Bij de Tour de
France
Luis Ocana, na
een val in de Tour van 1971
Uit: De Bijbel Van De Tour De France (door Jean Nelissen)
Een ronde waarin
sommige renners tot idolen worden verheven, wier faam zelfs hun dood overleeft.
Zoals Fausto Coppi, die op een bergtop in het gehucht Castellania ligt
begraven, omringd door aarde van de beruchte col Izoard. Een Tour waarvan de
geschiedenis is doordrenkt met dramatiek van de relatief talrijke winnaars die
vermoord werden of zelfde dood zochten, zoals René Pottier, Ottavio
Bottecchia, Henri Palissier, Hugo Koblet en Luis Ocana. Van oorsprong
eenvoudige mannen met een aanvankelijk bescheiden verwachtingspatroon, die
echter door hun sportieve successen in een andere wereld werden gekatapulteerd
en er hun geestelijk evenwicht verloren. Dat is een van de gevaren van deelname
aan de Tour. De verleiding om een sportheld te worden, de massa te ontstijgen,
roem en rijkdom te vergaren, zal echter altijd sterker blijven.
Jean Nelissen (2 juni 1936 - 1 september 2010)
Uit: Pijn is genot (door Jan Siebelink)
Jean Nelissen. Le vélo, cest la vie.
Grote hitte. De
renner pakt zijn bidon. Drinkt. In die situatie zal Jean Nelissen als een
literair motief altijd dezelfde woorden uitspreken: Wie bij deze temperaturen
niet drinkt, beste mensen
. Een lichaam kan niet zonder water
Weet je nog Mart,
het was op 12 juli 1978, op het heetste van de dag, en Bernard Thévenet,
die dat jaar de Tour zou winnen, stapte af bij een bergwand waarlangs water
droop. Mensen, hij likte het op metr zij tong. Hij wilde het water er wel
uitwringen. Zonder water begint een levend organisme niets
Het tere blauw van de ochtend, het waas over
de Maasvallei, de van dauw doordrenkte velden, het wisselende spel van de
wolken daarboven. Ik glimlachte in mijzelf, was al bezig met de pittoreske
details waarom wielercommentator Jean Nelissen zo vermaard is, de wereld om mij
heen te beschrijven. Ik was op weg naar zijn woonplaats Maastricht, en
verkeerde in een lichte koortsachtige stemming. Er ligt voor mij altijd grote
bekoring aan te komen op een onbekende plek. Nu kwam daar nog bij dat ik naar
een man ging wiens stem mij zo vertrouwd voorkwam dat ik die uit duizenden zou
herkennen, maar hoe zag die man eruit die bij die stem hoorde?
Die vraag had ik
mij nooit eerder gesteld. Je kende zijn gezicht niet, in tegenstelling tot dat
van zijn kompaan Smeets. Je wilde het ook niet weten. Zijn rustige, innemende,
licht meridionale stem was voldoende. In die zijn heeft hij voor mij altijd tot
het radiotijdperk gehoord.
Jan Siebelink (Velp, 13 februari 1938)
De Taiwanees-Amerikaanse schrijver Pai Hsien-yung werd
geboren op 11 juli 1937 in Guilin, Guangxi in China. Zie ook alle tags voor Pai Hsien-yung op dit blog.
Uit: Crystal Boys (Vertaald door Howard
Goldblatt)
Without waiting for a response, Little Jade
walked to the end of the bar, took a glass of Johnny Walker out of my hand, and
set it down in front of Doctor Shi, the cardiologist.
Doctor Shi, Ive got a disease, he said.
What do you have, Little Jade? Doctor Shi
asked as he puffed on his
pipe, his interest piqued. Come to the clinic
tomorrow, and Ill give you a check-up.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Heart disease, Little Jade said, pointing to
his chest.
Heart disease? Thats my specialty. Ill give
you an EKG, and well see what your heart looks like.
You wont be able to see anything, Little
Jade sighed. This heart
disease of mine is pretty strange, and I doubt
if even a famous doctor like you can cure it. Whenever I lay eyes on a gorgeous
man like you, my heart starts beating like crazy. What can I do? Think you can
cure me?
Pai
Hsien-yung (Guilin, 11 juli 1937)
Cover
De Nederlandse schrijver Herman de Man
(eig. Salomon Herman (Sal) Hamburger) werd geboren in Woerden op 11 juli 1898.
Zie ook alle tags voor
Herman de Man op dit blog.
Uit: Land voor Water.
Tusschen de
Paardelaan en het Hemeltje lag voor jaren, jaren een weelderige ondiepe plas;
dat weten de mannen van Benschop, die hun zware Pieter-Keur-bijbels niet
opgeruimd hebben aan opkoopers, met gewisheid af te lezen van het schutblad
binnenin den goudbedrukt-leeren bijbelband.
En de oude
daggeldersvrouwen, die zuiver aan hekserij gelooven weten het ook, want in die
plassen woonden de kwaaie geesten die de zonen eischen kwamen, zeven maal zeven
geslachten onder één hetzelfde dak vandaan, als daar ooit de Duivel ontvangen
was.
En de aardmannen,
maar ook de goede schuurbouwers woonden in de plassen, die eindelijk
volgekrooien en leeggepompt werden. De oude Baron's Vaders Vader, de laatste
Ambachtsheer uit het geslacht van Benschop-Snellenburgh die op het Huis gewoond
had, dàt was een goed Landheer geweest en die had Duitsche manmenschen laten
komen, die bekwaam waren in 't bedijken en 't polderen. Maar 't werk was
tegengevallen; daar lag maar kwaaie zure grond onder de rietpartijen en de
zwinnen van het Wye, en de Landheer, die met rentevretende hypotheken zijn
hofsteê had bezwaard, om al die Duitschers te kunnen betalen, werd arm en
verkocht het Ambacht met alle toebehooren aan een vreemden barren Jonker, die
onder Steenwijk nòg een Kasteel had, die jacht en visscherij aan zijn eigen
hield, die de huurboeren zware pachten liet betalen en diepvervloekt het graf
werd ingedragen.
Zijn eenigste zoon
was lam en naar gezegd werd, niet goed wijs, maar die werd bijgestaan door een
vreemdsoortigen dominee, die nievers standplaats krijgen kon, omdat hij
Gezangen wou laten zingen en een snor droeg.
Onder het beheer
van meneer Lafayette, die zooveel als Rentmeester was over 't goed van den
gekken Jonker, wier Benschop rijk. De oogsten waren jaar aan jaar goed en prijzig,
't ooft hing rijk aan Gods boomen en 't hooi woog zwaar en geurde zwaar van
overdadige vruchtbaarheid.
Herman de Man (11
juli 1898 - 14 november 1946)
Zie voor de schrijvers van de 11e juli ook mijn
blog van 11 juli 2011 deel 1 en eveneens deel
2.
|