De Nederlandse schrijver Harry Mulisch werd geboren op 29 juli 1927 in Haarlem. Zie ook mijn blog van 29 juli 2006 en ook mijn blog van 29 juli 2007 en ook mijn blog van 29 juli 2008.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit: Aan de Tiber
Sjofel gekleed trok de vreemdeling op zijn olifant naar het westen, over de Gagra, en dan naar het noorden; vervolgens aanhoudend westwaarts. Hij floot een lied, want daar was reden toe: alles was in orde. Niemand verdacht hem; het was een meesterstukje geweest. Onbekommerd voor achtervolging kon hij reizen, met de diamant in een zakje op zijn borsthuid. Ook Apavahin werd door niemand verdacht. Hij had een huis met vrouwen gekocht en kon in welstand leven zo lang hij wilde. Alleen: van blijdschap geen sprake. Ook die verstarde en onbruikbare hand, waaruit de steen slechts met moeite bevrijd had kunnen worden, was vreemd en te betreuren. Ongeoorloofd diamanten uit nachtelijke tempels halen is geen grappenmakerij, dat was nu weer eens gebleken. Maar hij had er tenminste veel geld voor gekregen, - aanmerkelijk veel meer echter zou híj, de vreemdeling zelf, van Amemti ontvangen. Dat kwam hem toe. Zonder hem zou Apavahin nooit op het idee en de moed zijn gekomen. Hijzelf was anderzijds weer niets zonder Amemti van Alexandrië, die hem immers de mogelijkheden voor zijn arbeid verschafte.
Weken achtereen reisde hij door Voor-Indië, Perzië en Babylonië. Op een namiddag reed hij door een verlaten woestenij van grauw zand, dorre struiken en stilte; het schemerde al; toen was de wereld plotseling bezaaid met rovers en de lucht volgezet met schreeuwen. Van overal flitsten ze tevoorschijn, achter struiken vandaan en uit de grond, waar ze zich met takken hadden gekamoufleerd. Ze sprongen op de olifant, sleurden hem er vanaf, sloegen in zijn gezicht, doorzochten ruw zijn bagage. Tenslotte rukten ze hem de sjofele kleding van het lijf, maar verstarden toen als gesmolten lood in het water, honderd ogen op zijn borst gericht...
O Siddhartha, - Tathagata, - prins en koning! Welke hymne zingen je kleuren? Een zang van trouw en bestendigheid! Over alle eeuwen gaat je glans! Rovers met baarden, afgeslagen armen en te weinig oren verliezen kracht en woorden bij je aanblik!
Nooit zal van je majestueuze waarheid een grein verloren gaan!
Of... Wat is dat? Ze beginnen weer te bewegen, ze schuifelen heen en weer. Is nu hun ontroering al voorbij? Eén kucht en, ja hij grinnikt; anderen giechelen. Dan buigen ze achterover en voorover en stoten een barbaars lachen tevoorschijn, stompen elkaar in de borst, en vallen bulkend op de grond, met hun beentjes in de lucht spartelend van radeloos plezier.
Harry Mulisch (Haarlem, 29 juli 1927)
De Amerikaanse dichter en vertaler Stanley Jasspon Kunitz werd geboren in Worcester, Massachusetts, op 29 juli 1905. Zie ook mijn blog van 29 juli 2007 en ook mijn blog van 29 juli 2008.
After The Last Dynasty
Reading in Li Po
how "the peach blossom follows the water"
I keep thinking of you
because you were so much like
Chairman Mao,
naturally with the sex
transposed
and the figure slighter.
Loving you was a kind
of Chinese guerilla war.
Thanks to your lightfoot genius
no Eighth Route Army
kept its lines more fluid,
traveled with less baggage
so nibbled the advantage.
Even with your small bad heart
you made a dance of departures.
In the cold spring rains
when last you failed me
I had nothing left to spend
but a red crayon language
on the character of the enemy
to break appointments,
to fight us not
with his strength
but with his weakness,
to kill us
not with his health
but with his sickness.
Pet, spitfire, blue-eyed pony,
here is a new note
I want to pin on your door,
though I am ten years late
and you are nowhere:
Tell me,
are you stillmistress of the valley,
what trophies drift downriver,
why did you keep me waiting?
Stanley Kunitz (29 juli 1905 14 mei 2006)
De Koreaans-Amerikaanse schrijver Chang-Rae Lee werd geboren op 29 juli 1965 in Seoel. Zie ook mijn blog van 29 juli 2007 en ook mijn blog van 29 juli 2008.
Uit: Native Speaker
The day my wife left she gave me a list of who I was.
I didn't know what she was handing me. She had been compiling it without my knowledge for the last year or so we were together. Eventually I would understand that she didn't mean the list as exhaustive, something complete, in any way the sum of my character or nature. Lelia was the last person who would attempt anything even vaguely encyclopedic.
But then maybe she herself didn't know what she was doing. She was drawing up idioms in the list, visions of me in the whitest raw light, instant snapshots of the difficult truths native to our time together.
The year before she left she often took trips. Mostly weekends somewhere. I stayed home. I never voiced any displeasure at this. I made sure to know where she was going, who'd likely be there, the particular milieu, whether dancing or sauna might be involved, those kinds of angles. The destinations were harmless, really, like the farming cooperative upstate, where her college roommate made soft cheeses for the city street markets. Or she went to New Hampshire, to see her mother, who'd been more or less depressed and homebound for the last three years. Once or twice she went to Montreal, which worried me a little, because whenever she called to say she was fine I would hear the sound of French in the background, all breezy and gutteral. She would fly westward on longer trips, to El Paso and the like, where we first met ten years ago. Then at last and every day, from our Manhattan apartment, she would take day trips to any part of New York City, which she loved and thought she would never leave.
Chang-Rae Lee (Seoel, 29 juli 1965)
De Duitse schrijver Wolfgang Bittner werd geboren op 29 juli 1941 in Gleiwitz, Oberschlesien (tegenwoordig Gliwice, Polen). Zie ook mijn blog van 29 juli 2007 en ook mijn blog van 29 juli 2008.
Uit: Das andere Leben
Das Land lag in der glühenden, lebenspendenden und kraftverzehrenden Sonne, die weder Erklärung noch Rechtfertigung bedurfte. Olivenhaine, unterbrochen von einzelnen himmelwärts strebenden Zypressen, zogen sich die Hänge hinauf, an denen hier und da Terrassen angelegt waren; weiter hinten trockene, felsige Berge. Die Häuser des Dorfes bestanden aus Bruchsteinmauern und lehmfarbenen Ziegeldächern (
) Ein hübscher, freundlicher Platz", sagte die Frau. Ja", erwiderte er, es tut gut, endlich im Schatten zu sitzen. Mal sehen, welche Gaumenfreuden uns hier erwarten." Er studierte die Speisekarte. Offensichtlich waren sie ein Ehepaar, denn sie gingen sehr vertraut miteinander um. Wie Menschen, die sich seit langem kennen und nichts Neues mehr voneinander erwarten, deswegen aber auch nicht unzufrieden sind (
) Eines dieser schrecklich lauten Motorräder, die von Touristen gemietet werden konnten, bog aus einer Gasse auf den Platz und verstummte erfreulicherweise. Ein noch jüngerer Mann in Bermudashorts mit offenem Hemd, Gesicht, Arme und Beine sonnenverbrannt, kam herangeschlendert
Wolfgang Bittner (Gliwice, 29 juli 1941)
De Duitse schrijver Sten Nadolny werd geboren op 29 juli 1942 in Zehdenick an der Havel. Zie ook mijn blog van 29 juli 2007 en ook mijn blog van 29 juli 2008.
Uit: Er oder Ich
"6. August, früher Nachmittag, auf dem S-Bahnsteig in Halensee. Ein etwas zu langer Blick in meine Augen, zwei junge Leute scheinen mich erkannt zu haben. Ich beachte sie nicht und beginne mit meinen Notizen. (Kein Wort über Wirtschaft und Politik!)Jenseits der Gleise wird in einer Drehtrommel Kies gewaschen. Aus großen Haufen schmutzigen Gerölls wird brauchbarer Schotter, ein verständlicher und produktiver Vorgang, eine Gebetsmühle mit Resultat. Was wäre, wenn dabei Gold anfiele? Lustloses Grübeln über den Goldpreis. Hier mein Filzstift, hier das erste der rasch noch gekauften sechs Schreibhefte, es ist aufgeschlagen und der Länge nach in der Mitte gefalzt, damit es in die Jacken- oder Hemdtasche paßt. Der Filzstift ist ungeeignet. Seine Schrift färbt durch, bei feuchtem Papier sowieso, ich schwitze zu sehr. Ich kann jedes Blatt nur von einer Seite beschriften. Vielleicht sollte ich das Heft ins Außenfach des 'Pilotenkoffers' stecken. Ein unpraktisches Ding aus starr em Kunststoff, ich habe es, fürchte ich, seiner Bezeichnung wegen gekauft. Am 6. August 1996 stellte ein großer, schwerer, vor Anstrengung schwitzender Mann im S-Bahnhof Halensee zwei Koffer auf den Bahnsteig. Er legte seine Rechte ins Kreuz, richtete sich ächzend auf, blinzelte in die Nachmittagssonne und ähnelte dabei, das war ihm nur zu klar, dem Bild des durstigen Dicken in einer Reklame für Dosenbier. Als Wartende ihn starr anlächelten, blickte er unwirsch weg. Jenseits der Gleise leierte eine Art Kieswaschmaschine, der Mann starrte hinüber, das Geräusch schien ihn zu beruhigen. Er wischte mit dem Handrücken Schweiß von der Stirn, zog aus der rechten Innentasche seines Jacketts ein längs zusammengefaltetes blaues Schulheft, dann aus einer anderen Tasche einen Filzstift, und wollte etwas aufschreiben. Das Heft war feucht geworden, er fand erst weiter innen ein trockenes Blatt, auf dem sich Notizen machen ließen. Immer wieder blickte er in beide Richtungen, aus denen ein Zug kom men konnte, schien sich also zwischen Süden und Norden noch nicht entschieden zu haben. Dann befiel ihn erneut Unruhe, er beugte sich zu den Koffern, tastete in den Außentaschen des kleineren, öffnete den größeren, ohne diesen aber flachzulegen, wodurch Krawatten, Gürtel und Hemdsärmel herausdrängten.
Sten Nadolny (Zehdenick an der Havel, 29 juli 1942)
|