De Duitse dichter Rainer Maria Rilke werd als René Karel Wilhelm Johann Josef Maria Rilke op 4 december 1875 in Praag geboren. Zie ook mijn blog van 4 december 2006 en ook mijn blog van 4 december 2007.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Sonette an Orpheus
Das V. Sonett
Errichtet keinen Denkstein. Lasst die Rose nur jedes Jahr zu seinen Gunsten blühn. Denn Orpheus ists. Seine Metamorphose in dem und dem. Wir sollen uns nicht mühn
um andre Namen. Ein für alle Male ists Orpheus, wenn es singt. Er kommt und geht. Ists nicht schon viel, wenn er die Rosenschale um ein paar Tage manchmal übersteht?
O wie er schwinden muss, dass ihrs begrifft! Und wenn ihm selbst auch bangte, dass er schwände. Indem sein Wort das Hiersein übertrifft,
ist er schon dort, wohin ihrs nicht begleitet. Der Leier Gitter zwangt ihm nicht die Hände. Und er gehorcht, indem er überschreitet.
Der Hund
Da oben wird das Bild von einer Welt aus Blicken immerfort erneut und gilt. Nur manchmal, heimlich, kommt ein Ding und stellt sich neben ihn, wenn er durch dieses Bild
sich drängt, ganz unten, anders, wie er ist; nicht ausgestoßen und nicht eingereiht, und wie im Zweifel seine Wirklichkeit weggebend an das Bild, das er vergißt,
um dennoch immer wieder sein Gesicht hineinzuhalten, fast mit einem Flehen, beinah begreifend, nah am Einverstehen und doch verzichtend: denn er wäre nicht.
Archaischer Torso Apollos
Wir kannten nicht sein unerhörtes Haupt, darin die Augenäpfel reiften. Aber sein Torso glüht noch wie ein Kandelaber, in dem sein Schauen, nur zurückgeschraubt,
sich hält und glänzt. Sonst könnte nicht der Bug der Brust dich blenden, und im leisen Drehen der Lenden könnte nicht ein Lächeln gehen zu jener Mitte, die die Zeugung trug.
Sonst stünde dieser Stein entstellt und kurz unter der Schultern durchsichtigem Sturz und flimmerte nicht so wie Raubtierfelle;
und bräche nicht aus allen seinen Rändern aus wie ein Stern: denn da ist keine Stelle, die dich nicht sieht. Du mußt dein Leben ändern.
Rainer Maria Rilke (4 december 1875 29 december 1926)
De Nederlandse schrijver Geert Mak werd geboren op 4 december 1946 in Vlaardingen. Hij groeide op in Hardegarijp, en volgde het Gereformeerd Gymnasium te Leeuwarden. In 1966 begon hij aan een studie staatsrecht en rechtssociologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, om in 1967 over te stappen naar de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1975 tot 1985 was hij redacteur van De Groene Amsterdammer, daarna was hij verbonden aan NRC Handelsblad en de buitenlandredactie van VPRO-radio. In de jaren negentig werd hij fulltime schrijver. In 2000 werd hij voor een periode van vijf jaar benoemd op de Wibautleerstoel aan de Universiteit van Amsterdam maar hij bekleedde deze slechts tot 2003 toen hij op eigen verzoek terugtrad. Mak brak in 1992 bij het grote publiek door met het boek De engel van Amsterdam. In zijn boek Hoe God verdween uit Jorwerd (1996; Henriette Roland Holst-prijs 1999) behandelt hij de veranderingen in het dorpsleven in de 20e eeuw, met het Friese dorp Jorwerd als voorbeeld. In zijn boek De eeuw van mijn vader (1999) schetst Mak de geschiedenis van Nederland in de 20e eeuw. De zomer van 1823 (2000) - met Marita Mathijsen- verscheen naar aanleiding van de 9-delige RVU-televisie-serie, waarin hij met regisseur Theo Uittenbogaard 'in het voetspoor' van Jacob van Lennep diens wandeling door het Nederland van 1823 naloopt. In 2004 verscheen In Europa, een boek over ontwikkelingen in het 20e-eeuwse Europa. Mak besteedt in dit boek van 1223 pagina's vooral veel aandacht aan de Eerste en Tweede Wereldoorlog.
Uit: Hoe God verdween uit Jorwerd
Peet had nooit het dorp verlaten. Hij leefde in gesloten kringen van gezin, familie, vrienden en buren. s Ochtends legde hij soms een bos wortels op de stoep van iemand die hij mocht, of een bloemkool, of een paar preien. Hij hield van de wolken waar het licht in stralen vanaf kon lopen, van het open veld, van de rode ochtendlucht, van het blauw van de najaarsmorgen. En als hij zich dan omdraaide zag hij altijd weer dezelfde toren, de huizen rondom de kerk gekropen, de daken wittig van de eerste nachtvorst, de meeste takken al kaal en zwart.
Het was stil geworden in het dorp. Soms reden er schoolkinderen langs de weg, gebogen, driftig trappend, in lange slierten, tassen vol huiswerk achterop. Soms zag je in de verte een boer, hollend langs een sloot. Soms was er iets met een schaap, of er zat een trekker vast. Soms kwam er rook uit een schoorsteen.
In Peets jonge jaren hoorde je altijd klompen en fietsen in de dorpsstraat. s Ochtends, als alle knechten tegelijk van het melken kwamen en thuis gingen ontbijten. Om twaalf uur, als de klok luidde voor warm eten. s Middags, als de school uitzwermde. s Avonds, als alle winkels nog open waren, en de vrouwen renden om een laatste boodschap.
Peet en zijn klasgenoten hoefden hun ogen maar dicht te knijpen of ze zagen de schimmen over de straten zwerven. De oude man, die aan het eind van het dorp woonde, voordat de ruimte begon. De melkvaarder. Zijn buurman, een slager die in vee handelde en voor zichzelf ook nog wat koeien op stal had staan. De oude De Groot, met zijn kruidenierswinkel en zijn kaaspakhuis. De schipper die turf en antraciet verkocht, bruine brand en zwarte brand, en die in de zomer met mest, bietenpulp en aardappelafval voer. Zijn vrouw, die in slechte tijden van boerderij naar boerderij leurde met een juk met twee grote manden vol broden en koekjes. De scharrelaars die daarnaast woonden, kleine mensen die overleefden door klein te blijven: wat klusjes bij een boer, wat handel in petroleum. De werkman, daarnaast, die ook in de zwarte brand zat. Oude Jantsje, die een kostganger had, een verdwaasde man, dat was zo met de familie geregeld. Evert Beton, dat was zijn bijnaam, vanwege zijn
stramgewerkte spieren. Daarnaast het koemelkertje dat touw, carboleum en uierzalf verkocht, en zijn vrouw, die poetste bij de dorpspommeranten.
Geert Mak (Vlaardingen, 4 december 1946)
De Georgische schrijver en dichter Nikoloz Baratashvili werd geboren op 4 december 1817 in Tbilisi. Zie ook mijn blog van 4 december 2006.
Earring
As a butterfly so slowly ripples a spotless lily of exquisite curves,
just so this earring, this wild, strange earring, dances, plays with its shadow and swerves. May that soft air breathed in your shadow return to the source from whence it had gushed! And may your swaying stir up a breeze, by which the overhot heart is refreshed! Oh, earring, tis magic that set you in motion, or is it those lips in motion below?
Who feeds on the sherbet of life without death, and with the small soul above binds her soul?
Vertaald door Kevin Tuite
Nikoloz Baratashvili (4 december 1817 21 oktober 1844)
De Surinaamse dichteres en cultureel antropologe Gertrude (Trudi) Marie Guda werd geboren in Paramaribo op 4 december 1940. Zij studeerde in Nederland. In Utrecht behaalde zij haar doctoraal in 1967 met de scriptie De transmigratie van de Bosnegers uit het Brokopondomeergebied in Suriname. Trudi Guda publiceerde twee dichtbundels: De geur van franchepane (1970) en Vogel op het licht (1981). Met de laatste bundel was zij first runner-up van de Literatuurprijs van Suriname 1980-1982.
Dichter
Een bij
boven de bloesem in de manjeboom
Een visser
hurkend op zijn vlot
de monding uit naar zee
zoekend, peilend
het zuiverste
helderste
vruchtbare
woord
Trudi Guda (Paramaribo, 4 december 1940)
|