Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
12-12-2015
Susanna Tamaro, Kader Abdolah, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne
“Unfortunately, I don't have a particularly happy memory of my first encounter with Catholic doctrine. I recall a freezing hall, the sing-song voice of a priest who was talking about strange stories which I could not follow through to the end and the chorus of our answers spoken out loud, always the same and always incomprehensible. Within me, there were already great and terrible questions which were boiling. Why is there evil? Why does everything end? Why are we born? Why do we die? And instead of answers, I only received some «stories» which were not able to draw me in their folds. I had been waiting for the beginning of catechism with great excitement, I hoped to receive some answers to my worries, but that excitement, afternoon after afternoon, parable after parable, was slowly dissipating, leaving me more and more unsatisfied and deluded. There was no anger, nor rejection in that dissatisfaction, just bitterness of someone who doesn't feel respected in their desire to get closer to the Truth. On the way hope, I walked quickly, wrapped up in my thoughts. If God is good and loves us, why does he permit evil? Why does he force Abraham to lift his sword over his son Isaac? Why did Cain kill Abel? Why did Judas prefer a small pittance of money over the love of Jesus? I remember my childhood like a prolonged insomnia, sometimes I had the impression that my head would explode for the many questions floating in it, for the total absence of an adult who was capable of taking me by the hand and accompanying me through the answers. In this absolute solitude of mine, only two images were very peaceful for me: the Guardian Angel and the Holy Spirit. Both had vaporous, white wings, both lived next to men, but were not men, they flew above us, participating in the events of the earth without being captured, far from hate and betrayal which had killed Jesus.”
Susanna Tamaro (Triëst, 12 december 1957)
De Iraans - Nederlandse schrijver Kader Abdolah (pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani) werd geboren in Arak op 12 december 1954. Zie ook alle tags voor Kader Abdolah op dit blog.
Uit:Het huis van de moskee
“AlefLamMiem. Er was eens een huis,een oud huis,dat `het huis van de moskee' heette. Het huis was groot,met vijfendertig kamers. Eeuwenlang hadden daar bloedverwante families in dienst van de moskee gewoond. De kamers hadden allemaal een functie en een naam die daarbij paste,zoals de koepelkamer,de opiumkamer,de vertelkamer,de tapijtenkamer,de ziekenkamer,de grootmoederkamer,de bibliotheek en de kraaikamer. Het huis lag achter de moskee en was ertegenaan gebouwd. In een hoek van de binnenplaats was een stenen trap naar het platte dak,waarover je naar de moskee kon gaan. En er lag een hooz,een zeshoekig bassin,midden op de binnenplaats waar men voor het gebed zijn handen en zijn gezicht waste. Nu bood het huis ruimte aan de gezinnen van drie neven: Aga Djan,de koopman die leidinggaf aan de traditionele bazaar in de stad,Alsaberi,de imam van het huis die aan het hoofd van de moskee stond en Aga Shodja,de moazen van de moskee. Het was een vrijdagochtend,het begin van de lente. De zon scheen aangenaam en de tuin rook naar grond,de bomen hadden jong blad. Planten kregen hun eerste knopjes. Vogels vlogen van de ene naar de andere tak en zongen voor de tuin. De twee grootmoeders ruimden de resten van de dode planten van de afgelopen winter op en de kinderen renden achter elkaar aan en verstopten zich achter de dikke bomen. Een grote groep mieren was van onder de oude muren te- voorschijn gekomen en bedekte de stoep langs de oude cederboom met een bruin bewegend kleed."
“Come in the fitting room?There's no way I'm letting a tall, tanned, sporty Angeleno come in here and see my cellulite. "No, it's fine, thanks!" I say shrilly. "You need some help getting it off?"' She tries again. "Some of our customers find it tricky the first time." I have a hideous vision of me gripping onto the counter and Mindy trying to haul the All-in-one off me while we both pant and sweat with the effort and Mindy secretly thinks "I knew all British girls were heifers." No way. Not in a million years. There's only one solution left. I'll have to buy it. Whatever it costs. I give an almighty wrench and manage to snap two of the straps up onto my shoulders. That's better. I look like a chicken trussed up in black Lycra, but at least I can move my arms. As soon as I get back to the hotel room I'll cut the whole thing off myself with a pair of nail scissors, and dispose of the remains in a public bin so Luke doesn't find them and say What's this? or You mean you bought it even though you knew it didn't fit? or something else really annoying. Luke is my husband and he's the reason I'm standing in a sports apparel shop in LA. We're moving out to Los Angeles soon because of his work, and we're here on a house-hunting trip. That's our focus this week: real estate. Houses. Gardens. Rental agreements. Very much so. I've only popped to Rodeo Drive very, very quickly between house appointments. Well, OK. The truth is, I cancelled a house appointment to come to Rodeo Drive. But I had to. I have a genuine reason for needing to buy some emergency running clothes, which is that I'm running in a race this afternoon. A real race! Me!”
Uit: Madame Bovary (Vertaald door Hans van Pinxteren)
“Hij moest zich toch onderscheiden op velerlei gebied, je als vrouw inwijden in het spel van de hartstochten, in de genietingen van het leven, in alle mysteriën? Maar deze man leerde haar niets, wist niets, verlangde niets. Hij dacht dat zij gelukkig was; en zij nam hem deze bezadigde kalmte kwalijk, deze loodzware passiviteit, zelfs het geluk dat zij hem schonk. Soms tekende zij; dan vond Charles het heerlijk om naar haar te staan kijken, zoals zij daar gebogen zat over haar papier, met toegeknepen ogen naar haar werk turend, of tussen duim en wijsvinger broodkruim tot balletjes draaiend. Als zij pianospeelde, groeide zijn bewondering naar- mate haar vingers sneller over de toetsen vlogen. Zij sloeg ze met kracht aan en haar handen doorliepen van hoog tot laag het hele klavier zonder haperen. Op deze manier door haar bewerkt was, wanneer het raam openstond, het oude instrument met zijn losgetrilde snaren tot aan het eind van het dorp te horen, en dikwijls bleef de deurwaardersklerk, die blootshoofds en op zijn sloffen voorbijkwam, op de weg staan luisteren met zijn dwangbevel in de hand. Anderzijds was Emma uitstekend in het huishouden. Zij verzond de declaraties voor het ziekenbezoek in goed geformuleerde brieven die niets van een nota weg hadden. Als zij op zondag buren te eten hadden, wist zij altijd iets bijzonders op tafel te zetten, bouwde op wingerdbladeren piramides van groene pruimen, diende de vruchtengelei, nog in de vorm van de potjes, in schaaltjes op, en sprak er zelfs over om vingerkommetjes voor het dessert te kopen. Door dit alles steeg Bovary heel wat in aanzien.”
Gustave Flaubert (12 december 1821 – 8 mei 1880) Cover
“JIMMY: Peace! God! She wants peace! (Hardly able to get his words out.) My heart is so full, I feel ill - and she wants peace! (She crosses to the bed to put on her shoes. CLIFF gets up from the table, and sits in the armchair R. He picks up a paper, and looks at that. JIMMY has recovered slightly, and manages to sound almost detached.) l rage, and shout my head off, and everyone thinks ‘poor Chap!’ or “what an objectionable young man!’ But that girl there can twist your arm off with her silence. I’ve sat in this chair in the dark for hours. And, although she knows I'm feeling as I feel now, she’s turned over, and gone to sleep. (He gets up and faces CLIFF, who doesn’t look up from his paper.) One of us is crazy. One of us is mean and stupid and crazy. Which is it? Is it me? Is it me, standing here like an hysterical girl, hardly able to get my words out? Or is it her? Sitting there, putting on her shoes to go out with that - (But inspiration has deserted him by now.) Which is it? (CLIFF is still looking down at his paper.) I wish to heaven you’d try loving her, that’s all. (He moves up C.,watching her look for her gloves.) Perhaps, one day, you may want to come back. I shall wait for that day. I want to stand up in your tears,and splash about in them, and sing. I want to be there when you grovel. I want to be there, I want to watch it, I want the front seat. (HELENA enters, carrying two prayer books.) I want to see your face rubbed in the mud - that’s all I can hope for. There’s nothing else I want any longer. HELENA: (After a moment) There's a phone call for you. JIMMY: (Turning) Well, it can't be anything good, can it? (JIMMY goes out.) HELENA: All ready? ALISON: Yes - I think so. HELENA: You feel all right, don't you?”
John Osborne (12 december 1929 - 24 december 1994) Jimmy Porter (Kenneth Haigh) danst met zijn vriend Cliff (Alan Bates) terwijl Alison strijkt. Scene uit een opvoering in Londen, 2010
Never has been my heart, I think, So crimson and warm: At the worst seconds Of this deadly night, I feel, Thousands of founts of sun Spout with certitude in my heart. In every corner Of this salt-desert of despair, Thousands of vivacious woods, I feel, Grow sudden out of ground. You! My lost certitude! You runaway fish! Slipping in and out Of lakes of mirror! A filtering pond am I; Now with the sorcery of love, Seek a way towards I From the lakes of mirror! Never has been my hand, I think, This gay and grand: With a waterfall of crimson tear in my eye I feel, Breathes a dusk-less sun of an anthem. In every vein of mine With every beat of my heart, I feel, Chimes now the awakening of a caravan. She entered through the door one night Nude as the water’s soul; Her breasts: two fish, Hands, holding a mirror, Her hair: moss-smelling, Twisted as moss. At the threshold of despair, Cried I: “My found certitude! Of you, I will not let go of you.”
Vertaald door Sheida Dayani
Ahmad Shamlou (12 december 1925 - 24 juli 2000)
De Griekse schrijver Vassilis Alexakis werd geboren op 12 december 1943 in Athene. In 1961 trok hij naar Frankrijk om journalistiek te studeren in Lille. Zie ook alle tags voor Vassilis Alexakis op dit blog.
Uit: Paris – Athens (Vertaald door Andriana Mastor)
“To tell the truth, I did not begin this book today. Maybe it was a year ago. Or maybe twenty-five years ago, when I came to France. I was seventeen years old. I don't remember what time the boat left. It was daytime and it was hot. I remember the sunglasses my mother was wearing to hide her tears. I had a big, white, fake-leather suitcase and some other baggage. As I shuffled down the dock, I watched my shadow: I looked like Karagiozis, a comic shadow-puppet figure dressed in a protruding square skirt. Is it true that I looked at my shadow, that it made such an impression on me? I won't swear to it. Anyhow, perhaps I began this book on that day. I was all choked up and couldn't say a word. I think all books are born out of silence. Since then I have faced other silences. A year ago I tried to write. I spent hours, days, my eyes fixed on the blank page, unable to put down a single word: I was incapable of choosing between Greek and French. I wanted to write about precisely the difficulty of this choice, but how could I write about it unless I had already made it? I thought of the sophism they taught us in school: A crocodile (where would you come across crocodiles in Greece?) kidnaps a small child and says to the mother: "I'll give him back to you if you can guess what I'm thinking." "You're thinking that you won't give him back to me." "You lose," says the crocodile, "because if indeed I am thinking that I won't give him back to you, then I won't give him back, since that's my intention. If, on the other hand, I am thinking of giving him back, then you guessed wrong." "You lose," the mother retorts (this woman's composure always impressed me). "Either way you have to give him back, either because you're thinking of it, or because you're not thinking of it, so I win the bet." My inability to write the slightest word infuriated me. To console myself I thought—in which language, I wonder?—that there was no reason to spill ink on the page, that the blank sheet of paper expressed my situation perfectly.”
„Am Fenster ist die Silhouette zu sehen. Ein gelenkiger Mann in Tennisschuhen, Pullover, mit einer um den Hals geknoteten Jacke, steigt leichtfüssig ein. Typische Einsteigerpose. Beim nächsten Geräusch steht der Leser auf, geht durch die Wohnung nach hinten. Der Einbrecher drückt sich in die Dunkelheit. Plötzlich ist er voll vor dem anderen. Der schreit: You fucking bastard! Der kleinere Einbrecher zuckt zusammen, wendet sich ab und springt zum Fenster hinaus auf die Terrasse. Es ist unklar, wer zuerst reagiert, die Flucht und der Fluch müssen praktisch gleichzeitig passieren. Der Lesende stürzt sich auf die Flüchtenden, erwischt ihn um die Taille, bleibt aber selbst im Fensterrahmen festgeklemmt. Der Film bewegt sich dann rückwärts, etwas schneller als vorwärts, bis der Bewohner der Wohnung wieder im Sessel liest. Die Wohnung wird aufgeleuchtet, verfremdet, um einen Unterschied klarzumachen. Der gleiche Ablauf wie vorher, doch beim Erblicken des Eindringlings bleibt der Lesende stehen und fragt: What are you doing here? Seine Stimme klingt nicht überzeugend. Er ist überrascht, ratlos, ängstlich. Der Eindringling springt auf den Leser, ein Gewühl entsteht, der Einbrecher springt wie vorhin aus dem Fenster, rennt ein paar Schritte zu einer Wendeltreppe, zu einer Feuerleiter. Es wird wieder zurückgespult. Der Leser sitzt im Stuhl, genau wie am Anfang, nachdem er aber die Ohren gespitzt hat, steht er leise auf, drückt sich auch an die Wand, greift bei langsamem Vordringen im dunklen, unerleuchteten Teil der Wohnung nach einem Gegenstand. Messer, Schirm, Stock, Blumenvase. Beim Anblick des Eindringlings schlägt er zu, im Dunkeln ist nur der Aufschlag zu hören, ein Schrei, der Eindringling entkommt aber diesmal schon weiter die Treppe hinunter, er rennt, als ob er verwundet wäre die Windungen hinunter, dreht mehrere Runden, die mit einem Schwindeleffekt verbunden werden. Wieder schnelles zurückspulen, mitten drin plötzlich eine weitere Fluchtsequenz, der Eindringling rennt die letzten Stufen der Wendeltreppen hinunter, setzt über eine Mauer, verschwindet, an der Mauer bleibt eine Blutspur, zurückspulen geht weiter bis der Leser wieder im Sessel sitzt. Wieder das Geräusch, der Leser geht hin, beim Anblick sagt er: Look at that, who is here? Er klingt überlegen. Der Eindringling springt zum Fenster. Der Leser ist schneller. Schiebt es zu. Sagt: Wait! Why the hurry?“
Beat Sterchi (Bern, 12 december 1949)
De Duits-Nederlands schrijver, arts en psychiater Hans Alex Keilson werd geboren in Bad Freienwalde op 12 december 1909. Hans Keilson overleed op 31 mei van dit jaar op 101-jarige leeftijd. Zie ook alle tags voor Hans Keilson op dit blog.
Uit: Daar staat mijn huis
“Toen ik in 1915 voor het eerst naar school ging, was vader nog niet onder de wapens geroepen. Hij heeft het nog meegemaakt dat de lerares van de eerste klas mijn ouders vertelde hoe ontsteld ik was geweest toen ze voor de klas het verhaal over Judas’ verraad en Jezus’ dood had verteld. Ze stelde mijn ouders voor om me te laten dopen. Mijn ouders weigerden. Chazan Trachtmann woonde ergens in de buurt van de synagoge en was in dienst bij de Joodse gemeente. Hij gaf ons in een klaslokaal van de lagere school één keer in de week aan het eind van de middag godsdienstles, die hoofdzakelijk besteed werd aan het leren lezen van de Hebreeuwse letters en de Hebreeuwse gebeden. Soms was ik de enige leerling. De cantor van de Joodse gemeente in Angermünde was een klein, tenger mannetje. Hij zag er veel ouder uit dan hij in werkelijkheid was. Ons voorzangertje werd hij genoemd. Ik leerde bij hem in het Hebreeuws vlot de gebeden lezen die ik voor de bar mitswa moest kennen. Maar over de geschiedenis van de Joden in de diaspora heb ik van hem nooit iets vernomen. Het feest van mijn bar mitswa vond in 1922 of 1923 in de synagoge van Freienwalde plaats. Het hele gebeuren greep me erg aan. Na het inzegenen in de tempel beklom ik in tranen het emporium, waar mijn moeder te midden van de andere dames zat. Ik omarmde haar en kuste haar en zag ook haar tranen. Maar zij was op een andere manier aangedaan dan ik. Ik had een week eerder al mijn religieuze twijfels in ondubbelzinnige woorden op papier gezet en voelde me nu schuldig.”
Hans Keilson (12 december 1909 - 31 mei 2011)
De Surinaamse dichter Shrinivási werd geboren op 12 december 1926 op de grond Vaderszorg, Kwatta, in het district Beneden-Suriname. Zie ook alle tags voor Shrinivási op dit blog.
Omdat de wereld mijn huis is
Omdat de wereld mijn huis is heb ik tussen anderen gewoond heb ik andere klimaten geproefd ben ik op mijn tocht over de aarde terug naar de boom in de avond voor reflektie en ongebreidelde rust sluit ik langzaam de keten van reizen voor het licht in mij raakt uitgeblust
Ik loop de dag in de vogels lang gezwegen
Ik loop de dag in de vogels lang gezwegen ruisen hun lied als palmen allerwegen zuiveren de lucht van het bloederig verleden
ik loop de dag in en de karmozijnen morgen versterkt mij als het bloed der martelaren dat zaad en toekomst werd voor deze aarde
tot aan de dood echter overschaduwt je dood vanaf nu, onafscheidelijk de dag van mijn geboorte
zo verlaten als de winter in het Hoge Noorden is en zo donker als de nacht die wij zopas nog voegden bij deze nacht, vonden wij er nog enorm veel lumineus licht, niet zozeer in de schittering van de lucht die reëel is en nabij, of de verblindende schittering van de besneeuwde vlakten, of het bruuske noorderlicht, dan in de vermoedelijk niet te beschrijven huivering alles te beleven wat wij zagen en meer dan dat
Christian Dotremont (12 december 1922 - 20 augustus 1979)
De Kirgizische schrijver Tsjingiz Ajtmatov werd op 12 december 1928 geboren in het Kirgizische dorp Sheker, in wat toen een deelrepubliek was van de Sovjet-Unie. Zie ook alle tags voor Tsjingiz Ajtmatov op dit blog.
Uit: Das Kassandramal (Vertaald door Friedrich Hitzer)
„Und da fiel ihm ein, woher die zweite Sonne - die Mutante! - im Traum herrührte. Es dämmerte ihm unruhig, aber deutlich. Er wunderte sich sogar, warum ihm das nicht sofort in den Sinn gekommen war. Jetzt war alles wieder im Lot. "Mußte das sein?" Der Futurologe schmunzelte vor sich hin, blickte auf die Uhr neben dem Spiegel, es war bereits sieben. Ein Freitag im Spätsommer. Seine Frau schlief im Zimmer nebenan, und auch ihre Schwester, die aus Arkansas zu Besuch gekommen war, schlief noch. Bork ging auf die offene Veranda des Hauses hinaus, wo er seine kleine Morgengymnastik zu machen pflegte. Aber dieses Mal lenkten Sorgen seine Gedanken ab. Auch alles andere rund um ihr Vororthaus interessierte ihn nicht wie sonst. Nicht einmal der Steingarten neben dem Schwimmbassin, der auf liebevolle Weise nach japanischem Muster (wie ein Sternbild, glaubte er) angelegt worden war und wo Bork, wie die von Jessie verbreiteten Gerüchte besagten, in komisch-schrecklichem Flüsterton gern schwarze Magie trieb. Demnach legte er dort eine rituelle Ordnung an und zeichnete dabei wunderliche Symbole neben den rätselhaften Steinen in den Sand, aber dieses Mal vergaß er auch das. Ihm stand überhaupt nicht der Sinn nach Spielereien. Die Ereignisse bedrängten ihn seit dem frühen Morgen. Er spürte das physisch, sein Herz zog sich krampfhaft zusammen. Er mußte die ganze Presse durchsehen, einen Berg von Zeitungen und Zeitschriften, und alle gierten nach einer Aussage von ihm. Er mußte verschiedene Leute anrufen, Auskünfte einholen und sich schnell Klarheit verschaffen. Absolut unaufschiebbar war der Artikel über das Kassandramal, den er fertigzuschreiben hatte. Und das stellte sich als eine ungeheuer schwierige Aufgabe heraus. Die Leidenschaften um die Kassandra-Embryonen waren aber bereits überall entbrannt.“
Tsjingiz Ajtmatov (12 december 1928 – 10 juni 2008)
“Rizz erlebe einen Jahrtausendwinter, stand im Mittagskurier. Und tatsächlich: Überall lagen Haufen schmutzigen Schnees, angeschmolzen, vereist, neu überschneit. Erfrorene Vögel fielen vom Himmel, Hunde schlotterten, Menschen schlitterten – manche hatten eingegipste Gliedmaßen. Als ich aus dem Taxi stieg, dämmerte es bereits. Eisregen schlug mir ins Gesicht, schon nach wenigen Schritten hing meine Unterlippe wie betäubt herunter, die Augen tränten, die Nase lief. Hier wehte eine andere Luft als zu Hause. »Sie erreichen Frau Puvogel unter folgender Mobilnummer«, hatte in der Annonce gestanden. Ich kämpfte mich im Gegenwind zur gläsernen Eingangstür des Gebäudes und erschrak. Mir im Weg stand ein blasser Junge mit vom Wind zurückgekämmtem dunkelblondem Haar, von dessen Nerdbrille der Regen tropfte, mit wollenem Mantel und weinrotem Strickschal. Der Junge blickte mich ängstlich an. Er hielt das Kinn gesenkt und sah aus, als würde er gleich nach Mama rufen. »Nicht so schüchtern, junger Mann!« Mein Spiegelbild verschwand. Eine Dame im Pelz hatte von innen die Tür geöffnet. »Sie sind doch sicher Herr Rothe?« Ich räusperte mich. »Ja. Wir hatten telefoniert. Guten Tag! Frau Puvogel?« »Leibhaftig! Wie war die Reise?« »Danke! Gut!« Wir traten ins Foyer. Sofort beschlug meine Brille. »Wem gehört denn das Haus?«, fragte ich und klopfte den Schnee vom Kragen. »Na, Frau Puh-Vogel«, rief sie und schlug sich auf den Pelz."
Else Buschheuer (Eilenburg, 12 december 1965)
De Oostenrijks - Franse schrijver, essayist en psycholoog Manès Sperber werd geboren op 12 december 1905 in Zabłotów, Galicië. Zie ook alle tags voor Manès Sperber op dit blog.
Uit: Wie eine Träne im Ozean
„Diesem Mann hatte der 17jährige Joseph-Maria Goeben ins Untersuchungsgefängnis geschrieben: »Solange es Männer gibt wie H. S., hat das Leben einen Sinn. Solange es uns junge Menschen gibt, gibt es keine Mauern, dick genug, Sie gefangenzuhalten ! « Und er hatte diesem Brief ein furchtbar langes Gedicht beigelegt. Vier Jahre später die erste Begegnung. Josmar war enttäuscht und litt, weil er die Enttäuschung nicht eingestehen wollte – der Einundzwanzigjährige wußte mit ihr nichts anzufangen. Das war mitten in den Ruhrkämpfen. Er hatte den Mann, hinter dem die Polizei seit Tagen her war, gesucht. Er fand ihn endlich an einer Theke. Da war es ein kleiner Mann in einem zu langen dünnen Mantel, der vor Nässe steif war. Und dieser Mann hielt in der Hand ein Glas Bier, aus dem er immerfort den Schaum blies. Die Hand - es war die linke - zitterte, die rechte kam nicht zum Vorschein. Und dieser Mann fluchte über das lauwarme Bier. Das war die erste Begegnung. Josmar hatte sich lange auf sie vorbereitet. Nein, natürlich durfte er nicht mit einer Rede beginnen, doch gab es, was unabweisbar war und gesagt werden mußte, sobald er dem Führer gegenüberstand. Da war aber nichts zu sagen, die Worte waren weggeschwemmt. Natürlich stotterte er wie immer, wenn Unvorhergesehenes alle Ordnung umwarf, in die er zukünftige Handlungen voraussichtig hineinstellen wollte. Er sagte: »Ich bin Joseph-Maria Goeben aus Köln. Ich habe Ihnen seinerzeit geschrieben."
Manès Sperber (12 december 1905 – 5 februari 1984)
`Well, dearest Jack,' she said, they having kissed, `how very happy I am to see you wearing a broad pennant. It was a damned near-run thing that you were not out of reach, half-way to Tierra del Fuego in a mere hydrographical tub, a hired vessel. But how we ever came to miss you on Common Hard I shall never understand -- never, though I have gone over it again and again. True, Keith was in a great taking about the naval estimates, and I was turning some obscure lines of Ennius in my head without being able to make any sense of them frontwards or backwards; but even so ...' Nor shall I ever understand how I came to be such an oaf as to walk in here, ask you how you did, and sit down by your side without the slightest word of congratulations on being a viscountess: yet it had been in my head all the way across. Give you joy with all my heart, dear Queenie,' he said, kissing her again; and they sat there very companionably on the broad cushioned locker. Jack was taller than Queenie and far more than twice as heavy; and having been in the wars for a great while and much battered, he now looked older. He was in fact seven years her junior, and there had been a time when he was a very little boy whose ears she boxed for impertinence, uncleanliness and greed, and whose frequent nightmares she would soothe by taking him into her bed. By the way,' said Jack, `does the Admiral prefer to be addressed as Lord Viscount Keith like Nelson in his time or just as plain Lord K?' "Oh, just plain Lord, I think. The other thing is formal court usage, to be sure, and I know that dear Nelson loved it; but I think it has died out among ordinary people. Anyway he does not give a hoot for such things, you know. He values his flag extremely, of course, and I dare say he would like the Garter; but the Keiths of Elphinstone go back to the night of time -- they are earl marischals of Scotland, and would not call Moses cousin."
Patrick O’Brian (12 december 1914 – 2 januari 2000)