De Surinaamse schrijver Henri François Rikken werd geboren in Paramaribo op 30 mei 1863. Zie ook mijn blog van 30 mei 2008. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit: Codjo, de brandstichter
In den fraaien, wel onderhouden tuin, met sierlijke schulppaden doorsneden, groeide een groote verscheidenheid van schoone en welriekende planten, van Cayenne en elders aangevoerd. Nu echter geven slechts de ruïnen getuigenis van de vroegere grootheid en pracht.
Aan den grooten Combè-weg, waarheen een door dicht overhangend geboomte tamelijk donkere weg langs den gouverneurstuin leidde, stonden eenige huizen, hier en daar verspreid, waarin de majoor-commandant, officieren of voorname particulieren woonden.
In de straat achter de smederij, waarvan wij hierboven gewaagden, lag halverwege tusschen wild opgroeiende manjaboomen en struikgewassen een onoogelijk huisje als verloren. Hier woonde een lange, magere neger met een korten baard, een gebogen neus en een gunstig, regelmatig uiterlijk.
Algemeen beweerde men, dat hij een Arabier was, ofschoon het bijna zeker is dat hij tot de Tiamba-negers moest behooren, die ver uit het binnenland van Afrika als slaven naar Suriname overgebracht waren. Om zijn eerbiedwaardig uiterlijk werd hij algemeen in de wandeling Ta (vader) Tiamba genoemd. Hij was in het bezit van ezel en kar en kocht van zijn, door vlijt en zuinigheid bespaarde penningen, bij voorkeur de Tiamba-slaven, voor wie hij veel liefde en medelijden scheen te hebben, om hun vervolgens de vrijheid te schenken. Doch Ta Tiamba was niet alleen karreman; - hij gold ook als priester bij zijn landgenooten, onder wie hij een kleine gemeente gevormd had.
Henri François Rikken (30 mei 1863 - 17 mei 1908)
De Duitse dichter en schrijver Georg Schaumberg werd geboren op 30 mei 1855 in Ansbach. Hij werkte een tijd als redacteur bij de Neuruppiner Zeitung. Vanaf 1889 leefde hij in München waar hij de leiding had over de Illustrierte Münchener Stadtzeitung. Samen met Michael Georg Conrad, Otto Julius Bierbaum en Oskar Panizza was hij medeoprichter van de Gesellschaft für modernes Leben. Behalve gedichten schreef hij ook voor het theater.
Der Dichter spricht
Nun kommt, ich will euch führen
Ein Zeichen von meiner Hand:
Es öffnen sich die Türen
Zu dem verborgenen Land
Wo unter dunklen Bäumen
Gar seltsame Blümen blüh´n,
Der Sehnsucht blassen Träumen
Gleich, die schlanken Schwäne zieh´n.
Dort Strahlen lichte Sonnen
An Himmeln, die ewig klar,
An kühlen Marmorbronnen
Harrt dort der Seligen Schar
Viel schöne, weiße Frauen
Mit Rosen umkränzt das Haupt,
Und Wunder sollt ihr schauen
Die ihr Wunder nie geglaubt.
Georg Schaumberg (30 mei 1855 2 maart 1931)
Ansbach (Geen portret beschikbaar)
De Duitse dichter en schrijver Robert Eduard Prutz werd geboren op 30 mei 1816 in Stettin. Van 1834 tot 1838 studeerde hij filologie in Berlijn, Breslau en Halle. Met Adelbert von Chamisso werkte hij samen aan de Musenalmanach en bij de Rheinischen Zeitung. Wegens zijn radikale politieke opvattingen trok hij in 1841 van Halle naar Jena. Wegens kritiek op de censuur moest hij ook die stad verlaten. In 1845 kreeg hij vanwege zijn stuk Die politische Wochenstube een aanklacht wegens majesteitsschennis. Van 1849 tot 1859 was hij bijzonder hoogleraar literatuur in Halle. Prutz was een van de markantste figuren van de Vormärz.
Noch ist die Freiheit nicht verloren
Noch ist die Freiheit nicht verloren,
Noch sind wir nicht, nicht ganz besiegt:
In jedem Lied wird sie geboren,
das aus der Brust der Lerche fliegt;
sie rauscht uns zu im jungen Laube,
im Strom, der sich durch Felsen drängt,
sie glüht im Purpursaft der Traube,
der brausend seine Bande sprengt.
Der sei kein rechter Mann geachtet,
dem lohne nie der Jungfrau Kuß,
der nicht aus tiefster Seele trachtet
wie er der Freiheit dienen muß.
Das Eisen wächst im Schoß der Erden,
es ruht das Feuer in dem Stein
Und wir allein solln Knechte werden?
Ja, Knechte bleiben, wir allein?
Laßt euch die Kette nicht bekümmern,
die noch an eurem Arme klirrt:
Zwing-Uri liegt in Schutt und Trümmern,
sobald ein Tell geboren wird!
Die blanke Kette ist für Toren,
für freie Männer ist das Schwert:
Noch ist die Freiheit nicht verloren,
solang ein Herz sie noch begehrt.
Robert Prutz (30 mei 1816 21 juni 1872)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Vlaamse dichter Kris Pint werd geboren in Halle in 1981. Zijn gedichten werden sinds 1995 vaak bekroond in de gerenommeerde Soetendaellewedstrijd en de Hoofdstedelijke Poëziewedstrijd. Met Finaal Credo won hij in 1997 de kortverhalenwedstrijd voor jongeren van het tijdschrift Zulma. Sinds 1998 is hij redacteur bij de Jeugdpoëziekrant. Gedichten van hem werden gepubliceerd in de bloemlezing Kruimels op de vloer. Met zijn debuutbundel Ozymandias. XXIII gedichten van voorbijgaande aard won hij de KBC Jongerenpoëziewedstrijd De Tijd in Vers (1999).
Doornroosje
Rondom mij woekerden de rozen toen hij kwam sloegen ze als donkere sprookjes in mijn gevouwen handen dicht
ik was gelukkig maar zonder schaamte bracht hij het lichaam waarin ik droomde als een diefstal aan het licht
zijn schanddaad werd ontdekt en hij moest vluchten: buiten blafte een hond
ik deed of ik sliep nog even streelden zijn lippen mijn mond
Kris Pint (Halle, 1981)
De Vlaamse dichter, schrijver en wetenschapper en schrijver David Van Reybrouck werd geboren in Brugge in 1971. Hij studeerde archeologie en filosofie in Leuven, behaalde een Master in World Archaeology in Cambridge en promoveerde in 2000 aan de universiteit van Leiden.Van Reybrouck is freelance-medewerker van de krant De Morgen waar hij essays, reportages en recensies schrijft voor het zaterdagsupplement Zeno en de wekelijkse bijlage Boeken. Hij schrijft ook gedichten: in het eerste nummer van Het liegend konijn, het poëzietijdschrift van Jozef Deleu, verschenen er reeds enkele. In oktober 2001 verscheen De Plaag, Het stille knagen van schrijvers, termieten en Zuid-Afrika, een mengeling van biografie, autobiografie en reportage. De Plaag werd genomineerd voor de Gouden Uil Literatuurprijs 2002 en bekroond met de Debuutprijs 2002. 2004 gaat de toneelbewerking die Van Reybrouck met Josse De Pauw maakte, Die Siel van die Mier, in première.Eind 2006 was Van Reybrouck writer in residence aan de Universiteit van Amsterdam. Kort erna, in 2007, verscheen zijn eerste roman, Slagschaduw.
De kruik
- Voor Agnès -
Jezelf zo schikkend als was ik een bad,
hoofd onder kin, rug langs mijn buik
spoel je aan in zilver en kwik.
Lig nu stil. Langzaam laat ik het water
lopen. De kruik kleedt je uit
in het helderste wit. Je hals van email,
je schouder die schatert van licht.
Sluit je de ogen, je haar wordt een wier.
Vind ik een vorm voor water dat loopt?
Het wuift en wacht, een onweer op zee,
je oogleden blijven gesloten.
David van Reybrouck (Brugge, 1971)
|