De Nederlandse dichteres, schrijfster, illustrator en cabaretière Johanna Rutgera van Leeuwen werd geboren op 24 september 1952 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Joke van Leeuwen op dit blog.
Melden
Is dus wel verplicht ja. In gebouw a staat b als het daar niet tussen x en y uur dicht is wegens middageten. Wat gemeld moet want geweten: onder meer waarom niet op de plaats gebleven, bewijs van nog bestaan en mate van verstoren. Is er een krijgen ook? Jazeker. Te noemen: kansen. Maar hangt er wel van af. En wel. Van af. Natuurlijk is er ook een wachten. Er zijn rijen dus. Een rij is onvermijdelijk. Een rij. Wordt genoeg afgehandeld? Schuiven de wachtenden gestaag naar voren? Men wordt verwerkt. Er wordt ingegrepen. Maar melden moet eerst, want anders geen beginnen aan. Ook niet ten overstaan van wie bestaan ziet en in vel zal knijpen. Vel telt niet. Nee. Helaas. Dus eerst bewijzen er te zijn, want ooit te zijn geboren.
Daar
Hadden er lang naar gezocht, maar wat lag het daar prachtig, precies op zijn plaats. Overal groeisel, verschiet en bedoening. Alles kon rijmen, ook als het niet. Zaten daar gretig te willen ontvangen aan lange ontsplinterde tafels waarop, nog gesloten, schenkbaar te tillen getink. Kregen te lezen wat eetbaar kon, drinkbaar kon, alles beschreven. Keken soms over de regels heen, zagen daar groeisel, verschiet en bedoening. Iemand riep: Drinkt u maar, drink maar, ik kom dalijk bij u! - terwijl hij verdween.
Opname
Uw bruikbaarste woorden zijn er bij gaan liggen. Genoeg gebruikt, denken ze, neem maar de onbeschadigde om te herhalen. Herhalen doen ze op de televisie ook. Maar die kapotte kleerhangers vraagtekens. Wat het was waar u zich vijftig jaar aan heeft geërgerd. Waar u uw man heeft neergelegd. Er prijken al zo lang met haast beschreven ansichtkaarten in uw territorium. Mooie uitzichten, prachtige hoeheethet.
Joke van Leeuwen (Den Haag, 24 september 1952)
De Nederlandse dichter en schrijver Mark Boog werd geboren op 24 september 1970 in Utrecht. Zie ook mijn blog van 24 september 2010 en eveneens alle tags voor Mark Boog op dit blog.
De rotonde (Fragment)
Oorverdovend razen de motoren. De kranen die de dagen takelen van hier naar ginder draaien knarsend overuren. Van Dam, gekleed, verlaat zijn huis.
In zijn lange jas de overblijfselen van eerder leven: bonnen, pepermunt, een pen, portemonnee gevuld met geld dat vaak gebruikt is en met kaarten:
krediet-, parkeer-, visite-, korting-. Koel en ijverig de werkdag, als altijd. Het duurt niet lang voor hij de stad uit is, die modderpoel van oud en ouder zeer.
Hij ziet de weg. Hij buigt het hoofd. Het onweert in de verte.
Het kruispunt waar zijn redding wacht ligt ver buiten de stad. Hij gaat te voet, het moet een pelgrimstocht zijn, een beproeving. In de polder, tussen wei en sloot en leegte,
waar de rechte wegen kruisen, daar moet het contract met bloed bekrachtigd. Veel te laat, tien jaar of meer, dat kan hij zich verwijten – lafaard, nietsnut, onbenul –
maar toch. Er is nog tijd genoeg. Die ziel, daar heeft hij nooit iets aan gehad, die is nog nooit door wie dan ook herkend. ‘Verkocht!’ Zo zal het gaan. Van Dam is dan een ander.
Mark Boog (Utrecht, 24 september 1970)
De Nederlandse schrijver A.L. Snijders (pseudoniem van Peter Cornelis Müller) werd geboren op 24 september 1937 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 20 novemberr 2010 en eveneens alle tags voor A.L. Snijders op dit blog.
Gedichten
`Hierbij stuur ik u twee gedichtten; schreef een jon-gen van tien die mij twee gedichten stuurde. Hij wilde dichter worden, hij vroeg mijn oordeel. Ik schreef hem terug dattie al dichter was en dattie het moest blijven — hij zou me er een plezier mee doen. Toen het ijs gebroken was, vroeg ik hem apropos waarom hij gedichten met twee t's spelde. Hij antwoordde dat hij een persoonlijke spelling volgde. Hij wilde de meer-voudsvorm van gedicht accentueren met de dubbele t. Hij schreef ook paardden, katten en muizzen. Ik had de jongen in juni ontmoet op Schiphol, hij liep daar met een cello, en vroeg of ik even op hem wilde passen, zijn ouders waren met de auto naar de parkeerplaats. Hij vertelde dat hij in Amsterdam-Zuid woonde, in de Botticellistraat. Wat een toeval, in die buurt had ik ook gewoond toen ik zo oud was als hij. Ik fietste altijd naar school met een jongen uit de Botticellistraat, wiens vader professor was. Hij had een computer gebouwd zo groot als een doodkist. Die noemde hij, zijn rekenmachine. Hij stond op de over-loop, ik legde mijn jas erop als ik daar op bezoek was.
A.L. Snijders (Amsterdam, 24 september 1937)
De Chileense schrijver Alejandro Zambra werd op 24 september 1975 geboren in Santiago de Chile, waar hij ook opgroeide. Zie ook mijn blog van 10 november 2010 en eveneens alle tags voor Alejandro Zambra op dit blog.
Uit: Ways of Going Home (Vertaald door Megan McDowell)
“But we were friends, or something like it. We talked a lot. Sometimes I think I'm writing this book just to remember those conversations. The night of the earthquake I was scared but I also, in a way, enjoyed what was happening. In the front yard of one of the houses, the adults put up two tents for the children to sleep in, and at first it was chaos because we all wanted to sleep in the one that looked like an igloo—those were still a novelty back then—but they gave that one to the girls. So we boys shut ourselves in to fight in silence, which was what we did when we were alone: hit each other furiously, happily. But then the redhead's nose started bleeding, so we had to find another game. Someone thought of making wills, and at first it seemed like a good idea; after a while, though, we decided it didn't make sense, because if a bigger earthquake came and ended the world, there wouldn't be anyone to leave our things to. Then we imagined that the earth was like a dog shaking itself so people fell off like fleas into space, and we thought about that image so much it made us laugh, and it also made us sleepy. But I didn't want to sleep. I was tired like never before, but it was a new tiredness that burned my eyes. I decided to stay up all night and I tried to sneak into the igloo to keep talking to the girls, but the policeman's daughter threw me out, saying I wanted to rape them. Back then I didn't know what a rapist was but I still promised I didn't want to rape them, I just wanted to look at them, and she laughed mockingly and replied that that was what rapists always said. I had to stay outside, listening to them pretend that their dolls were the only survivors; they mourned their owners, crying spectacularly when they realized they were dead, although one of them thought it was for the best, since the human race had always seemed repellent to her. Finally, they argued over who would be in charge. The discussion seemed long to me, but it was easily resolved, since there was only one original Barbie among the dolls: she won.”
Alejandro Zambra (Santiago de Chile, 24 september 1975)
De Amerikaanse schrijver Francis Scott Fitzgerald werd geboren op 24 september 1896 in Saint Paul, in de staat Minnesota. Zie ook mijn blog van 24 september 2010 en eveneens alle tags voor F. Scott Fitzgerald op dit blog.
Uit: This Side of Paradise
“In her less important moments she returned to America, met Stephen Blaine and married him–this almost entirely because she was a little bit weary, a little bit sad. Her only child was carried through a tiresome season and brought into the world on a spring day in ninety-six. When Amory was five he was already a delightful companion for her. He was an auburn-haired boy, with great, handsome eyes which he would grow up to in time, a facile imaginative mind and a taste for fancy dress. From his fourth to his tenth year he did the country with his mother in her father’s private car, from Coronado, where his mother became so bored that she had a nervous breakdown in a fashionable hotel, down to Mexico City, where she took a mild, almost epidemic consumption. This trouble pleased her, and later she made use of it as an intrinsic part of her atmosphere–especially after several astounding bracers. So, while more or less fortunate little rich boys were defying governesses on the beach at Newport, or being spanked or tutored or read to from “Do and Dare,” or “Frank on the Mississippi,” Amory was biting acquiescent bell-boys in the Waldorf, outgrowing a natural repugnance to chamber music and symphonies, and deriving a highly specialized education from his mother. “Amory.” “Yes, Beatrice.” (Such a quaint name for his mother; she encouraged it.) “Dear, don’t think of getting out of bed yet. I’ve always suspected that early rising in early life makes one nervous. Clothilde is having your breakfast brought up.” “All right.” “I am feeling very old today, Amory,” she would sigh, her face a rare cameo of pathos, her voice exquisitely modulated, her hands as facile as Bernhardt’s. “My nerves are on edge–on edge. We must leave this terrifying place tomorrow and go searching for sunshine.” Amory’s penetrating green eyes would look out through tangled hair at his mother. Even at this age he had no illusions about her.”
F. Scott Fitzgerald (24 september 1896 - 21 december 1940) Cover
De Britse schrijfster en filmmaakster Shamim Sarif werd geboren op 24 september 1969 in Londen. Zie ook mijn blog van 24 september 2010 en eveneens alle tags voor Shamim Sarif op dit blog.
Uit: Despite the falling snow
“They walk back to her apartment, holding hands, not speaking. The late-night air is cool, even here, where the narrow streets are bound by high, grey buildings, and he is happy. Even his fatigue is pleasurable when it is relieved by her company. When they reach her apartment, he walks behind her up the stairs. The concrete walls and tiny stairwells are oppressive, and he is relieved to get away from them, even into her small, dark living space. Maya, as usual, is still out. Maya’s mother is asleep in her tiny cupboard of a room, the door tightly shut. They go into the bedroom and Alexander sits on the foot of her bed, draws her to him, and kisses her. “Happy anniversary,” he says. It is not a particularly significant day, but while they have been strolling home, he has been calculating in his mind, and has come to the conclusion that today they have been together for five months exactly. Katya looks up with a jerk, almost as though he has reached over and slapped her. She stares at him coolly. “What is it?” he asks, feeling a mild panic grip him. “What are you talking about?” she replies. Her tone is harsh. “I was just thinking… I was just thinking that we have been together exactly five months. Today. An anniversary.” “Oh.” She stands up abruptly, upset still, and embarrassed. As she knew would happen, he is on his feet in a moment, and has moved to hold her, but it is hard for him to do so for she has the palms of her hands pressed over her eyes. He holds her from behind, cradling her in his arms, and kissing her neck.“
Shamim Sarif (Londen, 24 september 1969)
Zie voor nog meer schrijvers van de 24e september ook mijn vorige blog van vandaag.
|