Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
23-11-2023
Paul Celan, Gayl Jones
De Duits-Roemeense dichter Paul Celanwerd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Zie ook alle tags voor Paul Celanop dit blog.
LOB DER FERNE (1948)
Im Quell deiner Augen leben die Garne der Fischer der Irrsee. Im Quell deiner Augen hält das Meer sein Versprechen.
Hier werf ich, ein Herz, das geweilt unter Menschen, die Kleider von mir und den Glanz eines Schwures:
Schwärzer im Schwarz, bin ich nackter. Abtrünnig erst bin ich treu. Ich bin du, wenn ich ich bin.
Im Quell deiner Augen treib ich und träume von Raub.
Ein Garn fing ein Garn ein: wir scheiden umschlungen.
Im Quell deiner Augen erwürgt ein Gehenkter den Strang.
DIE HALDE (1954)
Neben mir lebst du, gleich mir: als ein Stein in der eingesunkenen Wange der Nacht.
O diese Halde, Geliebte, wo wir pausenlos rollen, wir Steine, von Rinnsal zu Rinnsal. Runder von Mal zu Mal. Ähnlicher. Fremder.
O dieses trunkene Aug, das hier umherirrt wie wir und uns zuweilen staunend in eins schaut.
ZWEIHÄUSIG, EWIGER, bist du, un- bewohnbar. Darum baun wir und bauen. Darum steht sie, diese erbärmliche Bettstatt, – im Regen, da steht sie.
Komm. Geliebte. Daß wir hier liegen, das ist die Zwischenwand –: Er hat dann genug an sich selber, zweimal.
Laß ihn, er habe sich ganz, als das Halbe und abermals Halbe. Wir, wir sind das Regenbett, er komme und lege uns trocken.
IN DE LUCHT, daar blijft je wortel, daar, in de lucht. W aar zich het sterfelijke balt, aardachtig, adem -en-leem .
Groot gaat de banneling daarboven, de verbrande: een Pommer, thuis in ’t meikeverlied dat moederlijk bleef, zomers, licht- bloeiend aan de rand van alle steile, winterhard-koude lettergrepen. Met hem trekken de meridianen : aan- gezogen door zijn door zonnen bestuurde pijn, die de landen verbroedert naar de middagspreuk van een liefhebbende verte. Over- al is hier en is heden, is, van vertwijfelingen uit, de glans, waarin de verdeelden treden met hun verblinde monden : de kus, nachtelijk, brandt de zin in een taal, waar zij toe ontwaken, zij – : teruggekeerd in de griezelige banbliksem , die de verstrooiden verzamelt, de door de sterwoestijn ziel gevoerden, de tentbouwers hoog in de ruimte van hun blikken en schepen,
de nietige schoven hoop, waarin het ruist van aartsengelvleugels, van noodlot, de broeders, de zusters, de te licht, de te zwaar, de te licht bevondenen met de wereldwaag in de bloed- schendende, in de vruchtbare schoot, de levenslang vreemden, spermatisch omkranst door gesternten , zwaar in de ondiepten legerend, de lichamen tot drempels getorend, tot dammen, – de voordenwezens, waarover de klompvoet der goden komt heengestrompeld – om wiens sterrentijd te laat?
Vertaald door Frans Roumen
De Amerikaanse dichteres en schrijfsterGayl Joneswerd geboren op 23 november 1949 in Lexington, Kentucky. Zie ook alle tags voor Gayl Jones op dit blog.
Uit: The Birdcatcher
“Ibiza. I have left Brazil and am living on the white-washed island of Ibiza with my friend Catherine Shuger, a sculptor who has been declared legally insane, and her husband, Ernest, a freelance writer of popular science articles. We are all expatriate Americans: exiles. Standing on the terrace, sheltered in the smell of oranges and eucalyptus, washed in sunlight, you’d swear this was a paradise. But to tell the truth the place is full of dangers. The dangers, however, are not directed toward me but toward Ernest. You see, Catherine sometimes tries to kill her husband. It has been this way for years: He puts her into an asylum, thinks she’s well, takes her out again, and she tries to kill him. He puts her in another one, thinks she’s well, takes her out again, she tries to kill him: on and on. You’d think we’d learn by now; you’d think everybody’d learn, don’t you? But somehow we keep the optimism, or the pretense, bring her out, and wait. She’s like the fucking trapdoor spider. Here she’s sitting now: We’re both out on the dandelion-bright terrace. I’m writing this, and Catherine’s scribbling in her therapy notebook that her last psychiatrist told her to keep. Ernest is inside behind the glass door working on an article on laser medicine. Here Catherine sits in a pink silk nightie and blue flannel housecoat, though it’s two o’clock in the afternoon and hot as fresh cow dung out here. Underneath I know what she’s wearing too—Lady Jockey drawers (Look, Amanda, Jockey makes drawers for women! I’ve got to get some of these!) and a champagne-colored (champagne!) Danskin bra. And looking so sweet! If you didn’t know her story, well, you could eat her up the way she’s looking now: wrist on her chin, her jaws as innocent and plum as cherubs’. Astronomers say that even galaxies eat each other; so why not let’s eat this sweet bitch? Anyway, she tries to kill Ernest: that’s all the story really. No one knows why, and Catherine won’t tell. The rest of us can only list the attempts: Once she tried to dump a steel bookcase on him, another time she lunged at him with a red-hot poker; once she grabbed the rusty spoke of a bicycle wheel when we were passing by a salvage dump in Detroit. We were walking down this deserted backstreet one Sunday, before noon. When Catherine spotted the salvage dump, she ran a bit ahead of us, to the wire-mesh fence. When we got to her, she had her hands entwined in the fence. We stood behind her, watching. She looked almost like a little girl in her yellow cotton dress, her hair in tiny braids and tied with a ribbon, her bowlegs peeking out of the dress, and looking as if she were perpetually getting ready to climb onto a saddle—with ride-‘em-cowgirl bowlegs. She was even wearing socks with her high-heeled shoes—that was the latest style. Standing pigeon-toed, she looked like a canary peeking into its cage.”
“Hier, pak dit vel luchtpostpapier eens vast. Voel je hoe ontstellend dun het is, en licht? Het lijkt vloeipapier. Houd het tussen duim en wijsvinger en sluit je ogen. Geef toe, je vingertoppen vertellen je nu niet dat je iets vasthebt. Het papier is er niet, of hooguit als een gedachte. Als ik tot drie heb geteld laat je het los, en dan moet je goed luisteren. Een halve seconde later landt het vel op het tafelblad. Hoor je dat droge geritsel? Hoor je hoe lang geleden dat is? Meer dan zeventig jaar. Deze drie kratten vol met ordners zijn gevuld met brieven, de meeste op luchtpostpapier, en al die honderdduizenden woorden reisden de wereld over tussen twee jonge mensen. Hij is begin 1948 nog negentien en zij zeventien. Hij gaat op reis en verlaat de stad waar ze opgroeiden, het gebombardeerde Rotterdam, om anderhalf jaar te werken als administratieve kracht, of zoals dat heet ‘schrijver’, aan boord van een vrachtschip van de Rotterdamsche Lloyd. Zij doet eindexamen en zal na de zomer gaan studeren, aan de School voor Maatschappelijk Werk. Ze heeft een bijbaantje op de koekjesafdeling van de HEMA. Een jongen die jouw opa zou worden en een meisje dat jouw oma zou worden. Wat je hier ziet zijn de brieven die zij schreven tussen januari 1948 en december r95o. Om te bevatten hoe groot de afstand tussen hen was, moet je bedenken dat Gerrits brieven, die blauwe pakketjes van luchtpostpapier, meegegeven werden aan een agent van de Rotterdamsche Lloyd, in Manilla, San Francisco of Bombay, die ze afleverde bij een koerier die ermee naar het dichtstbijzijnde vliegveld reed. Anks brieven werden in Rotterdam uit een brievenbus gevist door een postbode, kwamen op de bergen post op de sorteertafels van het postkantoor aan de Coolsingel, en gingen via vrachtwagens van de PTT Op Schiphol aan boord van een walmend en ronkend propellervliegtuig van de KLM. Daarna belandden ze na allerlei tussenstops en via de handen van postsorteerders in India, Koeweit, Manilla of San Francisco in de aktetas van een agent van de Rotterdamsche Lloyd, die aan boord ging van het motorschip Japan, waar Gerrit, jouw opa, uit handen van de kapitein, de stuurman of de hofmeester de aan hem geadresseerde enveloppen in ontvangst nam. Met zwetende handen en een bonzend hart.”
Merkbaar is alles weer onopgemerkt verstreken: de dag zonder zorgen, in de ochtend met het scheermesje de tanden gepoetst. De trillende haren in mijn nek onmerkbaar verwijderd zonder pincet. De bewuste vingers. Ze zijn ingekort. De waakzame knie benaderd onopgemerkt: De nacht onzorgvuldig daarna met het gordijn de sporen uitgewist. In bewuste uren: Ze zijn verstreken, weer onopgemerkt verstreken zonder iets opmerkelijks.
Uit: Zussen (Vertaald door D. de Heer en Cora Woudstra)
“HOE ZEG JE EEN BERG VAARWEL?’ Vanaf haar uitkijkpunt keek Cat York uit over de drie Flatirons, Bear Peak en Green Mountain. Ze staarde langs de helling van de Flagstaff naar beneden, klopte op de sneeuw om haar heen en maakte het zichzelf gemakkelijk, alsof ze bij de berg op schoot zat. ‘Het is net een gigantische bevroren bruidsjurk,’ zei ze. ‘Het klinkt waarschijnlijk suf, maar ik heb de Flagstaff de afgelopen vier jaar stiekem een beetje als mijn eigen berg beschouwd.’ ‘Veel mensen hier hebben dat gevoel,’ zei Stacey. ‘En dat mag ook. Dat is het mooie als je in Boulder woont.’ De zon brak door en scheen op de schitterende sneeuwkristallen in de bomen; de scherpe, platte roestkleurige rotsen van de Flatirons rezen omhoog in hun vreemde hoek tussen het oogverblindende wit. ‘Toen Ben en ik hier kwamen wonen, had ik eerst enorm heimwee en was ik heel onzeker. Dan wandelde ik naar Chautauqua Meadow om even alleen te zijn. Ik had daar het gevoel dat de bergen een arm om me heen sloegen.’ Cat keek met een gevoel van nostalgische dankbaarheid om zich heen. ‘En al snel leerden we jullie kennen en gingen we hier klimmen en mountainbiken en kreeg ik opeens een heel andere kant van de berg te zien. Je zou kunnen zeggen dat hij voor mij zowel de sofa van een therapeut als een recreatiegebied is geweest. Het is nu mijn favoriete plek.’ Stacey keek hoe Cat haar gehandschoende handen over haar neus en mond vouwde in een nutteloze poging om haar neus er wat minder rood en haar lippen er wat minder blauw uit te laten zien. ‘Volgende week zien we rond deze tijd alleen nog maar de toppen van victoriaanse huizen,’ zei Cat, ‘grauwe duiven zullen de Amerikaanse zeearenden vervangen en er zullen alleen maar plassen zijn in plaats van Wonderland Lake. Volgende week begint er een heel nieuw hoofdstuk.’ ‘Vertel me eens wat meer over Clapham,’ vroeg Stacey terwijl ze zich in de sneeuwbunker installeerde alsof Cats beschrijving aan een verhaal van Dickens of Richard Curtis zou kunnen tippen. ‘Nou,’ zei Cat, ‘om te beginnen spreek je de “h” niet uit.’ Ze lachten allebei. `Mijn god,’ kreunde Cat en ze leunde voorover met haar hoofd op haar knieën. ‘Ik weet nog steeds niet zeker of we er wel goed aan doen, maar zeg maar niet tegen Ben dat ik dat gezegd heb. Ik kan je niks over Clapham vertellen, want volgens mij ben ik er nog nooit geweest.’ Ze zweeg even en ging toen een beetje triest verder: ‘Mijn god, Stacey, ik heb geen werk, mijn twee beste vriendinnen wonen buiten de stad en mijn zussen wonen nog steeds in mijn oude buurt, helemaal aan de andere kant van Londen.’ `Het is toch hartstikke spannend?’ zei Stacey. `En als het je niet bevalt kun je altijd terugkomen.’ Ze scheurde een pak Reese’s-chocoladekoekjes met pindakaas open met haar tanden omdat haar vingers bevroren waren. ‘En er zijn een heleboel dingen om naar uit te kijken.’ Enigszins bedaard en getroost door de combinatie van chocolade en pindakaas knikte Cat. ‘Ik heb mijn familie gemist.”
De Amerikaanse dichter, librettist en essayist Scott Cairns werd geboren op 19 november 1954 in Tacoma, Washington. Zie ook alle tags voor Scott Cairns op dit blog.
Idiote Psalmen
1
Een psalm van Isaak, begeleid door een joodse harp.
O God Geliefde, al is het ook indirect, vaag vermoed in het midden hiervan, de beladen, verduisterende mist van mijn onvoldoende omvangrijke kennis, Ogenschijnlijke minnaar van onze soort – hoezeer ook schijnbaar afstandelijk – laat toe dat ik nog een keer een glimp mag opvangen van Uw schaduw in het land, maak gebruik voor mij, een tweede keer, van het gevoel van verschrikkelijke Aanwezigheid in de pulserende holte nabij mijn hart. Nogmaals, o Heer, vanuit Uw buitenmatigheid neig uw gezicht om te schijnen op uw dienaar, beschroomd van opoffering, als U wilt.
De Amerikaanse schrijver Don DeLillowerd op 20 november 1936 geboren in New York City als zoon van Italiaanse immigranten. Zie ook alle tags voor Don DeLillo op dit blog.
Uit:The Silence
“Martin was always on time, neatly dressed, clean shaven, living alone in the Bronx where he taught high school physics and walked the streets unseen. It was a charter school, gifted students, and he was their semi-eccentric guide into the dense wonders of their subject. “Halftime maybe I eat something,” Max said. “But I keep on watching.” “He also listens.” “I watch and I listen.” “The sound down low.” “Like it is now,” Max said. “We can talk.” “We talk, we listen, we eat, we drink, we watch.” For the past year Diane has been telling the young man to return to earth. He barely occupied a chair, seemed only fitfully present, an original cliché, different from others, not a predictable or superficial figure but a man lost in his compulsive study of Einstein’s 1912 Manuscript on the Special Theory of Relativity. He tended to fall into a pale trance. Was this a sickness, a condition? Onscreen an announcer and a former coach discussed the two quarterbacks. Max liked to complain about the way in which pro football has been reduced to two players, easier to deal with than the ever-shuffling units. The opening kickoff was one commercial away. Max stood and rotated his upper body, this way and that, as far as it would go, feet firmly in place, and then looked straight ahead for about ten seconds. When he sat, Diane nodded as if allowing the proceedings onscreen to continue as planned. The camera swept the crowd. She said, “Imagine being there. Planted in a seat somewhere in the higher reaches of the stadium. What’s the stadium called? Which corporation or product is it named after?” She raised an arm, indicating a pause while she thought of a name for the stadium. “The Benzedrex Nasal Decongestant Memorial Coliseum.” Max made a gesture of applause, hands not quite touching. He wanted to know where the others were, whether their flight was delayed, whether traffic was the problem, and will they bring something to eat and drink at halftime.”
De Amerikaanse dichter, librettist en essayist Scott Cairns werd geboren op 19 november 1954 in Tacoma, Washington. Zie ook alle tags voor Scott Cairns op dit blog.
Een woord
Voor A.B.
Ze zei God. Hij lijkt er te zijn als ik Hem aanroep, maar aanroepen is ook moeilijk geweest. Pijnlijk.
En terwijl ze stil werd om nog een woord te vinden, werd ik overgeleverd. nog eens, aan mijn eigen lange worsteling
met diezelfde engel hier – nog steeds hier – aan de voet van de oude ladder van beklimming, in vuil stof
wegkwijnend nog steeds bij de onderste trede, en liet mijn greep varen lang voor de zegen.
De Amerikaanse schrijver, dichter, songwriter, muzikant, filmcomponist, scenarioschrijver en cartoonistSheldon Allan “Shel” Silversteinwerd geboren op 25 september 1930 in Chicago. Het muzikale werk van Silverstein omvat talloze nummers die hits werden van andere artiesten. Hij schreef “A Boy Named Sue” voor Johnny Cash, die voor laatstgenoemde in 1970 een Grammy ontving. Cash noemde het nummer “het slimst geschreven nummer dat ik ooit heb gehoord”. “One’s on the Way” werd een hit voor Loretta Lynn en “The Unicorn Song” uit 1968 werd het vlaggenschip van de Canadees-Ierse folkband The Irish Rovers. Hoewel deze titel niets te maken heeft met Ierland of de Ierse cultuur, is hij nog steeds populair in Ierse pubs over de hele wereld. Silverstein schreef het grootste deel van de groep Dr. Hook & the Medicine Show zoals “Sylvia’s Mother”. Het nummer “The Ballad of Lucy Jordan”, dat in 1979 werd opgenomen door Marianne Faithfull en later werd gebruikt in de film Thelma & Louise, is ook van Silverstein, net als “Queen of the Silver Dollar” van het album Pieces of the Sky uit 1975 van Emmylou Harris. Tijdens zijn korte carrière als producer schreef hij samen met David Mamet het scenario voor de speelfilm “Things Change”. Hij componeerde ook muziek voor verschillende andere films en toonde in deze projecten zijn muzikale veelzijdigheid: hij speelde gitaar, piano, saxofoon en trombone. Silverstein begon eind 1956 te werken als schrijver, fotograaf en cartoonist voor het tijdschrift Playboy. Hij woonde lange tijd in de Playboy Mansion. Tegenwoordig is hij beter bekend als auteur en illustrator van zijn kinderliteratuur. Silverstein was ervan overtuigd dat geschreven woorden gelezen moesten worden op papier dat geschikt was voor het werk. Hij liet zijn gedichten en verhalen alleen publiceren als hij zelf het soort, formaat, vorm en kleur van het papier kon bepalen. Af en toe schreef hij informele poëzie, zoals een rapversie van Shakespeare’s Hamlet, die in 1998 in Playboy op speciaal geelbeige papier verscheen. In 2005 verscheen Silversteins boek “Runny Babbit”. Silverstein overleed op 10 mei 1999 in Key West.
Where the sidewalk ends
There is a place where the sidewalk ends and before the street begins, and there the grass grows soft and white, and there the sun burns crimson bright, and there the moon-bird rests from his flight to cool in the peppermint wind.
Let us leave this place where the smoke blows black and the dark street winds and bends. Past the pits where the asphalt flowers grow we shall walk with a walk that is measured and slow and watch where the chalk-white arrows go to the place where the sidewalk ends.
Yes we’ll walk with a walk that is measured and slow, and we’ll go where the chalk-white arrows go, for the children, they mark, and the children, they know, the place where the sidewalk ends.
If the world was crazy
If the world was crazy, you know what I’d eat? A big slice of soup and a whole quart of meat, A lemonade sandwich, and then I might try Some roasted ice cream or a bicycle pie, A nice notebook salad, and underwear roast, An omelet of hats and some crisp cardboard toast, A thick malted milk made from pencils and daisies, And that’s what I’d eat if the world was crazy.
If the world was crazy, you know what I’d wear? A chocolate suit and a tie of eclair, Some marshmallow earmuffs, some licorice shoes, And I’d read a paper of peppermint news. I’d call the boys ‘Suzy’ and I’d call the girls ‘Harry,’ I’d talk through my ears, and I always would carry A paper unbrella for when it grew hazy To keep in the rain, if the world was crazy.
If the world was crazy, you know what I’d do? I’d walk on the ocean and swim in my shoe, I’d fly through the ground and I’d skip through the air, I’d run down the bathtub and bathe on the stair. When I met somebody I’d say ‘G’bye, Joe,’ And when I was leaving – then I’d say ‘Hello.’ And the greatest of men would be silly and lazy So I would be king… if the world was cazy.
De Turkse schrijfster Tezer Özlü werd geboren op 10 september 1943 in Simav. Daar bracht zij haar jeugd daar door en in Ödemiş en Gerede, waar haar ouders werkten. Ze verhuisde naar Istanbul toen ze 10 jaar oud was en ging naar de Oostenrijkse meisjesschool (Avusturya Lisesi) zonder haar diploma te halen. In 1961 ging ze naar het buitenland en liftte vervolgens in 1962-1963 door Europa. Ze trouwde in 1964 met acteur en schrijver Güner Sümer, die ze in Parijs ontmoette. Samen vestigden ze zich in Ankara. In deze periode, toen Sümer werkte bij het Ankara Arts Theatre (AST), werkte Özlü als vertaler Duits. In het seizoen 1963-64 bij AST speelde ze in Brendan Behan’s Gizli Ordu (Secret Army), geregisseerd door Sümer. Later verliet ze Sümer en vestigde zich in Istanbul, waar ze tussen 1967 en 1972 af en toe werd behandeld in de psychiatrische klinieken van verschillende ziekenhuizen. Ze schreef over haar jeugdervaringen en haar ervaring met de behandeling in Çocukluğun Soğuk Geceleri (gepubliceerd in een Engelse vertaling door Maureen Freely in 2023 als Cold Nights of Childhood). In 1968 trouwde ze met de regisseur Erden Kıral en in 1973 werd hun dochter Deniz geboren. Nadat ze Kıral had verlaten, ging ze in 1981 met een beurs naar Berlijn. Ze ontmoette Hans Peter Marti, een in Zwitserland geboren kunstenaar die in Canada woonde, en trouwde met hem in 1984, waarna ze zich in Zürich vestigde. Ze stierf daar op 18 februari 1986 aan borstkanker en werd begraven in Aşiyan Mezarlığı in Istanbul. Özlü werd gespeeld door Yelda Reynaud in de film “Yolda” van haar ex-man Erden Kıral, waarin ze gebeurtenissen beschrijft tijdens de opnames van de film Yol.
Uit: De kille nachten van de jeugd (Vertaald door Hanneke van der Heijden)
“Mijn vader heeft ooit als gymleraar gewerkt, zijn fluitje heeft hij nog. Voordat hij ’s ochtends zijn wijde streepjespyjama uitdoet blaast hij op dat fluitje. ‘Als je zo treuzelt, wat heb je dan in het leger te zoeken? Vooruit, opstaan. Opstaan!’ Hij schalt en commandeert. Ik word wakker, het begint net licht te worden, ik lig in Süms armen. Ik vraag me af wat het huis voor mijn vader met het leger te maken heeft. Hij wil in het leven thuis een militaire discipline. Dat is duidelijk. Als hij het geld had, dan huurde hij misschien nog wel soldaten in die bij de deur op een bazuin konden blazen… Die liefde van mijn vader, van Turkse mannen van zijn generatie, voor het leger en de militaire dienst… We zijn nu niet meer in de provincie. Grote houten huizen met daartussen boomgaarden, dat is iets van de stille stadjes daar. En die stille stadjes zijn iets van de jaren vijftig. Esentepe, de bloeiende krokussen die we er plukten, geel en paars onder de smeltende sneeuw, de hoge dennenbomen, het is allemaal een abstracte kinderdroom. Op heldere zomerdagen ren ik met mijn spillebenen de helling op… De koele bries van de golven tegemoet… De boulevard die in Saraçhane begint loopt door tot aan Edirnekapı, met in het midden een breed voetgangersgedeelte met hoge platanen. Aan weerskanten van het voetgangersdeel rijden de trams met hun rode en groene wagons. In sommige gebouwen aan de boulevard zit een winkel, er zijn een paar bankfilialen. Ongeveer halverwege is er een brede zijstraat met kinderkopjes, die uitkomt in Çarşamba. De tweede straat links heeft een doodlopende steeg, een straatje met een bocht naar rechts, daar staat ons huis. Dat we ons in deze wijken van Istanbul vestigen, waar branden vroeger de huizen in de as hebben gelegd, een plek waar mijn vader als kleine jongen nog heeft gespeeld, vervult hem met een geluk dat wij niet kunnen bevatten. Wanneer ik ’s avonds tegen mijn moeder aan kruip, bescherm ik me tegen de kou en tegen de eenzaamheid. Op winterochtenden lopen we naar onze school buiten het provinciestadje, met gebogen hoofd tegen de sneeuwstorm in. Mijn handen zitten vol kloven van de kou, ze bloeden. De hellingen waar ’s zomers de koeienmest te drogen wordt gelegd zien spierwit.”
Ik droomde dat ik een land bezocht zo jong dat het nog niet beslist had over naam en vlag. Buitengewoon eigenaardig was het gevoel; ergens wist je niet waar je je bevond. Een onbekende vrouw met donker haar zeer duur gekleed, maar wel met smaak, kwam aan mijn tafel zitten. Zij bleek de Muze van de Poëzie te zijn. Hoe hoffelijk, bescheiden in de omgang zij is dacht ik. Met iets van de perfekte hostess. Geen flauw vermoeden dat een zo belangrijk iemand of liever, personificatie… Men beloofde mij dat de Republiek weldra een naam zou krijgen. En een vlag.
Ik antwoordde: voor mij geen enkel punt…
SVEN DELBLANC (1931 – 1992)
Zovele boeken liet deze vriend, die gisteren stierf, achter in mijn
boekenkast. Nu je het weet de bladzijden droger tussen je vingers.
Deze en geen andere, Sven’s boeken. Er zijn geen andere.
Niet in dit universum.
*
Vaak met vrolijke en ironische aansporingen in de opdrachten
Alsof wij ooit betrokken waren in een gemeenschappelijk jongensavontuur.
(Een schaatstocht met al teveel wind en sneeuw:
‘Hou vol Lars, het is zo voorbij!’)
*
Midden in een vliegende sneeuwstorm staat een oude torenklok,
bevolkt door slapende uilen en spinnen. Ze ontwaken en roeren zich slaapdronken
iedere keer dat de traagste wijzer verspringt, met een zware, duidelijke tik,
die door de koude storm van de tijd dringt.
Die zijn donkere hartslag is.
HET SONNET OVER BEGIN EN EINDE
Men kan welhaast overal beginnen. Maar het begin duurt kort; wie vindt het rijmwoord op ‘beginnen’? Zovele woordjes lopen tussen de stenen door
waar men ook kijkt in dit heldere water. Maar oudst en allerdiepst de steen die wij niet winnen. Gedichten zijn als trappen. Stap voor stap. Achterhalen wij ooit degene die wij volgen? Verlost
van menige valse hoop, verder dus, steeds verder weg. Van het begin of van het eind? Stap voor stap schrijdt het gedicht in jamben voort.
Alsof het nooit een ander oogmerk had. Sneller stroomt het water dat door ondiepe bedding loopt. Waarom hoopt men dan dat geen van beide aan zijn einde komt?
Avond aan avond op de kaart gezien wat weg is en vaarwel gedroomd. Zo met de zon mee langs de wetering en achter mij de buurt zien zinken, bladgoud op kozijnen.
Langs tennisbaan en volkstuin, langs boomgordijnen aan water zo troebel als de grond onder herinnering en met een boog de stad weer in.
Rijksmuseum: eerste grenspost in het donker. Dan Centraal Station en verder, met trein en al verdampen op het IJ.
En altijd weer aangekomen in de geur van nieuw. Altijd weer ontwaakt in een nieuw huis. Ver van huis.
HET KERKJE
Jaren en jaren liep je er gewoon voorbij. Wat zat daar eigenlijk achter die vreemde muren, die vensters waar geen mens doorheen kon turen? Een school? Een door de stad omsloten boerderij?
Maar ach, de buurt was altijd al zo vol geheim en vol geschiedenis, tot in haar allerzwartste hoeken, jaren van geluk en daarna jaren pijn – je kon maar beter rustig zoeken.
Eindeloos flaneerde je dus door die straat tot je het ineens ontdekte: hier staat een kerkje, het vrije huis van engel Gabriël, en al ziet niemand hem, hij woont er wel.
Ja, al die jaren liep je er gewoon voorbij. Was daarbinnen niet alleen maar donker, dood? Nu weet je eindelijk beter: daar woont hij! En is de betovering niet verbroken, maar vergroot.
Soms wordt de stad weer het bos
dat zij was. Opgejaagd lig ik in bed en weet niet dat ik slaap.
Een man loopt op straat, met een boodschap voor mij: ik moet weg uit mijn huis. Zijn stap en zijn stem zijn er echt, ik mompel een antwoord.
Maar horen kan hij mij niet en kon hij dat toch geen woord bracht herkenning. Een vrachtwagen remt met een kreet, een groot dier vult de nacht met zijn angst voor het slachthuis.
Dit kan alleen ’s nachts. Geheim leven trekt over straten en pleinen en je weet niet dat je droomt.
Ik weet dat je dit gedicht leest, laat, voordat je je kantoor verlaat van de ene intens gele lamp en het donker wordende raam in de matheid van een gebouw dat stil is gevallen lang na spitsuur. Ik weet dat je dit gedicht leest terwijl je opstaat in een boekwinkel ver van zee op een grijze dag in de vroege lente, vage vlokken razend over de enorme vlaktes van de ruimte om je heen. Ik weet dat je dit gedicht leest in een kamer waar te veel is gebeurd om te kunnen verdragen waar de lakens in stijve hopen op je bed liggen en de open koffer van vlucht spreekt maar je kunt nog niet weggaan. Ik weet dat je dit gedicht leest terwijl de metro snelheid verliest en voordat je de trappen oprent een nieuw soort liefde tegemoet waarmee je leven nooit instemde. Ik weet dat je dit gedicht leest in het licht van het televisiescherm waar geluidsloze beelden schokken en glijden terwijl je wacht op de nieuwsuitzending over de intifada. Ik weet dat je dit gedicht leest in een wachtkamer vol kruisende en onkruisende blikken, vol herkenning in vreemden. Ik weet dat je dit gedicht leest in fluorescerend licht in de verveling en vermoeidheid van wie jong is en afgeschreven,
zichzelf afschrijft, op veel te vroege leeftijd. Ik weet dat je dit gedicht leest ondanks je aftakelende zicht, de dikke lenzen vergroten deze letters tot betekenisloosheid maar je leest verder want zelfs het alfabet is dierbaar. Ik weet dat je dit gedicht leest terwijl je langs het fornuis ijsbeert melk opwarmt, een huilend kind op je schouder, een boek in je hand want het leven is kort en je hebt teveel dorst. Ik weet dat je dit gedicht leest dat niet in jouw taal is sommige woorden raadt terwijl andere je lezende houden en ik wil weten welke woorden het zijn. Ik weet dat je dit gedicht leest luisterend voor iets, verscheurd tussen verbitterdheid en hoop terwijl je je opnieuw richt op de taak die je niet kan weerstaan. Ik weet dat je dit gedicht leest omdat er niets anders meer is om te lezen daar waar je strandde, uitgekleed als je bent.
Uit: Ik ben niet bang (Vertaald door Els van der Pluijm)
'Oké, je zusje doet niet mee, die is te klein.' `Ik ben niet te klein!' had Maria geprotesteerd. 'Ik wil ook meedoen!' En toen was ze gevallen. Jammer, ik was derde. Antonio was de eerste. Zoals altijd. Antonio Natale, bijgenaamd de Doodskop. Waarom ze hem de Doodskop noemden, weet ik niet meer. Misschien omdat hij een keer een schedel op zijn arm had, zo'n plaatje dat je bij de sigarenwinkel kunt kopen en met water op je vel kunt afdrukken. De Doodskop was de oudste van de bende. Twaalfjaar. En hij was de baas. Hij vond het leuk om te commanderen en als je niet luisterde werd hij kwaad. Hij was niet echt pienter, maar wel groot, sterk en een durfal. En hij klauterde als een bulldozer tegen die rotheuvel op. De tweede was Salvatore. Salvatore Scardaccione was negen, net als ik. We zaten bij elkaar in de klas. Hij was mijn beste vriend. Salvatore was langer dan ik, een wat eenzelvige jongen. Soms deed hij met ons mee, maar meestal ging hij zijn eigen gang. Hij was slimmer dan de Doodskop en had hem makkelijk kunnen overtroeven, maar hij hoefde niet zo nodig de baas te spelen. Zijn vader, advocaat Emilio Scardaccione, was iets belangrijks in Rome en had een hoop geld in Zwitserland. Dat zei iedereen. Dan kwam ik, Michele. Michele Amitrano. Ik aarzelde nog of ik terug zou gaan of haar achter zou laten toen ik ontdekte dat ik vierde was. Die slome Remo Marzano had me langs de andere kant van de heuvelrug ingehaald. En als ik niet meteen verder klauterde, haalde zelfs Barbara Mura me in. Dat zou een ramp zijn. Ingehaald worden door een meisje. Door die vetzak. Barbara Mura klom op handen en voeten omhoog, als een dolle zeug, helemaal bezweet en onder de aarde. Wat doe je nou, ga je niet naar je zusje? Heb je haar niet gehoord? Ze heeft zich pijn gedaan, ze huilt,' knorde ze tevreden. Deze ene keer zou zij de straf ontlopen. 'Ik ga al, ik ga al... En ik haal je heus nog wel in.' Zo makkelijk zou ze er niet af komen. Ik draaide me om en begon omlaag te rennen, met mijn armen zwaaiend en brullend als een Sioux. Mijn leren sandalen gleden weg over de halmen. Een paar keer kwam ik op mijn achterste terecht. Ik zag haar nergens. 'Maria! Maria! Waar zit je?' 'Michele...' Kijk! Daar was ze. Klein en ongelukkig. Op een krans van geknakte halmen. Met een hand wreef ze over haar enkel en met de andere hield ze haar bril vast. Haar haar zat op haar voorhoofd geplakt en haar ogen glinsterden. Toen ze me zag trok ze haar mondhoeken omlaag en blies ze zich op als een kalkoen. `Michele...?'
In de tweede helft van de jaren negentig werkte Frans Roumenaan een roman die de titel “Vriendschappelijke brieven” had moeten krijgen. Het manuscript gold na een verhuizing jarenlang als zoekgeraakt. Onlangs werden er echter toch flinke delen van bij een grote opruimactie ontdekt in een oude doos in de kelder. Romenu heeft de toestemming gekregen om er regelmatig fragmenten uit te publiceren. Vandaag volgt het elfde van een nog nader te bepalen aantal.
Uit: Vriendschappelijke brieven
"Arnhem, 8 mei 1996,
Lieve Steef,
Een hele goede morgen ! Kun je al weer een beetje slapen ? Ik wel gelukkig. Dit is de dag van Europacup II. Paris St. Germain - Rapid Wien. Ik ben uit sentimentele overwegingen voor Wien, dat snap je wel. Wat zing je mooi, Stefan ! Wij gaan vandaag weer op herhalingsoefening, Kenan. De VS verwijten Boutros Ghali iets. Dat hij zich aansluit bij de conclusies van een VN rapport.
Karadzic en Mladic zijn nog steeds niet in Den Haag, mijne heren. Dus laat het gooien van eerste stenen maar over aan wie recht van spreken heeft. ( Koppen dicht dus )
Nou kunnen alle vaders en moeders van middelbare scholieren zien hoe je door de bank genomen 's morgens de klassen rustig moet zien te krijgen om iberhaupt met de les Duits te kunnen beginnen. Kenan : " Frans, rustig nou, alleen admiraal Drost is binnen de Nederlandse strijdkrachten voorstander van ingrijpen in Sarajevo." Waarom staan er op Volkel dan weer 25 F 16's klaar ? Kenan : "Dat zijn jouw hormonen, Frans."
Jezus. De Nederlandse generaal van Kappen heeft dat rapport opgesteld!
Belachelijk en onverantwoord ? Dat is Helmut Kohl die tegen Nederlandse journalisten zegt dat zij niets van de grote politiek snappen ! Ondertussen is het 9 mei 1996.
Goede morgen, Stefan. Een beetje vroeg vandaag : 6.11 uur
De technisch vaardige Fransen hebben Rapid Wien herhaaldelijk het vuur na aan de schenen gelegd en met 1 - 0 gewonnen. Paris St. Germain heeft dus de Europa Cup 2 gewonnen oftewel de Uefa -cup. Was soll man dazu sagen, Herr Bundeskanzler ? Alfred Kossman (74) wint de LIBRIS-prijs. Voor Huldigingen. F 100.000,-
Van Veen gaf de minister onvoldoende informatie.
Politieministers weerstaan Kamer. Bolkestein : Ze hoeven na de volgende verkiezingen niet terug te komen. Inderdaad, Frits, doorstroming van zoveel talent is een groot goed. Job : 5;17, Bart.
Frank Verlaat wordt aanvoerder bij Vfb Stuttgart. De trainer verwijt de huidige aanvoerder gebrek aan inspirerende leiding ! Soms denk ik : wat moet ik met zo'n bericht op de kabel?
Van Bolkestein hoeft natuurlijk het hele kabinet niet terug te komen. Wegens gebrek aan inspirerende leiding. Voorhoeve oogt nog alrijd als het bangste jongetje van de klas die door vader Kok minzaam in bescherming wordt genomen.
Raphaël gaat vandaag om 11:00:00,00 naar het Arbeid Trainings Projekt in Nijmegen.
Kenan zegt dat wij nog veel meer gas moeten verkopen om alle noodzakelijke gouden handdrukken te kunnen betalen aan falende ambtenaren.
Als ik kwijtschelding van belasting wil draait de gemeente via de kabel Memories van Barbara Streisand. Martijn WAIS : 68 versus Frans 133 ! Leuk, hé, André ? Kenan zegt :"Mensen met zoveel talent kunnen zich geen slor-digheden veroorloven ?" Psychologen met zoveel inzicht kunnen zich ook geen blunders veroorloven.
Wat doen ze vandaag in Zürich met de DMark, Kenan?
Frankfurter Rundschau : Zwitserse bank blokkeert sex-lijn met Nederlandse bedrijven.
Het is nu weer zover dat Raphaël met Antillianen omgaat. Dat is dus echt oppassen geblazen. Tot nu toe is het nog voetballen. Er werd van hem een daad verwacht opdat hij de omgang met Antillianen wwardig zou zijn.
De Telegraaf : Rabobank sponsort opvang randjongeren. 11 mei 1996, Goede morgen, Stefan,
Hoe heb jij na je lange autoritje van gistren geslapen ? Ik wel goed. Ik ben dan ook niet meer uit geweest. En voor mijn doen heb ik zelfs uitgeslapen vandaag.
Couzy brengt Voorhoeve in moeilijkheden. Nu had Voorhoeve die toch al of zou ze ongetwijfeld weer krijgen binnenkort, dus dat is allemaal niks om voor op te staan.
Maar ik had zin in Cappucino. ( Er was trouwens een mevrouw op de radio die vanuit de Euromast in Rotterdam vijf dagen heeft mogen internetten. Onder het wakend oog van AFCA ongetwijfeld.)
Hoe bewerksteligen wij een cultuuromslag in diverse Zuid-Amerikaanse landen, Kenen. Ongetwijfeld een werk van een zeer lange adem. Bidden, en van onderop beginnen volgens de Jezuïten. Weerstand genoeg. ( Hier vlakbij is een school zonder racisme. Daar speelt elke dag een bonte verzameling van nationaliteiten met elkaar. Die kinderen zullen later nooit last hebben van vreemdelingenhaat, omdat ze van jongsafaan vertrouwd zijn met allerlei eenden in de bijt. Dat er zoals in elke groep conflicten voorkomen zal wel. Daar dan mee om te gaan leren ze dan ook al vanaf 4 jaar of zo. Mooi gezicht, paters ! Wat niet wil zeggen dat de volwassenen nu maar hun ongebreidelde gang kunnen gaan.
Loving you has made my life so beautiful
ik zit nog steeds aan jou te schrijven, Steefje, een beetje relaxed nippend aan mijn Cappucino...
Het blijkt een dag te zijn voor Mattes 21;1-10, Bart.
Negatied zelfbeeld ! 20 in therapie en 20 niet in therapie. 40 tot 50 procent ! Niet meer verwijfd, wel sexgericht en egoïstisch ! Vooroordelen worden geïnternaliseerd. Creatief. Zorgzaam. Aanknopen van intieme relaties op grond van een negatief zelfbeeld. Dat dat moeilijkheden oplevert spréékt.
Homo en hetro-identiteit worden wat vager en gaan in elkaar overlopen. Dat is allemaal onderzocht door iemand die er ook op promoveert ! Maar er zijn toch inderdaad schrikbarende conclusies te trekken uit dat rapport.
Mij heeft het wakker geschud. Natuurlijk lijd ik ook aan diverse, al dan niet onderkende zelfbeelden.
Daar wordt aan gewerkt zegt Kenan.
16 Doden bij een Amerikaans - Britse militaire oefening ! Twee helikopters die tegen elkaar botsten. ! In Camp Lejeune. En met elektronische verdediging kom je ook niet ver als de stroom uitvalt, Kenan.
Maar goed : Veertig tot vijftig procent van degenen die niet in therapie zijn had dus toch nog last van een negatief zelfbeeld. " Dat kanik je allemaal niet bieden, zei Stefan tegen Mark naar aanleiding van de flat van DM 1.000.000 in ZUrich.
10.40 uur. Zometeen naar de sportdag. Chalange voor mijn zelfbeeld. Het wordt vast lachen."
Toen radio's nog bakken waren kon je op hun dashboard reizen, kon je naar verlichte steden. Al die steden, mooi op rijtjes, kwamen door de kamer kraken, bazelden met blikken bakkes en bedoelden te bedoelen. En wij hoorden, met de oren bloot getrokken door een knipje, mannenklanken zonder hoofden. Kruissteekhandwerk broeide op de stoelen onder ons.
Buiten, links en rechts een hoek om, bij een standbeeld van drie palen die op dunne doden leken stonden mensen met gezichten. Grote mensen huilden, buiten, en ze mochten niet bewegen, omdat niemand nog mocht zwichten. Ook de tijd mocht niet bewegen. Iedereen op heel de wereld, heel de wereld van het dashboard deed zijn mond dicht, maar de vogels, wisten die veel, floten door.
Benen die verdwenen waren, kon dat van het zwichten komen? Werden die alvast begraven, wachtend op wat verder leefde en er later bij kwam liggen? Doden, daaraan moest je denken, maar ik kende nog geen doden en we hadden zelf geen dieren. Alle mensen droegen namen, in het hoofd gegrifte namen, n ht hfd ggrfte nmn. Iedereen viel bijna om.
Wat ze aan elkaar begingen, zweeg in dingen, alledaagse, soms beschilderd en soms nuttig, rond wat niet meer blijven zou.
Nieuw moet alles, nieuw en nieuw en aan gebouwen in de steden hangen rimpelloze vrouwen, navels als de
ingang van een groeve, hun gezichten, gaaf gewonnen uit een menigte van stipjes, smuilend om wat wij behoeven.
Daar
Hadden er lang naar gezocht, maar wat lag het daar prachtig, precies op zijn plaats. Overal groeisel, verschiet en bedoening. Alles kon rijmen, ook als het niet.
Zaten daar gretig te willen ontvangen aan lange ontsplinterde tafels waarop, nog gesloten, schenkbaar te tillen getink. Kregen te lezen wat eetbaar kon, drinkbaar kon,
alles beschreven. Keken soms over de regels heen, zagen daar groeisel, verschiet en bedoening. Iemand riep: Drinkt u maar, drink maar, ik kom dalijk bij u! - terwijl hij verdween.
Joke van Leeuwen (Den Haag, 24 september 1952)
De Nederlandse dichter en schrijver Mark Boog werd geboren op 24 september 1970 in Utrecht. Zie ook alle tags voor Mark Boogop dit blog.
De rotonde (Fragment)
Hij zal misschien een goede prijs bedingen, maar het kan niet anders of hij trekt het kortste eind. Duivels de deal, duivels de gevolgen, duivels het genot.
Hij gaat de weg naar het genot. Het dondert in de verte.
Hij kende hem, de duivel, vanzelfsprekend. Oude kameraad, vermeende vriend, de zachtste van de stemmen in zijn hoofd, de listigste, de eerlijkste. De stem
die hem vertelde dat hij voor het hoogste uitverkoren was, die suste: 'Tijd genoeg, neem nog een glas.' En dan ineens, een ochtend na een avond als zovele,
voor de spiegel die zijn toekomst aan hem voorhield: 'Nu, ga nu, de laatste kans. Het kruispunt, als de nacht valt. Ik zal wachten. Ga. Vergeet je ziel niet mee te nemen.'
Hij ziet de weg. Hij buigt het hoofd. Het onweert in de verte. Wie met zichzelf praat heeft een goed gesprek of (of niet). Een duivel voert slechts monologen, spreekt in slogans en reclameleuzen. Elk geeft voor een ziel een goede prijs.
`Eerlijk duurt het langst! Verkoop bij ons uw ziel!' En van de concurrent: 'Altijd de hoogste dagkoers.' Koop vandaag, betaal pas volgend jaar.”
Mark Boog (Utrecht, 24 september 1970)
Cover
De Nederlandse schrijver A.L. Snijders (pseudoniem van Peter Cornelis Müller) werd geboren op 24 september 1937 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor A.L. Snijdersop dit blog.
Reis
Als ik mijn grootvader vraag of ik de auto mag lenen, zegt hij: alleen met de chauffeur. Hij is streng en toe-gevend tegelijk, hij weet dat ik een rijbewijs heb, hij weet ook dat ik van Haydn, Beethoven en Mozart houd. Mijn grootvader heeft huizen in Zwitserland en Span-je, waar de chauffeur hem naartoe brengt, hij is veertig jaar in dienst, zwijgzaam en betrouwbaar. Waar heb je de auto voor nodig, vraagt mijn grootvader. Ik wil naar een concert in Barcelona. Het is een grote auto met twee reservewielen achter de voorspatborden. lk zit achterin, het linnen dak kan open van voor naar achter - de geur van Normandië, de dennenappels, de kurk-eik, de geur van brak water, de woestijn. lk vraag de chauffeur (hij heet Jean, hij leest Proust, zijn moeder is in Parijs geboren) of hij langs Breda wil rijden. Daar woont Claire, mijn verloofde, die klavecimbel speelt. Zij komt naast me zitten, we rijden naar Barcelona. We gaan naar het concert van Federico Mompou, een Catalaanse componist van minimale muziek. Hij speelt zijn eigen werk. Op de terugweg vertelt Claire dat El Greco en Vermeer de favoriete schilders van Mompou zijn. Ze heeft een interview met hem gele-zen. Op de vraag welke componisten hij bewondert,
A. L. Snijders (Amsterdam, 24 september 1937)
In de tweede helft van de jaren negentig werkte Frans Roumenaan een roman die de titel “Vriendschappelijke brieven” had moeten krijgen. Het manuscript gold na een verhuizing jarenlang als zoekgeraakt. Onlangs werden er echter toch flinke delen van bij een grote opruimactie ontdekt in een oude doos in de kelder. Romenu heeft de toestemming gekregen om er regelmatig fragmenten uit te publiceren. Vandaag volgt het elfde van een nog nader te bepalen aantal.
Uit: Vriendschappelijke brieven
“Lieve Bart,
Arnhem, vrijdag 9 juni 1995,
Zoals je gisteren aan het kaartje hebt kunnen zien woon ik sinds 2 juni aan de Boulevard Heuvelink 130 in Arnhem, een van de hoofdsteden van Nederland.
Op regenachtige dagen, zoals vandaag houd ik mij vooral met crisis-interventie bezig, vooral nu ze vandaag Serajevo weer zijn gaan beschieten en in een moeite door ook maar een aanslag is gepleegd op het bureau van de Turkse regeringspartij in Ankara.
Ik heb net, tijdens mijn ochtendwandeling door het Lauwersgrachtpark al de eerste commando wagen van de politie gesignaleerd en voor het overige is ook veel volk op de been, vooral in Toyota's...
Zelf imiteer ik ter geruststelling van ondergetekende regelmatig het geluid van een dichtslaande deur van een Mercedes-Benz (je weet wel, die van de taxi's) : Boem, Bumm, Bumm. Dat werkt evengoed als er een bellen heb ik gemerkt en het is aanzienlijk goedkoper. Hier vlakbij heeft een zekere Cris van Holten trouwens een park van vijftig plus nog wat van die dingen en ik zie er zelfs van de gemeente rondrijden met oranje zwaailichten.
Gisteren had ik trouwens een wel zeer bijzondere ervaring! Er stond een rijdend kantoor met banken van Argentijns runderleer en parketvloer in een grote vrachtwagen verpakt vlakbij het HB van politie. Van, ja hoor : Mercedes-Benz.
Arnhem is op zich voor mij een verademing. Ik zit hier midden in de stad en kan overal lopend naar toe. Daarbij steevast beginnend bij de eendjes in de vijver in het Lauwersgrachtpark. Mijn bank, ik bedoel die voor geldzaken, is daar ook dichtbij en af en toe loop ik er binnen om te kijken hoe laat het is op Wall Street. Meestal ben ik de koersen 16 uur voor, wat ook bijdraagt aan het gevoel van persoonlijke veiligheid. Als ze bij de Rabobank niet goed werken roep ik weer eens : " Bumm Bumm " tegen de computer en dan wordt de Mark weer wat zwakker ten opzichte van de gulden of zoiets...
Steevast gaat ook de poort achter het HB open en verschijnt er een oranje-wit-blauwe Volkswagen of een BMW-tweewieler (al naar gelang wie er telefonisch alarm geslagen heeft ), of er rijdt iemand voorbij in zo'n kanariegele taxi van Chris van Holten.
De burgemeester hier heet Scholten en die twee vormen het dagelijks bestuur, al denkt een zekere van Hensbergen dat hij als loco op educatief gebied ook iets in te brengen heeft. Scholten is alleen al belangrijk voor militaire zaken, maar heeft, dacht ik ondertussen ook in de gaten dat hij een wezenlijke bijdrage kan leveren aan mijn gemoedsrust.
Hoe is het trouwens nog met Jurriaan? Gezien ons innige afscheid na de potten -en flikkerdag besloot ik h6m gisteren ook maar een verhuisbericht te sturen. Ik weet dat er in mijn achterhoofd en onderbewuste iets borrelt en dringt om poëtisch naar boven te komen, wat hij eventueel op muziek zou kunnen zetten.
Alleen door allerlei internationale, nationale en plaatselijke crises krijg ik telkens nauwelijks de rust om er eens geconcentreerd voor te gaan zitten. Ik ren de halve dag als een idioot met mijn Turkse atoom-paraplu te zwaaien naar een stel opgeschoten kwajongens in Adidas -trainingsjasjes, type Angelo, maar bruiner zal ik maar zeggen.
Af en toe neem ik plaats op een gewone parkbank en trek mijn geheime wapen. Het mij door de Nijmeegse studentenpastor ter beschikking gestelde blauwe zakbijbeltje en dan lees ik mijn gevederde vrienden in en rond de vijver een gedeelte uit een brief van Paulus aan de Korinthiërs voor, om ze er onder te krijgen. c.q. te houden. De bisschop, waar Ik nu onder val - kardinaal Simonis - ziet het met genoegen aan.
Op Pinkstermaandag werd ik weliswaar per abuis voor een Jehova getuige aangezien door twee oudingezetenen van de Blueband die dachten dat ik ze de hemel in wou praten. Ik heb ze hard achterna geroepen dat zij om half twaalf in de Martinuskerk moesten zijn. Alleen aan deze twee bladzijden kun je zien dat de Heilige Geest hier over mij vaardig geworden is. De preek van Pinkstermaandag, maar ook die van Pinksterzondag sloot - toeval bestaat niet zegt Jurriaan - daarom wonderlijk goed bij mijn huidige levensgevoel aan.
Volkshuisvesting is hier ook beter geregeld dan in Nijmegen. Zou het de vrij liberale koers zijn die deze stad vaart ? ! Cultuur is in handen van D'66 en dat treft. Kortom, men slaat hier over het algemeen de Spijker aardig op de kop. De sociale dienst noem je hier alleen al uit beleefdheid Sociale Zaken en Arbeid en je wordt er met een voorkomendheid behandeld alsof je op het punt staat je intrek te nemen in het Hiltonhotel...
Woensdag kreeg ik, lieve Bart, mijn lidmaatschapskaart van het COC. Helaas is er geen gelegenheid om daarmee vanavond naar Doornroosje af te reizen. De Graafse computers liggen vandaag plat en mijn contactman / ambtenaar daar in Grave, waar mijn geld nog één keer vandaan moest -en moet komen klaagde dat hij niets kon zien. Computerverslaving is honderd maal erger dan drank en maakt ook veel meer kapot dan je lief is. Modern Times.
In Holland sprak een blije mier: “Kees Stip las ik met veel plezier en merkte: al zijn dieren beestig, ze zijn ook bijdehand en geestig! Prompt wilde ik zelf dichten leren, op school, bij de beroemdste heren. Een mier is vlijtig maar ook arm en loopt voor studiegeld nooit warm, maar dit gebrek werd mij tot zegen: ‘k heb een Stip-endium gekregen!”
NDMEKZ!
We hadden YOLO, dat was het begin. Toen kwam ook Fear Of Missing Out, ja FOMO, vervolgens Joy Of Missing Out, dus JOMO en nu zelfs FOJI, Fear of Joining In.
Al roept men 'fear' en 'joy' en 'in' en 'out', mijn tip luidt: Neem Dat Met Een Korrel Zout
Insomnia - naar J.C. Bloem
Met mijn mobiel naast bed kan ik niet slapen Niet slapend grijp ik snel naar mijn mobiel Mijn vriend vindt dat maar achterlijk gepiel Want daardoor ben ik dag en nacht aan ’t gapen
Hij wil dat ik in bed je weet wel doe Ik heb geen smoes meer nodig, ben te moe
Inge Boulonois (Alkmaar, 23 september 1945)
In de tweede helft van de jaren negentig werkteFrans Roumenaan een roman die de titel “Vriendschappelijke brieven” had moeten krijgen. Het manuscript gold na een verhuizing jarenlang als zoekgeraakt. Onlangs werden er echter toch flinke delen van bij een grote opruimactie ontdekt in een oude doos in de kelder. Romenu heeft de toestemming gekregen om er regelmatig fragmenten uit te publiceren. Vandaag volgt het negende van een nog nader te bepalen aantal.
Uit: Vriendschappelijke brieven
Velp, 1 mei 1995,
Lieve Bart toch maar weer,
Heb je dit jaar een leuke Koninginnedag gevierd ? Ik neem aan dat die in elk geval minder droef was dan vorig jaar. Ik schrijf je nu ook ik hem zonder ongelukken achter de rug heb, maar weer even een kort briefje. Vooral om de kaart van vorige week te relativeren. Kwaadheid komt en gaat ook weer, nietwaar ? Ik merk echter wel dat dit weer het kritieke jaargetijde voor mij is. Ik zal mij ook de komende maand maar vooral concentreren op schrijven en mediteren en daarbij veel aandacht schenken aan de goede dingen die het leven mij nog te bieden heeft, en minder of niet op wat ik allemaal mis. zoals jou bijvoorbeeld.
Binnenkort ga ik Arno opzoeken in Amsterdam en daar kan ik mij best op verheugen. Ik geloof dat ik hém vier jaar niet gezien heb, maar nu heeft hij mij toch weer uitgenodigd.
Het Paasweekend was ook leuk, al moet ik daarbij vermelden dat ik op de Kisn Kiss - avond wel graag een paar woorden met je had willen spreken. Ineens stond je bij de uitgang en was het kwart voor vijf. Ik was warempel de tijd vergeten.
Cor was er ook en bij hem heb ik op Goede Vrijdag heerlijk gegeten! En ook verder een genoeglijke avond doorgebracht. Helaas nou ja wat heet - kon ik niet aan mijn werkpunt nummer 1 volgens Veluweland werken: de sex. Nee, ik ben ook niet verliefd op Cor. Ik denk dat ik dat tegen heb gehouden, wetende dat het toch niet beantwoordt zou worden.
Bovendien heb ik mij geloof ik. eens tegenover Hans Arts laten ontvallen dat hij "niet van jouw kaliber" is. Goed, sympathie is er wel over en weer en in februari ben ik dat echt gaan waarderen.
Verder: hoe het komt weet ik niet, maar ik denk de laatste dagen erg vaak aan. Doornroosje en het soldaatje met zijn slaafje. Over verdere varianten van Jurriaan zal ik maar zwijgen. De naamgever van die tijdspassering zou er zelf nog van gaan blozen. Dat is ook een reden om hier in de tuin te blijven zitten en te proberen te versterven. Of veel. fietsen natuurlijk...
Het wordt echt tijd om wat vaker naar Amsterdam te gaan, want zo vaak kan ik niet hopen op een soldatenslaafje in Nijmegen. Ik laat het maar hierbij, Bart. Wellicht dat mijn schrijflust verderop in de week weer helemaal terug is. Ik heb in elk geval een pak van honderd enveloppen gekocht!
Theoretisch is het mogelijk onder mijn geschrijf bedolven te raken. Wat ik voor jou ten diepste voel is in elk geval geen kwaadheid. Is er nu een jaar om ? Of boe tel jij ?
En kan ik geen reductie krijgen, ik bedoel kwijtschelding van boetetijd, eerwaarde vriend?
Met de samovar onder seringen De nacht zien met helder oog Nu vogels hun nesten wiegen In slaap achter netten van dauw Zie beemden ontvangen het voorjaar De wereld bloeit zonder geluid De nacht speelt zijn glazen toeter De dag heeft een heldere bijl
Maar buiten dit park is het anders Het rijk heeft twee ogen van schaduw En water dat stroomt is nog blauw Toch spiegelt een bloedrode wolk
De nachtegaal van Natasja Lag gisteren dood op het tuinpad O weemoed die niet is te noemen IJskoude vogel van glas
Sindsdien wordt het al later Najaden ontvluchten het bos Wind dommelt voorover in kelken Met een kille hand bloeit de tijd
Ik zie een hemel van tranen In je ogen terwijl je zingt De nacht brak zijn glazen toeter De dag houdt zijn heldere bijl
Oude boksers
zijn meestal niet pedant meer: hun beweeglijkheid is afgenomen (de gouden
jaren van het touwtjespringen en stoten tegen peervormige elastisch opgehangen ballen, de matches met
hun vileine spookgedaanten: rook in de zaal, hete in konijne- of duurder bont en glinsterwerk gepropte
vrouwen - de kerstbomen der sportwereld - die geen mah yongg spelen maar wel 69, de deining van met pommade
belakte pooiers die hun bierviltjes wegmikken, boeh roepen bij een clinch of backhand en zweten als pianosjouwers
hopend op een feestelijk blauw oog, groot als een admiraalsvlinder, in de ring vol cholerisch gedreun -
ja díe jaren zijn voorbij). Uitgeteld kijken zij naar de tv, schuifelen door de vertraagde
film van eigen triomfen en staren naar hun afgehakte voelsprieten op de vloer, waar het kleed slijtplekken
vertoont maar de onmenselijke katten nog niets aan lenigheid hebben ingeboet.
Jaap Harten (22 september 1930 – 2 december 2017)
Onafhankelijk van geboortedata
Over Leven 1
Leven is geen grapje, je moet in grote ernst leven, zoals bijvoorbeeld een eekhoorntje, dus zonder daarbuiten of daarna iets extra's te verwachten, je moet je dus uit alle kracht voor het leven inzetten.
Je moet leven serieus nemen, dus zo, dat je bijvoorbeeld met je armen op je rug gebonden, en je rug tegen de muur, of in het lab, in een witte jas, met een enorme bril, kunt sterven voor de mensen, en wel voor mensen die je zelf nooit hebt gezien en zonder dat iemand je ertoe dwong en ook nog eens terwijl je weet dat het mooiste wat je hebt en het meest waarachtige leven is.
Dus neem je leven steeds zo ernstig op dat je bijvoorbeeld nog op je zeventigste olijven plant, en dan niet om je kinderen iets na te laten of zoiets, maar omdat je niet in de dood gelooft, al ben je bang om dood te gaan, en je dus de balans naar leven door laat slaan.
2
Stel, je krijgt een zware chirurgische ingreep, met de kans niet meer op te staan van de witte operatietafel. Al voel je je droef bedrukt om een te vroeg heengaan toch lach je om een Bektaşi-grap, kijk je uit het raam of het gaat regenen of wacht je toch ongeduldig op de laatste nieuwsberichten.
Stel, ten behoeve van iets waarvoor het waard is te strijden bevind je je aan het front. Het kan dat je de eerste dag al, bij de eerste aanval voorover stort en sterft. Je weet dit met een vreemde wrok, maar toch ben je razend benieuwd hoe deze mogelijk nog jaren slepende strijd zal aflopen.
Stel, je zit achter tralies, loopt al tegen de vijftig, en over achttien jaar pas zal de stalen poort zich openen. Toch koester je de band met buiten, met mens en dier, met strijd en wind, met alles dus wat zich buiten de muren bevindt.
Dus in welke toestand, op welke plek ook moet je leven als ging je nooit dood...
3
Onze wereld koelt af, een ster tussen de sterren, nog wel een van de kleinste, een spikje bladgoud op blauw fluweel, die reusachtige wereld van ons.
Ooit koelt deze wereld af en zal niet eens als een ijsklomp of een dode wolk, maar als een lege notendop wegtollen in het eindeloze stikdonker.
Nu al daarvan de pijn te dragen, de droefenis te voelen. Zozeer moet je van deze aarde houden dat je kunt zeggen: 'Ik heb geleefd...'
Vertaald door Wim van den Munkhof
Nazim Hikmet (20 januari 1902 – 3 juni 1963)
In de tweede helft van de jaren negentig werkte Frans Roumenaan een roman die de titel “Vriendschappelijke brieven” had moeten krijgen. Het manuscript gold na een verhuizing jarenlang als zoekgeraakt. Onlangs werden er echter toch flinke delen van bij een grote opruimactie ontdekt in een oude doos in de kelder. Romenu heeft de toestemming gekregen om er regelmatig fragmenten uit te publiceren. Vandaag volgt het negende van een nog nader te bepalen aantal
Uit: Vriendschappelijke brieven
“Lieve Bart,
Het is bijna middernacht en het begin van 10 mei 1996 en op de een of andere manier zal de Tweede Wereldoorlog wel in mijn genen terecht zijn gekomen en daardoor in mijn hormonen, want ik was weer tamelijk in strijd met mijzelf vanavond.
Tevreden kan ik zijn met het feit dat ik überhaupt op jou ben afgestapt, maar de vraag die ik mij voorgenomen had te stellen kwam er weer niet uit, Daar heb ik weer een tijdje van gebaald, maar op dit moment troost ik mij ook alweer met een paar gedachten : ten eerste is het al een hele vooruitgang met de vorige ledenvergadering van november. En men heeft mij ook in gesprek gezien met jou !
Ziehier mijn eigen persoonlijke aarzelende vorderingen in assertiviteit. Ik compenseer dat nu natuurlijk weer door mij op de tekstverwerker uit te leven op een manier die ik wel onder de knie heb : met geschreven woorden. Overigens twijfel ik er niet aan dat er weer een dag komt dat wij weer ergens anders dan op de ledenvergadering koffie drinken samen. Die dag komt zo zeker als de regen na de zonneschijn.
Precies. Zo komt ook onze volgende ontmoeting na het afscheid van vanavond. Weet je trouwens wat ik voelde ? Niet zozeer voor jou, als wel tussen ons ? Vriendschap. Gewone, alledaagse, ongeromantiseerde, nuchtere vriendschap. Wij zaten ook wel zo ouderwets knus naast elkaar naar het forumgesprek van Cees en de dames te luisteren dat het zelfs voor de ogen van Roel een lust moet zijn geweest !
Hoe dan ook. Ik heb er de computercursus van vanavond graag voor over gehad. Of ik wil ingaan op het inhoudelijke gedeelte van deze avond ? Ik ben het met je eens - en niet omdat jij het bent, zoals boze tongen nu al beweren - dat het COC zich als organisatie wél het lot van de Roze Zaterdag moet aantrekken.
L'art pour 1'art has always existed. Every honest artist, and for that matter every honest craftsman, has been and remains under an obligation to it, and there is nothing mystical about it. On the contrary, it is a thoroughly rational attitude, and during the nineteenth century - not unlike its logical and social counterpart " business is business " - it acquired if possible an even higher rationality, all the more so after the shift in artistic orientation away from the central value of religion and the church. p.42
L'art pour l.'art and "business is business" are two branches of the same tree. p.43
Akzo Nobel schrapt 190 banen in de chemie-sector. Waat halen wij toch nieuwe banen vandaan ? Behalve dan dat de wapenindustrie injecties per minuut krijgt om draaiende te blijven ?
Vroom en Dreesman ziet volgens Stefan tegenwoordig iets in een groter assortiment kaarsen.
Queen : you don't fool me.
17.07 uur. Veel gesluimerd bij MTV. Via die muziek is ook veel te regelen. Thats truth, that"s live. Raphaël.
18:11:20,00 Stefan gebeld, maar hij was er nog niet. Ik zit aan de koffie en kijk naar Verbotene Liebe !
19:35:47,00 AFCA en Brussel. Daar had Mariëtte het verder over. (Parijs). Barcelona. Brussel : Stand by. Liberia. Arnhem heeft zeker weer iets om voor te bidden. En ik om danbaar voor te zijn. Stefan belde net. Hij was net terug uit ZUrich. Exit. 20.34:59,00
New York. Stand by. Zo kan het toch echt niet jongens. Een paar kinderen vol stoppen met alcohol eb drugs en ze dan wat geweertjes in handen geven om uit te testen.
Goed. Iemand had een reis van 17 uur en 1600 kilometer nodig om tot bezinning te komen. Mij lucht het enorm op Steefje. Ik kan, gezien die drijvende krachten die jou tot die expeditie gebracht hebben hooguit vermoeden waartoe jij allemaal in staat bent. En Mark heeft het nu zijn Walter verteld. Voorlopig is er "sense" naast de "sensibility" gekomen. Gefeliciteerd. "Een dikke streep eronder gezet", zei je. Met die mentaliteit komt jouw innerlijke rust vanzelf wel terug.
Alle mogelijkheden - van verblijfsvergunning tot verhuizen zijn bij een etentje doorgenomen. En Stefan heeft er zijn verstand uiteindelijk nog het beste bij gehouden. Nu heeft hij nog drie weken om zich voor te bereiden op zijn examens. Zelf denk ik dat hij diep in zijn hart ook al afscheid heeft genomen van het hele avontuur. Daarvoor heeft hij toch zijn zekerheid en comfort te lief.
Nee, een flat van een miljoen kopen samen en dan in de zon beginnen te dromen van een andere man in een regenachtig Nederland. Wat kan een mens zich toch op de hals halen.
Generaal Couzy en zijn kritiek op de burgertop van defensie. En de secretaris generaal van defensie met kritiek op Couzy.
23.11 uur De moeheid komt er echt uit. Dit keer niet naar Paradox.”
Generaal Hans Couzy (23 september 1940 – 10 maart 2019)
Leonard Cohen en Vriendschappelijke brieven (Frans Roumen)
De Canadese dichter, folk singer-songwriter en schrijver Leonard Cohenwerd geboren op 21 september 1934 te Montréal. Zie ookalle tags voor Leonard Cohenop dit blog.
Uit: The favorite game
“5
The Breavmans founded and presided over most of the institutions which make the Montreal Jewish community one of the most powerful in the world today.
The joke around the city is: The Jews are the conscience of the world and the Breavmans are the conscience of the Jews. “And I am the conscience of the Breavmans,” adds Lawrence Breavman. “Actually we are the only Jews left; that is, super-Christians, first citizens with cut prongs.”
The feeling today, if anyone troubles himself to articulate it, is that the Breavmans are in a decline. “Be careful,” Lawrence Breavman warns his executive cousins, “or your children will speak with accents.”
Ten years ago Breavman compiled the Code of Breavman:
We are Victorian gentlemen of Hebraic persuasion.
We cannot be positive, but we are fairly certain that any other Jews with money got it on the black market.
We do not wish to join Christian clubs or weaken our blood through inter-marriage. We wish to be regarded as peers, united by class, education, power, differentiated by home rituals.
We refuse to pass the circumcision line.
We were civilized first and drink less, you lousy bunch of bloodthirsty drunks.
6
A rat is more alive than a turtle.
A turtle is slow, cold, mechanical, nearly a toy, a shell with legs. Their deaths didn’t count. But a white rat is quick and warm in its envelope of skin.
Krantz kept his in an empty radio. Breavman kept his in a deep honey tin. Krantz went away for the holidays and asked Breavman to take care of his. Breavman dropped it in with his.
Feeding rats is work. You have to go down to the basement. He forgot for a while. Soon he didn’t want to think about the honey tin and avoided the basement stairs.
He went down at last and there was an awful smell coming from the tin. He wished it were still full of honey. He looked inside and one rat had eaten most of the stomach of the other rat. He didn’t care which was his. The alive rat jumped at him and then he knew it was crazy.
He held the tin way in front because of the stink and filled it with water. The dead one floated on top with the hole between its ribs and hind legs showing. The alive one scratched the side.
He was called for lunch which began with marrow. His father tapped it out of a bone. It came from inside an animal.
When he went down again both were floating. He emptied the can in the driveway and covered it with snow. He vomited and covered that with snow.
Krantz was mad. He wanted to have a funeral at least, but they couldn’t find the bodies because of some heavy snowfalls.
When Spring began they attacked islands of dirty snow in the driveway. Nothing. Krantz said that seeing things were as they were Breavman owed him money for a white rat. He’d lent his and got nothing back, not even a skeleton. Breavman said that a hospital doesn’t pay anything when someone dies there. Krantz said that when you lend somebody something and that person loses it he has to pay for it. Breavman said that when it’s alive it isn’t a thing and besides he was doing him a favour when he took care of his. Krantz said that killing a rat was some favour and they fought it out on the wet gravel. Then they went downtown and bought new ones.
Breavman’s escaped and lived in a closet under the stairs. He saw its eyes with a flashlight. For a few mornings he put out Puffed Wheat in front of the door and it was nibbled, but soon he didn’t bother.
When summer came and the shutters and screens were being taken out one of the men discovered a little skeleton. It had patches of hair stuck to it. He dropped it in a garbage can.
Breavman fished it out when the man was gone and ran to Krantz’s. He said it was the skeleton of the first rat and Krantz could have a funeral if he wanted. Krantz said he didn’t need a stinky old skeleton, he had a live one. Breavman said that was fine but he had to admit they were quits. Krantz admitted.
Breavman buried it under the pansies, one of which his father took each morning for his buttonhole. Breavman took new interest in smelling them.”
Leonard Cohen (21 september 1934 – 7 november 2016)
*************************
In de tweede helft van de jaren negentig werkte Frans Roumen aan een roman die de titel “Vriendschappelijke brieven” had moeten krijgen. Het manuscript gold na een verhuizing jarenlang als zoekgeraakt. Onlangs werden er echter toch flinke delen van bij een grote opruimactie ontdekt in een oude doos in de kelder. Romenu heeft de toestemming gekregen om er regelmatig fragmenten uit te publiceren. Vandaag volgt het vierde van een nog nader te bepalen aantal
Uit: Vriendschappelijke brieven
"Arnhem, 6 mei 1996
Prof. Dr. W. Bronzwaer
Hooggeleerde heer,
Het zal u ongetwijfeld verheugen te vernemen dat ik heel voorzichtig de draad weer heb opgepakt waar hij twee jaar geleden is blijven liggen. Hugo von Hofmannsthal is al een tijdje bescheiden terug in mijn gedachten, maar nu vind ik ook de innerlijke rust om af en toe weer van een van zijn gedichten te genieten, zoals bijvoorbeeld van WELTGEHEIMNIS.
Dat doe ik inmiddels met veel plezierige assistentie van een mij door een vriend beschikbaar gestelde tekstverwerker. Aan al het nieuwe van Windows tot en met Internet heb ik ook al mogen ruiken en het zou ook niet te moeilijk voor mij zijn genoemde vriend te verzoeken van zijn netwerk gebruik te mogen maken om de actuele stand van zaken op het beeldscherm te laten verschijnen.
Dit zijn echter nog wat vrijblijvende reflecties op een mooie zaterdagmiddag in Arnhem. Ik ben in een Italiaanse stemming, eerder dan in een Oostenrijkse en bij de geringste trilling van de aarde, zelfs als dat ver weg als in China is, overschaduwt een donkere wolk mijn gemoed en keer ik met de snelheid van een F 16 terug naar de realiteit van het dagelijkse werk in de crisisopvang van de Gelderse jongeren.
Der tiefe Brunnen weiß es wohl, Einst waren alle tief und stumm, Und alle wußten drum.
(Alois Wolf : a further nuance of the word 'Welt' is to be found in the poet's susceptibility to the slightest changes in his environment, even in the atmospheric conditions...p.174 )
Wie Zauberworte nachgelallt Und nicht begriffen in den Grund, So geht es jetzt von Mund zu Mund.
(Michael P. Steinberg : Art as a unique system of knowledge of the object world rather than as one of confession or expression of the subject world is the hallmark of that ethical understanding. p.6 )
Ebenda : The domains of history and art both involve the element of mastery .../...mastery, defined as the unity of subjectivity and technique, is associated with the accomplishment of the historian and the artist but would be an inappropriate quality to attribute to a natural scientist or mathematician. p.14
Die pretentie moeten zij dan ook niet hebben, Clinton. Over and out. Kenan, slaap je?
Ebenda : The ethical goal of art, as of historiography, is the understanding of reality. p.15
Kenan, ( waar en wanneer ook mijn naam genoemd zal worden zal ook de zijne worden herdacht....), ik ga zo meteen een wandeling door het park maken. Ik wil kijken wat er in de schouwburg te doen is - en bij de Rabobank wat weg mijmeren.... Hoor je dat, Kenan, Clinton zegt dat ik iets weg heb van John F. Kennedy en gelijk heeft hij. Ik ga dat allemaal doen, Kenan, inclusief golf spelen voor F 76.000 dollar, maar eerst nog maar even naar De Spring.
(Deze brief is begonnen op de 24e mei, volledigheidshalve)
Marcel uit Doesburg, van 2 weken geleden, was er ook weer, in Arnhem.
Maar vooral: Johnny en Dick van de Mythe. Johnny heb ik lief gehad. Ooit en vandaag. Johnny zat toen Dick even weg was in meditatiehouding. It is not a question of prayer, Sjonnie. (“Goed zo”, zegt Kenan).
Jij streelde even over je enkel en een stukje van je rechter onderbeen voordat je jouw sok omhoog trok, en je was mooi, John....
Die Beiden
Sie trog den Becher in der Hand – Ihr Kinn und Mund glich seinen Rand -, So leicht und sicher war ihr Gang, Kein Tropfen aus dem Becher sprang.
Owen Sheers en Vriendschappelijke brieven (Frans Roumen)
De Engelse (Welshe) dichter, schrijver en presentator Owen Sheerswerd geboren op 20 september 1974 in Suva op de Fiji eilanden. Zie ook alle tags voor Owen Sheersop dit blog.
Mametz Woods
For years afterwards the farmers found them – the wasted young, turning up under their plough blades as they tended the land back into itself.
A chit of bone, the china plate of a shoulder blade, the relic of a finger, the blown and broken bird’s egg of a skull,
all mimicked now in flint, breaking blue in white across this field where they were told to walk, not run, towards the wood and its nesting machine guns.
And even now the earth stands sentinel, reaching back into itself for reminders of what happened like a wound working a foreign body to the surface of the skin.
This morning, twenty men buried in one long grave, a broken mosaic of bone linked arm in arm, their skeletons paused mid dance-macabre
in boots that outlasted them, their socketed heads tilted back at an angle and their jaws, those that have them, dropped open.
As if the notes they had sung have only now, with this unearthing, slipped from their absent tongues.
Skirrid Fawr
Just like the farmers who once came to scoop handfuls of soil from her holy scar,
so I am still drawn to her back for the answers to every question I have never known.
To the sentence of her slopes, the blunt wind glancing from her withers,
to the split view she reveals with every step along her broken spine.
This edge of her cleft palate, part hill, part field,
rising from a low mist, a lonely hulk adrift through Wales.
Her east-west flanks, one dark, one sunlit, her vernacular of borders.
Her weight, the unspoken words of an unlearned tongue.
Owen Sheers (Suva, 20 september 1974)
*************************
In de tweede helft van de jaren negentig werkteFrans Roumenaan een roman die de titel “Vriendschappelijke brieven” had moeten krijgen. Het manuscript gold na een verhuizing jarenlang als zoekgeraakt. Onlangs werden er echter toch flinke delen van bij een grote opruimactie ontdekt in een oude doos in de kelder. Romenu heeft de toestemming gekregen om er regelmatig fragmenten uit te publiceren. Vandaag volgt het vierde van een nog nader te bepalen aantal
Uit: Vriendschappelijke brieven
“Arnhem, 3 mei 1996
Lieve Arie,
Soms zou ik de hele dag liefdesliedjes willen zingen en dat uit zich bij mij in het schrijven van brieven tegenwoordig. Vroeger waren het gedichten, maar zoals hare majesteit laatst nog tegen Havel zei : "Nu is de tijd van poëzie voorbij en de tijd van proza aangebroken." Nu zou ik geen dichter in hart en nieren zijn als ik dan niet tenminste dichterlijk proza zou willen schrijven.
Ik zit op dit moment - zo'n twintig minuten voordat ik met werken moet beginnen - het explosieve materiaal van de Aldi te drinken, en hoewel ik niet te klagen heb over de kwaliteit ervan realiseer ik mij toch dat ik soms liever Appelsientje had en dat ik dat alleen niet drink omdat het duurder is. En dan wordt die Goldhorn langzamerhand inderdaad explosief.
Dan is de noodzaak om jezelf eens te laten gaan dichtbij en daar ga je dan en de hele omgeving moet mee of ze wil of niet. De wijsheid in de kan. (Kenan, log eens in op die verdomde KUN - computer ) Arie, sorry, maar dat leg ik je een andere keer nog wel eens uit. Ik moet nu weg naar het crisiswerk onder de internationale jeugd van Arnhem.
Ik begon deze brief op 2 mei - gisteren dus - en zo zie je het nut van een tekstverwerker, want hij was nog niet af. En nu schrijf ik je gewoon door zonder ook maar een papiertje te hebben verspild.
Een vader zet zijn zoontje over de muur bij de school hierachter en heeft geen vermoeden hoe geruststellend dat elke dag terugkerende ritueel op mij inwerkt.
Dan is het 8.27 uur en zit ik al een hele tijd te mediteren. Op het HB werken, mijmer ik 25 man/vrouw aan de ELF. Dan stel ik mij zo'n rechercheur voor achter zijn beeldscherm, mogelijkheden overwegend, sympathiserend zelfs het ene moment en het andere moment weer denkend dat het niet mag en ik herinner mij een felle discussie onder het avondeten over de wet. Yarci : "Wie maakt die wet ? Wie heeft het recht om die wet te maken." Wim : "Wij maken met zijn allen die wet en benoemen rechters om er op toe te zien dat hij wordt uitgevoerd."
Eigenlijk vindt Yarci het leven nog te moeilijk om er aan te beginnen en kiest hij zijn niet geringe verstandelijke en verbale vermogens uit om die houding te verdedigen met rationeel lijkkende argumenten. Waarbij wij terug zijn bij het refrein over zelfvertrouwen.
(Als ik bij deze werkwijze ook twee pagina's per dag ga produceren heb jij straks geen tijd meer om bij Samson to werken, Arie)
Crauss en Vriendschappelijke brieven (Frans Roumen)
De Duitse dichter en schrijver Crauss werd geboren in Siegen op 19 september 1971. Zie ook alle tags voor Crauss op dit blog.
de angst in eigen persoon
is een vrouw met krullend haar en een man langs de straat, de wind zwiept regen tussen de wissers, de auto glijdt veel te langzaam richting afscheid, het licht is een kegel, de keel is een knoop, de ogen zijn schrik en de mond te verkrampt om te schreeuwen – de stem is kwijt, dat is het begin.
de angst in eigen persoon is een stadsautoweg, geheel dichtgesneeuwd en een jongen met heimwee, de auto glijdt langzamer nu, want de afrit versperd, blijft liggen en achter de mast wordt de knaap overvallen door een ijskoude rilling. wensen vervliegen, bevriezen, het beeld is heel groen, de lust eraan rood en de jongen spoedig
weer thuis, is de angst een huwelijk, een minnaar op de openbare weg en een wachtende vader, met weinig woorden verstijft de toestand zoals regen verandert in sneeuw. verklaringen liegen, worden ontmaskerd, zodra men ze gelooft en verstoffen in een kastje vol waarheid.
de angst is een film, een vraatzuchtig wezen, waarvoor een stad ’s nachts bang is, de angst is een oeroude draad, die zich door het leven heen weeft.
URANUS II (Kometen) elephant melzow mix
op de golven van de nacht opgestegen (ik, (jouw sterdwaze adem ongrijpbaar: in de halfschaduw hemel (at mosfeer, maanstof, een ver uur nog, totdat de zon ons weer membraan maakt
wij zaten de hele avond boven een stapel foto’s jij, in israël, afgelopen zomer, jij met je vriendin, jij zei, het wordt weer eens tijd om op te ruimen in je leven, en schonk mij nog eens in
wij vielen proestend van het lachen deze avond krom van onze stoelen: jij lachte als lang niet meer, jij hield je buik vast en zei, laat ons nu naar de rijn gaan, en als wij ooit weer opduiken …
wij zaten toen later nog eeuwig in het grind: ik droogde je bevende borst en je tranen van absinth; jij sprak geen woord meer heel de nacht en pas toen het te schemeren begon, ging jij alleen terug.
Vertaald door Frans Roumen
Crauss (Siegen, 19 september 1971)
*************************
In de tweede helft van de jaren negentig werkteFrans Roumenaan een roman die de titel “Vriendschappelijke brieven” had moeten krijgen. Het manuscript gold na een verhuizing jarenlang als zoekgeraakt. Onlangs werden er echter toch flinke delen van bij een grote opruimactie ontdekt in een oude doos in de kelder. Romenu heeft de toestemming gekregen om er regelmatig fragmenten uit te publiceren. Vandaag volgt het vierde van een nog nader te bepalen aantal
Uit: Vriendschappelijke brieven
“Arnhem, 3 mei 1996
Lieve Bart,
6.37 uur. Goeiemorgen, Bart. Ook al wakker van de Zondags-krant?
Attentie, KENAN ! Ankara, stand by! Er zijn blijkbaar moeilijke mensen...
Wat zullen wij vandaag eens bijdragen aan de wereld. Deskundigheidsbevordering (daar heb je de KUN weer) ? How little we know.
ELF.
Zou het Earth Liberation Front ook zijn wortels in Nijmegen hebben? Het lijkt mij zo'n club met een door de SP geverfd gedachtengoed. De KEMA en Akzo mogen wel uitkijken. En ik vraag mij ook altijd af tegenwoordig of die bedrijven er zelf niet bewust achter zitten in verband met de publiciteit.
Ondertussen zit iemand net als ik kopij te tikken, maar dan voor Ravage.
15.16 uur. Tijd is nog altijd geld en ik ben bij met de boekhouding en constateer dat mij dat nog het meeste zorgen baarde. En dan laat ik ook altijd de baard staan als een jood in rouw.
(Ik lijk Annelies wel, Paul, maar ik hou wel van golf en biljart en zelfs van voetbal. PSV gezien gisteren ?)
Someone to watch over me. Ik heb koorts, denk ik, of teveel koffie gedronken. Of toch teveel stress op het werk.
Ik ga meteen maar de huur en de NUON betalen die mij tot april hebben bijgewerkt en een rekening na stuurden van 31 gulden, waar ik niks van snap, maar het zal wel door de computer komen.”
Michaël Zeeman en Vriendschappelijke brieven (Frans Roumen)
De Nederlandse dichter, schrijver, journalist en literair criticus Michaël Zeeman werd geboren op Marken op 18 september 1958. Zie ook alle tags voor Michaël Zeeman op dit blog.
Vespers voor Maria
I
De bus naar Krakau, ja ziek was ik er zieker dan thuis, bezweter mijn kleren versteender mijn huid - het steen van tochtige, jichtige grotten, weerbarstige pijn niet te stillen dorst die nauwelijks water verlangt. Bewijzen zijn onaandoenlijke documenten van mensen die men niet meer horen kan; dr grond is daar al lang niet zompig meer de lucht om andere redenen bewolkt. Er is te veel dat mijn schaamte verwekt, te veel dat zonder een teken van klacht mij altoos beschuldigt huiver en vrees zonder een naam kennis van dreiging terwijl zij allen ogenschijnlijk sluimeren. Zij roepen er U aan, Maria, wat doet het er toe voor wie zo weinig gelooft; maar als wij aan de poorten zijn geraakt heb ik meermalen om jou zitten roepen; een oude stem schrikbarend schor piepend als die van tortels en een aftandse hond een lang geslotrn deur die na moeite opent. Ik word een zwaar beschaamde man die zich onder zijn kleren en achter zijn ogen wil verbergen om de lucht niet langer te zien. Namen, Maria, verheven de jouwe als van verleden geliefden of een gestorven verwant - heeft niet destijds reeds een profeet onbekend met Uw naam U schaamteloos geprezen aan wat de poorten van de morgen heetten? Zij, zij branden er kaarsen om en dragen hun beelden de straten door zingen hun dreunende lied zonder gedachten en ik, ik raakte vertrouwd met de kracht van een andere rede, grotere argwaan vragen, nooit bedoeld om antwoord te krijgen verzoeken, zonder met inwilliging te rekenen wie veel heeft gezocht ziet zelfs wat hij vindt wantrouwend aan betwijfelt zijn herinnering aarzelt tenslotte te vinden wat zo bezeten werd verbeden.
II De kerk in Leuven, ja, ik ben er weer aan de abdij geweest nog veertien monniken, wat kippen en een half verlamde haan - de vijftiende had men er juist begraven. Het onaanzienlijk sentiment te staren van het voeteneind (een dode bidder in een doos) plichtmatig zuchten van de koster de kraai geen stof rest straks tussen die wortels noch zal men later dansen bij bazuingeschal de klok verstomt dan dempt het zand gezang. Verwelkte nachtgeluiden brengen geen keerpunt aan van tekens is geen sprake afwachtend staat men aan het open raam sterren boven moreel besef van binnen wijsheid is een ijdel spel dat tijd verdrijft. Maria zei: je was verdwenen plotseling en voor wie ver weg was moest gebeden; wellicht hecht ik doorgaans te min geloof aan al dat zoets dat men elkander biedt. Thans weet ik echter niet waar ik U zoek te goed ken ik het misverstand van plaatsen, namen noemen en hopen dat geprevel helpt; armzalig geestesoog, het bleke kinderhoofd stuntelig verbeeld. Nabijheid legt de nadruk op verschil, wat eender is vraagt groter afstand. Een vrijwel naaeen sok, een potlood of wat scheergerei, onschuldig teken van een afgemat gemoed. Het gaat zoals het vaker ging en ik, ik ben alweer die ik reeds eerder was. Mijn kamer ligt vandaag aan een rivier spottend gefluister door de hele nacht een posttrein schuifelt langs de overkant nog altijd tel ik onbeholpen de wagons naamloze mensen berichten elkaar vernemen bestaan in andermans hoofd troost uit nooit gesproken woorden - hun gebeden blijven ieder altijd onbekend.
Michaël Zeeman (18 september 1958 – 27 juli 2009)
*************************
In de tweede helft van de jaren negentig werkte Frans Roumenaan een roman die de titel “Vriendschappelijke brieven” had moeten krijgen. Het manuscript gold na een verhuizing jarenlang als zoekgeraakt. Onlangs werden er echter toch flinke delen van bij een grote opruimactie ontdekt in een oude doos in de kelder. Romenu heeft de toestemming gekregen om er regelmatig fragmenten uit te publiceren. Vandaag volgt het vierde van een nog nader te bepalen aantal
Uit: Vriendschappelijke brieven
“Arnhrm, 2 mei 1996,
Lieve Bart,
Uwe Klein, Polizeisprecher aus Essen, denk maar niet, Kenan wij iets te horen krijgen voordat het de politie goeddunkt. - Ja. Dan moet je maar met de Bildzeitung dreigen. -- En dan zeggen ze ook nog dat een taxichauffeur iets verkeerd begrepen heeft. - Psalm 143 en 144. Vooral, Kenan, vers 7 en 8. Straks ga ik weer naar mijn zonen als planten en mijn dochters als zuilen. De regering van Mexico zou trouwens eens aan vers 14 kunnen denken.
Duitsland roept een crisis in de scheepsbouw uit en vakbonden pleiten meteen voor behoud van de werkgelegenheid en noemt dat industriebeleid met hightech. Verspreekt zich over ware bedoelingen: Wij willen Kriegsschiffe bouwen. Gelijk hebben ze. En ze hebben het van snelle Wim afgekeken of van razende Hans. dat wil ik even in het midden laten.
Geef die 200 Berlijnse jongeren een PC en je houdt ze, na vrolijke tips over wat je er mee kunt doen van de straat. En politie-agenten uit het ziekenhuis of de ziektewet. (Ik brand nog steeds een kaarsje voor Cor).
Goed. Arie werkt - voor hoe lang - in Samson. Zwolle - Nijmegen via Arnhem. Ach, Bartje hij spreidt er mijn bedje maar.
10.14 uur. Arie's telefoonnummer bevestigd. En hem al vast weer even gesproken.
Braunschweig, Halle en Leipzig. (Kenan, ik ben naar de COOP). Zo meteen ga ik wel even bij de Aldi langs hoor. Ik heb geen koffie meer. Eerst even weer wat soep eten. Dezelfde als gisteren. Daarna maak ik die weer zelf.
11.55 uur. Kers heeft gebeld. Er zijn geen ongelukken gebeurd met de deur, al had ik de sleutel aan de binnenkant laten zitten. Als Jeffrey inderdaad minder streng en hard is dan zij is alle schade echt nog te overzien. Want Paradox was wel zeker een ernstige zorg. Ik moet daar vrijdag - zij besmuikt glimlachend - weer binnen kunnen wandelen.
Soms zou ik ook alleen van die lieve dingen willen zeggen.”
Lied voor de nog niet afgestreken lucifer bij de paleizen van het geheugen
Wat de beademde slangenarend in de schemering zong: De paleizen van het geheugen zijn dan groot, dan klein. Je schrikt soms van wat je ziet, als de regen even ophoudt. Sommige spreuken en beraadslagingen vliegen naar Smeerenburg waar de walvissen gekookt werden, andere worden as in de gevallen adderburchten of tolden over schaapachtige heuvels. Brand niet op, niet afgestreken lucifer al is Tsjitsjikovs koets nog niet door ‘t duister opgeslokt. Oude ar kamfer moe: Ik de zoon van een verschrikte, wil liever niet op het uur van de wandelende tak mijn dwaas hoofd 180 graden draaien.
1800
De honderd steden met poorten 's nachts op slot. In de grachten, tollend van vuil, roeit de bacil van cholera asiatica aan. Venen tussen de steden dof overstromend. Droge gronden hoeden jager en
herder. Aan de oostgrens rondom de dorpen weiden; akkers met meekrap, vlas, hop, hennep. Laagveen daalde in 't water af. Soms, in de mistflarden, bij vuurvliegjes, dwaallichten, zweeft als uit een bijt
gehakt, ivoor, het oudste beeldje aan van een eerst gezicht, haar hals omlijst door geplooid doek boven de laatste wolf en bever. Haar neus ruikt de geur
van het onland, pinksterbloem en zuring. Drijfnat, hard en onherbergzaam zijn duister toevluchtsoord grijze dorpen; koud volkje zit bij houtrook en vuur.
Vier Wespenzangen
1 In de Doorlichtingsbarak vol gevaarlijke straling hangt een groengeel affiche ‘Lucht het behoud van uw longen’
Vrolijk kleppende harten luiden ’t vet de kerk uit, zoals te zien op plakkaten in ’t huis van dokter Hartenaas.
Fonkelende spar, geschilderd op de loods van Zagerij Denneboom! Houtspaanders jagen als wespen de stad door, geel, honinggeel.
Iedereen moet gezond zijn. Iedereen moet heel gezond zijn, blaken van gezondheid, vrolijk zijn als een hakmes uit Solingen!
De Lower Manhattan Skyline lacht ons toe op de ansicht, maar hoor je dan niet op 5th Avenue Kojaks lugubere sirene?
Valium brult achter loketten in de traanogende apotheken; dronken keizers Unilever en Unox steken de bloedvaten in brand.
Plaag de kinderen, wespen. Doordrenk ze van werkelijkheid. Het affiche is onze vijand. De wespen zijn onze vrienden.
H.H. ter Balkt (17 september 1938 – 9 maart 2015)
*************************
In de tweede helft van de jaren negentig werkte Frans Roumen aan een roman die de titel “Vriendschappelijke brieven” had moeten krijgen. Het manuscript gold na een verhuizing jarenlang als zoekgeraakt. Onlangs werden er echter toch flinke delen van bij een grote opruimactie ontdekt in een oude doos in de kelder. Romenu heeft de toestemming gekregen om er regelmatig fragmenten uit te publiceren. Vandaag volgt het tweede van een nog nader te bepalen aantal
Uit: Vriendschappelijke brieven
“Arnhem, 4 mei 1996
Lieve Peter,
Hoe is het zondag met je broer afgelopen ? Ik heb je gemist in de Spring en dat heeft haast fatale gevolgen gehad voor Paradox. Het is maar goed dat Kers de vrouw is die zij is en dat mijn 9 maanden training bij en door de AA vrucht bleek te hebben gedragen, anders was er een klein menselijk drama ontstaan waar in eerste instantie Bavaria, maar uiteindelijk niemand meer iets positiefs had uit kunnen destilleren.
Ik heb er gelukkig nog op tijd om kunnen lachen door mij uit de directe omstandigheden terug te trekken en boven het kleinsteedse geroezemoes uit te stijgen. Ik rij tegenwoordig dan met de DASA naar Esso of Shell en zie het in het licht van de vredespolitiek in het Midden-Oosten en dan valt het allemaal weer reuze mee.
Wou jij niet iets met Jezus doen, Peter ? Mij staat ook steeds dat beeld voor ogen van Christus die op het punt staat zijn kruis op te nemen om het zo zijn leerlingen voor te doen. Hij zet er echt zijn schouders onder. Die gevoelswaarde heeft die daad dan. En dán gebeurt er iets. noem het een wonder. Want die leerlingen raken geïnspireerd ( de voorbereiding op Pinksteren zogezegd, voel je Reve ? ) en gaan er dan 66k voor !
Het inspirerende nu is dat Jezus, want ik schilder dat tafereel helemaal uit, dat Jezus dat doet om niet. Voor noppes. Nou ja : pro Deo.
9.33 uur. Cor gebeld. Omdat ik dacht - ten onrechte - dat hij vandaag op vakantie zou gaan. Maar dat is pas de negende. En dan voor drie weken. Dit soort notities er even tussendoor kan ook zo mooi op de tekstverwerker. Tenslotte kan ik het straks weghalen of verplaatsen. Cor gaat naar Florence. Bella Italia. "Mijn biologische klok loopt zes dagen voor op andere mensen." Nou nee, het zijn er eerder zeven. Zo viel Bevrijdingsdag voor mij op 28 april !
Het is goed dat ik je gisteren nog gezien heb. Zo kan ik je mij nog levendig voor de geest halen en even tegen je aan praten alsof je hier bent. Ik ben hevig aan het werk en doe zeven dingen tegelijk. Spontaan, zonder orde en discipline, en dat allemaal in de hoop om tot echte rust te komen. Ik drink er nu maar een Bavaria malt bij, want de ergste schrik is voorbij en de rode spa was bij de COOP uitverkocht. Behalve die dure die mijn moeder altijd drinkt. ( Stik toch mens IK kan dat niet betalen, want er wordt niet gewerkt in dit land.
Ik ben met schrijven bezig en ik heb zelfs heel moeilijke boeken uit de bibliotheek gehaald om mij af te leiden en mij zo nodig met zinnigere dingen te kunnen vermoeien dan de Derde Wereldoorlog of zo. Ik heb toch al weer twee jaar geleden op Koninginnedag in Wessem al geroepen dat die niet zou komen en dat is ook niet gebeurd. Het is 4 mei en een prachtige dag om dat te gedenken.
Kenan, gooi eens een lijn open naar het Witte Huis.
Michael P. Steinberg is lecturer in the Collegiate Division of the Social Sciences at the University of Chicago. Quote : This study reveals Broch as a major historian as well, one who believes that true historical understanding requires the faculties of both poet and philosopher.
Kijk, Peter, dan zit ik ineens in een stuk literatuurgeschiedenis te graven, in mijn eigen verleden en via allerlei dwarsverbindingen in mijn eigen brein met de actualiteit. Vrije associatie als het ware.
Maar goed dat wij daar al over gesproken hebben. Dat tekstverwerken ten dele bestaat uit schuiven met stukken die in flitsen bij je opkomen en in een gewone tekst gevoegd nogal ongestructureerd en ongeordend en verward overkomen. Maar je kunt later bij elkaar passende en horende stukken bij elkaar voegen en er zo verschillende coherente teksten van maken. Al vraag ik mij af of het dan nog wel literatuur is.
Op radio 10 gold is het 1974, Kenan.
18:03:20, uur
Ik denk aan Stefan, na een middagsluimering en met Sky-radio op de achtergrond.”
Uit: Een seizoen in het paradijs (Vertaald door Adriaan van Dis)
“Rattegif zou niet veel helpen want dat strooien ze ‘s morgens al samen met de as van een eerste sigaret over hun pap. De enige manier om aan hem te ontkomen leek het dak, onze koffers met touwen om de nek en onze schoenen in de jaszakken, als dieven in andermans nacht. Gelukkig zijn hoernalisten even lui als ze beginselloos zijn. De snor uit Londen besloot dat het dichtstbijzijnde café zijn beste uitkijkpost zou zijn en dáár heeft het bruine of rode vocht te goeder tijd zijn visie vertroebeld en zijn jachtinstinkt afgestompt. Over schoenen gesproken: Ashoop zou de pelgrimstocht samen met ons maken. Ik bedoel, ik wil Ashoop nu maar meteen tot het relaas toe laten. We hebben hem omgepraat om mee te gaan en een paar dagen geleden maakte hij zijn opwachting uit Rome, met splinternieuwe schoenen, van die bruine Volkswagentjes met dikke Zolen en nog dikkere hakken. ‘Speciale sneeuwbanden’ zou je ze kunnen noemen, of het soort schoenen dat Alan Ladd altijd droeg als hij in films tegenover Ava Gardner speelde en waarbij ze haar in een gat in de grond lieten staan zodat ze tijdens het schieten van liefdesscènes op wederzijdse mondhoogte konden zijn. We hebben maar weinig geslapen. Op straat was het nog stikdonker. Een taxichauffeur die, zoals voorzien door de voorzienigheid, in onze straat woont, schoof zojuist nog halfslapend achter het stuur om zijn dagdienst te beginnen. Hebbes. Hij legde een draagbaar rood tapijt en zijn jasje voor onze voeten, want we waren op reis naar het Grote Groot. Zwaar bepakt en bezakt kiest zijn taxi koers door de grauwe voorsteden, op naar Le Bourget. Onderweg wisselen we mondjesvol woorden. De stad sluimert nog en het besef dat we aan de pas geboren grijze dag gaan ontsnappen, weg uit de winter, is fantastisch, haast ongelooflijk. De chauffeur praat met een accent uit de Midi. Zuid!
We konden onze zitplaatsen aan boord op een kaart kiezen, zodat je weet waar en hoe je er uitdondert als het ding op een bergspits tot sterven komt. Toen moesten we wachten op de aankondiging van onze vlucht, op de inscheping. Opeens konden we bijna niet meer recht op onze voeten staan. Je waagt het ook niet ergens te gaan zitten uit vrees dat je onmiddellijk wegtuimelt in de zich openende nacht van bewusteloosheid of dat je uit woordeloos plezier je broek zal natmaken. Dan maar sterke koffie drinken. Nu begin je te vitten en je humeur verfloddert. Is alles en iedereen nu hier? Waar is alle handbagage? Ik heb jullie toch gezegd dat onze spullen te zwaar zijn. Wie draagt wiens camera zonder uitvoerbewijs. Wat zitten ze dan te donderjagen.”
Breyten Breytenbach (Bonnievale, 16 september 1936)
*************************
In de tweede helft van de jaren negentig werkteFrans Roumen aan een roman die de titel “Vriendschappelijke brieven” had moeten krijgen. Het manuscript gold na een verhuizing jarenlang als zoekgeraakt. Onlangs werden er echter toch flinke delen van bij een grote opruimactie ontdekt in een oude doos in de kelder. Romenu heeft de toestemming gekregen om er regelmatig fragmenten uit te publiceren. Vandaag volgt het tweede van een nog nader te bepalen aantal
Uit: Vriendschappelijke brieven
“Nijmegen, 3 april 2005
Lieve Cor
Jouw motor en Amsterdam, dat geloof ik allemaal wel, maar een verborgen passie voor houtzagen? En vooral het detail dat je je aanbiedt in een kleine advertentie.
Ik kan er niets aan doen, maar sinds onze samenwerking enkele jaren geleden„ geloof ik het dan achteraf toch niet meer helemaal.
Nu heb ik niet meteen een passend kaartje in huis, maar godzijdank wel een printer (ik zou er zo een kaartje bij kunnen downloaden), maar goed, het is een brief geworden.
Ik veronderstel dus maar bij deze gelegenheid dat je me hebt willen vertellen dat je je in Arnhem bezig houdt met natuur en milieu en dat hetgeen je op dat terrein doet in het verlengde ligt van onze samenwerking destijds? De ondeugende blik en de ondertoon zijn kenmerkend voor jou bij dit soort mededelingen over houtzagen... Cor vertelt mij iets en het is net als in een gedicht van Achterberg: “Lees maar, er staat niet wat er staat.”
Ik had er waarschijnlijk mee moeten leren leven als ik de liefde van je leven was geworden. Nou ja moeten... zoiets doe je dan graag nietwaar? Bovendien hou ik van poëzië.
Ik vroeg je: Hoe is het met de liefde, Cor? en toen zei je: “Daarom ben ik hier”. Nou geloof ik niet dat je op onze leeftijd op zo'n feest als de Kiss Kiss Club nog de liefde van je leven tegenkomt, al is het nooit uitgesloten natuurlijk. Oude liefdes kom je er wel regelmatig tegen en in het geval van gisteren had ik het geluk jou weer eens te zien.
Alleen al met onze begroeting had ik er het entreekaartje helemaal uit... De ene kus is immers de andere niet en deze van gisteravond wordt in mijn geheugen opgeslagen naast de herinnering aan onze ontmoeting bij Wil, de spelletjesavond op de Henri Dunatstraat en je bezoek aan mij in Nederasselt.
In de persoon van mijn tennisvrienden Aryan en Frank had ik trouwens genoeg liefde zelf meegenomen en misschien is dat wel de beste manier om nog naar zo'n feest als de Kiss Kiss te gaan. Dan is het bij voorbaat al geslaagd. Maar gisteren waren er dus zelfs twee extraatjes.
Een politieman op het podium en een in de zaal. Het was leuk, Cor. Vandaar deze brief.
En graag tot ziens,
Het oude Doornroosje in Nijmegen, jarenlang de locatie voor de Kiss Kiss Club
Lucebert, Jan Slauerhoff, Sergio Esteban Vélez, Chimamanda Ngozi en Vriendschappelijke brieven (Frans Roumen)
De Nederlandse dichter Lucebertwerd in Amsterdam geboren op 15 september 1924 onder de naam Lubertus Swaanswijk. Zie ook alle tags voor Lucebert op dit blog.
de schoonheid van een meisje of de kracht van water en aarde zo onopvallend mogelijk beschrijven dat doen de zwanen
maar ik spel van de naam a en van de namen a z de analphabetische naam
daarom mij mag men in een lichaam niet doen verdwijnen dat vermogen de engelen met hun ijlere stemmen
maar mij het is blijkbaar is wanhopig zo woordenloos geboren slechts in een stem te sterven
het gelijk - een chanson
het gelijk van vissen vingers het kwintet van de complicaties en braille het gelijk van de ogen op borsten het aanraken van de taille der vertedering het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen
het gelijk van het gelijken op een grote gek die door drinken denkt - in de rivieren drijft de hemel mee met de aarde en de werelddelen stomen naar elkaar op door de zeven wereldzeeën - een processie van de progressie
- wind gelijk honing stroop tussen de personen de meest frivole tronie van de adem het meest idolate gelaat van de eenzaat - mimicry als leitmotiv
het gelijk van twee bokkingen op een bord in een kamer te huur twee geheime schaduwen aan de muur spuwen een wachtwoord naar elkaar het gelijk oversteken is een geluid in de lekke goot twee eendere handen zitten samen in het haar de eenzame honden zoeken hun brood
oorlog & oorlog
zij komen glanzend overgevlogen onder de bloedende moeder smelt de eerste sneeuw
onder wuivende palmen monstert hij de nieuwe limousine van zijn schoonzoon
Lucebert (15 september 1924 – 10 mei 1994) Lucebert - Pythia 1960
El alma pesa veintiún gramos, afirman los filósofos esotéricos. La energía suprema encadenada a un cuerpo y sólo dos postigos trémulos le muestran un rincón desierto del universo.
La pseudovida sometida al tiempo; los sueños, a unos huesos, y el amor, a unos átomos de humo.
Todo en un cenicero.
Son sólo veintiún gramos eternos.
Sergio Esteban Vélez (Medellín, 15 september 1983)
“Ugwu tried to read the titles, but most were too long, too difficult. Non-Parametric Methods. An African Survey. The Great Chain of Being. The Norman Impact Upon England. He walked on tiptoe from room to room, because his feet felt dirty, and as he did so he grew increasingly determined to please Master, to stay in this house of meat and cool floors. He was examining the toilet, running his hand over the black plastic seat, when he heard Master's voice.
"Where are you, my good man?" He said my good man in English.
Ugwu dashed out to the living room. "Yes, sah!"
"What's your name again?"
"Ugwu, sah."
"Yes, Ugwu. Look here, nee anya, do you know what that is?" Master pointed, and Ugwu looked at the metal box studded with dangerous--looking knobs.
"No, sah," Ugwu said.
"It's a radiogram. It's new and very good. It's not like those old gramophones that you have to wind and wind. You have to be very careful around it, very careful. You must never let water touch it."
"Yes, sah."
"I'm off to play tennis, and then I'll go on to the staff club." Master picked up a few books from the table. "I may be back late. So get settled and have a rest."
"Yes, sah."
After Ugwu watched Master drive out of the compound, he went and stood beside the radiogram and looked at it carefully, without touching it. Then he walked around the house, up and down, touching books and curtains and furniture and plates, and when it got dark he turned the light on and marveled at how bright the bulb that dangled from the ceiling was, how it did not cast long shadows on the wall like the palm oil lamps back home. His mother would be preparing the evening meal now, pounding akpu in the mortar, the pestle grasped tight with both hands. Chioke, the junior wife, would be tending the pot of watery soup balanced on three stones over the fire. The children would have come back from the stream and would be taunting and chasing one another under the breadfruit tree. Perhaps Anulika would be watching them. She was the oldest child in the household now, and as they all sat around the fire to eat, she would break up the fights when the younger ones struggled over the strips of dried fish in the soup. She would wait until all the akpu was eaten and then divide the fish so that each child had a piece, and she would keep the biggest for herself, as he had always done.”
Chimamanda Ngozi Adichie (Enugu, 15 september 1977)
*************************
In de tweede helft van de jaren negentig werkte Frans Roumenaan een roman die de titel “Vriendschappelijke brieven” had moeten krijgen. Het manuscript gold na een verhuizing jarenlang als zoekgeraakt. Onlangs werden er echter toch flinke delen van bij een grote opruimactie ontdekt in een oude doos in de kelder. Romenu heeft de toestemming gekregen om er regelmatig fragmenten uit te publiceren. Vandaag volgt het tweede van een nog nader te bepalen aantal
Uit: Vriendschappelijke brieven
« Arnhem, 4 mei 1996
Lieve Stefan,
Love is the same old situation... Hoe zijn jouw de eerste werkdagen in de regen bevallen? Is our romance to continue? My love is mellow and my hopes are strong...
Dit wordt voor mij een heel relaxte dag om thuis wat op mijn dooie gemak te klungelen. Het is zo'n dag om uit te slapen, maar in dit jaargetijde gaat mij dat nu eenmaal slecht af. Gisteren was ik in Entre Nous en ik was pas om 4.00 uur thuis en dan vanmorgen toch weer om 8.00 uur op. Eerder zelfs.
(Rob heeft er ook meteen werk van gemaakt bij Ravage. Nog iets op de harde schijf gevonden ? Wat nemen ze het hoog op, Kenan, snap jij dat nou ? Omdat het vlak bij mij is? Ja, Toronto is ook vlabij, Kenan.)
Je kunt wel stellen dat de dag om 8.11 uur is begonnen te werken.
Weet je, Stefan, dat ik gisteren een fiat heb gekregen van de coordinator van Paradox ? Of was het een Fiat Jeffrey ? Als jij me kust, Stefan, kan de rest van de wereld kapotvallen, wist je dat al?
Captain Jack. Op Volkel starten een paar F 16's, Yarci. De piloten denken dat hun opdracht strikt vertrouwelijk is, want ze weten niet meer dan : Maastricht. "Spanje heeft Nederland de oorlog verklaart", zegt Yarci tegen Raphaël.
Villa Franca. De boordcomputer.
Rihad : Nederland wil binnenkort meer olie importeren.
Den Haag : Mimnister Zalm heeft aangekondigd dat een verhoging van de gasprijs noodzakelijk is.
Bette Midler : To deserve you, Arie, moet nog een hit worden. Trendy Arie. Charmant, nietwaar?
Psalm 149:5, Bart.
Tot zover deze lezing.
Dat was net een variant van Jurriaan met Arie en Pim, Bart. Die zaken moeten toch wel iets met viriliteit te maken hebben.
Fokker had gewoon aan een overname van Antonov moeten denken in plaats van aan een overname dóór DASA. Laten wij de les leren die deze ervaring ons biedt en overgaan tot de orde van de dag misschien kan DASA alsnog zelf Antonov overnemen ).
Çiller tegen haar minister van cultuur : "Wat lees jij tegen-woordig ?" - "Verveel je je, Tansu?" -
Amsterdam : Nordholt vindt dat politie voorbeeld kan nemen aan Colombiaanse collega's.
Bill tegen Hilary : "Dat proberen ze al te analyseren, dear. Dat proberen ze al."
Wij moeten naar de Aldi, Kenan. 11.32 uur. Daar waren ze alert: LB SF 93. Wij moeten naar het park, Kenan. Eendjes voeren.
Vorige week om deze tijd was ik net van Cor terug...gesprek met Lies over Raphaël.”
De Hongaarse schrijver en anticommunistische dissident György Konrádis op 86-jarige leeftijd overleden. György Konrádwerd geboren op 2 april 1933 in Berettyóújfalu (bij Debrecen). Zie ook alle tags voor György Konrádop dit blog.
Uit:Zonsverduistering (Vertaald door R. Kellerman)
"Het was een feest om in de oceaan van geleuter een solide eiland aan te treffen. In de jaren van censuur was lezen een vlucht, een elke avond weerkerende emigratie, een tijdelijke opschorting van de valse verhalen die de woning binnen drongen. Een goed boek in mijn tas was een compensatie voor de frases die ik lijdelijk had moeten aanhoren, en een bron van genot, zoals de theesalon of het bordeel dat voor opgeschoten jongens was. Met behulp van de literatuur kunnen we streng zijn tegenover onze medemensen, maar als we leren lezen kunnen we hun ook vergeven, ons zelfs in hen verlustigen. Sedert mijn gymnasiumtijd stel ik mij voor dat de mensheid in standgehouden wordt door aanhoudende conversatie tussen dicht geschreven teksten. (...)
We hebben een huis in het dorp gebouwd, we passen erin, in deze kamer heb ik draaglijk geschreven en hier regel ik ook wat ik van elders heb meegebracht. Dit zich terugtrekken om te kunnen observeren geeft vrijheid. In Berlijn ben ik Boedapester, in Boedapest Berlijner, in beide hoofdsteden iemand uit Hegymagas. Ik verkoop mijn gebrom aan het publiek, zolang ik nog enigszins in de markt lig. Ik schrijf, ik spreek, van andere dingen heb ik geen verstand, de manifestaties bevruchten elkaar en vermeerderen zich ongeremd. Laat het huis vol zijn, laat iedereen komen!"