasoned it out.
So I said: "Hallo"
and stepped aside.
At nightfall the generous moon
smiled at the outcome.

Vertaald door Nicolas Krasso en Lucien Rey.

Attila József (11 april 1905 – 3 december 1937)

 

De Amerikaanse schrijfster Dorothy Allison werd geboren op 11 april 1949 in Greenville, South Carolina. Zie ook mijn blog van 11 april 2010.

Uit: Three Things I Know for Sure

„Let me tell you the mean story. For years and years, I convinced myself that I was unbreakable, an animal with an animal strength or something not human at all. Me, I told people, I take damage like a wall, a brick wall that never falls down, never feels anything, never flinches or remembers. I am one woman but I carry in my body all the stories I have ever been told, women I have known, women who have taken damage until they tell themselves they can feel no pain at all. That’s the mean story. That’s the lie I told myself for years, and not until I began to fashion stories on the page did I sort it all out, see where the lie ended and broken life remained. But that is not how I am supposed to tell it. I’m only supposed to tell one story at a time, one story. Every writing course I ever heard of said the same thing. Take one story, follow it through, beginning, middle, end. I don’t do that. I never do. Behind the story I tell is the one I don’t. Behind the story you hear is the one I wish I could make you hear. Behind my carefully buttoned collar is my nakedness, the struggle to find clean clothes, food, meaning, and money. Behind sex is rage, behind anger is love, behind this moment is silence, years of silence.“

Dorothy Allison (Greenville, 11 april 1949)

De Franse schrijver, essayist en uitgever Hubert Nyssen werd geboren Boendael aan de rand van Brussel op 11 april 1925. Zie ook mijn blog van 11 april 2010.

Uit: Le Miroir Invisible

„La pièce de Serge Rondier, Le miroir invisible, était à l'affiche depuis près de trois mois et le moment approchait où l'on fêterait la centième. Chaque soir la cour qui est devant le petit théâtre de la rue Mouffetard bruissait comme l'entrée d'une ruche un jour d’orage. On jouait à bureau fermé, et la salle était pleine dix minutes avant le lever de rideau. Or il n’y avait pas de rideau. Sitôt installés, les gens pouvaient apercevoir sur la scène un corps de femme affalé dans l’obscurité. Ils en avaient eu vent et s’ils se pressaient ainsi c’était sans doute pour se donner le temps de scruter ce corps, juger de son immobilité comme si c’était une performance et surtout ne pas manquer son réveil quand, les lumières s’éteignant dans la salle, la rampe éclairerait lentement la scène.
Le succès du Miroir invisible, ni Serge Rondier, ni Georges Malassis, le directeur du théâtre qui était aussi le metteur en scène, ni Solange Vattier, l'unique interprète, ne s'y étaient attendus car la critique avait rendu compte de la pièce avec une certaine lâcheté. À voir, à la rigueur... Mais les spectateurs étaient venus, plus nombreux chaque soir. Sans doute une manifestation du phénomène le moins contrôlable dans l'ordinaire du spectacle, disait Malassis, la rumeur. Et que faisait-elle danser sur ses vagues, la rumeur ? Que s'il fallait voir Le miroir invisible et se laisser envahir par ce monologue tout d'un bloc, quatre-vingt-dix minutes de paroles, à peine aérées ici et là par de petits silences, c'était afin de jouer avec l'idée perfide qu’à la condition de renvoyer le passé dans l'avenir on peut reprendre à la fatalité ce qu’elle vous a dérobé.“

Hubert Nyssen (Boendael, 11 april 1925)

De Duitse dichter Rolf Schilling werd geboren in Nordhausen in de Harz op 11 april 1950. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2009 en ook mijn blog van 11 april 2010.

Mai-Segen

I

An Segen reich, von Flieder-Duft umflossen,

Stehn wir am Wall, wo sich zu jähem Streich

Der Lenz erhebt mit funkelnden Geschossen,

       An Segen reich.

Die Sonne steigt, die die Natter träumt am Teich,

Gefilde grünen, Halm und Knospe sprossen,

Ein sanfter Regen macht die Äcker weich.

Verschwistert blühn im Glanz, der sich ergossen,

Die Rose blutend und die Lilie bleich,

Von eines Gartens goldnem Ring umschlossen,

       An Segen reich.

II

Wenn Segen fließt, so frag nicht, wer ihn spende

Und wann der Himmel seine Pforten schließt,

Und spiel das Spiel, als ob sich alles wende,

       Wenn Segen fließt.

Nicht war dir Winters Hermelin erkiest,

So weck den Lanz im blühenden Gelände

Und sei dem Hüter, der das Licht genießt,

Gespiel und leg dein Herz in seine Hände

Zier deine Haut mit Zeichen, die er liest,

Und folg dem Traum, als ob er nimmer ende,

       Wenn Segen fließt.

III

Gesagnet sei der Efeu an der Mauer,

Das Blatt des Ahorns und der Schwalbe Schrei,

Und hoffe du, daß auch des Herbstes Schauer

       Gesegnet sei.

Nimm hin das Licht, und dem Oktober leih

Von deinem Gold, wehn auch die Lüfte rauher,

In deinem Herzen ist noch immer Mai.

Und frage nicht, ob dieser Traum von Dauer

Und ob der Winter dir ein Zeichen weih,

Und sorge du, daß auch der Tag der Trauer

       Gesegnet sei.

Rolf Schilling (Nordhausen, 11 april 1950)

11-04-2011 om 20:03 geschreven door Romenu  

De Duitse schrijver, dichter, musicus, liedjesmaker, zanger en graficus Hartmut Barth-Engelbart werd geboren op 11 april 1947 in Michelstadt. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2009 en ook mijn blog van 11 april 2010.

Kinder sind wie Bäume

Kinder sind wie Bäume
Bäume sind wie Kinder
Sie brauchen Schlaf und Träume
und ganz allein Zusammensein
den dunklen Wald, versteckte Winkel
und große helle Räume

Und wer sie zwingt zu blühen
im Herbst oder im Winter
der kann sich noch so mühen
Kinder sind wie Bäume
Bäume sind wie Kinder

Lässt du den Bäumen
Zeit zum Träumen
dann sind die Blüten
nicht mehr weit
sie kommen von alleine
wie Kinder auf die Beine

Brotlos

(Für die warnstreikende ABB-Belegschaft in Alzenau)

Die Literaturpreise
fallen
nicht vom Himmel
wenn wir nicht für ihre Interessen schreiben
die da für unsre Zukunft
streiken
werden sie uns nicht vergeben
die Literaturpreise
liegen
auf der Straße
warten vor der Arbeitsagentur
Ob unsre Lieder
sie verdienen
werden wir erst dann verstehen
wenn wir von unsren Denkmalsockeln steigen
und uns denen zeigen
sie denen und mit
denen singen
die uns unser täglich Brot
nächtlich backen täglich bringen
und für einen Hungerlohn
davon zur Not
noch leben können
Ohne sie
wär Kunst
nur brotlos

Hartmut Barth-Engelbart (Michelstadt, 11 april 1947)

De Duitse dichteres en schrijfster Barbara Köhler werd geboren op 11 april 1959 in Burgstädt. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2009 en ook mijn blog van 11 april 2010.

GUTEN TAG

immer hinterher im regen stehen

gelassen bleiben als ob gehen

die frage sei: dahingestellt

& was aus allen Wolken fällt

mir zu betrifft mich offenherzig

verheult verlacht den rest verschmerz ich

vergeh verkomme auf dich zu

entferne mich was bleibt bist du

bei trost bei dir beizeiten

JUST TRAVELLIN’ es kommt nicht an

auf sprüche soviel ist versprochen

und haltlos was ich sagen kann

verstummt verspielt zwischen uns beiden

der regen naß bis auf die knochen

Barbara Köhler (Burgstädt, 11 april 1959)

De Oostenrijkse schrijfster Marlen Haushofer werd geboren op 11 april 1920 in Frauenstein (Molln). Zie ook mijn blog van 11 april 2010.

Uit: Die Wand

„Ich erwachte davon, dass die Sonne auf mein Gesicht fiel, und erinnerte mich sofort an den vergangenen Abend. Da wir nur einen Hüttenschlüssel mithatten, der zweite lag beim Jäger, hätten Luise und Hugo mich bei ihrer Rückkehr wecken müssen. Im Schlafrock rannte ich die Stiege hinunter und sperrte die Eingangstür auf. Luchs empfing mich ungeduldig winselnd und wischte an mir vorbei ins Freie. Ich ging ins Schlafzimmer, obgleich ich sicher war, dort keinen Menschen zu finden, das Fenster war ja vergittert, und selbst durch ein unvergittertes Fenster hätte sich Hugo nicht durchzwängen können. Die Betten waren natürlich unberührt.
Es war acht Uhr; die beiden mussten im Dorf geblieben sein. Ich wunderte mich sehr darüber. Hugo verabscheute die kurzen Wirtshausbetten, und er wäre niemals so rücksichtslos gewesen, mich allein über Nacht im Jagdhaus zurückzulassen. Ich konnte mir nicht erklären, was geschehen war. Ich ging wieder hinauf in meine Schlafkammer und zog mich an. Es war noch sehr kühl, und der Tau glitzerte auf Hugos schwarzem Mercedes. Ich kochte Tee und wärmte mich ein wenig auf, und dann machte ich mich mit Luchs auf den Weg ins Dorf.
Ich merkte kaum, wie kühl und feucht es in der Schlucht war, weil ich darüber nachgrübelte, was aus den Rüttlingers geworden sein mochte. Vielleicht hatte Hugo einen Herzanfall erlitten. Wie es so geht, im Umgang mit Hypochondern, hatten wir seine Zustände nicht mehr ernst genommen. Ich beschleunigte meine Schritte und schickte Luchs voraus. Freudig bellend zog er ab. Ich hatte nicht daran gedacht, meine Bergschuhe anzuziehen, und stolperte ungeschickt über die scharfen Steine hinter ihm her.“

Marlen Haushofer (11 april 1920 – 21 maart 1970)

De Hongaarse schrijver Sándor Márai werd geboren op 11 april 1900 in Kassa (nu Košice, Slowakije). Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2009 en ook mijn blog van 11 april 2010.

Uit: Embers (Vertaald door Carol Janeway)

"Wait," he said over his shoulder to the gamekeeper, who was about to leave the room to dispose of cane and hat.
He crumpled the letter into his pocket. "Tell Kalman to harness up at six o'clock. The Landau, because there's rain in the air. And he is to wear full-dress livery. You too," he said with unexpected force, as if suddenly angered. "Everything must shine. The carriage and harness are to be cleaned immediately. Then put on your livery, and seat yourself next to Kalman on the coachbox. Understood?"
"Yes, Excellence,"said the gamekeeper, looking his master directly in the eye. "At six o'clock." "At half past six you will leave," said the General, and then appeared to be making some calculation, for his lips moved silently. "You will go to the White Eagle. All you are to say is that I have sent you, and the carriage for the Captain is waiting. Repeat."
The gamekeeper repeated the words. Then the General raised his hand, as if he had just thought of something else, and he looked up at the ceiling but didn't say anything and went upstairs to the second floor. The gamekeeper, still frozen to attention, watched him, unblinking, and waited until the thickset, broad-shouldered figure disappeared around the turn of the stone balustrade.
The General went into his room, washed his hands, and stepped over to his high, narrow standing desk; arranged on its surface of unstained green felt were pens, ink, and a perfectly aligned stack of those notebooks covered in black-and-white-checked oilcloth commonly used by schoolchildren for their home- work. In the middle of the desk stood a green-shaded lamp, which the General switched on, as the room was dark. On the other side of the closed blinds, in the scorched, withered garden, summer ignited a last blaze like an arsonist setting the fields on fire in senseless fury before making his escape.“

Sándor Márai (11 april 1900 – 22 februari 1989)

De Amerikaanse schrijver David Westheimer werd geboren op 11 april 1917 in Houston, Texas. Zie ook mijn blog van 11 april 2010.

Uit: Von Ryan’s Express

„He turned to the lieutenant.

'Have him clean that piece.'

The lieutenant stared with brown fawn's eyes, a look of anxious concentration on his smooth face.

'Have him clean that carbine,' the American said. 'Not that Fm trying to help you run your war but I wouldn't want anybody shot by a filthy carbine.'

'Si, colonnello,' the lieutenant said hastily, wondering why he was taking orders when he should be giving them but unable to withstand the prisoner's cold assurance. 'Domani. Tomorrow.'

'Domani,' the American said. 'God knows how many times I've heard that word in the last six hours.'

He returned to his scrutiny of the squirming sentry.

'Ask him when he shaved last,' he demanded, without taking his eyes from the man.

The lieutenant asked. The man answered sullenly and hung his head. The lieutenant snapped at him. The sentry snapped back. They argued with increasing heat.

'As you were!' the American ordered.

They stopped immediately and looked at him as if awaiting instructions.

'Lieutenant,' the American said with patient irony, 'no wonder you people are losing a war. An officer does not argue with an enlisted man. He tells him.'

'I know colonnello,' the lieutenant said apologetically. 'But these imbecilli ... Those who guard the prigionieri are, how you say, the dregess.'

'Dregs,' the American corrected. 'You're assigned to this prison camp, aren't you, lieutenant?' The lieutenant looked betrayed. He was perhaps twenty-two, with a sensitive, handsome face. His hair was dark and curly, his jaw firm, his lips full.

'While I'm on the subject,' said the American, 'when was the last time you had a shave, lieutenant?'

'Only this morning,' the lieutenant said eagerly, thrusting his face forward for closer inspection.

The American drew back distastefully.“

David Westheimer (11 april 1917 – 8 november 2005)

De Australische dichter, schrijver en journalist Bernard O'Dowd werd geboren op 11 april 1866 in Beaufort, Victoria. Zie ook mijn blog van 11 april 2010.

Last Stanzas of the Bush 

Where is Australia, singer, do you know?

These sordid farms and joyless factories,

Mephitic mines and lanes of pallid woe?

Those ugly towns and cities such as these

With incense sick to all unworthy power,

And all old sin in full malignant flower?

No! to her bourn her children still are faring:

She is a temple that we are to build:

For her the ages have been long preparing:

She is a prophecy to be fulfilled!

All that we love in olden lands and lore

Was signal of her coming long ago!

Bacon foresaw her, Campanella, More,

And Plato’s eyes were with her star aglow!

Who toiled for Truth, whate’er their countries were,

Who fought for Liberty, they yearned for her!

No corsair’s gathering ground, nor tryst for schemers,

No chapman Carthage to a huckster Tyre,

She is the Eldorado of old dreamers,

The Sleeping Beauty of the world’s desire.

She is the scroll on which we are to write

Mythologies our own and epics new:

She is the port of our propitious flight

From Ur idolatrous and Pharaoh’s crew.

She is our own, unstained, if worthy we,

By dream, or god, or star we would not see:

Her crystal beams all but the eagle dazzle.

Her wind-wide ways none but the strong-winged sail:

She is Eutopia, she is Hy-Brasil,

The watchers on the tower of morning hail!

Yet she shall be as we, the Potter, mould:

Altar or tomb, as we aspire, despair:

What wine we bring shall she, the chalice, hold:

What word we write shall she, the script, declare:

Bandage our eyes, she shall be Memphis, Spain:

Barter our souls, she shall be Tyre again:

And if we pour on her the red oblation,

All o’er the world shall Asshur’s buzzards throng:

Love-lit, her Chaos shall become Creation:

And dewed with dream, her silence flower in song.

Bernard O'Dowd (11 april 1866 – 1 september 1953)

Portret door Will Rowell

11-04-2011 om 19:46 geschreven door Romenu  

De Franse schrijver Antoine Blondin werd geboren op 11 april 1922 in Parijs. Zie ook mijn blog van 11 april 2009 en ook mijn blog van 11 april 2010.

Uit: Un singe en hiver

« La plage était déserte sur des kilomètres, à l’exception d’un petit grouillement de silhouettes multicolores, dans une crique arrondie au pied de la falaise. Je me suis approché à l’abri des rochers, retrouvant de la jeunesse et un goût amer à cet exercice, ne sachant trop si j’étais grotesque, immonde ou sublime. Marie a de jolies jambes brunes qui me flattèrent, peu ou pas de poitrine, mais je ne me suis pas attardé. Elle trônait le plus souvent au centre d’un conciliabule qui se formait et se désassemblait au gré de son caprice. Ainsi, je découvrais cette meneuse espiègle dont j’avais entendu pârler. Quand tout le monde se précipitait jusqu’au bord de l’eau, je ne la distinguais plus qu’à son maillot clair sur lequel elle portait un gros chandail troué qui ne parvenait point à l’épaissir. Je me suis dit que j’essaierais de saisir le sens de ces évolutions, la règle de ces divertissements; je me suis proposé également d’acheter des jumelles. Jusqu’ici les décrets de Marie me sont demeurés impénétrables; quant aux lorgnettes, j’ai craint d’avoir l’air d’un cochon. Mais je pouvais m’asseoir là, appuyé au varech, jeter de temps en temps un regard sur Marie, me donner l’illusion qu’elle était sous ma surveillance, que nous passions enfin nos vacances ensemble, "Alors on serait…on serait…", proclament volontiers ces enfants quand ils demandent au jeu de déguiser la vie: on serait des marchands…on serait dans un sous-marin… on serait en Amérique… Eh bien, de ce côté-ci des rochers, on jouait au papa sans la maman; on était un père plein de sollicitude, d’indulgence et de discrétion. En somme, c’était la vie rêvée. Dans ce système imaginaire, Marie cessait d’être une orpheline. Et il me sembalit qu’elle l’était effectivement beaucoup moins que les autres, chaque fois que je la regardais. »

Antoine Blondin (11 april 1922 – 7 juni 1991)

De Duitse schrijfster en vertaalster Luise Adelgunde Victorie Gottsched werd in april 1713 geboren in Danzig. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2009 en ook mijn blog van 11 april 2010.

Uit: Das Testament

„FRÄULEIN AMALIE schüttelt mit dem Kopfe. Ja, ja!

FRÄULEIN KAROLINE. Es wird nicht eine jede Schwester ihrer Schwester Kinder so liebreich verpflegen, als es uns hier geschieht. Zwar die Frau Oberstin ist ein wenig wunderlich. Das kömmt aber davon her, daß sie meint, vor einer reichen Frau müssen alle die, die von ihr einmal was zu hoffen haben, ihre gesunde Vernunft verleugnen: weil sie sie enterben kann.

FRÄULEIN AMALIE. Darin hat sie auch recht! Wer reich ist, der ist allein klug.

FRÄULEIN KAROLINE. Wie? Was sagst du?

FRÄULEIN AMALIE. Ja, ja! wer reich ist und andere Leute glücklich machen kann, vor dem müssen sich die anderen schmiegen.

FRÄULEIN KAROLINE. Andere Leute glücklich machen kann? Je! wer ist denn hier im Hause wohl glücklicher, die Frau Muhme oder wir?

FRÄULEIN AMALIE. Unfehlbar sie! denn sie hat das Geld, worauf wir alle hoffen.

FRÄULEIN KAROLINE spöttisch. Du darfst eben nicht wir sagen. Es gibt noch Leute im Hause, die auch ohne dies Testament zufrieden sein können.

FRÄULEIN AMALIE höhnisch. Willst du mir deinen Anteil auf der Oberstin ihre Erbschaft schenken?

FRÄULEIN KAROLINE lachend. O herzlich gern! Mir wäre aber mit solchen Geschenken wenig gedient, die der, der sie gibt, noch selber nicht hat.

FRÄULEIN AMALIE. Selber nicht hat? Wie? ist sie nicht unsrer Mutter Schwester? und sind wir nicht ihre nächsten Erben?

FRÄULEIN KAROLINE. Nein! das sind wir nicht! denn sonst dörfte sie kein Testament machen.

FRÄULEIN AMALIE. Je nun! freilich hat sie noch eine Schwester: aber sie wird ihr Vermögen doch lieber jungen Leuten gönnen, die es in der Welt noch nutzen können, als der alten Frauen.“

Luise Gottsched (11 april 1713 – 26 juni 1762)

Johann Christoph Gottsched en Luise Gottsched

De Duitse dichter, schrijver en criticus Johann Heinrich Merck werd geboren op 11 april 1741 in Darmstadt. Zie ook mijn blog van 11 april 2010.

Rhapsodie (Fragment)

Der Herrn Poeten gibt es viel;

Zehn fehlen, einer trifft das Ziel.

Mein liebes Deutschland hast du denn

Drei Dichter auf einmal gesehn?

Es trägt in funfzig Jahren kaum

Ein Sprößchen unser Lorbeerbaum.

Doch greift darnach ein jeder Tor

Als käm's auf allen Hecken vor.

Man sagt, was mag die Ursach sein

Von diesem wunderlichen Schrein?

Der Bär ja doch nicht fliegen will,

Das Pferd nicht will die Wand hinauf,

Der Hund ja gerne stehet still

Beim breiten Fluß in vollem Lauf.

Allein das arme Menschentier

Zankt sich mit der Natur herum,

Und wenn sie ruft: »Nicht weiter hier!«

So kehrt es darum doch nicht um.

Wo sein Genie nicht will, just dort

Will es, allein es kann nicht fort.

Johann Heinrich Merck (11 april 1741 – 27 juni 1791)

Portret door J. H. Strecker, 1770

De Engelse dichter Christopher Smart werd geboren op 11 april 1722 in Shipbourne.Zie ook mijn blog van 11 april 2010.

Psalm XXIII

The shepherd Christ from heav'n arriv'd,

My flesh and spirit feeds;

I shall not therefore be depriv'd

Of all my nature needs.

As slop'd against the glist'ning beam

The velvet verdure swells,

He keeps, and leads me by the stream

Where consolation dwells.

My soul He shall from sin restore,

And her free pow'rs awake,

In paths of heav'nly truth to soar,

For love and mercy's sake.

Yea, tho' I walk death's gloomy vale,

The dread I shall disdain;

For Thou art with me, lest I fail,

To check me and sustain.

Thou shalt my plenteous board appoint

Before the braving foe;

Thine oil and wine my head anoint,

And make my goblet flow.

But great still Thy love and grace

Shall all my life attend;

And in Thine hallow'd dwelling place

My knees shall ever bend.

Christopher Smart (11 april 1722 – 21 mei 1771)

Portret door onbekende schilder, rond 1745

De Oostenrijkse dichter en politicus Anastasius Grün (eig. Anton Alexander Graf von Auersperg)  werd geboren op 11 april 1808 in Laibach (tegenwoordig Ljubljana, Slovenië). Zie ook mijn blog van 11 april 2010.

Am Strande

Auf hochgestapelte Ballen blickt
Der Kaufherr mit Ergötzen;
Ein armer Fischer daneben flickt
Betrübt an zerrissenen Netzen.

Manch rüstig stolz bewimpelt Schiff!
Manch morsches Wrack im Sande;
Der Hafen hier und dort das Riff,
Jetzt Flut, jetzt Ebb' am Strande.

Hier Sonnenblick, Sturmwolken dort;
Hier Schweigen, dorten Lieder,
Und Heimkehr hier, dort Abschiedswort;
Die Segel auf und nieder!

Zwei Jungfrau'n sitzen am Meeresstrand:
Die eine weint in die Fluten,
Die andre mit dem Kranz in der Hand
Wirft Rosen in die Fluten.

Die eine, trüber Wehmut Bild,
Stöhnt mit geheimem Beben:
"O Meer, o Meer, so trüb' und wild,
Wie gleichst du so ganz dem Leben!"

Die andre, lichter Freude Bild,
Jauchzt selig lächelnd daneben:
"O Meer, o Meer, so licht und mild,
Wie gleichst du so ganz dem Leben!"

Fort braust das Meer und überklingt
Das Jauchzen wie das Stöhnen;
Fort wogt das Meer, und ach! verschlingt
Die Rosen wie die Tränen.

Anastasius Grün (11 april 1808 – 12 september 1876)

Monument in het Schillerpark in Wenen

11-04-2011 om 19:39 geschreven door Romenu