De Franse dichter en schrijver Michel Houellebecq werd geboren in Réunion op 26 februari 1956. Zie ook alle tags voor Michel Houellebecq op dit blog.
Uit: Onderworpen (Vertaald door Martin de Haan)
“Gedurende alle jaren van mijn naargeestige jeugd bleef Huysmans voor mij een metgezel, een trouwe vriend; nooit voelde ik twijfel, nooit overwoog ik op te geven of me op een ander onderwerp te richten. Toen, op een namiddag in juni 2007, na lang te hebben gewacht en al even lang te hebben getreuzeld, wat langer zelfs dan toelaatbaar was, verdedigde ik voor de jury van de universiteit Paris IV-Sorbonne mijn proefschrift: Joris- Karl Huysmans, of het einde van de tunnel. Meteen de volgende ochtend (of misschien dezelfde avond nog, dat kan ik niet met zekerheid zeggen, de avond van mijn promotie was eenzaam en erg alcoholisch) begreep ik dat een deel van mijn leven ten einde was, en waarschijnlijk het beste deel. Datzelfde geldt in onze nog altijd westerse en sociaaldemocratische samenlevingen voor iedereen die klaar is met zijn studie, maar de meeste mensen beseffen het niet, of niet meteen, verblind als ze zijn door de drang naar geld, of misschien naar consumptie bij de primitiefsten, degenen die het sterkst verslaafd zijn geraakt aan bepaalde producten (zij vormen een minderheid, de meesten zijn bedachtzamer en bedaarder en raken domweg gefascineerd door geld, die 'onvermoeibare Proteus'), en nog meer verblind door de drang om zich te bewijzen, een benijdenswaardige sociale positie te verwerven in een wereld waarvan ze aannemen en hopen dat die competitief is, daartoe geprikkeld door hun verafgoding van wisselende iconen: sportlieden, mode. of websiteontwerpers, acteurs en modellen. Om diverse psychologische redenen die ik niet kan en niet wil analyseren, week ik vrij ver van een dergelijk patroon af. Op 1 april 1866, toen hij achttien jaar oud was, begon Joris-Karl Huysmans zijn carriere als ambtenaar zesde klas bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Eredienst. In 1874 bracht hij in eigen beheer een eerste bundel prozagedichten uit, Le drageoir à épices, die weinig recensies kreeg, afgezien van een bijzonder vriendschappelijk artikel van Theodore de Banville. Zijn debuut in het bestaan had niets opzienbarends, zoveel moge duidelijk zijn. Zijn ambtelijke leven verstreek, en ook zijn leven in het algemeen. Op 3 september 1893 werd hem het Legioen van Eer toegekend voor zijn verdiensten binnen het overheidsapparaat. In 1898 ging hij met pensioen, toen hij - na verrekening van de periodes van buitengewoon verlof - zijn reglementaire dertig jaar dienst erop had zitten.”
Michel Houellebecq (Réunion, 26 februari 1958) Cover van de Hongaarse uitgave
De Franse dichter en schrijver Victor Hugo werd geboren in Besançon (Franche-Comté) op 26 februari 1802. Zie ook alle tags voor Victor Hugo op dit blog.
Demain, des l’aube …
Demain, dès l'aube, à l'heure où blanchit la campagne. Je partirai. Vois-tu, je sais que tu m'attends. J'irai par la forêt, j'irai par la montagne. Je ne puis demeurer loin de toi plus longtemps.
Je marcherai les yeux fixés sur mes pensées, Sans rien voir au dehors, sans entendre aucun bruit, Seul, inconnu, le dos courbé, les mains croisées, Triste, et le jour pour moi sera comme la nuit.
Je ne regarderai ni l'or du soir qui tombe, Ni les voiles au loin descendant vers Harfleur, Et, quand j'arriverai, je mettrai sur ta tombe Un bouquet de houx vert et de bruyère en fleur.
Voor dag en dauw Voor dag en dauw, als licht al aanbleekt op het lover, Ga ik op pad. Ik weet wel dat jij op mij wacht. Ik trek de bossen door en trek de bergen over, Ik heb te vaak ver van jou mijn dagen doorgebracht. Ik ga, ik hoor geen geluiden, kijk niet om me heen En houd mijn ogen slechts gericht op mijn gedachten: Een onbekende, met gekruiste handen, krom, alleen, Verdrietig, en mijn dagen zullen zijn als nachten. Ik kijk niet hoe het avondgoud wordt ingebed Noch naar de zeilen die Harfleur haast binnenglijden; En eenmaal bij je grafsteen leg ik een boeket Van groene hulst vermengd met bloesemende heide.
Vertaald door Koen Stassijns
Zij had als kind
Zij had als kind deze gewoonte aangenomen Van elke ochtend even bij mij aan te komen. Ik wachtte als op de zon op 't stralen van haar blik, En zij kwam binne'en zei: Dag vadertje, daar ben ik! En nam mijn pen en deed mijn boeken open, Zat op mijn bed, wierp mijn papieren overhoop en Ging lachend plots weer als een vogel er vandoor. En ik ging dan waar ik gebleven was weer door, Wat minder zwaar van hoofd, en vond terwijl ik schreef Soms in mijn handschrift wat haar speelse hand misdreef, Een arabesk die zij in scherts getekend had En licht gekreukeld menig onbeschreven blad, En zie, mijn zoetste vers verwekte dáár het lot. Zij hield van bloemen, sterren, weidegroen, van God, Zij die nog onontwaakt reeds rijp van geest geviel. Haar oog weerspiegelde de klaarheid van haar ziel, Zij vroeg mij altijd weer en over ieder ding. Hoe was de winteravond vol betovering Als wij geschiedenis of taal delibereerden, Mijn kindren alle vier zich bij mijn knie groepeerden, Daarnaast hun moeder, en soms vrienden bij den haard. Dit maar zo weinige, hoeveel werd het mij waard! En dat zij er nu niet meer is! God sta mij bij! Nooit was ik als ik haar bedroefd vermoedde blij; En somber was ik op het uitgelatenst feest, Als ik haar aanziend dacht: is er soms iets geweest?
Vertaald door Anthonie Donker
Victor Hugo (26 februari 1802 – 22 mei 1885) Standbeeld bij de Sorbonne, Parijs
De Nederlandse dichter Carel Steven Adama van Scheltema werd geboren in Amsterdam op 26 februari 1877. Zie ook alle tags voor Adama van Scheltema op dit blog.
Winter
Stiller, stiller, stiller zakken Nacht en dagen om mij heen – Als de sneeuw de dorre takken Dekken zij ’t verleên. Doch hun hout wacht, diep verborgen, Menig, menig wederkeer, En mij komt de jonge morgen Nimmer, nimmer weer! Wie gebloeid heeft en gedragen, Houdt herdenking tot genoot – Hij heeft God niet meer te vragen Dan de stille dood.
De sprakeloze rust
Gelukkig, die de stilte kent, Die, als de avond zinkt, De beker van vergeten drinkt En zich van 't leven wendt; Die mede met het licht bezwijkt In 't kleureloos verschiet, En kleureloze dingen ziet Waarin de wereld wijkt. Gelukkig, die geen luid gebed Meer op de lippen heeft, Die niet meer mee dit leven leeft, Doch, als een beeld op bed, Zijn vingers om zijn vingers vouwt En zich het harte blust, Waarop de eindeloze rust Haar piramide bouwt. Gelukkig, die geen licht of lied Of leven meer verbeidt, Die luistert naar de Eeuwigheid En in de hemel ziet!
Adama van Scheltema (26 februari 1877 - 6 mei 1924)
De Engelse dichter George Granville Barker werd geboren op 26 februari 1913 in Loughton, Essex. Zie ook alle tags voor George Barker op dit blog.
At Thurgarton Church (Fragment) To the memory of my father
I thought: the House of the Dead. The dead moon inherits it. And I seem in a sense to have died as I rise from where I sit and out into darkness go.
I know as I leave I shall pass where Thurgarton’s dead lie at those old stones in the grass under the cold moon’s eye. I see the old bones glow.
No, they do not sleep here in the long holy night of the serene soul, but keep here a dark tenancy and the right of rising up to go.
Here the owl and soul shriek with the voice of the dead as they turn on the polar spit and burn without hope and seek with out hope the holy home below.
Yet to them the mole and mouse bring a wreath and a breath of the flowering leaves of the soul, and it is from the Tree of Death the leaves of life grow.
The rain, the sometime summer rain on a memory of roses will fall lightly and come a- mong them as it erases summers so long ago.
George Barker (26 februari 1913 – 27 oktober 1991) Loughton, Essex.
De Duitse schrijfster en vertaalster Ulrike Syha werd geboren op 26 februari 1976 in Wiesbaden. Zie ook alle tags voor Ulrike Syha op dit blog.
Uit: Herr Schuster kauft eine Straße
„DIE EHEFRAU Ich denke, die Einleitung und das alles brauchen wir gar nicht, Georg. HERR SCHUSTER Nicht. DIE EHEFRAU Ich schätze, wir haben alle in diesem Leben schon mal Monopoly gespielt. DIE SCHWIEGERMUTTER Ich habe noch nie in meinem Leben Monopoly gespielt. DIE EHEFRAU Das entspricht nicht der Wahrheit. Wind fährt durch die Blätter der Sträucher,5 die um die Terrasse herum gruppiert sind. Im Nachbargarten heult ein Hund. HERR SCHUSTER Schön. Wie du meinst. Dann verzichten wir eben auf die historische Dimension. DIE EHEFRAU Ich hab doch bloß gesagt – DIE SCHWIEGERMUTTER Historische Dimension. Du hörst dich schon an wie der alte Oberlehrer, der mal mein Gatte war. Dabei bist du doch nur angeheiratet. Dachte ich immer. Ich dachte, ich hätte bloß die da geboren und die da. Die Schwägerin zuckt sichtlich zusammen, als die Schwiegermutter auf sie zeigt. DIE EHEFRAU Karin, wir hatten doch vereinbart – DIE SCHWIEGERMUTTER Wo sind eigentlich die Kinder? Und wieder heult der Hund.6DIE EHEFRAU Sie schlafen. DIE SCHWIEGERMUTTER Jetzt schon?“
Ulrike Syha (Wiesbaden, 26 februari 1976) Scene uit een opvoering in Mannheim, 2010
De Duitse dichter en schrijver Hermann Lenz werd op 26 februari 1913 in Stuttgart geboren. Zie ook alle tags voor Hermann Lenz op dit blog.
Uit: Neue Zeit
„Sie sagte, daß er im anderen Zimmer stehe, und später trug er ihn hinüber, weil der Mieter des anderen Zimmers damit einverstanden war. Sein eiserner Ofen rauchte, wurde aber schon amnächsten Vormittag geputzt; weshalb ihmnichtsmehr fehlte, weil sogar der Klosettdeckel, ein bequemer und aus Eschenholz, sich nicht verändert hatte; sauber und ein bißchen rauh gescheuert, erwartete er ihn in dieser altenWohnung. Und auch im Café Stefanie war es noch derselbe, wo alle dunklen Marmortische weiß geädert waren und die Kellnerin, die große mit dem dichten Haar, in dessen Blond sich ein paar helle Fäden eingewoben hatten, noch so elegant zerstreut wie früher aussah; wobei er wieder dachte, vielleicht habe sie ihre zerstreute Eleganz bei einem Maler als Modell gelernt. Im Speiselokal ›Ceres‹ wußte die ältere Dame immer noch, was er gern aß (einen Gemüsescheiterhaufen für fünfundvierzig Pfennig), und ihr Gesicht war ebenso pferdähnlich und ein bißchen bärtig wie vor Zeiten, freilich bloß in den Mundwinkeln, wo weiße Härchen kaum auffielen. Als er zu ihr sagte: »Ja, ich war drei Jahre weg«, wunderte sie sich, weil das nun auch schon wieder lange her war. Verschoben aber hatte es sich trotzdem, auch wenn die Marmortischchen im Café, die Möbel der Baronesse Vellberg, die Türklinken, die Trottoirs, ja auch die Häuser dieselben geblieben waren, in der Universität immer noch zwei gefesselte Sklaven aus Gips ihre muskulösen Schultern reckten und hinter ihnen das Messingschloß so laut aufschnappte wie zuvor. Und er ging hinein und wurde angemeldet beim Professor, einem schweren Mann, der aus den Augenwinkeln guckte, ein blinzelnder Eberkopf. – »Ich weiß ja nicht, wie Sie arbeiten . . .« sagte der. Und nach einer Schweigepause: »In Heidelberg muß es im Seminar unerfreulich gewesen sein.« – »Jawohl.« Mehr darfst du nicht erzählen, und Schweigen fällt dir sowieso nicht schwer . . . Und er erinnerte sich an die Unterschrift dieses Professors, deren tz tief nach unten zuckte (du kannst dir daran die Hand blutig reißen); und der Hakenkreuzwimpel am Volkswagen des Professors war so rot wie jeder andere.“
Hermann Lenz (26 februari 1913 – 12 mei 1998) Cover
De Tsjechische schrijver en dichter Antonín Sova werd geboren op 26 februari 1864 in Pacov (Dt. Patzau). Zie ook alle tags voor Antonín Sova op dit blog.
Who Did So Tousle Your Dark Hair? When at my orchard she arrived, the blossom was fresh falling. The sun at the horizon slept, a drifter peevish lolling. Oh why so late? I said to her. The last sun on the rushes, my bells fog-muted, birds in grasses hiding in their stashes, my leas all languish faintly scented waters overcast and over ferry moorings shade all pastimes barren passed. See I am set to cast off to some distant island greenery and raise the flags upon the mast rig white sails filled in finery. I waited for you back in spring… The horizon boomed bright blues. I stretched the sun’s rays into strings, your voice to catch, a ruse. So pray do tell, where were you even? In far-flung lands and reaches where? So pray do tell, in whose spring living? Who did so tousle your dark hair? Where did the hot nights sing to you through windows open wide? My soul forlornly yearned in its cold silence petrified. And now! I would not reminisce, all set to leave all to dismiss, off to sail ready and now this, why in my grove to wane you’d please? You’ve no sun here ablaze around no mountains with wild whoops resound. For us no meadows fragrant wait, no songs about our coastline sound, To cast off lone I am all set to autumn’s fabled voice hark, care to find a New Realm and domain. Who did so tousle you dark hair?
Vertaald door Václav Z J Pinkava
Antonín Sova (26 februari 1864 – 16 augustus 1928) Standbeeld in Pacov
De Franse schrijver, scenarioschrijver en acteur Jean Teulé werd geboren op 26 februari 1953 in Saint-Lô, Manche. Zie ook alle tags voor Jean Teulé op dit blog
Uit: Charly 9
« - Ben justement, réagit à la gauche du maréchal un gros duc empoudré et encombré de dentelles aux noeuds savants. On s'est dit que, puisque toute l'aristocratie protestante se retrouve providentiellement réunie à Paris, ce serait quand même dommage de ne pas en profiter... Le garde des Sceaux, écharpe brodée en travers du buste, partage cet avis : - Nevers a bien raison, Sire. Si vous voulez, c'est comme une opportunité... poursuit-il d'un air léger. Pouvoir en une nuit couper toutes les têtes du dragon de l'hérésie est une chance qu'on ne retrouvera pas de sitôt. Ils sont là. On en tue dix et c'est réglé. - Dix, René de Birague ? J'avais entendu six. - Oui, oh, six, dix... Vous chipotez, Majesté ! commente le capitaine de la première compagnie des gentilshommes de la Maison du roi. En tout cas, Sire, pas plus de cent. - Cent morts ? Charles, bouche bée, balaie du regard son Conseil aligné. Il en arrive à sa mère qui ne dit rien. Bras droit accoudé à sa table envahie d'une arbalète et d'un cor de chasse sur des recueils de poésies, d'un filet pour attraper les oiseaux près d'une sonnette à rapace, le jeune roi ne comprend plus rien. Tout l'étonne. Alors que, près du mur, le capitaine s'adresse malignement à lui en termes de chasseur : "Nous tenons la bête dans les toiles. Hâtez-moi d'envoyer les piquiers", Charles contemple derrière le soldat une tapisserie où l'on voit un cerf qui a un oeil bleu. Le roi ne l'avait jamais remarqué. Encore un drôle de truc, ça ! Le souverain se lève. Grand, mince et étroit d'épaules, ses longues jambes moulées dans des bas blancs vont sur les carreaux de faïence fleurdelisés du sol qui résonne du choc de ses éperons en forme de col de cygne avec une étoile roulante au bout. Descendant à mi-cuisse, sa "trousse" bouffante ressemble à une couche-culotte alors qu'il s'approche de l'intrigante tapisserie. On peut y admirer un dix-cors bousculé par cinq chiens et même une chienne sautés ensemble sur lui. Un limier lui mord une oreille. D'autres le prennent à la gorge, fouillent vers son ventre, son coeur. Et le cervidé, cinq andouillers sur chacun des bois - à sept ans, c'est jeune pour vivre ça -, lève, de profil, sa tête aux abois vers les nuages. Il a un oeil bleu. A hauteur de visage du monarque, l'iris tissé est gratté. Charles observe ensuite les particules de laine bleue restées sous son ongle : "Bizarre, ça. Un cerf a toujours l'oeil noir..."
Jean Teulé (Saint-Lô, Manche, 26 februari 1953) Cover
De Nederlandse dichter, schrijver, letterkundige en theoloog Elias Annes Borger werd geboren in Joure op 26 februari 1784. Zie ook alle tags voor Elias Annes Borger op dit blog.
Uit: Iets voor mijn kind
Ziet gij die kerk, mijn kind? daar rust het overschot Der aangebeden Vrouw, ontrukt aan vaders harte; Zij bad om uw geboorte en werd verhoord van God; Zij zag alleen op u, en achtte geene smarte. — Wat wil die nare trek, die kinderlijke kreet, Dat scherpe en zilte nat, dat opwelt uit uwe oogen? Drukt reeds uw kinderhart mijn hartverprettrend leed? Of fmaakt de melk u niet, uit vreemde borst gezogen? Wat steekt ge uw handjes uit naar de akelige kerk? Of wilt ge, dat ik u bij Moeders graf zal brengen, Om rustende op mijn arm, of kruipende op de zerk, De tranen uwer smart eerbiediglijk te plengen? Geduld, mijn dierbaar kind! zijn eens uw enkels vast, Dan gaat gij aan mijn hand naar Moeders lijkgesteente; Dan op dien kneen geknield, de boezemsmart ontlast, En slroomen uitgcstort op 't heilige gebeente!
Zoo lang geduld, mijn kind! — Nog slechts een' korten stond, Dan staan die enkels vast — dit uitstel moet ik vragen: Hoe ligt de last ook zij, het bloeden van mijn wond Ontrooft mijn' arm de kracht, om u bij 't graf te dragen. En zoo uws vaders wil iets op uw hart vermogt, Dan rolde vóór dien tijd geen traan meer over 't koontje; De breuke van mijn ziel geneest geen bijtend vocht, En Moeder wordt beroofd van 't offer van haar zoontje. Gij hoort niet. Nu welaan! 'k eerbiedig dan uw smart; Al doodt mij uw geween, ik wil het niet ontvlieden; Stort uit uw jammerklagt! — o God, wat valt het hard Aan 't moederlooze kind het schreijen te verbieden! Ga ik het zelf niet voor? nooit kus ik 't lieve wicht, Of tranen boden op uit de onnitputbare ader; Zij vallen, heet als vuur, op 's kindjes aangezigt — Ja,. ween mijn dierbre zoon! gij leert het van uw vader.
Elias Annes Borger (26 februari 1784 – 12 oktober 1820) Het Elias Annes Borger huis in Joure, waar de dichter opgroeide.
Zie voor nog meer schrijvers van de 26e februari ook mijn blog van 26 februari 2017 deel 2.
Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 26 februari 2007 en ook mijn blog van 26 februari 2008 en eveneens mijn blog van 26 februari 2009.
|