De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en mijn blog van 8 april 2007 en ook mijn blog van 14 december 2007.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit: Het Boek Van Violet En Dood
"Van mijn vroege jeugd is tot nu toe onvoldoende studie gemaakt. Ik heb zelf van de eerste vijf jaren van mijn leven geen herinnering behouden. Uit mijn zesde jaar zijn mij vage beelden bijgebleven van een gang, een uitzicht op een speelplaats en van de balkons van een rij huizen waarin mensen woonden die niet bestonden omdat de muren van gele baksteen waren; en dat is alles. Decors dus, maar zonder handelende personen of geluiden. Is er in die eerste vijf jaren iets verschrikkelijks gebeurd? Het zoude mij niet verbazen als dat het geval was, maar ik weet er niets van: het onttrekt zich aan historische waarneming. Al met al heb ik een raar leven gehad, als ik erover nadenk. Niet bizonder, maar wel ongewoon, dat is misschien het juiste woord."
(
)
Ik had ten zeerste gedachten, dat weet ik nog goed. Ik dacht eerst ik weet dat mijn Verlosser leeft. Daar begon het mede. En toen dacht ik ik weet dat mijn Bruine Liefdesprins op mij zal wachten en ik op hem, hier of aan gene zijde, waar Liefde en Dood één worden in een eeuwig Geheim. En het zal gezien worden hoe de engelen ons wassen tot wij wederom jong en schoon zijn, en ons rijstepap voeren met zilveren lepels. En de hemel gaat toe.
(...)
" De trein, doem, doem, reed rustig voort, van sombre plaats naar droevig oord. De jongen was weg, en ik dacht dat het wel voorgoed zoude zijn. Hij is inderdaad nooit meer teruggekomen, terwijl hij daar tweeënvijftig jaar de tijd voor heeft gehad. Men huivert bij die gedachte, als men er even bij stilstaat. Zoude hij nog in dit leven zijn? Maar dan zoude hij veel minder aantrekkelijk zijn dan toen. Kaal, op zijn kop, bedoel ik, dat is wel het minste, misschien zelfs met allemaal kleine bultjes. O, die gouden jongenslokken! Hoe meer iets schittert en blinkt, hoe sneller het tot stof en as wordt, die verstuiven op de wind. Want de mens is als gras, dat gisteren was, en morgen hooi is op de tas. "
Gerard Reve (14 december 1923 8 april 2006)
De Nederlandse dichter, schrijver en televisiemaker Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1943 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en ook mijn blog van 14 december 2007.
wat gij nu zijt, was ik voor dezen
wat gij nu zijt, was ik voor dezen wat ik nu ben, zult gij dra wezen gaat aan de Looweg in geverfd schabloon het R.K. kerkhof te Coevorden open. Eerbetoon
van ovale bloementrommels op de zerken emaille foto's, Johannes Drie, violenperken en achter aan de weg: het Engelen lot jong bestorven, vroeg bij God
voorbij familie Blaauwgeers en Zouaven ligt op deze akker jongensgraven een Prins beneden blauwglazuren beelden het overschot van dertien jaar. Er spelen eksters. Wit en zwart
hier heeft de dood tot op het bot volhard
op de Nieuwendijk
op de Nieuwendijk. Een schutting met een kier een souteneur, een Prins op tenen, een blauw scholier zij kijken in de diepte. Ik sluit me bij hen aan een tiental heren zwoegt onder een stilgezette kraan
zij strelen met een schepje zachtjes op de aarde op zoek naar iets van oudheidswaarde zij wroeten in verrotting en riolen vinden rijders, roest gereedschap. Eeuwenlang verscholen
poetsen zij bot of been totdat het blinkt herstellen wat historie heeft verminkt
de dichter is tevergeefs een archeoloog al delft hij op het omgekeerde / hemelhoog:
het Kind wordt nimmer opgegraven voorgoed is dood zijn thuis; de haven
Boudewijn Büch (14 december 1943 23 november 2002)
De Franse schrijver Hervé Guibert werd geboren op 13 december 1955 in Saint-Cloud en groeide op in Parijs. Van 1970 tot 1973 woonde hij in La Rochelle. Nadat hij er niet in geslaagd was om filmmaker en acteur te worden wendde hij zich tot fotograferen en journalistiek. In 1977 gaf Régine Deforges zijn eerste boek uit La mort propagande. Guibert greep elke gelegenheid voor zelfpromotie aan en stuurde het boek naar Roland Barthes and Michel Foucault. Met de laatste raakte Guibert dik bevriend. In 1978 kreeg Guibert een baan bij Le Monde en verscheen zijn tweede boek Les aventures singulières.
In 1984 won hij samen met Patrice Chéreau een César voor het script van L'homme blessé. In 1985 verscheen Des aveugles, een roman waarin hij zijn eigen ervaringen als vrijwilliger op een blindeninstituut verwerkt had. In 1983, een jaar voordat Foucault aan aids stierf was bij Guibertsw partner dezelfde ziekte vastgesteld en de schrijver zelf onderging hetzelfde lot. Het werd de aanleiding tot zijn grote doorbraak. In 1990 publiceerde hij À l'ami qui ne m'a pas sauvé la vie en werd hij het centrum van veel mediabelangstelling. Vanaf dat moment wijdde Guibert zich aan het vastleggen van wat hem nog aan tijd resteerde. In 1992 verschenen nog L'homme au chapeau rouge en. Cytomégalovirus.
Uit: Verrückt nach Vincent (Fou de Vincent, vertaald door J. Schlegel)
Was war es? Eine Leidenschaft? Eine Liebe? Eine erotische Zwangsvorstellung? Oder eine meiner Erfindungen? Sah im Schaufenster eines Ladens für Zaubereiartikel eine schwarze Bakelitschachtel, in Form einer fliegenden Untertasse, die über Lupen und Spiegel ein Hologramm erzeugt. Man muß ein Objekt hineinlegen, zum Beispiel ein Goldstück oder einen Ring, damit es sich auf einer transparenten Fläche im Deckel dreidimensional widerspiegelt. Man glaubt, es wegnehmen zu können, es ist aber ungreifbar. Ich komme in Versuchung, das Ding zu kaufen, um etwas darin einzuschließen, das Vincent gehört hat und das mich durch diese eigenartige Illusion an ihn erinnert, aber kein Einfall (eine Haarlocke, ein Foto) entspricht meiner Lust auf den Apparat. Allenfalls für sein Geschlechtsteil wäre dieser Reliquienschrein der rechte Platz. Ich kämme mich nie. Ich reibe mein feuchtes Haar in einem Handtuch und fahre dann mit den Fingern hindurch, um es in Form zu bringen. Gestern, ich weiß nicht, warum, hab ich den kleinen Kamm bemerkt, den mir Vincent geschenkt hat, ganz vereinsamt auf dem Brett im Badezimmer (er hat mir so selten Geschenke gemacht), ich nahm ihn, kämmte mich damit, der Kamm wurde zum magischen Gegenstand. Vincent hatte in dem Kamm seine Zauberformel hinterlassen: «Wenn du mich eines Tages brauchst nimm den Kamm, und ich komme!»
Ich spitze die Ohren, aber das Telefon klingelt nicht. Am nächsten Morgen: Ich kämme mich wieder, vielleicht bekommt der Kamm seine Zauberkraft erst beim zweiten Gebrauch. Tags darauf kämme ich mich noch einmal: Vielleicht wirkt er erst beim dritten Mal, usf.
Hervé Guibert (14 december 1955 27 december 1991)
De Duitse schrijver Andreas Mand werd geboren op 14 december 1959 in Duisburg. In 1982 verscheen zijn eerste boek Haut ab. Ein Schulaufsatz. De (anti-)held van zijn debuut Paul Schade staat ook centraal in zijn verdere werk: Kleinstadthelden (1996), Das rote Schiff (1994), Paul und die Beatmaschine (2006) und Vaterkind (2001). De romans verschenen bij onafhankelijke uitgevers en de avontuurlijke publicatiegeschiedenis laat zich deels in de boeken zelf terugvinden. Bekend werd Mand met Grovers Erfindung (1990), gevolgd door "Grover am See" (1992). Peng. Filmerzählung (1994) en Schlechtenachtgeschichte (2005) sind experimentelle Bücher zijn experimentele boeken.
Uit: Kleinstadthelden
Als ich jung war und alles wichtig war, lebte ich in einer anderen Stadt, zweieinhalb Bahnstunden von meinen Eltern entfernt. Mein Zimmer lag zur Straßenseite im ersten Stock eines schmalen Mietshauses, an einer engen, gepflasterten Straße in der Nähe der Fußgängerzone.
Es war eine Einbahnstraße, durch die nicht viele Autos fuhren, aber wenn doch, hörte man sie durch die einfachen Fensterscheiben ziemlich gut. Morgens hörte man die Anlasser der Wagen, mit denen die Anwohner zur Arbeit fuhren, und tagsüber ein untertouriges Brummen, wenn versprengte Pendler und Einkäufer den letzten freien Parkplatz suchten. Abends sangen die Kneipengänger "Olé, olé, olé" oder "Wir fahren in den Puff von Barcelona" auf dem Rückweg.
Doch all diese Geräusche waren leichter zu ertragen als das unablässige Hämmern und Kreischen von der Großbaustelle, keine 50 Meter weiter. Das Zittern des Bodens übertrug sich auf die Schaumstoffmatratze und weckte mich auf.
Ich hatte einen angenehmen Wohngefährten und ziemlich unangenehme Nachbarn. Gegenüber zum Beispiel war ein Möbelgeschäft, dessen Auslagen mein Auge genauso irritierten wie mein Äußeres den glattrasierten Besitzer und seine Frau. Solange mein Mofa vor ihrem Schaufenster parkte, führten sie richtig Krieg gegen mich. Sie beschwerten sich täglich bei der Vermieterin und gingen dazu über, wie ich natürlich nie beweisen konnte, es nachts heimlich umzukippen. Es gab keinen Hof, in das man es stellen konnte, und der Bürgersteig auf meiner Seite war höchstens einen halben Meter breit. Der Ärger hörte erst auf, als ich mir ein Fahrrad besorgte, das man immerhin in den niedrigen Keller tragen konnte.
Im Flur war kein Platz dafür, das sah ich ein, und im Grunde genommen hat die achtundsiebzigjährige Vermieterin, die im Erdgeschoß wohnte, nur durchgesetzt, was sich aus architektonischen und sozialen Gegebenheiten zwingend ergab. Drei Versprechen hatte sie mir beim Einzug abgenommen: Gardinen aufzuhängen, alle zwei Wochen die Treppe zu putzen und die Haustür auch tagsüber abzuschließen.
Andreas Mand (Duisburg, 14 december 1959)
De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook mijn blog van 14 december 2006.
Pour vivre ici
Je fis un feu, l'azur m'ayant abandonné,
Un feu pour être, son ami,
Un feu pour m'introduire dans la nuit d'hiver
Un feu pour vivre mieux.
Je lui donnai ce que le jour m'avait donné :
Les forêts, les buissons, les champs de blé, les vignes,
Les nids et leurs oiseaux, les maisons et leurs clés,
Les insectes, les fleurs, les fourrures, les fêtes.
Je vécus au seul bruit des flammes crépitantes,
Au seul parfum de leur chaleur;
J'étais comme un bateau coulant dans l'eau fermée,
Comme un mort je n'avais qu'un unique élément.
Je te l'ai dit
Je te l'ai dit pour les nuages
Je te l'ai dit pour l'arbre de la mer
Pour chaque vague pour les oiseaux dans les feuilles
Pour les cailloux du bruit
Pour les mains familières
Pour l'oeil qui devient visage ou paysage
Et le sommeil lui rend le ciel de sa couleur
Pour toute la nuit bue
Pour la grille des routes
Pour la fenêtre ouverte pour un front découvert
Je te l'ai dit pour tes pensées pour tes paroles
Toute caresse toute confiance se survivent.
À peine défigurée
Adieu tristesse
Bonjour tristesse
Tu es inscrite dans les lignes du plafond
Tu es inscrite dans les yeux que j'aime
Tu n'es pas tout à fait la misère
Car les lèvres les plus pauvres te dénoncent
Par un sourire
Bonjour tristesse
Amour des corps aimables
Puissance de l'amour
Dont l'amabilité surgit
Comme un monstre sans corps
Tête désappointée
Tristesse beau visage.
Paul Eluard (14 december 1895 - 18 november 1952)
|