De Amerikaanse schrijver Douglas Kennedy werd geboren op 1 januari 1955 in New York. Hij studeerde in Dublin en woont in Londen. Hij werkte onder andere als journalist voor The Sunday Times en Esquire en schreef hoorspelen voor de BBC. Zijn eerdere boeken waren thrillers, een ervan werd in vijftien talen vertaald. Met de The Pursuit of Happiness (2001) sloeg hij een nieuwe weg in. Er volgden o.a. A Special Relationship,State of the Union. The Woman in the Fifth en Leaving The World. In 2007 ontving hij de Franse onderscheiding Chevalier de l'Ordre des Arts et des Lettres. Zijn roman The Dead Heart was de basis voor de film Welcome to Woop Woop uit 1997.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit: State Of The Union
AFTER HE WAS arrested, my father became famous. It was 1966 - and Dad (or John Winthrop Latham, as he was known to everyone except his only child) was the first professor at the University of Vermont to speak out against the war in Vietnam. That spring, he headed a campus-wide protest that resulted in a sit-down demonstration outside the Administration Building. My dad led three hundred students as they peacefully blocked the entrance for thirty-six hours, bringing university executive business to a standstill. The police and National Guard were finally called. The protestors refused to move, and Dad was shown on national television being hauled off to jail. It was big news at the time. Dad had instigated one of the first major exercises in student civil disobedience against the war and the image of this lone, venerable Yankee in a tweed jacket and a button-down Oxford blue shirt, being lifted off the ground by a couple of Vermont state troopers, made it on to newscasts around the country. 'Your dad's so cool!' everybody told me at high school the morning after his arrest. Two years later, when I started my freshman year at the University of Vermont, even mentioning that I was Professor Latham's daughter provoked the same response. 'Your dad's so cool!' And I'd nod and smile tightly, and say, 'Yeah, he's the best.' Don't get me wrong, I adore my father. Always have, always will. But when you're eighteen - as I was in '69 - and you're desperately trying to establish just the smallest sort of identity for yourself, and your dad has turned into the Tom Paine of both your home town and your college, you can easily find yourself dwarfed by his lanky, virtuous shadow. I could have escaped his high moral profile by transferring to another school. Instead, in the middle of my sophomore year, I did the next best thing: I fell in love. Dan Buchan was nothing like my father. Whereas Dad had the heavyduty WASP credentials - Choate,
Princeton, then Harvard for his doctorate - Dan was from a nowhere town in upstate New York called Glens Falls. His father was a maintenance man in the local school system, his late mother had run a little manicure shop in town and Dan was the first member of his family to go to college at all, let alone medical school.
Douglas Kennedy (New York, 1 januari 1955)
De Duitse schrijver en filosoof Rüdiger Safranski werd geboren op 1 januari 1945 in Rottweil. Zie ook mijn blog van 1 januari 2009.
Uit: Romantik
Was man um 1800 die Romantische Schule genannt hat, was sich um die Gebrüder Schlegel versammelte, was sich in deren kurzlebiger, aber heftiger Zeitschrift »Athenäum« selbstbewußt und
bisweilen doktrinär zu Wort meldete, dieser entfesselte Spekulationsgeist des philosophischen Beginns von Fichte und Schelling, was in den frühen Erzählungen von Tieck und Wackenroder bezauberte als Vergangenheitssehnsucht und als neu erwachter Sinn für das Wunderbare, diese Hinneigung zur Nacht und zur poetischen Mystik bei Novalis, dieses Selbstgefühl des Neuanfangs, dieser beschwingte Geist einer jungen Generation, die zugleich gedankenschwer und verspielt auftrat, um den Impuls der Revolution in die Welt des Geistes und der Poesie zu tragen diese ganze Bewegung hat selbstverständlich eine Vorgeschichte, einen Anfang vor dem Anfang.
Die jungen Leute, denen es nicht an Selbstbewußtsein mangelte, wollten einen neuen Anfang setzen, aber sie setzten doch auch fort, womit eine Generation früher der Sturm und Drang begonnen hatte.
Johann Gottfried Herder, der deutsche Rousseau, hatte den Anstoß dazu gegeben. Und deshalb kann man die Geschichte der Romantik mit dem Augenblick beginnen lassen, da Herder 1769 zu einer
Seereise nach Frankreich aufbrach, überstürzt und fluchtartig, überdrüssig der beengenden Lebensverhältnisse in Riga, wo sich der junge Prediger mit den Orthodoxen herumschlagen mußte und in ärgerliche literarische Fehden verwickelt war. Unterwegs kommen ihm Ideen, die nicht nur ihn beflügeln werden.
Herder sticht also in See. Hier beginnt unsere Reise auf den Spuren der Romantik und des Romantischen in der deutschen Kultur. Sie führt nach Berlin, Jena, Dresden, wo die Romantiker ihre Hauptquartiere aufgeschlagen hatten und wo sie das Feuerwerk ihrer Ideen abbrannten. Wo sie träumten, kritisierten und phantasierten.
Die Epoche der Romantik im engeren Sinne endet bei Eichendorff und E.T.A. Hoffmann, romantische Entfesselungskünstler und doch auch anderweitig gebunden. Der eine ein guter Katholik und Regierungsrat, der andere ein liberaler Kammergerichtsrat. Beides Doppelexistenzen, die nicht auf Romantik festgelegt sind. Eine kluge, eine lebbare Form der Romantik.
Rüdiger Safranski (Rottweil, 1 januari 1945)
De Nederlandse schrijfster Carry van Bruggen (eig. Caroline Lea de Haan) werd geboren in Smilde op 1 januari 1881. Zie ook mijn blog van 1 januari 2009.
Uit: Palestina
Nu zal het weldra weer een jaar geleden wezen, dat hij viel, Jacob Israël de Haan, mijn broer. Tot flauwe echo's zijn ze geworden, uit een verleden dat soms al ver lijkt, de vele betuigingen: hoe jammer het was dat hij zoo jong en zoo gewelddadig sterven moest. Het leek ook wel wreed en onnatuurlijk. Maar nu het zoo was.... waar is het onderscheid tusschen veertig en tachtig, tusschen niet meer te zijn en nooit geweest te zijn?
Dan, het gewelddadige van zijn einde. Ik heb dat toch al vrij gauw in harmonie met zijn leven kunnen voelen. Hij paste niet bij de menschen en daarom hebben ze hem uit hun midden, uit hun wereld verwijderd. Om twee dingen was het dat hij niet bij hen paste. Het eerste dat hij veel te veel gaf, het tweede dat hij veel te veel vorderde.
Nooit in mijn leven heb ik iemand gekend, in wien de sense-of-property zoo volkomen ontbrak als in hem. De minste vleug, de flauwste schijn van liefde, vriendschap of maar wederzijdsche ingenomenheid was hem kostbaarder dan het kostbaarst bezit. Tot het scheppen, bevestigen, bestendigen van liefde, vriendschap of maar ingenomenheid zou hij zijn mooiste, zijn beste weggegeven hebben. Wilden we dat een geschenk, een boek, ook wezenlijk van hem zou zijn, dan schreven we erin: Dit mag niet weggegeven worden. Niet om hem te dwingen het te behouden, maar om anderen te dwingen het af te wijzen! Zoo gaf hij zijn geld, zijn tijd, zijn nachtrust, zijn groote, vele talenten -, altijd meer aan menschen dan aan idealen, aan geïdealiseerde menschen, om met hen in die atmosfeer van liefde, vriendschap, toegenegenheid, die hem onontbeerlijk was, te mogen ademen. Tegen elke evidentie in, tegen beter weten in. Wat kunnen de menschen daarvan begrijpen? De menschen en de wereld van Al te goed is buurmans gek, van Les bons comptes font les bons amis, van Handel scheidt vriendschap en Zaken vóór het meisje?. Wij hoorden die dingen al in onze jeugd en ze deden ons beiden pijn, maar hij bleef ze loochenen metterdaad en leefde ertegen in. Hebben niet zijn felste vijanden zijn belangeloosheid luid geprezen? Dat hij werkte voor anderen en zelfs geen kosten vergoed wilde, toen hij nauwelijks leven kon. De volupteit van het geven werd verhoogd door de ontbering. Maar de wereld weet dat niet en zelfs de bevoordeelden, de begiftigden stoot het vaak af. Want het is immers niet normaal. Velen heeft hij vervreemd door te snel en te veel te willen geven.
Carry van Bruggen (1 januari 1881 - 16 november 1932)
De Britse schrijver Joe Kingsley Orton werd geboren in Leicester op 1 januari 1933. Zie ook mijn blog van 1 januari 2009.
Uit: Leonie Orton Barnett on her brother Joe Orton (door Aleks Sierz)
Did you always know that Joe was gay?
Oh no. I dont think he was gay when he left Leicester [in 1951]. Hed only had very mild sexual experiences. There was that guy in the pictures [cinema] who was masturbating and all that. And there were the women that he met through the amateur dramatics. And he was really smitten with them. But women gave him a hard time. They didnt take him seriously. To them, he was just a little boy. He was 16 and 17, but he looked younger. Of course, he was looking for love. He was looking for somebody who was on his wavelength, and he found that in London. I think he really respected Kenneth. And I think that John Lahr makes the point that the idea was always that they would read and they would write together. They would get published. Or rather he, Kenneth, would get published. And he would be famous. And he would always have this pretty boyfriend. This pretty thing, Joe.
Joe was your Mums favourite?
Oh, absolutely. Her first child. And she was much kinder to her boys than she was to her girls. Thats all standard for the time.
In Lahrs book, it sounds like everybody hated Halliwell. Is that true?
No, its not. I just dont know where he got that from. Because Peggy certainly never gave him that idea. Peggy always said about Kenneth, after Joes success, Poor Kenneth, he fell behind. And thats a direct quote. And I suppose that [after Joes success] people didnt want Kenneth. Joe had outgrown that life. That monkish existence that they lived in the early days, in the flat. He clearly left it behind, and then you see Kenneth became, as they say, the fly in the ointment. Dont forget that in the beginning Kenneth was Joes mainstay; Kenneth was the mentor. He said, This is what were going to read; this is how were going to think, you know. He taught him manners, he taught him mannerisms, he taught him all sorts of fundamental stuff that Joe wouldnt have known. Joe wouldnt have known how to socialise with people. But then Joe took to it like a fish to water and satirised it all. He challenged societys fervently held moral values through satire, exploding myth after myth. So Peggys right in many ways. Poor Kenneth did fall behind. And then he was ill. And I think it is significant that Joes last play [What the Butler Saw] was set in a psychiatrists clinic. Poor Kenneth was in an absolute mess. He was taking anti-depressants, Mogadon to make him sleep. Its a bit like Michael Jackson, isnt it? Uppers and downers all over the place.
Joe Orton (1 januari 1933 - 9 augustus 1967)
De Mexicaanse schrijver en medicus Mariano Azuela González werd geboren in Lagos de Moreno op 1 januari 1873. Azuela studeerde chirurgie aan de Universiteit van Guadalajara. Azuela is vooral bekend wegens zijn romans over de Mexicaanse Revolutie, die hij van dictbij meemaakte. Onder Francisco I. Madero was hij regionaal leider (jefe politico) van zijn geboortestreek en na Madero's dood sloot hij zich aan bij de troepen van Pancho Villa, waar hij werkte als dokter. Na diens nederlaag zag hij zich gedwongen naar Texas te vluchten, waar hij Los de abajo (Engels: The Underdogs) schreef, zijn bekendste werk. In 1917 keerde hij terug naar Mexico en ging in Mexico-stad wonen, waar hij tot zijn dood in 1952 als dokter werkzaam bleef.
Uit: The Underdogs (Vertaald door E. Munguia jr.)
That's no animal, I tell you! . . . Listen to Palomo barking! It must be a human being. The woman stared into the darkness of the sierra. "What if they're Federals?," said a man who sat squatting and eating, a coarse earthenware plate in his right hand, three folded tortillas in the other. The woman made no answer; all her senses were directed outside the hut. The beat of horses' hoofs rang in the quarry nearby. Palomo barked again, louder and more angrily. "Well, Demetrio, I think you had better hide, all the same." Stolidly, the man finished eating; he reached for a water jug and gulped down the water in it. Then he stood up. "Your rifle is under the mat," she whispered. A tallow candle illumined the small room. In one corner stood a plow, a yoke, a goad, and other agricultural implements. An old adobe mold hung by ropes from the roof and served as a bed; on it a child slept, covered with rags. Demetrio buckled his cartridge belt about his waist and picked up his rifle. Tall and well built, with a sanguine, beardless face, he wore shirt and trousers of white cloth, a broad-brimmed straw hat, and leather sandals. With slow, measured step, he left the room, vanishing into the impenetrable darkness of the night. Palomo, excited to the point of fury, had jumped over the corral fence. Suddenly a shot rang out. The dog moaned, then barked no more. Men on horseback rode up, shouting and swearing. Two of them dismounted, while the other hung back to watch the horses. "Hey, there, woman, we want food! Eggs, milk, beans, anything you've got! We're starving!"
"Damned sierra! It would take the Devil himself not to lose his way!" "Sergeant, even the Devil would go astray if he were as drunk as you are." One of them wore chevrons on his shoulders, the other red stripes on his sleeves. "Whose place is this, old woman? . . . What the . . . Isn't anybody home?" "What about that light and that child there? Look here, woman, we want to eat, and damn quick, too! Are you coming out, or are we going to make you?"
Mariano Azuela (1 januari 1873 - 1 maart 1952)
|