De Nederlandse dichteres, schrijfster, essayiste en kunstschilderes Charlotte Jacoba Maria Mutsaers werd geboren in Utrecht op 2 november 1942. Zie ook alle tags van Charlotte Mutsaers op dit blog.
Zeventig
De zilte struiken hielden mij voortdurend uit de slaap de honden naast me dreven langs voor aap
Koreaanse oesters met Koreaanse baarden zeepaarden gestuwd door paardenstaarten dennenstroop met tuiten langs de mastschacht korenaren wiegend in de zweetnacht
Zo sliep ik in mijn bed op open zee alles normaal alleen mijn leeftijd vreemd
Leda Pavlova
Liefst hult zich de hals van een dansende vrouw in hagelwit zwanenbont (indien geen boa van struis of constrictor voorhanden). Niet dat de arm van de man ontoereikend zou zijn in de kou, maar zie: wie wil dansen, doet dat niet op molières. Het sneeuwt in Rusland van negentienhonderdentoen: zwaanziek slingert zich eentje een zwanennek om de hals. De lenige stola wil meer. ‘Goed, ga je gang en bedek mij.’ Daar hield zij twee schoentjes aan over: de kracht van Castor en Pollux gevat in kuikentjesleer. Hoog tilden die haar van de grond: Anna Pavlova, Leda Renata.
Broodje standbeeld etend in de nacht
Is het dakhaar wat dit brood zo grauw bedekt of wat dacht jij zwaar gemaande nek? - Leisteen als je 't mij zo dodelijk vraagt. Maar vraag me niet hoe zwaar zo'n kapsel draagt. Eet smakelijk. - Jij ook. Kijk, dat bedoel ik: het genot alvorens te verstenen dat je die zware hoed nooit meer hoeft af te nemen.
Charlotte Mutsaers (Utrecht, 2 november 1942)
De Nederlandse dichter, schrijver en criticus Charles Edgar (Eddy) du Perron werd geboren op 2 november 1899 in Jatinegara (West Java). Zie ook alle tags voor E. du Perron op dit blog.
De Man die lacht
Geen schorre kreet, geen hoge klacht hebben uit hem God's oor gewond, 't is een verdwaasde jonge kwant die zich gered waant als hij lacht. En dwazer nog die iets verwacht van zulk een doodgeboren zon: dit neerzien op Napoleon en Christus vanuit bed veracht. Maar als alles wordt afgedaan, zal deze staan in 't laatste licht, zijn grijns op 't hospitaalgezicht. En God zal vragen: ‘Welke waan bracht zó een tot een eindgericht?’ En hij zal zeggen: ‘Zie mij aan’.
Gli Amanti
‘Ook als 'k je mond niet zie meer, slechts voel wijken, wanneer mijn mond je rode lippen bindt, zijn je ogen stralend... - Waarom ooit bezwijken voordat de dood, die àndre dood, ons vindt.’ De nacht verbleekte; als stappen over 't grind hoorden zij iets het knarsend raam bereiken; dan zwaar de stilte, waarin zij als lijken bijeen nog lagen, maar verkild en blind. En niettemin zocht elk voor zich te kerven, in de eigen wanhoop, naar het eendre kwaad: ‘Zijn laatste liefde zal de mens nog derven, ook voor wie uitrees, komt ééns de evenmaat. Zijn wij reeds dood? Want wij, want wij ook, sterven! Of is het smaad? Worden wij nòg versmaad?’
Kolonie
Nu schijnt daarginds misschien een halve maan tweemaal zo hel als hier een maan in luister. In 't kleine soosje heeft iedereen verstaan, volop: alleen de whisky-soda bruist er - hoe het de planter dit jaar is vergaan met zijn tantièmes. Eén vreemdeling huist er schuin tegenover, maar verkiest 't gefluister van zijn waringin boven dàt bestaan. Hij meent terecht: zo'n dorp is te waarderen boven 't nabootsel van een grote stad, maar om de geur van 't veld, de lichte kleren, de kreet van de tonggèrets, 't daaglijks bad in de rivier, en haar, wier vreemd erbarmen in 't sterfuur krauwt over zijn hoofd en armen.
E. du Perron (2 november 1899 – 14 mei 1940)
De Nederlandse schrijfster Désanne van Brederode werd op 2 november 1970 in Utrecht geboren. Zie ook alle tags voor Désanne van Brederode op dit blog.
Kwijt
Er raakte iets onvindbaar. Leek het op licht? Ik ben het vergeten. Het sloop weg, hoewel het voetloos was. Het verpulverde, maar zonder stoffelijk te zijn geweest. Het smolt onder mijn voeten, terwijl ik nog steeds bleef staan, recht overeind. De lucht bleef lucht, hooguit verdween het hemelse eruit, het ruisen van veren, de opspattende glans van gras en planten, de geurige allure van een nog ongevallen regen.
Voortaan zou ik mijn leven alleen nog herkennen aan de oneetbaarheid ervan. Er werd mij wel verteld wanneer het bederf was begonnen. Afremmen kon men het niet. Wat restte is het besef dat ik nog elke dag minder weet hoe mensen dat toch doen: huiswaarts keren. Dalen, landen. Of urenlang op de uitkijk staan, alvast oefenend op een omhelzing.
Solitude
Zelf een gedachte worden. In vier stappen. Om te beginnen: in winters leren slapen zonder deken. In zomers leren zwemmen zonder water. In alle regens thuis zijn als een kind. Rondom en tussen druppels leren rennen. Onopgejaagd, ofschoon doorweekt. Eigen gelach niet horen. Niets weten van verschillen aangaande ziel en geest en vingertoppen, zonlicht, tenen.
Vervolgens zachtjes zweven. Op doordeweekse, alledaagse klachten meeruisen als een bries of lage stofwolk, als uitgestoven stuifzand leren dalen. Schoonheid in gras vertalen - van liggend gras de gloed omvatten. In dauw een pijn doorzien die op de jouwe lijkt. Sprekend de mijne is. Vertrapt zijn. Niets vertrappen.
Désanne van Brederode (Utrecht, 2 november 1970)
De Duitse schrijfster Hera Lind werd geboren op 2 november 1957 in Bielefeld als Herlind Wartenberg. Zie ook alle tags voor Hera Lind op dit blog.
Uit:Himmel und Hölle
»Nebenan können Sie sich gleich für die Hochzeit frisieren lassen. Ich meine, wenn es dermaßen eilt …« Die Verkäuferin des piekfeinen Brautmodengeschäftes in Hamburg-Blankenese musterte mich kritisch. »Sie wollen wirklich noch heute heiraten?« »Klar«, sagte ich lässig. »Der Tag ist ja noch lang.« Zufrieden trat ich vor den riesigen Spiegel und betrachtete meine Erscheinung. So ein champagnerfarbenes bodenlanges Traumkleid aus Seide, Taft und Spitze macht wirklich einen schlanken Fuß. Darin sähe vermutlich jede Frau toll aus! Erfreulicherweise war ich unbeschwerte fünfundzwanzig Jahre jung und hatte kein Gramm Übergewicht. Ohne dass ich es wollte, huschte mir ein kleines Lächeln über das Gesicht. Dieses Wahnsinns-Ding, dieses sündhaft teure Designerkleid war wie für mich gemacht! Für mich, Konstanze Haber! Ich war die perfekte Braut. Mein Blick ging suchend zu meiner Mutter, die in ihrem feinen dunkelblauen Kostüm auf einem Brokatstuhl saß. Sie hatte die Beine wie siamesische Zwillinge nebeneinanderstehen und nippte an ihrem Tee. Ihr Verhalten war dermaßen distanziert, damenhaft und vornehm, als ginge sie das Ganze hier gar nichts an. »Wie findest du’s?« Beifall heischend wippte ich in dem bodenlangen Seidenkleid, das meine Füße keck umspielte, auf und ab. Wie ein kleines Mädchen. Am liebsten wäre ich gehüpft! Mutter nahm einen Schluck Tee und blickte mich prüfend an. Ihr Gesicht verriet keinerlei Regung: weder Stolz noch Rührung, noch Begeisterung, noch Trauer. Von wegen: Brautmutter war die Eule, nahm Abschied mit Geheule! Nein. Gefühle zeigen war nicht angesagt. In diesem Punkt war meine Mutter durch und durch elitär. Ich fand das völlig in Ordnung. Man kann auch gemeinsam schweigen, ganz entspannt. Vor allem mit engen Verwandten. Nonverbale Kommunikation sozusagen. Das zeigte nur, wie gut wir uns verstanden, Mutter und ich. Na ja, natürlich nicht immer. Jetzt, zum Beispiel, gab es schon ein paar Differenzen in Bezug auf meine etwas spontane Lebensplanung. Und auch was die Auswahl meines zukünftigen Gatten betraf, war Mutter vielleicht nicht GANZ so begeistert. Also, sie SCHRIE nicht direkt vor Glück. Oh Gott, Mutter, jetzt sag doch endlich was! Ich WEISS, es ist das teuerste Kleid. Aber eben auch das schönste. Ich bin doch deine einzige Tochter, und ich heirate ganz bestimmt nur einmal! Als wäre ich Luft, wandte sich meine Mutter an die Verkäuferin. »Meine Tochter ist Steinbock«, seufzte sie pikiert."
Hera Lind (Bielefeld, 2 november 1957)
De Nederlandse dichter en vertaler Kees van den Heuvel werd geboren op 2 november 1960 in Mill. Zie ook alle tags voor Kees van den Heuvel op dit blog.
Assepoester revisited (voor J.)
Het bal ging juist zoals ik mocht verwachten Het was gelukt mijn droomprins te bekoren En samen zwierden we door sprookjeszalen Tenslotte had ik gauw een schoen verloren Wat deed het zeer, dat hunkeren, dat smachten! Wat was hij mooi die neus, die kin, die oren! Ik bad vol vuur dat hij me snel kwam halen Tenslotte had ik toch een schoen verloren Ik hinkte wekenlang op twee gedachten ‘Het lukt hem vast niet om me op te sporen’ ‘Natuurlijk wel, ik gaf genoeg signalen’ Tenslotte had ik zelfs een schoen verloren Ik vul mijn dagen nu met jammerklachten En loop onafgebroken zwaar te balen Tenslotte heb ik wel een schoen verloren
Jaarwisseling (2)
Saai hoor, die kerstdagen! Nooit eens een spoedgeval Waar ik als arts Enthousiast over word Aangenaam anders zijn Oudejaarsavonden Dan kom ik ogen en Oren te kort
Kees van den Heuvel (2 november 1960 – 11 januari 2010) Mill
De Griekse dichter Odysseas Elytis (pseudoniem voor Odysseas Alepoudhelis) werd op 2 november 1911 te Iraklion op Kreta geboren. Zie ook alle tags voor Odysseas Elytis op dit blog.
Windows toward the Fifth Season
I
Do you know the hair that wrote the wind? The glances that paralleled the time? The silence that felt itself?
But you are a nocturnal invention that takes pleasure in rainy confidences. That takes pleasure in the three-masted opening of the sea. You are an unachievable case that reigns when it shipwrecks. You are a gaudy catastrophe... .
Ah! I want the elements that know how to grasp to come. The middle of my medi-tation will delight their curving disposition. When expanding rings ascend then the sudden sky will take on the color of my penultimate sin.
While the last sin will still be enchanted by these solitary words!
II
The sound of feet ends at the edge of hearing. A strained tempest pours into the youthful breast that squanders its inexplicable radiance. Desire has a very high stature and in its palms burns absence. Desire gives birth to the road on which it wants to walk. It leaves ...
And toward it a people of hands ignites admiration's fireprey.
III
How lovely! She has taken the form of the thought that feels her when she feels it consecrated to her... .
IV
My summer abandonments have hidden themselves in my ageless vineyards. An un-dulation of dream drew back and left them there and asked nothing. In their deaf nets a swarm of bees turned its buzzing around. Mouths resembled colors and fled the flowers. The waters of early morning stopped their speech nocturnal and un-touched.
It's as if nothing were known anymore.
And yet there is a feeling behind this ignored little mountain.... It has neither tears nor conscience.
It does not leave it does not return.
Vertaald door Jeffrey Carson en Nikos Sarris
Odysseas Elytis (2 november 1911 – 18 maart 1996) Portret door Vangelis Andreopoulos, z.j.
De Nederlandse dichteres Augusta Guerdina Peaux werd geboren in Simonshaven op 2 november 1859. Zie ook alle tags voor Augusta Peaux op dit blog.
In het oerwoud
Liefde’s wezen is zo teer en ons hart is het ruige bos en wij weten haar daar in de wildernis alléén en van alles los, van alles, van wereld en schone schijn om enkel te zijn wat zij is: een vlam, een verlangen, een felle pijn, een kreet in de duisternis. Wie ’t spoor in de bossen bijster raakt is daar aan de dood gewijd, en liefde zwerft argeloos en naakt door ons donkere hart en de tijd en wij kunnen niet redden, het leven is wreed en het lot een verscheurend dier en angst om zijn liefde is ’s mensen leed door al zijn dagen hier.
Een avond
De boomen die in dezen avond staan bewegen alleen hun dunne twijgen, zij raken den avond niet aan, die zoo hoog blijft zwijgen. Een boom vangt een ster in zijn donker loover en wolken vangen sterren, de wilde wind danst over de beek en 't water lokt maanglans van verre. Kinderspel is het in een groote zaal van avondeenzaamheid en tot den avond dringt niet hun kindertaal en het gedruisch van hun vroolijkheid. Deze avond is zoo stil geweest, van zoo vochtigen dauw bedropen, zoo eenzaam en zoo verweesd met zoo wijde oogen open.
Augusta Peaux (2 november 1859 – 23 februari 1944) De kerk van Simonshaven bij avond
De Amerikaanse schrijver en criticus Thomas Mallon werd geboren op 2 november 1951 in Glen Cove, New York. Zie ook alle tags voor Thomas Mallon op dit blog.
Uit: Finale
“This has given us a lot of ideas for ours,” said a smiling Ronald Reagan to an unsmiling Rosalynn Carter, as the incumbent president concluded a quick tour of his predecessor’s new library. “Yes,” agreed Nancy, who was thinking: ideas for what not to do. All these kitsch displays: the “Peanut Brigade” banner from ’76; the kids’ letters—“Please stop people from killing the whales”—and worse, Carter’s replies to them, signed “Jimmy.” “Good,” said Rosalynn, without adding any words or warmth. The two presidential couples filed out into the sunshine, toward the speakers’ platform, as the Fort McPherson army band played “Hail to the Chief.” Nancy looked over the four circular pavilions that had just been constructed on this hillside and thought they looked like a monotonous world’s fair. Still, as much as she tried, it was hard for her to dislike the Carters themselves. No matter how prudish and pickle-pussed the two of them might be, there was no getting away from how much they had done for her and Ronnie—first, by defeating the Fords, whom she had no trouble at all disliking; and then, once in the White House, by screwing up so badly they seemed to have spent their whole four years rolling out a red carpet for the Reagans. Someone on Mike Deaver’s staff used to refer to the thirty-ninth president as “the Mastermind,” insisting that Jimmy Carter was the greatest Republican strategist of all time. Nancy looked back at the building they’d just exited, as if to pay the design a compliment with some extra attention. She was actually trying to take comfort in the thought of how Carter’s papers were now neatly stored in towering rows of banker’s boxes that ran along a huge curving wall. Even failure could be made to look like accomplishment; something settled, achieved. So maybe there was hope for her and Ronnie if things really did fall apart. No, things could fall to such smithereens that even an illusion became impossible to construct. Nixon’s library still wasn’t built, and from what she heard it would be a penny arcade of cheap statues and props, while the documents it ought to house remained far away under the government’s lock and key, serving the prison term that Nixon had avoided. She and Ronnie, along with the Carters, reached the platform. Applause—and jeers—could be heard from the crowd of spectators on the hillside. Nancy for a moment couldn’t tell if the disapproval related to the Sandinistas or South Africa—probably the latter, given that most of Atlanta’s black establishment was here for the dedication.”
Thomas Mallon (Glen Cove, 2 november 1951)
De Albanese dichter en schrijver Bilal Xhaferri werd geboren op 2 november 1935 in Ninat bij Konispol. Zie ook alle tags voor Bilal Xhaferri op dit blog.
À Pégase
Du ciel ne descends pas pour moi, je peux faire à pied mon chemin. Les espaces infinis je les aime, mais je veux être au plus près de la terre. Derrière ton galop céleste, les poètes composeront des poèmes d’or moi je suis un piéton de chemins terrestres, de chemins terrestres, le chanteur. Du ciel, donc, Pégase, ne descends pas pour moi, je peux faire à pied mon chemin. Les espaces infinis je les aime mais j’ai des vertiges quand je ne sens pas sous mes pieds la terre.
Bilal Xhaferri (2 november 1935 – 14 oktober 1986) Cover
Zie voor alle bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 2 november 2017 en eveneens mijn blog van 2 november 2008,
|