De Duitse dichter Konrad Weiß werd op 1 mei 1889 geboren in Rauhenbretzingen. Zie ook mijn blog van 1 mei 2007.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Seelische Jagd
Schmetterling in meinem Hauch,
Dich zu lieben,
mir mit Beben
steht die Seele ganz in Rauch,
blutvergeben
Dir im Feuer nachzustieben.
Eifernd mit der Worte Schwund
lahmer Zunge,
sinnesohne,
kraftlos schwirrt der müde Mund
krank vor Wonne,
zwitschernd wie das Vogeljunge.
Nein schon eine ganze Brut
Seelenlasten
zehrt die Reste,
füllt die leere Brust mit Wut,
zwingt vom Neste
sie nach Atzung fortzuhasten.
Liebe nicht, nur Frevels Magd,
neue Reue
stillt die Fehle.
Nimmer ruht die wilde Jagd.
Wann die Seele
nährt der Schmetterling, der treue?
Konrad Weiß (1 mei 1880 4 januari 1940)
Blik op Michelbach / Bilz (waar Rauhenbretzingen tegenwoordig deel van uit maakt)
De Britse politicus en schrijver Joseph Addison werd geboren in Milston (Wiltshire) op 1 mei 1672. Zijn naam wordt meestal samen genoemd met die van zijn levenslange vriend, Richard Steele, met wie hij het tijdschrift The Spectator oprichtte. Addison studeerde klassieke talen in Oxford. Vervolgens reisde hij vier jaar door Frankrijk en Italië. Het eerste grote gedicht dat hij publiceerde was The campaign (1705), dat hij opdroeg aan de hertog van Marlborough voor diens overwinning bij Blenheim. Hij werkte mee aan het door Steele opgerichte tijdschrift The Tatler. In het samen met Steele opgerichte blad The Spectator waren zijn bekendste bijdragen de commentaren op Paradise Lost van John Milton en op de opera aan het begin van de 18e eeuw. Populair werden ook de met Steele geschreven Sir Roger de Coverley papers, die op een rake en vermakelijke manier het leven van een landedelman en zijn bezoeken aan Londen beschrijven. In 1717 werd Addison, die onder meer sinds 1708 lid van het Lagerhuis was en ook bestuursfuncties vervulde, tot Secretary of State benoemd.
Uit: On Christian Religion
How much greater confirmation of his faith would he have received, had he seen our Saviour's prophecy stand good in the destruction of the temple, and the dissolution of the Jewish economy, when Jews and Pagans united all their endeavours, under Julian the apostate, to baffle and falsify the prediction? The great preparations that were made for re-building the temple, with the hurricane, earthquake, and eruptions of fire, that destroyed the work, and terrified those employed in the attempt from proceeding in it, are related by many historians of the same age, and the substance of the story testified both by Pagan and Jewish writers, as Ammianus Marcellinus and Zemath-David.
The learned Chrysostome, in a sermon against the Jews, tells them this fact was then fresh in the memories even of their young men, that it happened but twenty years ago, and that it was attested by all the inhabitants of Jerusalem, where they might still see the marks of it in the rubbish of that work, from which the Jews desisted in so great a fright, and which even Julian had not the courage to carry on. This fact, which is in itself so miraculous, and so indisputable, brought over many of the, Jews to Christianity; and shows us, that after our Saviour's prophecy against it, the temple could not be preserved from the plough passing over it, by all the care of Titus, who would fain have prevented its destruction, and that instead of being re-edified by Julian, all his endeavours towards it did but still more literally accomplish our Saviour's prediction, that not one stone should be left upon another.
Joseph Addison (1 mei 1672 17 juni 1719)
Portret door Godfrey Kneller, 1700 - 1710
De Braziliaanse schrijver José Martiniano de Alencar werd geboren op 1 mei 1829 in Mecejana. Zie ook mijn blog van 1 mei 2007.
Uit: Senhora, Profile of a Woman (vertaald door Catarina Feldmann Edinger)
Had the beautiful face not constantly betrayed, even in moments of contemplation and distraction, this tint of sarcasm, no one would see it as Aurélia's true visage, but as the mask of some deep disillusionment.
It is hard to believe that nature would limn such pure and clear features only to mar their harmony with a pungent, sardonic smile. God would not soften such large, wide eyes with charming tenderness if He had intended them to fire sparks of contempt.
Why that statuesque, perfect silhouette, if instead of breathing deep with the gentle flows of love, it only raged with scorn?
In the living room, surrounded by admirers, amid splendid reflections of beauty, Aurélia, far from becoming intoxicated by the adoration evoked by her beauty and by the homage paid her, on the contrary, showed only indignation toward this vulgar, contemptible horde.
It was not a triumph she considered worthy of her, these people's abject humiliation before her riches. It was a challenge she thrust upon the world, proud to crush it beneath her heel like a poisonous reptile.
Such is the world; the satanic fire of that woman's beauty was her greatest seduction. In the embittered ardor of her rebellious soul, one could fathom abysses of passion that foretold tempests of sensuality promised by the love of the virginal bacchante.
José Alencar (1 mei 1829 12 december 1877)
De Franse kroniekschrijver en biograaf Jean de Joinville werd geboren rond 1 mei 1224 als zoon van Simon van Joinville en van Beatrix van Auxonne. Hij volgde zijn vader in 1233 op als heer van Joinville. Jean was een vroom man, die zijn best deed om zijn heerlijkheid goed te besturen. Hij vervoegde Lodewijk IX in de zevende kruistocht en werd er zijn vertrouweling en meest naaste raadgever. In 1270 nam hij evenwel geen deel aan de achtste kruistocht van Lodewijk IX, omdat hij voorzag dat dit een mislukking zou worden. Jean raakte vooral bekend als biograaf van Lodewijk IX. Het bekende Livre des saintes paroles et des bons faiz nostre roy saint Looys werd tussen 1305 en 1309 door Jean geschreven op vraag van Johanna van Navarra, echtgenote van Filips IV.
Uit: Livre des saintes paroles et des bons faiz nostre roy saint Looys
En nom de Dieu le tout puissant, je Jehans sires de Joinville, seneschaus de Champaigne, faiz escrire la vie nostre saint roy Looys, ce que je vi et oy par l'espace de sis anz que je fu en sa compaignie ou pelerinage d'outre mer, et puis que nous revenimes. Et avant que je vous conte de ses grans faiz et de sa chevalerie, vous conterai-je ce que je vi et oy de ses saintes paroles et de ses bons enseignemens, pour ce qu'il soient trouvé li uns après l'autre pour édifier ceus qui les orront.
Cil sainz hom ama Dieu de tout son cuer et ensuivi ses uvres; et y apparut en ce que, aussi comme Dieus morut pour l'amour que il avoit en son peuple, mist-il son cors en avanture par plusieurs fois pour l'amour que il avoit à son peuple; et s'en fust bien soufers, se il vousist, si comme vous orrez ci-après.
La grans amours qu'il avoit à son peuple parut à ce qu'il dist à mon signour Looys, son aisné fil, en une mout grant maladie que il ot à Fonteinne-Bliauz: «Baus fiz, fist il, je te pri que tu te faces amer au peuple de ton royaume; car vraiement je ameroie mieus que uns Escoz venist d'Escosse et gouvernast le peuple du royaume bien et loyaument, que que tu le gouvernasses mal apertement.» Li sainz roys ama tant verité que neis aus Sarrazins ne vout-il pas mentir de ce que il lour avoit en convenant, si comme vous orrez ci-après.
Jean de Joinville (ca. 1 mei 1224 - 24 december 1317)
Jean de Joinville (Merry-Joseph Blondel, 19e eeuw)
|