Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
01-01-2013
Chantal van Gastel
De Nederlandse schrijfster Chantal van Gastel werd geboren op 1
januari 1980 in Breda. Zij koos na het behalen van haar vwo-diploma in
1998 voor een studie rechten aan de Universiteit van Tilburg.Ze behaalde haar
propedeuse, maar het schrijven bleef haar passie en al snel bleek dat haar
ambitie niet lag in het nastreven van een juridische carrière. Na het
tweede studiejaar brak ze haar studie af. Ze ging werken in een boekhandel om
zo alvast het gevoel te hebben in het vak te zitten. Door middel van
zelfstudie ontwikkelde ze haar schrijfstijl. Ze volgde een cursus creatief
schrijven en verdiepte zich in alles wat bij het schrijven en het uitgeven van
een boek kwam kijken. Het wierp vruchten af: ze won een
schrijfwedstrijd van het weekblad Yes en publiceerde daarna enkele korte
verhalen in dit tijdschrift. In 2008 verscheen haar debuutroman Zwaar
verliefd! bij The House of Books. Een jaar later werd deze succesvolle
chicklit van Nederlandse bodem opgevolgd door Zwaar beproefd! Daarna
verschenen de losstaande boeken Geknipt voor jou (2010) en Zoek het
maar uit (2011).
Uit: Zoek het maar uit
En zo komt er alweer een eind aan een
enerverende werkdag bij Boek en zo, verkondigt mijn collega Milou vanaf de
andere kant van de winkel. We doen wat we altijd vlak voor sluitingstijd doen:
we beginnen elk in een andere hoek met het recht leggen van de stapels boeken,
tot we elkaar in het midden tegenkomen in een opgeruimd ogende winkel.
Ik moet even lachen
om haar sarcastische opmerking. Er is niet bepaald sprake van topdrukte de
laatste tijd. We kunnen het beter omdopen tot Boek en zooi, antwoord ik als
ik voorbij de hoek loop waar onze ramsj uitgestald ligt. Een hoek die steeds
groter wordt ten opzichte van de rest van het assortiment. Wat moet ik nu met
duizend puzzelwoordenboeken uit het jaar nul? Of met een zestiendelige serie
over tuinieren met een vormgeving die in de jaren zeventig vast enorm vooruit-
strevend was? 101 Tuiniertips voor uw balkon, 101
Tuiniertips voor uw moestuin, 101 Bomen en struiken.
Verwachten ze op
het hoofdkantoor nu echt dat wij deze rommel verkocht krijgen? Ik sla mijn
hand geschrokken voor mijn mond als er op de valreep een klant binnenstapt. Een
oudere vrouw die vaak rond sluitingstijd voor iets onbenulligs komt. Zoals nu
voor ons assortiment wenskaarten van een euro
per stuk en zes
voor vijf euro. Maar de klant is koning, dus begroet ik haar beleefd als ik terug
naar de toonbank loop om alvast het kleingeld in het telrekje te leggen. Milou
haalt de molens met dvds en cds naar binnen.
De Syrische schrijver Adonis
(pseudoniem van Ali Ahmad Sa'id) werd geboren op 1 januari 1930 in Qassabin
in het noorden van Syrië. Hij bezocht een Franstalige middelbare school in Tartu
en studeerde in 1954 af aan de Universiteit van Damascus. In 1955 werd hij voor
een half jaar gevangen gezet vanwege zijn lidmaatschap van de Syrische Sociale
Nationalistische Partij (SSNP). Daarna vestigde
hij zich met zijn vrouw in Libanon, waar hij samen met Yusuf al-Khal en andere beroemde
schrijvers het avant-garde literaire tijdschrift Schi'r ("Poëzie") in
1957 uitgaf. In 1960 verwierf hij het Libanese staatsburgerschap. In 1973 studeerde
hij af aan de Universite Saint-Joseph in Beiroet. In de volgende jaren doceerde
hij, ondanks de beginnende Libanese burgeroorlog, zowel aan de Universite Saint-Joseph,
alsmede aan de Staatsuniversiteit (Université Libanaise) in Beiroet. Sinds 1985
is hij in ballingschap en woont hij in Parijs. In het academisch jaar was 1998/1999 en 2001/2002
Adonis een Fellow aan het Institute for Advanced Study in Berlijn. Gedurende
deze periode werkte hij aan de gedichtencyclus "Al Kitab" (het boek).
Adonis is waarschijnlijk de meest belangrijke Arabische dichter van onze tijd. Door
toevlucht te nemen tot klassieke Arabisch dichters, die vaak geen taboes kenden
en kritisch waren ten opzichte van religie, probeert hij deze openheid te laten
herleven. Behalve door zijn gedichten, wekte hij ook door zijn kritische essays
herhaaldelijk opzien in de Arabische wereld.
New
Testament
He
doesnt speak this language.
He doesnt know the voices of the wastes
a soothsayer in stony sleep,
he is burdened with distant languages.
Here he
comes from under the ruins
in the climate of new words,
offering
his poems to grieving winds
unpolished but bewitching like brass.
He is a
language glistening between the masts,
the knight of strange words.
In the City of the Partisans
I.
Open your arms
O city of Partisans.
Welcome him with thorns
or with stones.
Bind his arms above his head,
stretch them into an archway to the grave,
tattoo upon his head
graven images, brand him with glowing coals
and let the flames consume Mihyar.
II.
More than an olive tree, more
than a river, more than
a breeze
bounding and rebounding,
more than an island,
more than a forest,
a cloud
that skims across his leisurely path:
all and more
in their solitude
are reading his book.
Uit: Aminas Briefe (Vertaald door Günther Frauenlob)
Ich stehe auf dem Bett und sehe nach unten auf die Briefe. Habe sie auf dem Boden ausgebreitet, jeweils mit einer Handbreit Platz dazwischen. 53 Briefe, ein paar Postkarten. Ich habe mir das genau so vorgestellt. Wollte mir einen Überblick verschaffen. Das Schlafzimmer meines Bruders ist so durchgestylt wie die ganze Wohnung. Hellgraue Wände, ein großer Eichenschrank mit Türen aus sandgestrahltem Glas und ein derartig straffbezogenes Bett, wie man es sonst nur in Hotels findet. Ich sehe nach unten auf die Briefe, die Briefe aus drei Jahren, Aminas Briefe. Sie hat nicht jede Woche geschrieben. Manchmal schon, aber meistens vergingen 14 Tage oder ein ganzer Monat, je nachdem, wie viel sie mit dem Studium oder sonst zu tun hatte. Wenn es lange dauerte, schrieb sie mir immer, warum. Ich habe ihr auch geschrieben, aber nicht so oft. Es gab aus der Klinik nicht so viel zu erzählen, außerdem war es nicht leicht, Ruhe zum Schreiben zu finden. Häufig schaffte ich es nicht, einen Brief zu beantworten, bevor der nächste kam. Und sie kamen, darauf konnte ich mich verlassen. Blieb mal eine Woche einer aus, kam er in der folgenden Woche oder spätestens die Woche drauf, aber sie kamen, immer. Es ist jetzt über ein halbes Jahr her, dass ich den letzten Brief von Amina erhalten habe. Seither habe ich ihre Briefe wieder und wieder gelesen, habe darauf geachtet, ob sich ihre Handschrift verändert hat, ob ihre Worte neue Sätze bilden, wenn man sie von oben nach unten oder von unten nach oben liest. Nach Andeutungen gesucht, nach Bemerkungen. Aber ich habe nichts gefunden. Keine Erklärung, warum sie aufgehört hat zu schreiben.
Auf der Station hatte ich gehofft, etwas erkennen zu können, wenn ich mir in aller Ruhe einen vollständigen Überblick verschaffte. Ohne Stress und die ständige Angst, dass plötzlich ein Pfleger in der Tür auftauchte.
Het oninteressante is concreet als een hond. Vorstelijk als een rog, uniek als een kikker, Het oninteressante is sentimenteel als een vlo, Ruimhartig als een baviaan, zacht als een raaf.
Laten we de dierenwereld verder vergeten...
Het oninteressante is aandoenlijk als een tas, Abstract als een koekje, schoon als een bril. Het oninteressante is nieuwsgierig als een kapstok, Vrij als een zeem, schitterend als een tafel.
Laten we de wereld van de dingen vergeten, en snel...
Het oninteressante is magazijnchef, Loodgieter, demagoog, landmeter, Psychiater, laborant, vuilnisman, Hofnar, touwslager, empirist.
laten we ook de wereld van de functies onmiddellijk vergeten!
Leve de camouflage!
Plattegrond
Ik liet mijn stad zien Aan drie duidelijke mannen. De eerste zei: je stad lijkt op een arend. De tweede zei: je stad lijkt op een dingo. De derde zei: je stad lijkt op een slang.
De poorten gingen dicht En de lichten werden zwart Door het zwijgen van de muren.
Ik liet mijn stad zien Aan drie duidelijke mannen. De eerste zei: je stad lijkt op een bizon of op een tijger. De tweede zei: je stad lijkt op een snoek of op een eland. De derde zei: je stad lijkt op een havik of op een giraf.
Er kwam beweging in het water, Er verscheen enige wildernis op de stoep Maar de mannen ontkenden geluk.
Blumenblüten Ob zu Sträußen gebunden im Angebot mit Bindegrün Ob in Gewächshäusern großgezogen mit Guano-Dung Ob in Vasen, Beeten, Rabatten oder Töpfen Ob auf Waldboden, Feldern, am Wegrand oder Flussufer
Blumenblüten, man hat euch verarscht Blumenblüten, man hat euch verraten und verkauft!
Man druckt euch auf geschmacklose Tapeten und kleistert euch zu Man besprüht euch mit Goldlack, wenn ihr nicht hübsch genug seid Man häkelt euch als Topflappen und lässt euch dann anbrennen Man druckt euch auf Klopapier und wischt damit die Popos ab
Blumenblüten, man hat euch verarscht Blumenblüten, man hat euch verraten und verkauft!
Man bildet euch aus Plastik nach und schießt dann auf Jahrmärkten drauf Mit euch schmückt man Rednerpulte von Militärdiktatoren Man nennt euch Stiefmutter, Knotenfuß oder Sumpfdotterblume Männer schenken euch als Strauß, wenn sie untreu waren
Blumenblüten, man hat euch verarscht Blumenblüten, man hat euch verraten und verkauft!
Man rupft euch die Blätter aus, um abzuzählen, ob man geliebt wird Man missbraucht euch in der Werbung, zum Beispiel für Pril Man verspeist schon eure Knospen als Artischocken oder Kapern Manche rauchen euch in Pfeifen und werden high davon
Blumenblüten, man hat euch verarscht Blumenblüten, man hat euch verraten und verkauft!
Euer Duft hängt in Form von Wunderbäumen an Rückspiegeln Man packt euch mit Grünzeug in Zellophan ein Man verarbeitet euch zu Trockenblumen und Potpourri Man hat falsche Scheine nach eurem Namen benannt
Blumenblüten, man hat euch verarscht Blumenblüten, man hat euch verraten und verkauft!
De Tijd kan de Eeuwigheid niet overwinnen. Maar kan de Eeuwigheid één Ogenblik overslaan? Laat dan gerust uw Ziel en uwe Zinnen Op de stroom van de Vreugde vergaan.
Wijsheid
Ach: wat men niet leert uit de wijn, Dat leert men ook niet uit het Boek. Een leven met minst mooglijk pijn, Een stille Dood is wat ik zoek.
II Ach, wat is waarheid? Wat is zeker? Dit is de waarheid, die ik vond: Men schenkt de wijn uit een kruik in een beker En uit de beker in de dronken mond.
III Wie in de druiven meer proeft dan het zoete, Wie in zijne wijn meer proeft dan de wijn, Hij zal iedere vreugd met wroeging boeten, En iedere vriendschap met pijn.
Een vogel
Een vogel floot en deze stoorde Stilte met zijn ongehoorde Tintelende fluit. Die vogel floot voor zich alleen Uit hart en keel ten hemel heen Zijn hoog geluid.
Een vogel kent geen roem of loon, IJdelheid niet. Dus fluit hij schoon Uit eigen lust. Als vogels zó fluit ik, een dichter, Maak het duister leven lichter, Rusteloos hart gerust.
Jacob Israël de Haan (31 december 1881 - 30 juni 1924)
De Surinaamse dichter, percussionist, beeldend kunstenaar, Surinamist, toneelschrijver, regisseur, acteur en maatschappelijk werker Noeki André Mosis (Kingbotho) werd geboren in het District Marowijne op 31 december 1954. Zie ook alle tags voor Kingbotho op dit blog.
Mijn drum en ik
Ik, die ouder ben dan mijn drum Die er al vóór de dood bestond Ik, die mijn drum ergens ontmoette Waar er haast geen blijdschap was
Ik kwam daar aan in de hitte van het vuur Dat de vonken als vuurwerk uiteen deed spatten Ik keek naar mijn drum Ik voelde binnen in mij het vuur branden
Ik voelde de spanning Ik werd boos en wierp mij ter aarde Ik stond op, ik sprong op, en liep er vandaan Ik danste alsof ik me waste en mijn lichaam droogde
Ik bespeelde mijn drum mi asantikotoko-tin-tin-tenenbua mi osiosi-koobua-besuankama-watradyande mi opinti-busumaosolo-gintani
mi odupobi gintani mi opintiman fu kumasi
The questionmark of the world
The mouth is mine the message is yours it came from our grandparents the ancestor of our country
Im the question of the Caribbean you are the question in America we are the question in the world
If youre named Kodyo Amimba John Jose Mohammed Jean
Your roots are deep your offspring is everywhere
The question will stay in the world Negro, What are you?
My name is John Tyree. I was born in 1977, and I grew up in Wilmington, North Carolina, a city that proudly boasts the largest port in the state as well as a long and vibrant history but now strikes me more as a city that came about by accident. Sure, the weather was great and the beaches perfect, but it wasn't ready for the wave of Yankee retirees up north who wanted someplace cheap to spend their golden years. The city is located on a relatively thin spit of land bounded by the Cape Fear River on one side and the ocean on the other. Highway 17 -- which leads to Myrtle Beach and Charleston -- bisects the town and serves as its major road. When I was a kid, my dad and I could drive from the historic district near the Cape Fear River to Wrightsville Beach in ten minutes, but so many stoplights and shopping centers have been added that it can now take an hour, especially on the weekends, when the tourists come flooding in. Wrightsville Beach, located on an island just off the coast, is on the northern end of Wilmington and far and away one of the most popular beaches in the state. The homes along the dunes are ridiculously expensive, and most of them are rented out all summer long. The Outer Banks may have more romantic appeal because of their isolation and wild horses and that flight that Orville and Wilbur were famous for, but let me tell you, most people who go to the beach on vacation feel most at home when they can find a McDonald's or Burger King nearby, in case the little ones aren't too fond of the local fare, and want more than a couple of choices when it comes to evening activities.
THE BROKEN moon lay in the autumn sky, And I lay at thy feet; You bent above me; in the silence I Could hear my wild heart beat.
I spoke; my soul was full of trembling fears At what my words would bring: You raisd your face, your eyes were full of tears, As the sweet eyes of Spring.
You kissd me then, I worshippd at thy feet Upon the shadowy sod. Oh, fool, I lovd thee! lovd thee, lovely cheat! Better than Fame or God.
My soul leapd up beneath thy timid kiss; What then to me were groans, Or pain, or death? Earth was a round of bliss, I seemd to walk on thrones.
And you were with me mong the rushing wheels, Mid Trades tumultuous jars; And where to awe-struck wilds the Night reveals Her hollow gulfs of stars.
Before your window, as before a shrine, I ve knelt mong dew-soakd flowers, While distant music-bells, with voices fine, Measurd the midnight hours.
There came a fearful moment: I was pale, You wept, and never spoke, But clung around me as the woodbine frail Clings, pleading, round an oak.
Upon my wrong I steadied up my soul, And flung thee from myself; I spurnd thy love as t were a rich mans dole, It was my only wealth.
I spurnd thee! I, who lovd thee, could have died, That hopd to call thee wife, And bear thee, gently-smiling at my side, Through all the shocks of life!
Too late, thy fatal beauty and thy tears, Thy vows, thy passionate breath; I ll meet thee not in Life, nor in the spheres Made visible by Death.
Alexander Smith (31 december 1830 - 5 januari 1867)
Uit: The Feather Pillow (Vertaald door A.Z. Foreman)
Suddenly Jordan, with deep tenderness, ran his hand very slowly over her head, and Alicia instantly burst into sobs, throwing her arms around his neck. For a long time she cried out all the fears she had kept silent, redoubling her weeping at Jordan's slightest caress. Then her sobs subsided, and she stood a long while, her face hidden in the hollow of his neck, not moving or speaking a word.
This was the last day Alicia was well enough to be up. On the following day she awakened feeling faint. Jordan's doctor examined her with minute attention, prescribing calm and absolute rest.
'I don't know,' he said to Jordan at the street door. 'She has a great weakness that I am unable to explain. And with no vomiting, nothing...if she wakes tomorrow as she did today, call me at once.
When she awakened the following day, Alicia was worse. There was a consultation. It was agreed there was an anaemia of incredible progression, completely inexplicable. Alicia had no more fainting spells, but she was visibly moving toward death. The lights were lighted all day long in her bedroom, and there was complete silence. Hours went by without the slightest sound.
Alicia dozed. Jordan virtually lived in the drawing room, which was also always lighted. With tireless persistence he paced ceaselessly from one end of the room to the other. The carpet swallowed his steps. At times he entered the bedroom and continued his silent pacing back and forth alongside the bed, stopping for an instant at each end to regard his wife.
Suddenly Alicia began to have hallucinations, vague images, at first seeming to float in the air, then descending to floor level. Her eyes excessively wide, she stared continuously at the carpet on either side of the head of her bed. One night she suddenly focused on one spot. Then she opened her mouth to scream, and pearls of sweat suddenly beaded her nose and lips.
Horacio Quiroga (31 december 1878 19 februari 1939)
De Nederlandse dichteres en schrijfsterAnne Vegter werd geboren in Delfzijl op 31 december 1958.
Nadat ze een jaar in een psychiatrische inrichting had gewerkt en na uitstapjes naar kunstgeschiedenis en pedagogiek, ging ze naar de drama-opleiding van de toenmalige Akademie voor Expressie door woord en gebaar in Utrecht.
Schrijven en illustreren werden voor haar echter steeds belangrijker. Via het kindertijdschrift St. Kitts van de Bovenwindse kwam ze in contact met Geerten Ten Bosch. Dat resulteerde in het kinderboek De dame en de neushoorn, waarbij Anne Vegter de tekst schreef en Geerten Ten Bosch illustreerde. Voor dit boek kregen ze in 1990 de Woutertje Pieterse Prijs.
In 1991 werd Vegters eerste gedichtenbundel Het veerde gepubliceerd. In hetzelfde jaar werd ze genomineerd voor de AKO-Literatuurprijs voor het kinderboek Verse Bekken! Vanaf die tijd was haar naam gevestigd. Ze maakte deel uit van jurys, werd docente aan de Schrijversvakschool in Amsterdam, kreeg een zaterdagse rubriek in De Volkskrant en leverde een wekelijkse bijdrage aan het VPRO-radioprogramma De Avonden. In 1994 debuteerde Vegter als prozaschrijfster met de verhalenbundel Ongekuiste versies en twee jaar later schreef ze haar eerste toneelstuk Het recht op fatsoen.
In 2004 ontving Anne Vegter de Anna Blaman Prijs voor haar hele oeuvre. In januari 2012 won Anne Vegter de Awater Poëzieprijs 2011 voor haar bundel Eiland berg gletsjer.
Negen
moest ik worden, negen werden ik en mijn vriendjes later, allemaal vroeger, maar ik zei neger, een woord
dat wel kon, ik word negerrrrrr. Mijn broer fluisterde in me dat ik groot werd en dat onder de haren van grote
kunstenaars kleine oren zitten en dat oren groeien als je ouder wordt maar die van kunstenaars blijven klein
en daarom sterven ze jong, een gotspe. Vind je niet? Wat? Laat maar. Mijn broer had ogen zonder kleur, heel authentiek
hoorde ik en dat kon wat worden. Ik vergat wat. Elf alweer twaalf, veertien en ik bruinde, ik zonde
en er brak een tijd aan. Mijn broer kwam niet meer thuis. In de zekerheid van een aantal onopgeloste vraagstukken
leidde ik een blank leven in een stad van grote mensen, in de zekerheid van een aantal onopgeloste vraagstukken.
Uit eten
Je kunt het beste maar met plezier doen wat je anders ook met plezier zou doen. Als er geen maaltijd tussen zou zitten!
Er is vroeger nooit gesproken over de maaltijd als een zaak. Een netelige zaak? Maar sinds de kinderen!
Die eten ook werkelijk niets van wat wij vinden dat zij te eten hebben. En al die oude koek, daar lachen zij om. Courgettes, jij durft! Of aubergines, het moet niet gestoorder worden.
'Zoon snijdt gezicht uit raapje' (Er stak een tong door, zijn tong en tot zover was de maaltijd overzichtelijk bedorven.) Maar zie de schaapjes eens in bed te krijgen zonder volle maag, die mekkeren.
De ene heeft zijn guldens dreigend belegd in 'De Berehap', daar frituurt men maagvulling. Ik vind het goed, wat ben ik er voor eentje? Doe mij ook maar met.
Hij herinnerde zich een filmpje waarin een praatgrage natuurkundige het voor elkaar kreeg om gezworen alfas als hij en zijn broer het gevoel te geven dat ze iets van de kwantummechanica begrepen. (Richard Feynman, zei Sigerius later, die hadden we toen net begraven.) De man zelf wreef over zijn stoppelige kaken en vertelde over computers, over het heelal, over Maurits Escher alsof het vergooide tijd was ooit nog ergens anders over te praten. Hij bleek gejudood te hebben tegen Geesink en Ruska, maar was vooral Zomergast omdat hij een Fields-medal had gekregen, een onderscheiding die Van Ingen de Nobelprijs voor de wiskunde noemde. Sindsdien was Sigerius uitgegroeid tot een nationale troetelwetenschapper. Geregeld schoof hun rector na een werkdag op de campus aan in een nieuwsrubriek of bij Barend & Van Dorp, programmas waarin hij wetenschappelijk commentaar gaf op de actualiteit, sprankelend intelligent en tegelijk merkwaardig volks, er zat nooit een woord Chinees bij. Als fotograaf van de Weekly had Aaron er met zijn neus bovenop gestaan toen Sigerius de bestuursvleugel innam, en wat zijn camera zag, zag iedereen: dit was de man die Tubantia nodig had. Gewoon door te zijn wie hij was verloste Sigerius hun ondergeschoven, zachtjes ingedutte Calimerouniversiteit van haar Twentse schroom. Al tijdens zijn inaugurele rede beloofde hij van Tubantia de sterkste onderzoeksuniversiteit van Nederland te maken, een zinsnede die het nos-journaal s avonds uitzond. Hij was een media-magneet: zodra het woord universiteit ergens viel verschenen die bloemkooloren in beeld, en verkondigde hún rector namens hún universiteit zijn mening over de concurrentiepositie van Nederlandse onderzoeksscholen, over meisjes en techniek, over de toekomst van internet, het donderde niet waarover. Net zo makkelijk zoog Sigerius internationale topgeleerden aan. Misschien was het jammer dat die Fieldsmedaille geen échte Nobelprijs was, natuurlijk was dat jammer, toch betoverde zijn aura van wiskundige genialiteit investeerders in pure wetenschap, ongecijferde kamerleden met kennisportefeuilles, telefoniegiganten en chipsbakkers die hun laboratoria rond de campus vestigden. En misschien zelfs scholieren, ook zij kenden Sigerius stoppelige kop van televisie; vergeet het gouden grut niet, ieder jaar opnieuw moesten de ettertjes naar de Twentse negorij gelokt worden, hoe bezweer je die kinderen, hoe behéks je ze?
Peter Buwalda (Blerick, 30 december 1971)
De Amerikaanse schrijver, dichter en componistPaul Bowles werd geboren in New York op 30 december 1910. Zie ook alle tags voor Paul Bowles op dit blog.
Uit:The Sheltering Sky
Tunner himself was an essentially simple individual irresistibly attracted by whatever remained just beyond his intellectual grasp. Contenting himself with not quite being able to seize an idea was a habit he had acquired in adolescence, and it operated in him now with still greater force. If he could get on all sides of a thought, he concluded that it was an inferior one; there had to be an inaccessible part of it for his interest to be aroused. His attention, however, did not spur him to additional thought. On the contrary, it merely provided him with an emotional satisfaction vis-à-vis the idea, making it possible for him to relax and admire it at a distance.
( )
[Port] felt a sudden shudder of self pity that was almost pleasurable, it was such a complete expression of his mood. It was a physical shudder; he was alone, abandoned, lost, hopeless, cold. Cold especially a deep interior cold nothing could change. Although it was the basis of his unhappiness, this glacial deadness, he would cling to it always, because it was also the core of his being; he had built the being around it.
Es war Weihnachten 1812, Heiliger Abend. Einzelne Schneeflocken fielen und legten sich auf die weiße Decke, die schon seit Tagen in den Straßen der Hauptstadt lag. Die Laternen, die an langausgespannten Ketten hingen, gaben nur spärliches Licht; in den Häusern aber wurde es von Minute zu Minute heller, und der »Heilige Christ«, der hier und dort schon einzuziehen begann, warf seinen Glanz auch in das draußen liegende Dunkel.
So war es auch in der Klosterstraße. Die »Singuhr« der Parochialkirche setzte eben ein, um die ersten Takte ihres Liedes zu spielen, als ein Schlitten aus dem Gasthof »Zum grünen Baum« herausfuhr und gleich darauf schräg gegenüber vor einem zweistöckigen Hause hielt, dessen hohes Dach noch eine Mansardenwohnung trug. Der Kutscher des Schlittens, in einem abgetragenen, aber mit drei Kragen ausstaffierten Mantel, beugte sich vor und sah nach den obersten Fenstern hinauf; als er jedoch wahrnahm, daß alles ruhig blieb, stieg er von seinem Sitz, strängte die Pferde ab und schritt auf das Haus zu, um durch die halb offenstehende Tür in dem dunklen Flur desselben zu verschwinden. Wer ihm dahin gefolgt wäre, hätte notwendig das stufenweise Stapfen und Stoßen hören müssen, mit dem er sich, vorsichtig und ungeschickt, die drei Treppen hinauffühlte.
Der Schlitten, eine einfache Schleife, auf der ein mit einem sogenannten »Plan« überspannter Korbwagen befestigt war, stand all die Zeit über ruhig auf dem Fahrdamm, hart an der Öffnung einer hier aufgeschütteten Schneemauer. Der Korbwagen selbst, mutmaßlich um mehr Wärme und Bequemlichkeit zu geben, war nach hinten zu, bis an die Plandecke hinauf, mit Stroh gefüllt; vorn lag ein Häckselsack, gerade breit genug, um zwei Personen Platz zu gönnen. Alles so primitiv wie möglich. Auch die Pferde waren unscheinbar genug, kleine Ponys, die gerade jetzt in ihrem winterlich rauhen Haar ungeputzt und dadurch ziemlich vernachlässigt aussahen. Aber wie immer auch, die russischen Sielen, dazu das Schellengeläut, das auf roteingefaßten, breiten Ledergurten über den Rücken der Pferde hing, ließen keinen Zweifel darüber, daß das Fuhrwerk aus einem guten Hause sei.
Theodor Fontane (30 december 1819 - 20 september 1898)
K.D. vorm Fernseher.Fernsehgeräusche.Die Arbeitslosenzahlen.Bierdosen.
Janine kommt mit Einkäufen, will in die Küche, überlegt es sich anders und setzt sich neben
K-D auf 's Sofa.
Janine:
Und?Wie war's?
K-D:stiert auf den Bildschirm
Wie war was?
Janine:
Auf 'in Amt.Franzi hat gesagt, die haben dreißig neue ABM's bewilligt?
K-D:
antwortet nicht.
Janine:knufft ihn
Ich hab dich was gefragt.
K-D:empört
Die zeigen da ne Scheiße in der Glotze-
Janine:
K-D!
K-D:
Du glaubst es echt nicht, was da für ne Scheisse geboten wird-
Janine:begreift
Du warst gar nicht da.
K-D:
Da sollte man sich echt mal beschweren-
Janine:wird wütend
Ich GLAUBS NICHT!Du warst 'überhaupt nicht da!
K-D:
Die servieren da eine Scheiße in der Glotze-
Janine:Nimmt die Fernbedienung und schaltet den Fernsehen aus
Was die da in der Glotze servieren ist ein Witz dagegen, was für 'ne Scheiße ichzu Hause serviert kriege.Warum bist du nicht dagewesen?
Peter Lund (Flensburg, 30 december 1965)
De Amerikaanse dichter, schrijver en criticus Joshua Clover werd geboren op 30 december 1962 in Berkeley, California. Zie ook alle tags voor Joshua Clover op dit blog.
An Archive of Confessions, A Genealogy of Confessions
Now the summer air exerts its syrupy drag on the half-dark
City under the strict surveillance of quotation marks.
The citizens with their cockades and free will drift off
From the magnet of work to the terrible magnet of love.
In the far suburbs crenellated of Cartesian yards and gin
The tribe of mothers calls the tribe of children in
Across the bluing evening. Its the hour things get
To be excellently pointless, like describing the alphabet.
Yikes. Its fine to be here with you watching the great events
Without taking part, clinking our ice as they advance
Yet remain distant. Like the baker always about to understand
Idly sweeping up that he is the recurrence of Napoleon
In a bakers life, always interrupted by the familiar notes
Of a childish song, no more sleepy dreaming, we float
Casually on the surface of the day, staring at the bottom,
Jotting in our daybooks, how beautiful, the armies of autumn.
Douglas Coupland, Willy Spillebeen, Norbert Hummelt, Rudyard Kipling, Georg von der Vring
De Canadese schrijver Douglas Coupland werd geboren op 30 december 1961 in een militaire kazerne in Rheinmünster-Söllingen in Duitsland. Zie ook alle tags voor Douglas Coupland op dit blog.
Uit: Generation A
How can we be alive and not wonder about the stories we use to knit together this place we call the world? Without stories, our universe is merely rocks and clouds and lava and blackness. It's a village scraped raw by warm waters leaving not a trace of what existed before.
Imagine a tropical sky, ten miles high and a thousand years off on the horizon. Imagine air that feels like honey on your forehead; imagine air that comes out of your lungs cooler than when it entered.
Imagine hearing a dry hiss outside your office building's window. Imagine walking to the window's louvered shutters and looking out and seeing the entire contents of the world you know flow past you in a surprisingly soothing, quiet sluice of gray mud: palm fronds, donkeys, the local Fanta bottler's Jeep, unlocked bicycles, dead dogs, beer crates, shrimper's skiffs, barbed wire fences, garbage, ginger flowers, oil sheds, Mercedes tour buses, chicken delivery vans.
...corpses
...plywood sheets
...dolphins
...a moped
...a tennis net
...laundry baskets
...a baby
...baseball caps
...more dead dogs
...corrugated zinc
Imagine a space alien is standing with you there in the room as you read these words. What do you say to him? Her? It? What was once alive is now dead. Would aliens even know the difference between life and death?
Douglas Coupland (Rheinmünster-Söllingen, 30 december 1961)
De Vlaamse dichter en schrijver Willy Spillebeen werd geboren in Westrozebeke op 30 december 1932. Hij viert vandaag zijn 80e verjaardag. Zie ook alle tags voor Willy Spillebeen op dit blog.
Vlieger
Ik spit in mijn tuin van heden en het handvat van mijn spade wordt plots de houten klos - het vliegertouw schiet los en de vlieger op een windvlaag springt als een vis in de hemel.
We liepen die middag over de stoppels van de keiheuvel bij het kastanjebos. Het was de laatste augustusmaand van mijn kinderjaren en ons spel duurde niet langer dan een uur. Maar dat ene uur bleef leven en zoveel latere jaren zijn dood.
Plots brak een onweer los. De wereld leek te vergaan. De vlieger werd doorweekt. Hij is nooit meer omhooggegaan.
mein kind war krank. nur eine nacht lag es bei hohem fieber. jetzt sieht es veilchen wo noch keine sind. die frühjahrsstürme sind noch nicht vorüber u. an den tonnen reißt im hof der wind.
seltsame dinge sind in seinem wehen .. ich soll mich nach den veilchen bücken, befiehlt mein kind. es weiß noch nichts von meinem rücken u. daß wir eingeschlossen sind. wir hören radio
u. spielen karten. die elster auf dem dach. mein kind gewinnt. jetzt soll ich still sein, denn mein kind singt lieder. ich soll ein anderer sein u. wär es gern. mir selber will an diesem tag nichts
glücken. dann sehen wir für eine stunde fern .. u. früher stand ich selbst einmal im garten. da war ein goldregen, es war im mai. auf einem foto schaue ich beklommen .. dann sehen wir nach mond u.
abendstern. wir sitzen unterm hollerbusch u. warten. u. kommen erst die mauersegler u. jagen sich bis untern first u. ist mir dann was mich bedrückt genommen, dann winke ich, dann winke ich.
Die Zeit, die mich betrog, Die wolkengleich entflog Übers Gebirg von dannen zog. Die Stunde jahrefern, Im West versunkner Stern, Auf ihrem Grunde ruht ich gern. Die Seele, welche fragt, Von Herz zu Herz sich wagt, Hat solcher Ruhe abgesagt. Die Seele und das Wort, Sie haben keinen Ort, Sie tönen ohn Besinnen fort.
Kleiner Faden Blau
Kleiner Faden Blau, Aus der Pfeife steigend, Freut mich, wenn ich schweigend Sitz und Zeilen bau.
Beides nicht von Übel Und zugleich nichts wert. Wer hat mich's gelehrt? Und aus welcher Fibel?
Und wo will's hinaus? Eh ich das begreife, Klopf ich mancher Pfeife Noch die Asche aus.
Georg von der Vring (30 december 1889 1 maart 1968)
Martin was veranderd. Dat viel me meteen op toen hij in de deuropening verscheen en opgewonden verkondigde dat het oorlog was. Het was woensdagochtend 5 augustus 1914. Ik zat te lezen in Paradise Lost. Zijn komst verraste me meer dan zijn woorden. Ik wist niet wat te zeggen.
Dat is verdomd goed nieuws, niet? vroeg hij, verbaasd dat ik zijn enthousiasme niet spontaan deelde, en als om me te overtuigen voegde hij eraan toe: We zullen die Duitsers eens n lesje leren!
Zijn stem was zwaarder geworden en hij praatte nog platter dan voorheen. Ook had hij meer kleur in zijn gezicht en op zijn hoofd stond een andere pet dan ik me herinnerde. Het muisgrijze, mouwloze vestje droeg hij nog wel, maar het zat een stuk strakker om zijn romp dan toen hij het van mij had
gekregen zijn borst en schouders waren opmerkelijk breder geworden van het harde werk in de dokken. Maar verder was hij nog altijd even klein als de laatste keer dat we elkaar hadden
gezien, zowat een jaar eerder. Daarna was ik nog enkele keren bij hem thuis langsgegaan, maar hij was er nooit.
Hij is vast weer met die lui van Cunningham op pad, verontschuldigde zijn moeder zich dan in zijn plaats. Straks komt ie weer vol schrammen en blauwe plekken thuis. Hij is geen haar beter dan Shakespeare.
Shakespeare was de hond die Martin op een koude dag uit het Wenlock Basin had gehaald. Hij was als enige van een nest pups ontsnapt uit een jutezak, kort voor die helemaal onderging. Met gevaar voor eigen leven was Martin het donkere water in gesprongen en had hem gered van de verdrinkingsdood.
Shakespeare werd grootgebracht met melk van Martins moeder, die toen net van Molly en Poppy was bevallen. In een koffielepel, die ze onder haar tepel hield, liet mevrouw Bromley, iedere keer nadat ze een van de tweelingmeisjes had gezoogd, een paar druppels vallen, waarmee Martin en ik naar de toen nog slechts een vuistgrote pup liepen om hem te voeren.
ON A DECEMBER afternoon in 1910 Thomas Mann treated his immediate family circle, his wife and elder brother, to a reading of a short work of fiction, "The Fight Between Jappe and Do Escobar," which he had just that day completed. Mann, who was then in his mid-thirties, had been feeling as ill-humored, as cantankerous, as irritably out of sorts, as one of his own neurotic protagonists. He had laid aside (temporarily, he assumed) a projected comic novel to which, as it transpired, he would return only at the very end of his life and which was first published, in English, with the rather unwieldy title Confessions of Felix Krull, Confidence Man: the Early Years, in 1955. He had also been troubled, although less profoundly than might have been predicted, by the horrific death of his younger sister Carla. The garish circumstances of her suicide--she had swallowed, as Mann himself was later to write, with an unnerving absence of sibling warmth, "enough potassium cyanide to kill a company of soldiers"--suggested that poor Carla had ceased to make too much of a distinction between her own life and the melodramas in which, as a hopelessly third-rate actress, she had tended to be cast.
Cover van de Duitse vertaling Adzio und Tadzio met Björn Arnesen
Unable to channel his intellectual energies into any form of extended labor, Mann had quickly dashed off his new story after an unexpected encounter with a childhood friend, Count Vitzum von Eckstadt, revived memories of their schooldays together, memories which, as was almost invariably his custom, he sought at once to transmute into fiction. "The Fight Between Jappe and Do Escobar" is a minor but perfectly achieved example of Mann's storytelling genius. It centers on an abortive fist-fight between two youths, a German and a Spaniard, refereed by a somewhat equivocal dancing-master, Herr Knaak ("who picked up the edge of his frock-coat with his finger-tips, curtsied, cut capers, leaped suddenly into the air, where he twirled his toes before he came down again"), and observed by a third boy, a twelve-year-old English cherub named Johnny Bishop. This is how Mann pictures Johnny in his Sunday finery: "He was far and away the best-dressed boy in town, distinctly aristocratic and elegant in his real English sailor suit with the linen collar, sailor's knot, laces, a silver whistle in his pocket and an anchor on the sleeves that narrowed round his wrists."
Gilbert Adair (29 december 1944 8 december 2011)
"Whenever I stumble over my own feet, or blurt out a thought which makes no sense at all, or leave the house wearing one pattern too many, I always think, its okay, Im from New Jersey. I love New Jersey, because its not just an all-purpose punchline, but probably a handy legal defense, as in, Yes, I shot my wife because I thought she was Bigfoot, but Im from New Jersey.
New Jersey never disappoints. The paper placemats at Jersey diners are often printed with factoids about the Garden State, but they rarely mention that, as of this writing, the last three New Jersey governors have all broken their legs while in office. Among those on this disabled list was ex-Governor McGreevey, who stepped down after coming out as a proud Gay American, having appointed his Israeli mancrush as the State Director of Homeland Security. McGreevey and his understandably peeved ex-wife then published duelling memoirs, and Jim later crowed that Dinas book hadnt sold well due to her awful appearance on Oprah, in an inappropriate and ill-fitting ballgown with a plunging neckline. Jim is now studying to become a Jesuit priest.
I was raised in the suburb of Piscataway, where the Chamber of Commerce sponsored a promotional billboard picturing two cartoon Native Americans, in feathers and striped warpaint. One of these braves was shading his eyes with his hand and scanning the horizon, with the caption, They went Piscataway! Piscataway is also the home to many industrial parks, where gracefully landscaped acreage surrounds the buildings which market bath towels, silicone breast implants, and napalm. Theres a nearby complex which manufactures the contraceptive Orthocreme, and the site is so large that it contains a road named Ortho Drive. There also used to be a majestic grove of evergreens along the highway, enhancing a sign that advertised feminine hygiene products, with enormous, lustrously lit scripted letters reading, Modess . . . because. As a child, this sign enticed and confused me. Because why?"
'... the Welte-Mignon that didn't just record the notes but more perforations that actually reproduced all the shadings and subtleties of the artist, the unique performances of their own work by Debussy and Grieg, Rachmaninoff George Gershwin and the greatest pianists, Paderewski and God knows who, don't you see? These Welte, Duo-Art Pianolas, Ampico all over the place what they'd done was to make the transient permanent, given the fleeting nature of music of great performances of great music a permanence that's the heart of authenticity....when Welte's reproducing apparatus put Debussy into the piano you wouldn't need Debussy. You wouldn't need Grieg you wouldn't need Gershwin or Paderewski or any of them because you'd have authenticity and the whole concept of authenticity preserved, the music itself and the fleeting performances brought together forever, given permanence that's the heart of authenticity'
William Gaddis (29 december 1922 - 16 december 1998)
»Absolute Finsternis ist etwas Grausames. Mein Vater war ein jähzorniger Mann, aber schon damals stellte er uns Kindern, wenn wir uns im Dunkeln fürchteten, ein Öllichtchen ins Schlafzimmer. Das kostete fast nichts und half so. Wenn wir nachts schrien, trug er uns singend den langen Flur auf und ab, bis wir uns beruhigt hatten. Vor nichts, vor keinem Menschen habe ich in meinem Leben Angst gehabt, nur vor dem Dunkeln.
( )Der dich behütet schläft nicht stand auf dem Leinentuch entlang dem Bett, in dem wir alle einmal schliefen.Wir alle wußten es rückwärts auswendig.«
»Meine Mutter war eine geduldige, weichherzige Frau, die sehr schön weinen konnte, vor so schrecklich vielen Jahren, aber in der Erbitterung über eine Ungerechtigkeit schlug sie beim Bettenmachen laut schimpfend auf die Kissen ein und prügelte sie anstelle ihrer leibhaftigen Feinde, bis sie wieder lachen wollte.«
»Meine Mutter war immer eine großzügige, fromme Frau. Einmal allerdings, lange vor meiner Geburt, passierte folgendes: Zur selben Tanzstunde, die mein späterer Vater besuchte, ging auch ihre Kusine. Meine Mutter sollte Schneiderin werden, zu Hause war kein Geld für Vergnügungen dieser Art. Mein Vater, ein eleganter, leidenschaftlicher Tänzer, wurde von den Mädchen sehr umschwärmt, besonders die Kusine hatte beschlossen, ihn zu heiraten. Statt dessen holte ihn meine Mutter im hübsch geschneiderten Kleid jedesmal von der Tanzstunde ab. Keiner anderen gelang es, ihn zu erobern.
Lange nach ihrer Heirat und kurznach dem Tod der Kusine erfuhr meine Mutter durch Zufall von einer
sehr abschätzigen Äußerung der Verstorbenen über ihr Heranmachen an meinen Vater. Da ruhte nun also die tote Kusine in der Familiengruft und hatte doch sie, meine sonst nicht rachsüchtige Mutter, verleumdet, Schändliches, Erlogenes über sie verbreitet, während sie so ahnungslos Tränen vergossen hatte an ihrem Grab.
Brigitte Kronauer (Essen, 29 december 1940)
De Duitse schrijfster Carmen Sylva werd geboren op 29 december 1843 in Neuwied als prinses Pauline Elisabeth Ottilie Luise zu Wied. Zie ook alle tags voor Carmen Sylva op dit blog.
Das Erwachen
Wo waren nur alle die Blumen versteckt, Die nun zum Blühen gekommen? Was hat die Mägdlein vom Schlaf erweckt, Die nun in Schönheit entglommen?
Das war ein einziger leichter Hauch, Man weiß nicht, von wo er geblasen, Er küßte die Bäume, die Blumen, den Strauch, Die Wangen, die Erde, den Rasen.
Und sie wußten gar nicht, daß sie geküßt, Bemerkten nicht ihr Benehmen; Denn wenn es der Spröden Eine nur wüßt, Sie würde zu Tode sich schämen.
Alpenglühen
Es stand der Fels in Sonnengluth Den Tag entlang, Sie hat am Herzen ihm geruht, Bis Untergang.
Was Wunder, daß er rosgen Schein Zu Thal gesandt? Ist doch der arme alte Stein In Lieb entbrannt!
Und giebt der Erde scheu zurück Den warmen Strahl, Und steht und träumt von seinem Glück, Zu seiner Qual.
Carmen Sylva (29 december 1843 2 maart 1916)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Duitse dichter, schrijver en vertaler Alexander Gumz werd geboren op 19 december 1974 in Berlijn. Gumz studeerde Duitse literatuur en filosofie. Hij is redacteur bij Texttonlabel KOOK en organisator voor het poëziefestival berlin. Hij is ook mede-oprichter van het festival LAN Drie dagen jonge literatuur en muziek in Berlijn en van HAM.LIT. Lange Nacht van de jonge Duitse literatuur en muziek in Hamburg. Gumz werkte onder andere bij seminars en workshops van de Literatur Werkstatt Berlin en aan de Vrije Universiteit Berlijn. Gumz ' eigen gedichten werden gepubliceerd in diverse tijdschriften en bloemlezingen. Geselecteerde gedichten werden vertaald in het Engels, Pools, Perzisch, en Slowaaks. Zelf heeft hij dichten vertaald uit het Pools en het Engels en gepubliceerd in Duitsland. Zijn eerste dichtbundel ausrücken mit modellenwerd in 2011 gepubliceerd.
AUSRÜCKEN MIT MODELLEN
doppelte dinge unter den heute untröstlichen sinnen nur das draufhalten das anziehen von lichtschutzmasken kann uns den abend retten: ein lautloses geschäft
in den schaltkreisen (ein pochen und knacken) strahlen die bei jedem versuch den moment zu verlängern unter beschuss geraten
wir sehen unsere bewegungen im dunkeln bunt gerändert sich auf bildschirme legen (unbezahlt natürlich) ein atemlabor geöffnet
wenn die herrschaften aus unseren adern treten und sich vorstellen: atomkränze sinusanlagen nicht streng genug auf der innenseite der hoffnungen
galante festivitäten wie zum beispiel das ausrücken nach unerreichbar nahen inseln
(zu jean-antoine watteau: l'embarquement pour cythère)
Alexander Gumz (Berlijn, 19 december 1974)
De Duitse dichteres Vesna Lubina werd geboren in 1981 als dochter van Bosnische immigranten in Witten. Momenteel woont zij in Orlando, Florida. Ze studeerde filosofie en literatuur, kunst en media en religieuze studies in Konstanz, Tübingen en New York. Tegelijkertijd studeerde ze literaire schrijven aan de Tübinger Studio Literaturen theater bij Dagmar Leupold. Vanaf 2005-07 werkte ze als redacteur, journalist en vertaler voor een online magazine over de IJslandse kunst en cultuur. In de jaren 2001 - 2003 een verbleef zij in IJsland. Sinds 2007, filosofische vertalingen, co-organisatie van kunstprojecten, reizen naar Mexico en in de Verenigde Staten. In 2008 werd de bloemlezing Geburt eines Engels. Gedichte aus Slowenien gepubliceerd. In de herfst van 2008 nam zij deel aan de Landesliteraturtagen Baden-Württemberg met een leespresentatie over Hermann Hesse. Vesna Lubinas gedichten zijn gepubliceerd in diverse tijdschriften en bloemlezingen.
Deutsche Fassaden
die Namen der Spieler werden nicht länger vermerkt: das zertretene Hasenkraut im Unterholz
Einreisedokumente gefaltet die Sprache erneut abgelegt, den Jungs ein letztes Mal zuhören dem Ball gegen die Hauswand wieder wieder
dem Bauern von damals einen Gruß mit dem schiefen Zahn, den Lippen verbogen
vom Geburtsort nur eine Station: mein Vogel mein Kissen schweigen
Liu Xiaobo, Burkhard Spinnen, Shen Congwen, Engelbert Obernosterer, Conrad Busken Huet, Manuel Puig, Hildegard Knef
De Chinese dichter en mensenrechtenactivist Liu Xiaobo werd geboren in Changchun op 28 december 1955. Zie ook alle tags voor Liu Xiaoboop dit blog.
To Xia
My dear, I'll never give up the struggle for freedom from the oppressors' jail, but I'll be your willing prisoner for life.
I'm your lifelong prisoner, my love
I want to live in your dark insides surviving on the dregs in your blood
inspired by the flow of your estrogen
I hear your constant heartbeat
drop by drop, like melted snow from a mountain stream if I were a stubborn, million-year rock you'd bore right through me drop by drop
day and night
Inside you I grope in the dark and use the wine you've drunk to write poems looking for you I plead like a deaf man begging for sound Let the dance of love intoxicate your body
I always feel your lungs rise and fall when you smoke in an amazing rhythm you exhale my toxins I inhale fresh air to nourish my soul
I'm your lifelong prisoner, my love like a baby loath to be born clinging to your warm uterus you provide all my oxygen all my serenity
A baby prisoner in the depths of your being unafraid of alcohol and nicotine the poisons of your loneliness I need your poisons need them too much
Maybe as your prisoner I'll never see the light of day but I believe darkness is my destiny inside you all is well
The glitter of the outside world scares me exhausts me I focus on your darkness simple and impenetrable
Patrick loggt sich ein. Als Erstes wird seine Figur sichtbar, dann bauen sich um ihn herum sehr langsam die Häuser und Straßen von Themara auf. Das Warten nervt, aber Patrick wohnt gerne in der Hauptstadt, auch wenn sein PC dafür ganz schön arbeiten muss. Er fühlt sich wohl im Herzen der Spielwelt. In Themara gibt es alles zu kaufen, was Pocahonta, seine Zornelfenzauberin, für ihre Reisen in die entlegenen Territorien braucht. Hier kann sie ihren Drachen unterstel-len, hier gibt es die Läden, in denen man ihre komplizierten Heilzauber mixt. Allerdings bilden sich in Themara auch die großen Schlachtzuggruppen, zu denen sich Dutzende von Spielern zusammenschließen, um besonders schwierige Auf-gaben zu lösen. Deshalb ist Patrick hier nicht allein, im Ge-genteil, er muss sich die Stadt zu jeder Tages- und Nachtzeit mit Hunderten anderer Spieler teilen. Kein Wunder also, dass sein Computer so viel zu tun hat. Schon nach zwei, drei Minuten schaltet sich der zusätzliche Lüfter ein. Nevena sagt, dass Patricks Vorliebe für die Metropole ein Fehler sei. Sie selbst hat sich eine andere Heimat gesucht, die Stadt Dub am Rande der Terrakonischen Wüste. Die ist zwar deutlich kleiner und hat nur bescheidene Läden, dafür ist sie nicht so überlaufen. Das sei besser für ihre serbische Grafikkarte, hat sie einmal gesagt. Und dann hat sie noch ge-sagt: »You get lost in the city, Patti-Baby.« Provinz hingegen bedeute Identität. Am letzten Satz hing der Zwinkersmiley, den nur Nevena benutzt. Sie hat ihn selbst gezeichnet, ein gutmütiger einäugiger Pirat.
Burkhard Spinnen (Mönchengladbach, 28 december 1956)
In den Augen der Mäher waren die Eisenbahner die ersten abstrakten Menschen. Während ihre Frauen weiterhin auf den Balkons des Eisenbahnerblocks mittels Scharreisen in den Beeten hinter dem Block ihre Regsamkeit im Erdreich unterbrachten, wurden in den Händen der Eisenbahner nie mehr Geräte gesehen. Als unnütze Schnörkel hingen die vormaligen Greifwerkzeuge seitlich ihrer Leibesstrünke herab. Sinnlosigkeit ging von ihnen aus. Kein Wunder, daß es just einem Eisenbahner vorbehalten blieb, das auszuführen, was dem aufstrebenden Marktflecken noch fehlte, um sich in seinem Flair mit jenem der Städte messen zu können: einen Mord! Er betraf die Serviererin des Bahnhofs-Buffets. Der Eisenbahner namens Mößlacher hatte in einem Anfall von Eifersucht ein auf der Theke liegendes Brotmesser ergriffen und in die Höhe gerissen. Die naive Weibsperson aber konnte nur lachen. Es sah zu komisch aus: ein Brotmesser im Zusammenhang mit Liebesdingen, dahinter dieses schienenfeste Wesen mit zitterndem Oberlippenbärtchen! Da konnte doch nichts herauskommen, das gab doch keinen Sinn!
Engelbert Obernosterer (St. Lorenzen, 28 december 1936)
Uit: The Old and the New (Vertaald door Jeffrey Kinkley)
The day of executions sometimes coincided with the market day.
Then there would be people selling pork and beef in the market.
Followed by two cooks carrying a bamboo basket, the headsman would, according to the custom, take that bloody broadsword and cut some meat from each butchers table. And then the pork and beef would be evenly distributed for stew on fire stoves. Wine would be gulped down without limitation. When everyone got a little bit tipsy, someone would stand up unsteadily. Lifting up his chopsticks he
would make a playful swipe at the back of the neck of someone squatting there eating and drinking. And then there would be a great havoc of wrestling, laughing, and shouting.
( )
Yang Jinbiao was twenty-four and a bachelor. He cut a fine, healthy figure of a soldier, being free and without a care. He was known for his generosity and skill in all things. He had dreams of future glory:
A tower a mile high must start from the ground. His companion in the ranks, too, felt he was not a fellow to be underestimated.
L'indifférence que m'inspira cet homme, par une grâce de la Providence, finit par devenir une aversion. Zoo durfde, in een aan de nagedachtenis van Lacordaire gewijd opstel, een streng geloovig fransch katholiek zich uitlaten over den persoon van Lamennais, weleer door hem, kort vóór zijn grooten omkeer, eene enkele maal in zijne afzondering bezocht; en, ware tot mijne beschaming mij niet te goeder uur te binnen geschoten dat mijne eigen gevoelens omtrent Vader Cats, nog geen tien jaren geleden, weinig christelijker of liefderijker plagten te zijn, welligt had ik de pen opgevat en eene boetpredikatie geschreven tegen het ongoddelijk fanatisme van den vreemdeling en ultramontaan.
In het leven van elk regtgeaard Nederlander der 19de eeuw, dacht ik toen, behoort een oogenblik aan te breken dat hij ophoudt ten aanzien van Cats slechts onverschilligheid te koesteren; een dag en een uur dat hij al de werken van dien rijmelaar en kwezel op zijde duwt met geheel den fieren weerzin dien zulk een erbarmelijk karakter, eene zoo ergerlijke middelmatigheid, een zoo gemeene en zoo gemeenmakende geest, den weldenkende moet inboezemen. Al hetgeen er onhebbelijks wezen mag in onzen landaard is weleer vleesch geworden in den persoon vanJacob Cats. Deze godvreezende moneymaker is de inkarnatie geweest van den nederlandschen daemon. Met zijne door en door laaghartige moraal, zijne leuterlievende vroomheid en keutelachtige poëzie, heeft hij onnoemelijk veel kwaad gesticht. Zijne populariteit is eene nationale ramp geweest. De verbeelding onzer jeugd heeft hij bezoedeld met zijne kwanswijs zedelijke, doch in den grond der zaak wellustige verhalen, zijne speelsche lessen. Voor onze idealen van jonge liefde en zelfopoffering heeft hij ons de wijsheid van den berekenenden wereldling in de plaats leeren stellen.
Conrad Busken Huet (28 december 1826 1 mei 1886)
Vor mir schaukelt ein Mann mit zu Berge stehendem Kraushaar, von unsichtbarem Föhn hochgeblasen [...] Sein Zeigefinger nagelt mich an die Tür. »Wie heißen Sie?«, fragt er laut. Das »heißen« lässt einen Lispler erzischen, ein Zisch, einer in Sommersonne geöffneten Seltersflasche gleich. Ich flüstere: »Hilde Knef.« »Sind Se Schauspielerin, ick brauchn Mädchen wie Sie, ja jenau wie Sie, ick heiße« wieder sprudelt die Flasche »Barlog Boleslav, ick machn Film für die Terra, Der jrüne Salong, jrüüne Salong, schön unverfänglich, aber kriegswichtig, enorm kriegswichtig.« [...] Wie ein Könnten-wir-das-mal-nach-Drehschluss-besprechen-Regisseur sieht der nicht aus. Ich stottere was von Ufa-Nachwuchs. »Na, denn wer ick die Bongers mal frajen [...] Wenn der Scheißkrieg, diese ganze Scheißzeit« dabei detonierte ein Siphon »vorbei is, denn mack ick Theata, und wenn du was aufn Kasten hast, kannste bei mir spieln, da kommste einfach vorbei, und denn machen wa endlich anständjes Theata.«
Hildegard Knef (28 december 1925 - 1 februari 2002)
DE Franse schrijver, filmmaker en kunstenaar Guy Ernest
Debord werd op geboren 28 december 1931 in Parijs. Guy Debord was een
radicale criticus van het kapitalisme en de kapitalistische ideologie van het
consumentisme, dat hij aan de kaak als enscenering van valse behoeften. In
zijn hoofdwerk De spektakelmaatschappij ( 1967 ), ontwikkelde hij een theorie
van het spektakel : " Het spektakel is het kapitaal in een dergelijke
mate van accumulatie , dat het tot beeld wordt. Debord 's boek oefende vooral
in Frankrijk een belangrijke invloed uit op de beweging van Nieuw Links in het
Parijs van mei 1968 . Zijn anti-kapitalistisch , situationist opvattingen staan
dicht bij het anarchisme , maar hij nam ook redeneringen over van dat deel van
de arbeidersbeweging, dat kritisch stond tegenover de Sovjet- Unie. De centrale
zorg Debord was de intrekking van de " grote kloof" van individuen
van elkaar door een revolutionaire praktijk van zelfbestuur . Debord benadrukte
altijd de artistieke dimensie van de revolutie , de noodzaak van de revolutie
ook van het dagelijks leven .
Samen met Asger Jorn richtteDebord in
de jaren 1950 in Parijs de Lettristische
Internationaleop,
waaruit in 1957 de Situationistische Internationale voortkwam. In deze echt
basisdemocratische groep nam Debord een vaak bekritiseerd dominantie positie
in. De S.I. oefende in de jaren 1960 een significante invloed uit op de
toenmalige studentenbeweging . Debord maakte verschillende films waarin hij
speelde met de mogelijkheden van de experimentele film, waarbij hij soms de reacties
van het publiek en de donkere bioscoop in de voorstelling mee betrok. Nadat in 1984 zijn uitgever Gerard Lebovici door een
onbekende in Parijs was vermoord, bracht Debord de laatste tien jaarvan zijn
leven door in een afgelegen dorp in de Auvergne, waar hij in 1994 na een lange
ziekte zelfmoord pleegde.
Uit: La Société du spectacle
Le spectacle se
présente comme une énorme positivité indiscutable et inaccessible. Il ne dit
rien de plus que « ce qui apparaît est bon, ce qui est bon apparaît ».
Lattitude quil exige par principe est cette acceptation passive quil a déjà
en fait obtenue par sa manière dapparaître sans réplique, par son monopole de
lapparence.
( )
Là où le monde réel
se change en simples images, les simples images deviennent des êtres réels, et
les motivations efficientes dun comportement hypnotique. Le spectacle, comme
tendance à faire voir par différentes médiations spécialisées le monde qui
nest plus directement saisissable, trouve normalement dans la vue le sens
humain privilégié qui fut à dautres époques le toucher ; le sens le plus
abstrait, et le plus mystifiable, correspond à labstraction généralisée de la
société actuelle. Mais le spectacle nest pas identifiable au simple regard,
même combiné à lécoute. Il est ce qui échappe à lactivité des hommes, à la
reconsidération et à la correction de leur uvre. Il est le contraire du
dialogue. Partout où il y a représentation indépendante, le spectacle se
reconstitue.
( )
La connaissance
et la reconnaissance historiques de tout lart du passé, rétrospectivement
constitué en art mondial, le relativisent en un désordre global qui constitue à
son tour un édifice baroque à un niveau plus élevé, édifice dans lequel doivent
se fondre la production même dun art baroque et toutes ses résurgences. Les
arts de toutes les civilisations et de toutes les époques, pour la première
fois, peuvent être tous connus et admis ensemble. Cest une « recollection des
souvenirs » de lhistoire de lart qui, en devenant possible, est aussi bien lafin du monde de lart. Cest dans cette époque des musées, quand
aucune communication artistique ne peut plus exister, que tous les moments
anciens de lart peuvent être également admis, car aucun deux ne pâtit plus de
la perte de ses conditions de communication particulières, dans la perte
présente des conditions de communication engénéral.
Allereerst is het goed om te beseffen dat je de dood momenteel gezicht geeft.
Mocht je nog tot praten in staat zijn, zie dan af van spreekwoordelijke gezegdes. Zing liever een mopje uit de kindertijd, maar let erop dat de woorden zonder context blijven. Houd het luchtig. Bij twijfel mompel je, dit combineert ook prima met respiratie-apparatuur.
Laatkomers dienen voor de gelegenheid meteen vergeven. In plaats van nu te opteren voor de dubieuze glimlach, neem je je sentimentele verantwoordelijkheid waar door bij het slaken van de laatste adem de duim omhoog te steken.
Een universele geruststelling in rigor mortis die het de nabestaanden verwaardigd is te bewaren achter glas als relikwie van de familie.
In geval van een onverhoopt afscheid onder vreemden zoals zich dit wel voordoet bij een verkeersongeluk: lieg de laatste blik als je niet in de positie bent het hoofd af te wenden.
Voel je je onverwachts avontuurlijk? Lach eens hardop. Maar kijk uit voor de kakel. Neem een ruim getal als je voelt dat je moet aftellen, je hoeft niet uit te komen.
Bernard Wesseling (Amsterdam, 27 december 1978)
De Franse dichter, schrijver, schilder en musicus Édouard Nabe (eig. Alain Zannini) werd geboren in Marseille op 27 december 1958. Zie ook alle tags voor Edouard Nabe op dit blog.
Uit: LAutopocalypse
Jai lair en forme comme ça, mais je suis détruit. En fait, cest dès que jécris que je vais mieux. Il y a cinq secondes, ça allait très mal. Lécriture ne reflète pas du tout mon état desprit présent, même au passé. Voilà pourquoi les temps flottent. Cest assez agréable de passer du présent au passé et de repasser au présent, non ? Laissons-nous, vous et moi (dans la même galère), bercer par cette houle temporelle. Je raconte actuellement une histoire, mais au moment où je lécris, je suis déjà un autre. Jose à peine dire que ces lignes ont été écrites à Patmos, là où jétais en souffrance. Ce nest même pas plus tard que je me souviens de tout ça ! Faudra-t-il (futur) que je me replonge (présent) dans ce que jai vécu (passé) pour me retrouver enfin ? Un drôle de roman commence : je veux vous prévenir, vous, lecteur du seul temps qui existe, celui de la lecture. Vous êtes dans le vrai moment de ma vie, moi je ny suis que par anticipation, et encore, rétrospectivement !
When Chaney parked in front of the house on North Garfield, she saw him standing under the porch light. Gone was the bloodstained polo. He wore a white wife beater, his cargo pants, and Adidas sandals. She locked the car with her remote, bounded up the concrete path, and took the steps two at a time. Anger-induced physical exercise. He looked a tad peeved as well. You gave me my orders, he said. Im here. What do you want?
You come over to my house, mooning over some bitch, and Im supposed to be open like 7-Eleven? she demanded. Are you insane?!
He opened the glass door, and she could see the darkened anteroom. Lets take this inside, he said quietly. Unless you want to whole neighborhood to hear us.
Chaney thought about it for a second, then stepped into the house. He closed the glass door and the front door, leaving them both in the dark. Her heart thumped, as her eyes adjusted to the darkness. Can we shed the light on the subject, please? she whispered.
Come this way, he said.
Obediently, she followed him, all the while, looking around for landmarks. She was doubtful that hed physically hurt her, but she was leery nonetheless. He led her into the kitchen, and she remembered helping him clean up that night hed had her over for dinner. For a second, she regretted allowing romantic feelings to cloud her judgment where he was concerned. All of this, hed been a great friend to her.
He opened a door at the far end of the kitchen. A sliver of light from the basement cut the darkness in the kitchen. Go on, he said.
Wendy Coakley-Thompson (New York, 27 december 1966)
because I still love Lent, and I still love my penis, and in spite of it all I have no guilt; because my parents said BE WHAT YOU WANT TO BE, and this is what I want to be; because I'm nothing but a big baby and I want to stay that way, and I want a mommy forever, even a mean one, especially a mean one; because of all the fairy tale witches, and the wicked stepmother, and the stepsisters, and how sexy Cinderella was, smudged with soot, doomed to a life of servitude; because of Hansel, locked in the witch's cage until he was fat enough to eat; because of "O" and how desperately I wanted to be her; because of my dreams; because of the games we played; because I've got an active imagination; because my mother bought me Tinker Toys; because hardware stores give me hard-ons; because of hammers, nails, clothespins, wood, padlocks, pullies, eyebolts, thumbtacks, staple-guns, sewing needles, wooden spoons, fishing tackle, chains, metal rulers, rubber tubing, spatulas, rope, twine, C-clamps, S-hooks, razor blades, scissors, tweezers, knives, pushpins, two-by-fours, Ping-Pong paddles, alligator clips, duct tape, broomsticks, barbecue skewers, bungie cords, sawhorses, soldering irons;
Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!
Viggo Johansen, Gelukkig kerstfeest, 1891
Little Tree
little tree little silent Christmas tree you are so little you are more like a flower
who found you in the green forest and were you very sorry to come away? see i will comfort you because you smell so sweetly
i will kiss your cool bark and hug you safe and tight just as your mother would, only don't be afraid
look the spangles that sleep all the year in a dark box dreaming of being taken out and allowed to shine, the balls the chains red and gold the fluffy threads,
put up your little arms and i'll give them all to you to hold every finger shall have its ring and there won't a single place dark or unhappy
then when you're quite dressed
you'll stand in the window for everyone to see and how they'll stare! oh but you'll be very proud and my little sister and i will take hands and looking up at our beautiful tree we'll dance and sing "Noel Noel"
E. E. Cummings (14 oktober 1894 - 3 september 1962)
Cambridge, Massachusetts (Cummings werd in Cambridge geboren)
Beside our apartment building in New York, there was a narrow gangway, and every evening, just after dark, rats would emerge from it and flock to the trash cans lining the curb. The first time I saw them, I started and screamed, but after that I made it a point to walk on the other side of the street, pausing and squinting to take them all in. It was like moving to Alaska and seeing a congregation of bears - I knew to expect them, but still I could never quite believe my eyes. Every now and then, one of them would get flattened by a cab, and I'd bend over the body, captivated by the foulness of it. Twenty, maybe 30 seconds of reverie, and then the spell would be broken, sometimes by the traffic, but more often by my neighbour Helen, who'd shout at me from her window.
Like the rats that spilt from the gangway, she was exactly the type of creature I'd expected to find living in New York. Arrogant, pushy, proudly, almost fascistically opinionated, she was the person you found yourself quoting at dinner parties, especially if your hosts were on the delicate side and you didn't much care about being invited back. Helen on politics, Helen on sex, Helen on race relations: the response at the table was almost always the same. 'Oh, that's horrible. And where did you know this person from?'
It was Hugh who first met her. This was in New York, on Thompson Street, in the fall of 1991. There was a combination butcher shop and café there, and he mentioned to the owner that he was looking to rent an apartment. While talking, he noticed a woman standing near the door, 70 at least, and no taller than a 10-year-old girl. She wore a sweat-suit, tight through the stomach and hips. It wasn't the pastel-coloured, ladylike kind, but just plain grey, like a boxer's. Her glasses were wing-shaped, and at their centre, just over her nose, was a thick padding of duct tape. Helen, she said her name was. Hugh nodded hello, and as he turned to leave, she pointed to some bags lying at her feet.
Outside the village there is a fire ring, blackening the thawing snow. Next to the fire ring is a basket that has sat there for months and is beginning to weather to the color of ash. There are benches where the old men huddle to warm their hands too cold even for that now, too close to twilight, too dreary. This is not Paris. The air smells of smoke and night sky; there is a hopeless amber sinking beyond the woods, almost a sunset. The dark is coming down so quickly that someone has already lit a lantern in the window of the house nearest the deserted fire. It is January or February, or perhaps a grim March, 1895 the year will be marked in rough black numbers against the shadows in one corner. The roofs of the village are slate, stained with melting snow, which slides off them in heaps. Some of the lanes are walled, others open to the fields and muddy gardens. The doors to the houses are closed, the scent of cooking rising above the chimneys. Only one person is astir in all this desolation a woman in heavy traveling clothes walking down a lane toward the last huddle of dwellings. Someone is lighting a lantern there, too, bending over the flame, a human form but indistinct in the distant window. The woman in the lane carries herself with dignity, and she isn't wearing the shabby apron and wooden sabots of the village. Her cloak and long skirts stand out against the violet snow. Her hood is edged with fur that hides all but the white curve of her cheek. The hem of her dress has a geometric border of pale blue. She is walking away with a bundle in her arms, something wrapped tightly, as if against the cold. The trees hold their branches numbly toward the sky; they frame the road. Someone has left a red cloth on the bench in front of the house at the end of the lane a shawl, perhaps, or a small tablecloth, the only spot of bright color.
0nce you have given up the ghost, everything follows with dead certainty, even in the midst of chaos. From the beginning it was never anything but chaos: it was a fluid which enveloped me, which I breathed in through the gills. In the sub-strata, where the moon shone steady and opaque, it was smooth and fecundating; above it was a jangle and a discord. In everything I quickly saw the opposite, the contradiction, and between the real and the unreal the irony, the paradox. I was my own worst enemy. There was nothing I wished to do which I could just as well not do. Even as a child, when I lacked for nothing, I wanted to die: I wanted to surrender because I saw no sense in struggling. I felt that nothing would be proved, substantiated, added or subtracted by continuing an existence which I had not asked for. Everybody around me was a failure, or if not a failure, ridiculous. Especially the successful ones. The successful ones bored me to tears. I was sympathetic to a fault, but it was not sympathy that made me so. It was a purely negative quality, a weakness which blossomed at the mere sight of human misery. I never helped any one expecting that it would do any good; I helped because I was helpless to do otherwise. To want to change the condition of affairs seemed futile to me; nothing would be altered, I was convinced, except by a change of heart, and who could change the hearts of men? Now and then a friend was converted; it was something to make me puke. I had no more need of God than He had of me, and if there were one, I often said to myself, I would meet Him calmly and spit in His face. What was most annoying was that at first blush people usually took me to be good, to be kind, generous, loyal, faithful. Perhaps I did possess these virtues but if so it was because I was indifferent: I could afford to be good, kind, generous, loyal, and so forth, since I was free of envy. Envy was the one thing I was never a victim of. I have never envied anybody or anything. On the contrary, I have only felt pity for everybody and everything.
From the very beginning I must have trained myself not to want anything too badly. From the very beginning I was independent, in a false way. I had need of nobody because I wanted to be free, free to do and to give only as my whims dictated. The moment anything was expected or demanded of me I balked.That was the form my independence took.
All die nichtssagenden Fotos, in die wir unsere Liebe hineinlesen, unsere Erinnerung an Augenblicke, die nicht auf dem Bild sind. Ihr Armen, was tut ihr, wenn wir sterben, unter Menschen, die nur sehen, was ihr zeigt? Reduziert auf das Sichtbare: wer könnte so leben.
Rainer Malkowski (26 december 1939 1 september 2003)
Um nicht auf der Stelle loszuheulen oder ihm an die Gurgel zu springen, grinste ich unbeholfen und stammelte etwas ähnliches wie: »Ich hatte eh vor, erst mal ein wenig
Urlaub zu machen.«
»Na prima!« Er klopfte mir väterlich auf die Schulter.
»Vielleicht siehts ja in drei, vier Wochen wieder etwas besser aus. Und ich werde auf jeden Fall bei den Kollegen von der Lokalen ein gutes Wort für Sie einlegen.« Wieder ein Schulterklopfer, dann ein aufbauendes Wort des Trostes:
»Sie sind doch jung und fl exibel. Ihnen gehört die Zukunft, mein lieber Brandt. Wie ich Sie beneide!« Damit war für Wuttke das Th ema beendet, und er wendete sich wieder dem üppigen Büfett und der ebenso reichlich ausgestatteten Brünetten zu, die an einem Hähnchenschenkel knabberte und bewundernd an seinen Lippen hing.
Und ich war dazu verdonnert worden, in Urlaub zu fahren. Auch wenn dies natürlich nicht der einzige und eigentliche Grund war, warum ich nun an diesem herrlichen Spätsommertag vor dem Gebäude des Flughafens Teneriff a-Süd stand und ausfi ndig zu machen versuchte, wie ich am besten und schnellsten zum Hafen von Los Cristianos gelangte. Schließlich war ich in quasi-detektivischer Mission unterwegs.
Uit: The Lost Steps (Vertaald door Harriet de Onís)
Just to be contrary, I said that the thing that impressed me most on this trip was the discovery that there were still great areas of the earth where people were immune to the ills of the day, and that here, even though many people were contented with a thatched roof, a water jug, a clay griddle, a hammock, and a guitar, a certain animism lived on in them, an awareness of ancient traditions, a living memory of certain myths which indicated the presence of a culture more estimable and valid, perhaps, than that which we had left behind. It was of greater value for a people preserve the memory of the Chanson de Roland than to have hot and cold running water. I was glad to know that there were still men unwilling to trade their souls for a gadget which by eliminating the washwoman did away with her song, thus wiping out ages of folklore at one fell swoop.
Alejo Carpentier (26 december 1904 - 24 april 1980)
Jetzt müssen Blut, Schweiß, Tränen fließen, um neue Reichtumsquellen zu erschließen. Es gilt zu heulen, zu bluten, zu schwitzen als erste Bürgerpflicht, nicht mehr nur dasitzen. Der ganze Jammer wird flüssig gemacht, weil nur so die Sonne morgen wieder lacht. Quetscht euch aus wie Zitronen, denn irgendwas muss sich ja lohnen. Stinken wie ein Iltis, weinen wie ein Krokodil, dabei bluten wie ein Schwein, und von alledem möglichst viel. Wenn es weh tut, tut es gut. Und ich bin zuständig nur für Blut. Das allein ist, was ich leisten kann, für Schweiß heb ich nicht den Sargdeckel an. Tränen bringen mich zum Gähnen. Arbeit macht mich scheu, aber Blut auf den Zähnen macht, dass ich mich freu. Ich verdanke viel meiner Gabe, wenngleich ich vom Leben sonst kaum was habe: den Pfahl und ein Loch zwischen meinen Rippen. Politisch zieh' n andere die Strippen.
Hans Brinkmann (Freiberg, 26 december 1956)
De Amerikaanse dichter en schrijver Jean Toomer werd geboren op 26 december 1894 in Washington, D.C. Zie ook alle tags voor Jean Toomer op dit blog.
Unsuspecting
There is a natty kind of mind That slicks its thoughts, Culls its oughts, Trims its views, Prunes its trues, And never suspects it is a rind.
Storm Ending
Thunder blossoms gorgeously above our heads, Great, hollow, bell-like flowers, Rumbling in the wind, Stretching clappers to strike our ears . . . Full-lipped flowers Bitten by the sun Bleeding rain Dripping rain like golden honey And the sweet earth flying from the thunder.
Jean Toomer (26 december 1894 30 maart 1967)
De Nederlandse schrijfster Willy Corsari(pseudoniem van Wilhelmina Angela Douwes-Schmidt) werd geboren in Sint-Pieters-Jette, Brussel, op 26 december 1897. Zie ook alle tags voor Willy Corsari op dit blog.
Uit:Charles en Charlotte
Haar stille stem klonk in zijn gedachten: ik heb je niet nodig. Neen, zij had niemand nodig. Ze vocht het wel alleen uit. Ze woù niet anders. Ze zou hier ook weer overheen komen.
( )
Je kon haar niet liefhebben. Er was iets in haar, dat het onmogelijk maakte.
(...)
Dat was het, wat je soms opstandig maakte en bitter en onrechtvaardig: dat zij altijd degene was, die gelijk had, die juist handelde. Zoals zij ook juist had gehandeld na de oorlog, toen ze hem eerlijk zei, wat hij voor haar had betekend en niet betekend. In de grond moest je haar dankbaar zijn. Maar het is soms moeilijk, als je iemand altijd dankbaar moet zijn. Ik heb je niet nodig. Ze had hem niet nodig en eigenlijk ook Chris niet en Marjolein niet, of wie dan ook. Daarom was ze zo alleen. Daarom liét je haar alleen, als je, alleen al uit dankbaarheid
Quentin Crisp, David Pefko, Tununa Mercado, Sabine Kuegler, Alfred Kerr
De Engelse schrijver, acteur en homoactivist Quentin Crisp werd geboren als Denis Charles Pratt op 25 december 1908 in Sutton, Surrey. Zie ook alle tags voor Quentin Crisp op dit blog.
Uit: The Alternative Queens Message
Mr. Bush, still president in early 1993, being an elder statesman wanted everything to stay the same, the same as it had been in the Hollywood sunshine of Mr. Reagans day. Now Mr. and Mrs. Clinton have entered the White House, and by political standards they are a young couple. They watched many episodes of Sesame Street, and they wish for change. For one thing, they want to transform America into a welfare state. They want everyone however poor, however foreign, however idle, to be eligible for health care. The trouble with this grand notion is that it will cost money. A lot of it! Americans believe in money. The dollar is not just a currency, it is a passion. This being so, it is difficult to find out how they lost so much of it, especially as they did not have Mr. Lamont to guide them. In the early Sixties, when the Kennedys reigned from the brittle splendor of their fireproof castle in Camelot, almost every country in the world owed money to the United States. In thirty years, this situation has allowed to become reversed. Just as the country in general is falling part, so is New York in particular. Viewed from a distance it looms up as a magnificent citadel of steel and glass. The Emerald City come to life. But when you live in it, it turns out to be a wreck. If you take a swift taxi drive down Fifth Avenue, your head hits the roof of the taxi cab several times. If Audrey Hepburn, today, wanted to enjoy breakfast at Tiffanys, she would not choose to arrive at that Mecca of diamonds by taxi cab.
Quentin Crisp (25 december 1908 21 november 1999)
Richard Louis James als Quentin Crisp in de theatershow Tea N Crisp uit 2008
Opeens moet ik denken aan de foto van haar moeder die op de afzuigkap geplakt zat. Maakt dat niet uit, het is warm daar, Sue, had ik gezegd. Ze had het altijd koud, dat weet je toch, was het antwoord dat me weer op slag verliefd had gemaakt. Je glimlacht, fluistert Anca in mijn oor. Ach ja, ik weet niet of ik nou kan zeggen dat het een slecht huwelijk was, het was meer dat ze na een tijd alles kapotmaakte. Als het aan jou had gelegen waren jullie nu nog bij elkaar geweest? Ja, dat denk ik wel. Ik denk wel eens dat we nu nog samen zouden zijn als ik mijn regenpijp niet had laten vernieuwen. We drinken glaasjes brandewijn. Ik lig languit naast haar op bed. Ze trekt haar benen op en gaat dicht tegen me aan liggen, houdt me stevig vast, zo stevig als mogelijk. Ik zoen alles wat maar in de buurt van mijn mond komt. Vertel verder, fluistert ze in mijn oor. Het is een stom verhaal, Anca, je wilt het niet horen. Kom nou, ik vertel jou ook genoeg stomme dingen, ik vind iets niet zo gauw stom. Nou oké, zeg ik, het was ergens in oktober. De bladeren waren van de bomen gevallen, Wigston is erg mooi in deze tijd van het jaar, weet je dat? Echt heel mooi, alles is roestbruin en vochtig. Maar goed, de goot zat constant verstopt, en toen begon het dagen achtereen te regenen, zo hevig dat we binnenbleven. We speelde spelletjes en Susan kookte de laatste groente uit de tuin. De oogst was gigantisch geweest die zomer en ik had de hele vriezer vol met bonen en courgettes, aubergines, paprikas, ga zo maar door. Die dag maakte ze iets met de courgettes, geloof ik. Ja, ik kan me ook nog precies herinneren wat het was dat ze maakte: een stoofschotel met lamsvlees. Die avond zat de goot zo verstopt dat het regenwater niet meer weg kon. Toen begon de ellende Het eerste kwam de goot naar beneden, met een enorme klap, toen de regenpijp
Uit: In a State of Memory (Vertaald door Peter Kahn)
I cannot stop thinking about Cindal. Who might have mourned him, who mourns him still; I wonder who other than I remembers him, doubled over in pain, pitiful, suffering his ulcer the way one does daily chores, the way one does schoolwork, in the waiting room of death, tracing resplendent red letters with the blood seeping from the wounds of his ulcer, bleeding internally and finally departing, dragging himself to the other world, drowned in his own blood. He would get up, I suppose, in the morning or at night, or after a short daytime nap during which he may have succeeded in subduing his pain, he would awaken and find himself yet again with the ulcer, not a solitary, isolated ulcer but one in permanent communication with his mind, as if it were all one and the same thing, the ulcer and the terror, the terror unleashed by the ulcer, or the ulcer unleashed by the terror. Ulcer and terror were inseparable for Cindal during those sleepless hours of his day. He would double over and howl, pleading for help.
People like that who suffer with such conviction--this was said after Cindal had hung himself from a rope--must be left alone, nothing can be done for them; and when such people seek and find their own death, it is commonly agreed that they have found peace, that they have gently slipped away, and that, in the end, they have ceased to suffer. Cindal was left to die because it was thought that death was what he really wanted and that sooner or later he was going to have his way. Cindal, whose name returns to my memory with regularity, always with the stress on the letter i , whose twisted posture appears over and over, was left to die because his demands could not be answered and because demands of that nature do nothing but interfere with the lives of others and undermine the plenitude to which everyone has a right. No one who lives his or her life in conformity, replete with projects and certainties, no one who enjoys life's constant gratifications, can let down their guard and permit people like Cindal to enter their world, a person who did not make appointments, who did not book passages, and who even arrived late, at the final tattered shreds of the sanity that a psychiatrist's couch might have offered him.
Ich starrte darauf und fühlte mich mit einem Mal seltsam entfremdet von der jungen Frau auf dem Foto. Mir fiel die Reaktion meiner Mutter ein, als ich ihr am Telefon erzählte, dass mein Buch auf der Bestsellerliste stehe. »Oh wie schön, Sabine «, antwortete sie beiläufig und fuhr dann fort: »Weißt du, was der Arzt heute zu mir gesagt hat?« Die Erinnerung an diese Situation brachte ein Lächeln auf mein Gesicht. Natürlich wusste ich, dass meine Eltern stolz auf mich waren, doch wie sagte Mama mal so schön? Ihr sei es wichtiger, dass ich privat glücklich bin, das bedeute mehr als beruflicher Erfolg, und sei der noch so groß. Und überhaupt, nach all den Jahren, die sie im Dschungel verbracht hatte - was mochte ihr da schon eine Bestsellerliste sagen? Meine Gedanken wanderten nach West-Papua zurück, zu meiner Zeit bei den Fayu. Ich habe meine Kindheit nie als ungewöhnlich empfunden, schließlich kannte ich nichts anderes. Erst die Reaktionen auf mein Buch haben mir gezeigt, wie einzigartig meine Kindheit gewesen sein muss. Immer wieder werde ich gefragt, ob ich es meinen Eltern verüble, dass ich ihretwegen in der Wildnis aufgewachsen bin. Warum aber sollte ich diese aufregende und wunderschöne Phase meines Lebens bedauern? Natürlich war es für mich nicht leicht, mich nach einer Kindheit im Dschungel in der westlichen Welt zurechtzufinden. Es hatte mehr als zehn Jahre gedauert, mich in dieser fremden, sonderbaren Kultur zurechtzufinden - an sie gewöhnt habe ich mich immer noch nicht. Das, was ich in meinem bisherigen Leben tatsächlich bedaure, ist, dass ich nicht zurück nach Hause zu meinem Stamm gegangen bin, als ich mit der Schule fertig war. Wann immer ich dies jedoch meiner Mutter gegenüber erwähne, erinnert sie mich daran, dass man erst am Ende seines Lebens anfangen sollte, dies oder jenes zu bedauern. »Schließlich weißt du nie, was dich alles noch erwartet und welche Aufgaben du noch zu erfüllen hast.«
Sabine Kuegler (Patan, 25 december 1972)
De Duitse schrijver, journalist en theatercriticus Alfred Kerr werd op 25 december 1867 in Breslau geboren. Zie ook alle tags voor Alfred Kerr op dit blog.
Uit: Warum fließt der Rhein nicht durch Berlin?
In Berliner Badeanstalten sieht man in der heißen Zeit gute Turnleistungen. Wenn die Männerund Knaben springen, bieten sie einen gerundeten und korrekten Anblick. In Paris springensie auch - und es ist ein großes Vergnügen, in ihrer Gesellschaft wochenlang jeden Tag in derSeine herumzuplätschern, deren Pariser Ufer sich von unten am schönsten ansehn -, aber ihreSprünge wirken nicht heroisch, nicht stramm, nicht tadelooooos. Sie springen geschickter;aber weniger tadelooooos. Man muß unbedingt die Beine schließen, beim Kopfsprung, so daßder Körper, durch die Luft schießend, eine Einheit bildet, gewissermaßen einen Strich. DiePariser aber fallen wie eine Sternschnuppe, die sich grenzenlos freut. Sie haben keine Würdeund schließen die Beine nicht, ces misérables. Sie fallen durchs Universum und tauchen mitHeiterkeit in die grüne Flut ihres geliebten Flusses, ihres liebsten Flusses, der nicht wie unserRhein eine Tagereise von der Hauptstadt entfernt ist. Vorsehung, warum fließt der Rhein nichtdurch Berlin? Er wird sich hüten. Was ich sagen wollte: in einer Berliner Badeanstalt fürchtetman immer, Keile zu bekommen. Ich werde das Gefühl nie los. Unsere Bevölkerung hatdiesen Wesenszug in sich, einen jugendfrischen Wesenszug; und wer bei uns aufKörperverletzungen immerhin von vornherein gefaßt ist, ist weise. Die positive Gesinnung, die Goethe dem ersten seiner starken Gesellen in den Mund legt, äußert sich auch imSpreebad:
Wenn einer mir ins Auge sieht, Werd' ich ihm mit der Faust gleich in die Fresse fahren.
De Surinaams-Nederlandse schrijfster Karin Amatmoekrim werd geboren in
Paramaribo op 25 december 1976. Amatmoekrim emigreerde in 1981 vanuit Suriname
naar Nederland en groeide op in IJmuiden. Ze doorliep het Gymnasium Felisenum
in Velsen Zuid, daarna de studie Moderne Letterkunde (UvA) en studeerde af op
de scriptie de Etniciteit in de Surinaamse Literatuur. In 2004 kwam haar
debuutroman Het knipperleven uit, die door de pers enthousiast werd
ontvangen. In 2006 volgde Wanneer wij samen zijn, een generatieroman
gebaseerd op Amatmoekrims familiegeschiedenis. In 2009 verscheen de roman
Titus. Ook publiceerde Amatmoekrim dit jaar korte verhalen in De Groene
Amsterdammer en Vrij Nederland, en verving zij columniste Aaf Brandt Corstius
drie weken lang met een dagelijkse column in nrc.next. Op 15 november 2009
kreeg zij als eerste de Black Magic Woman Literatuurprijs uitgereikt voor haar
roman Titus.
Uit: Wanneer wij samen zijn
Wagiman had haar
horen gillen terwijl hij aan het werk was. Toen hij het huis binnen was gerend,
was ze al aan het bloeden.
Zittend op de grond naast hun bed, graaide ze in haar doorweekte sarong, in een
wanhopige poging het onomkeerbare ongedaan te maken. De vrouwen die later
kwamen om haar te verzorgen, vertelden dat het kind dood was en dat ze het
moest baren. Het leek hem barbaars om zoiets van een vrouw te verlangen, maar
Soemi deed het. Ze liet de weeen komen en perste het kind uit haar lichaam
zonder een kreet te slaken. Toen het op haar borst werd gelegd, sloeg ze haar
armen om het warme maar toch stille lichaampje en schreeuwde harder dan ze
gezwegen had tijdens het baren. Haar moederliefde was verminkt en ze schreeuwde
omdat ze de kracht niet vond om te vragen hoe het kon gebeuren en wanneer het
kind was gestopt met bewegen en waarom, waarom, waarom het zo moest zijn.
Wagiman was in de
kamer, waar zijn machteloosheid hem in een hoek had gedreven. Hij keek zonder
iets te zeggen naar zijn Soemi, zonder zijn tranen op zijn handen te voelen
vallen. Hij wilde haar sussen en zeggen dat het allemaal weer goed zou komen.
Hij zou voor haar liegen, als dat haar pijn zou verzachten. Maar hun verlies
stond onbeweeglijk tussen hen in, zijn troost bestond niet voor haar.
Zij kon hem niet
uitleggen dat het verdriet zo groot was, dat haar lichaam er pijn van deed. Dat
ze zoveel van dit kind hield, dat gestopt was te bestaan voordat het bestond,
en dat ze het desondanks kende als al haar andere kinderen, omdat het was
ontstaan in haar lichaam. Dat zij het had moeten beschermen omdat het nog te
klein was om zonder haar te leven, maar dat zij het zelfs toen het binnenin
haar was, niet had kunnen redden. Haar lichaam huilde zo hard dat het vergat
hoe het moest ademen en het had weinig gescheeld of Soemi was gestorven aan de
ondraaglijke pijn van het verliezen van een kind.