De Amerikaanse (sciencefiction) schrijfster Connie Willis werd geboren in Denver (Colorado) op 31 december 1945. Zie ook mijn blog van 31 december 2008.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit: Miracle and Other Christmas Stories
We've had births at Christmas (natch!), deaths, partings, meetings, mayhem, attempted suicides, and sanity hearings. And Christmas in Hawaii, in China, in the past, the future, and outer space. We've heard from the littlest shepherd, the littlest wise man, the littlest angel, and the mouse who wasn't stirring. There's not a lot out there that hasn't already been done. In addition, the Christmas-story writer has to walk a narrow tightrope between sentiment and skepticism, and most writers end up falling off into either cynicism or mawkish sappiness. And, yes, I am talking about Hans Christian Andersen. He invented the whole three-hanky sob story, whose plot Maxim Gorki, in a fit of pique, described as taking a poor girl or boy and letting them "freeze somewhere under a window, behind which there is usually a Christmas tree that throws its radiant splendor upon them." Match girls, steadfast tin soldiers, even snowmen (melted, not frozen) all met with a fate they (and we) didn't deserve, especially at Christmas. Nobody, before Andersen came along, had thought of writing such depressing Christmas stories. Even Dickens, who had killed a fair number of children in his books, didn't kill Tiny Tim. But Andersen, apparently hell-bent on ruining everybody's holidays, froze innocent children, melted loyal toys into lumps of lead, and chopped harmless fir trees who were just standing there in the forest, minding their own business, into kindling.
Connie Willis (Denver, 31 december 1945)
De Italiaanse dichter Giovanni Pascoli werd geboren op 31 december 1855 in San Mauro di Romagna. Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 31 december 2006 en ook mijn blog van 31 december 2008.
In the Fog
I stared into the valley: it was gone
wholly submerged! A vast flat sea remained,
gray, with no waves, no beaches; all was one.
And here and there I noticed, when I strained,
the alien clamoring of small, wild voices:
birds that had lost their way in that vain land.
And high above, the skeletons of beeches,
as if suspended, and the reveries
of ruins and of the hermits hidden reaches.
And a dog yelped and yelped, as if in fear,
I knew not where nor why. Perhaps he heard
strange footsteps, neither far away nor near
echoing footsteps, neither slow nor quick,
alternating, eternal. Down I stared,
but I saw nothing, no one, looking back.
The reveries of ruins asked: Will no
one come? The skeletons of trees inquired:
And who are you, forever on the go?
I may have seen a shadow then, an errant
shadow, bearing a bundle on its head.
I sawand no more saw, in the same instant.
All I could hear were the uneasy screeches
of the lost birds, the yelping of the stray,
and, on that sea that lacked both waves and beaches,
the footsteps, neither near nor far away.
Vertaald door Geoffrey Brock
Giovanni Pascoli (31 december 1855 6 april 1912)
De Vlaamse dichter, advocaat en rechter August van Cauwelaert werd geboren in Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek op 31 december 1885. Hij liep zijn middelbare school aan het Klein Seminarie in Hoogstraten. In 1911 behaalde hij zijn doctoraat in rechten, aan de Universiteit van Leuven. In 1914, toen WO I uitbrak gaf hij zich op als vrijwilliger voor het Belgisch leger. Hij werd officier maar in 1916 raakte hij zwaar gewond, in de loopgraven van Passendale. Na de oorlog werd hij vrederechter in Kontich, later politierechter in Antwerpen. Zijn dichtwerk werd vooral beïnvloed door Guido Gezelle en Karel van de Woestijne. Liederen van droom en daad uit 1918 is een poëtische weergave van de oorlogsjaren. Latere dichtbundels als Het licht achter de heuvel uit 1929 zijn sterk religieus geïnspireerd. Vanaf 1932 was Van Cauwelaert hoofdredacteur van het blad Dietsche Warande en Belfort.
Voor mijn jongens 1
1 Januari 1916
Hoe staat ge daar grootsch met uw zwijgenden trots,
De koppen gebruind en de voeten vereelt,
Zoo stoer met uw helm en geweer lijk gebeeld
Uit brons of arduin of uit ruwere rots.
Mijn jongens, hoe staat ge daar sterk en wat steekt
Er diep in uwe oogen een donkere brand;
Wat steekt er een kracht in den greep van uw hand
En wil in het spaarzame woord dat ge spreekt.
Schoon kerels, die vrij waart te huis en geen hoon
Of dwang hebt geduld en die kendet geen nood;
Die werkte als ge wildet, maar wrocht voor uw brood,
Hoe zwaarder uw arbeid hoe rijker uw loon.
Nu hebt ge den honger gekend en den dorst;
Nu hebt ge geslapen op stroo als een hond,
In hak en in schuur of in 't lijk van den grond
En nachten gesloofd voor een karige korst.
Nu hebt ge in den dans en den daver gestaan;
Nu hebt ge er zien vallen, verminkt en vermoord,
De besten het eerst; maar geen zucht of geen woord:
Te sterk voor een klacht en te trotsch voor een traan.
Nu hebt ge den angst en den twijfel gekend,
Voor 't lot en voor 't leven van ouder en kroost;
En over den Yzer zoo vaak als om troost
Uw blik naar de torens van Vlaandren gewend.
Maar geen die zijn woord en zijn wapen verried;
De geest is nog helder en hoog bleef het hart.
Ge dookt als een schande de mom van uw smart
En stapt naar den dood met een lach en een lied.
Ondwingbaar jong ras, met uw duldenden moed
En staalharde zielen, van al wat er vecht
En valt onder 't vaandel van roof of van recht:
Is uw bloed het zuiverste en edelste bloed.
August van Cauwelaert (31 december 1885 - 4 juli 1945)
De Schotse dichter Alexander Smith werd geboren op 31 december 1830 in Kilmarnock. Omdat zijn ouders te arm waren om schoolgeld te betalen stuurden zij hen naar een linnenfabriek in Glasgow. Zijn eerste gedichten verschenen in de Glasgow Citizen. Zijn eerste bundel A Life Drama and other Poems (1853) werd goed ontvangen en leverde hem uiteindelijk een post op als secetaris aan de universiteit van Edinburgh.
Love
The fierce exulting worlds, the motes in rays,
The churlish thistles, scented briers,
The wind-swept bluebells on the sunny braes,
Down to the central fires,
Exist alike in Love. Love is a sea
Filling all the abysses dim
Of lornest space, in whose deeps regally
Suns and their bright broods swim.
This mighty sea of Love, with wondrous tides,
Is sternly just to sun and grain;
'Tis laving at this moment Saturn's sides,
'Tis in my blood and brain.
All things have something more than barren use;
There is a scent upon the brier,
A tremulous splendour in the autumn dews,
Cold morns are fringed with fire.
The clodded earth goes up in sweet-breath'd flowers;
In music dies poor human speech,
And into beauty blow those hearts of ours
When Love is born in each.
Daisies are white upon the churchyard sod,
Sweet tears the clouds lean down and give.
The world is very lovely. O my God,
I thank Thee that I live!
Alexander Smith (31 december 1830 - 5 januari 1867)
|