De dichteres en schrijfster Vita Sackville-West werd geboren op 9 maart 1892 in Kent. Zie ook mijn blog van 9 maart 2007 en ook mijn blog van 9 maart 2008.
Beechwoods at Knole
How do I love you, beech-trees, in the autumn,
Your stone-grey columns a cathedral nave
Processional above the earth's brown glory!
I was a child, and I loved the knurly tangle
Of roots that coiled above a scarp like serpents,
Where I might hide my treasure with the squirrels.
I was a child, and splashed my way in laughter
Through drifts of leaves, where underfoot the beech-nuts
Split with crisp crackle to my great rejoicing.
Red are the beechen slopes below Shock Tavern,
Red is the bracken on the sandy Furze-field,
Red are the stags and hinds by Bo-Pit Meadows,
The rutting stags that nightly through the beechwoods
Bell out their challenge, carrying their antlers
Proudly beneath the antlered autumn branches.
I was a child, and heard the red deer's challenge
Prowling and belling underneath my window,
Never a cry so haughty or so mournful.
Moonlight
What time the meanest brick and stone
Take on a beauty not their own,
And past the flaw of builded wood
Shines the intention whole and good,
And all the little homes of man
Rise to a dimmer, nobler span;
When colour's absence gives escape
To the deeper spirit of the shape,
-- Then earth's great architecture swells
Among her mountains and her fells
Under the moon to amplitude
Massive and primitive and rude:
-- Then do the clouds like silver flags
Stream out above the tattered crags,
And black and silver all the coast
Marshalls its hunched and rocky host,
And headlands striding sombrely
Buttress the land against the sea,
-- The darkened land, the brightening wave --
And moonlight slants through Merlin's cave.
Vita Sackville-West (9 maart 1892 2 juni 1962)
Portret door Philip Alexius de László, 1910
De Nederlandse schrijver en dichter Heere Heeresma werd geboren in Amsterdam op 9 maart 1932. Zie ook mijn blog van 9 maart 2007 en ook mijn blog van 9 maart 2008.
Uit: Een jongen uit plan Zuid '38-'43
,,Een vroege ochtend met een meloen van een zon in een helblauwe lucht. Mijn moeder opent een raam, buigt zich naar voren en kijkt omhoog. Haar gebeeldhouwd profiel snijdt in de beuk aan de Olympiakade. Een prachtig gezicht. Enthousiast grijpt mijn vader naar de altijd gereedstaande banjo naast het dressoir en jaagt er een jazzy riff uit, maar moeder gebaart om stilte. En nu horen we ook een naar soort gebrom en ze zegt: 'Ik geloof dat het oorlog is.' En ja, hoog in de blauwe hemel varen ze in dambordformatie over. De Junkers, geladen met valschermjagers. En daartussendoor klinkt het bommen van een stuk afweergeschut, ergens bij Schiphol. En de radio gaat aan. Het kinderkoor van Jacob Hamel.''
Heere Heeresma (Amsterdam, 9 maart 1932)
De Nederlandse dichter en prozaïst Ed Hoornik werd geboren in Den Haag op 9 maart 1910. Zie ook mijn blog van 9 maart 2007 en ook mijn blog van 9 maart 2008.
Mijn dochter en ik
Voor Marianne
Terwijl ik lees voel ik mijn dochter kijken;
Ik laat niets merken en lees rustig door.
Haar leven doet zich helder aan mij voor:
Het zal in alles op het mijne lijken.
Niets kan ik doen, opdat zij zal bereiken,
Wat ik, amper gevonden, weer verloor;
Geen vindt van het geluk meer dan een spoor,
Ook zij niet, en ook zij zal het zien wijken.
Ik sluit het boek; wij zitten naast elkaar;
Geen woorden tusschen ons; slechts, even maar,
De glimlach van den een tegen den ander.
't Is of ik in mijn eigen oogen staar,
En wat daar staat, het is als water klaar,
Als ik weer langzaam in mijzelf verander.
Overgang
Slaapkamerstilte, iedre morgen weer;
dag, die begint en niet is te ontwijken;
kleren, waarin mijn leven ligt te slijten;
lichaam, dat oud wordt, iedre hartslag meer;
gespiegeld hoofd, dat kijkt als ik mij scheer;
kamer daarachter die ook mee gaat kijken;
koude die ik dan langs mijn rug voel strijken;
wereld, waarin ik langzaam wederkeer:
gewone dingen uit mijn daagse doen:
huissleutel, zakmes, vulpen, paperassen,
die ik als een klein kind met name noem;
poeders voor als de pijn mij zou verrassen,
verzen van Achterberg en J.C. Bloem,
die als twee armen aan mijn lichaam passen.
Ed Hoornik (9 maart 1910 1 maart 1970)
De Oostenrijkse schrijver Peter Altenberg werd geboren op 9 maart 1859 in Wenen. Zie ook mijn blog van 9 maart 2007 en ook mijn blog van 9 maart 2008.
Uit: Café-Chantant
Nach der Vorstellung, Mitternacht, soupieren die Kavaliere mit den »Stars«.
Fünf junge Damen sind es, Schwestern. Vier sind hellblond, mit tiefen Scheiteln in ihren seidenen leichten Haaren. Eine ist hellbraun, mit tiefem Scheitel in ihren seidenen leichten Haaren.
Alle fünf tragen weite seidene schwarze Kleider und hellgraue Empire-Hüte mit drei schwarzen Straußfedern. Eine sechste ist in Reserve da. Plötzlich ist sie verschwunden. Wohin?! Niemand könnte es ergründen. Entführt, versunken?!?
Siehst Du, wie gut es ist, daß eine in der Reserve ist?! Gleich bestellt man einen neuen Reservisten und ein schwarzes Seidenkleid und einen Hut Empire.
Ein Graf schrieb der wunderbaren Mage einmal in ihr englisches Stammbüchlein: »Wenn Sie haben eine üble Laune, mein Herr, so nehmen Sie nicht Beechams Pillen, sondern soupieren sie mit Mage, und Ihre Krankheit wird fort sein, ganz fort.«
Viele Herren versuchten seitdem dieses einfache Mittel und allen half es. Frohen Sinn verbreitet sie wirklich, wie ein Kind bei seinen Großeltern.
Ein Baron sagte einmal während eines Soupers: »Fünf little dogs wird man euch schenken, ihr Süßen, gelbe Hündchen mit dunklen Schnäuzchen. Alle werden zu gleicher Zeit auf eurem Schoße sitzen und «
»Und?!« fragten die fünf jungen Mädchen.
»Und . Kleine Hunde können nichts dafür.«
Die fünf Fräulein lachten darüber wie Kanarienvögel im Sonnenlichte. Ganze Trillerketten rollten sie, wie man bei »Harzern« sich auszudrücken pflegt.
»You are ein kleines Swein,« sagte Mage zu diesem Kavaliere und tippte ihn auf seine Glatze, welche er in höchstem Maße besaß.
Die Kavaliere bestellten fünf Eierpünsche. Dafür schwärmen die jungen Fräulein. »Keinen Champagner! Keinen Rheinwein! Eierpunsch! Eierpunsch, o bitte !«
»Ich vermutete gar nicht, daß im Eierpunsche soviel Poesie läge«, sagte einer der Kavaliere und leckte Mages Löffelchen ab.
Peter Altenberg (9 maart 1859 8 januari 1919)
Portret door Oskar Kokoschka, 1909
De Nederlandse romanschrijfster en columniste Heleen van Royen werd geboren in Amsterdam op 9 maart 1965. Zie ook mijn blog van 9 maart 2007.
Uit: De ontsnapping
Niet dat het wat uitmaakt, maar mijn broer is dood. De aarde draait nog steeds om haar as. Mijn moeder gelooft nog steeds in God. Mijn vader weet nog van niets.
Jimmy ligt in zijn bed, met een koelinstallatie eronder. Morgen komt de kist, hij zal worden gecremeerd. Het zal precies gaan zoals hij het wilde. Ik heb alles tot in detail genoteerd en aan de begrafenisondernemer doorgegeven. Die was verbaasd dat ik hem te woord stond; ik vertelde dat mijn ouders gescheiden waren en dat mijn moeder er niet toe in staat was. Het leek me sterk dat hij dat nooit eerder had meegemaakt.
Mijn moeder heeft God bedankt, omdat Hij Jimmy tot zich heeft genomen voordat de dokter kwam. Jimmy had tegen de dokter gezegd dat hij een spuitje wilde. Hij was negentien, volgende week zou hij twintig worden, hij was volwassen. Mijn moeder vond het verschrikkelijk. Ze zei dat God zoiets moest beslissen, niet Jimmy. Mijn broer zei tegen haar dat het God heus niets zou uitmaken als hij wat eerder kwam, Hij zou het wel begrijpen.
Heleen van Royen (Amsterdam, 9 maart 1965)
|