Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
14-02-2013
Hanna Bervoets
De Nederlandse schrijfster, journaliste en columnisteHanna
Marleen Bervoets werd geboren ion
Amsterdam op 14 februari 1984.Bervoets
behaalde in 2002 haar diploma aan het Barlaeus Gymnasium. Daarna volgde zij een
bacheloropleiding Media en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam, met als
specialisatie Televisie en Populaire Cultuur. In 2008 voltooide zij daarnaast
een duale Master Journalistiek en Research, eveneens aan de Universiteit van
Amsterdam.
Tijdens haar studie schreef Hanna Bervoets filmrecensies
en korte columns over het Amsterdamse uitgaansleven voor stadsmagazine NL20.
Daarnaast was zij werkzaam als freelance journaliste voor verschillende kranten
en tijdschriften, waaronder Marie Claire, Elsevier Thema, Nrc.next, CJP
Magazine en Volkskrant Magazine. Sinds 2009 heeft ze een vaste column in
Volkskrant Magazine en sinds 2011 een wekelijkse duo-column in
"Viva", samen met Anna Drijver. In 2011 werd een bundel van haar
columns in Volkskrant Magazine uitgegeven onder de titel Leuk zeg doei. In 2009
verscheen Bervoets debuutroman Of Hoe Waarom, waarvoor ze in datzelfde jaar
de ScriptPlus HvA Debutant van het Jaar-prijs won. In 2010 schreef Hanna
Bervoets in opdracht van de Haagse toneelgroep Firma MES haar eerste
toneelstuk: Roes. In 2011 publiceerde Bervoets haar tweede roman Lieve Céline.
Daarmee won ze de Opzij Literatuurprijs 2012. Ook schreef zij het scenario voor
de televisiefilm Bowy is binnen. Haar nieuwe roman Alles Wat Er Was
verscheen januari 2013.
Uit: Lieve Céline
Schiphol, 11:03
uur
Lieve Céline,
Dit is niet mijn 1e
brief. Ik heb je al 3 dingen geschreven. Maar ik heb nog geen antwoord van jou.
Misschien is het niet goed aangekomen of iets? De eerste 2 brieven stuurde ik
naar het adres van op je site.
Maar op de
valentijnskaart voor jou en René het adres van je agent. Had ik van een meisje
van het forum. KateGirl heet zij. Van Kate Winslet. Dus eigenlijk is ze geen
echte fan.
Ze is van NA
Titanic: van na My Heart Will Go On zeg maar. KateGirl zei dat jouw agent haar
post aan jou had gegeven. En dat jij haar toen een foto had gestuurd met
handtekening. Kan zijn dat ze liegt. Ja echt wel dat ze liegt. Anders had ik
toch ook allang iets van je gekregen?
Dus ga ik je deze
brief zelf geven. Want ik kom naar je toeCéline!
Eindelijk. Ik zou
al eerder naar je show. Ik had genoeg gespaard met mijn baan. Er kwam alleen
iets tussen. Maar dat is nu opgelost.
Morgen zijn we
samen. Dan zie ik voor het eerst je show! Of nou ja: ik heb em natuurlijk al
HEEL vaak gezien. Allebei de dvds heb ik en de filmpjes van YouTube ken ik uit
mn hoofd. Ik weet al wat mijn
lievelingsstukje
is. Niet die met vuur en elfen. Dat vind ik echt wel heel goed maar dat vindt
iedereen. I Surrender is mijn lievelingsstukje.
Omdat het begint
met een donkere zaal: even zie je niets. Dan gaat er een groene laser aan. Rook
over het podium en op een blok staat een man. Je ziet alleen zijn rug maar hij
danst: gooit zijn armen
omhoog en een been
in de lucht. Pas als de man zich omdraait zie je dat hij een masker op heeft.
Natuurlijk best raar. Maar ik vind het dus mooi Céline. Dat je zn gezicht niet
ziet.
Oh ik heb zo een
ZIN! Ik heb al 3 jaar zoooon zin.
Am Aschermittwoch (Annette von Droste-Hülshoff), Karol Wojtyla
Bij Aswoensdag
Aswoensdag door Franz Everhard Bourel, 1839
Am Aschermittwoch
Auf meiner Stirn dies Kreuz Von Asche grau: O schnöder Lebensreiz, Wie bist du schlau Uns zu betrügen! Mit Farben hell und bunt, Mit Weiß und Rot Deckst du des Moders Grund; Dann kömmt der Tod Und straft dich Lügen.
Und wer es nicht bedacht Und wohl gewußt, Sein Leben hingelacht In eitler Lust, Der muß dann weinen; Er achtet nicht was lieb; Und was ihm wert, Das flieht ihn wie ein Dieb, Fällt ab zu Erd' Und zu Gebeinen.
Was schmückt sich denn so hold In bunter Seid'? Was tritt einher in Gold Und Perlgeschmeid'? O Herr! ich hasche Nach Allem, was nicht gut, Nach Wahn und Traum, Und hänge Erd' und Blut Und Meeresschaum Um bunte Asche.
Was wird so heiß geliebt? Was legt in Band, Ob's gleich nur Schmerzen gibt, Sinn und Verstand? O Herr, verzeihe! Die Seele minnt man nicht, Die edle Braut, Und wagt um ein Gesicht, Aus Staub gebaut, Die ew'ge Reue!
Stellt ein Geripp' sich dar Vor meinem Blick, So sträubt sich mir das Haar; Ich fahr' zurück Vor dem, was ich einst bleibe, Und werd' es selber noch, Und weiß es schon, Und trag' es selber doch Zu bitterm Hohn Im eignen Leibe!
Fühl' ich des Pulses Schlag In meiner Hand, Worüber sinn ich nach? O leerer Tand: Ob ich gesunde! Und denke nicht betört, Daß für und für Ein jeder Pulsschlag zehrt Am Leben mir, Schlägt Todeswunde!
Du schnöder Körper, der Mich oft verführt, Mit Welt und Sünde schwer Mein Herz gerührt, Noch hast du Leben! Bald liegst du starr wie Eis, Der Würmer Spott, Den Elementen preis; O möge Gott Die Seele heben!
Annette von Droste-Hülshoff (10 januari 1797 24 mei 1848)
Meersburg: Fürstenhäusle met Droste-Museum
Bij het aftreden van Benedictus XVI
Fra Angelico: Altaarstuk, Johannes en Maria (rechter paneel), 1447/48
John Beseeches Her
Don't lower the wave of my heart, it swells to your eyes, mother; don't alter love, but bring the wave to me in your translucent hands. He asked for this. I am John the fisherman. There isn't much in me to love. I feel I am still on that lake shore, gravel crunching under my feet-- and, suddenly--Him. You will embrace his mystery in me no more, yet quietly I spread round your thoughts like myrtle. And calling you Mother--His wish-- I beseech you: may this word never grow less for you. True, it's not easy to measure the meaning of the words he breathed into us both so that all earlier love in those words should be concealed.
M. Vasalis, Jan Arend, Georges Simenon, Nynke van Hichtum
De Nederlandse dichteres en psychiater M. Vasalis werd geboren in Den Haag op 13 februari 1909. Zie ook alle tags voor M. Vasalis op dit blog.
Regressie in de supermarkt, bij de kassa
Diep uit mijn jeugd, waarover nooit een doodsbericht gekomen is, maar die is zoekgeraakt, vermist komt dit gevoel: ik zou haar brede rug willen omhelzen, haar stevige, onopgesmukte hand, nu op mijn hoofd of in mijn nek af willen smeken - en in een vlaag van onbeheerste en jaloerse pijn begeer ik heftig weer als een kindje in haar zo hoog gevulde, met overleg gepakte, kalm bestuurde hemelse boodschappenwagentje te zijn.
Is het vandaag of gistren, vraagt mijn moeder
Is het vandaag of gistren, vraagt mijn moeder, bladstil, gewichtloos drijvend op haar witte bed. Altijd vandaag, zeg ik. Ze glimlacht vaag en zegt: zijn we in Roden of Den Haag ? Wat later: kindje ik word veel te oud. Ik troost haar, dierbare sneeuwwitte astronaut zo ver al van de aarde weggedreven, zo moedig uitgestapt en in de ruimte zwevend zonder bestek en her en der. Zij zoekt - het is een s.o.s. - haar herkomst en haar zijn als kind en niemand niemand, die haar vindt zoals zij was. Haar franse les herhaalt zij: van haar 8e jaar: 'bijou, chou, croup, trou, clou, pou, òu, die eerste juffrouw, weet je wel die valse ouwe mademoiselle hoe heet ze nou. Ik ben zo moe.' Had ik je maar als kind gekend, die nu mijn moeder bent
Op een recht, zwart kousenbeen
Op een recht, zwart kousenbeen dunne rokjes opgeheven, dansend in de vroege regen en de tuin voor zich alleen,
staan twee jonge appelbomen, 't witte bloed omhoog gestegen, vlinder-hoofden wijd omgeven door hun allereerste dromen.
Ik ben een arme man en ik verdien mijn dagelijks brood in schande.
Ik haal dat is mij opgedragen met emmers water uit de regenput en voel mij schuldig omdat ik modder op de bodem zie. En zo begint de dag nog voor het kwaad ontwaakt is.
Een hand voor mij is witter dan een bloem en het is waar dat woorden mij vreesachtig maken.
Ik leef zo. Ik ben zo.
Mijn dag verstrijkt in regelmaat van schande. Ik ben een arme man en alle leven doet mij zeer.
Verdreven ben ik
Verdreven ben ik uit de baarmoeder Gods.
Verstoten uit weeshuizen en daklozenkolonies.
Klaprozen langs de weg. Boeren en de honger.
Hoog en licht is boven mij wat ik de lucht zou willen noemen maar dat in waarheid de toegang is tot Hem die mij verdreven heeft.
Zondig zijn wij allen.
Maar Hij heeft een baarmoeder Hij is de goede God.
Tout en parlant, il avait la bille de sa poche et il la faisait rouler sur la nappe. - Qu'est-ce que c'est? - Une bille. Le Toubib en possédait trois. Elle regardait son mari avec attention. - Tu l'aimes bien, non? - Je crois que je commence à le comprendre. - Tu comprends qu'un hommme comme lui devienne clochard? - Peut-être. Il a vécu en Afrique, seul blanc, éloigné des villes et des grand-routes. Là aussi il a été déçu. - Pourquoi? N'était-il difficile d'expliquer ça à Mme Maigret qui avait passé sa vie dans l'ordre et la propreté? - Ce que je cherche à deviner, continuait-il sur un ton léger, c'est en quoi il pouvait être coupable. Elle avait l'air de ne pas comprendre. - Coupable? Que veux-tu dire? C'est lui qu'on a attaqué et jeté dans la Seine, non? - Il est la victime, c'est vrai. Mais souvent, dans un crime, la victime partage dans un large mesure la responsabilité de l'assassin.
Georges Simenon (13 februari 1903 - 4 september 1989)
't Was heel stil in de anders zoo drukke kamer. Poes lag te spinnen tusschen de geraniums op de vensterbank. Oude Saapke, de baker, zat half te dutten bij de tafel.
Daar klonk een héél fijn, klagend stemmetje uit een hoek van de kamer: E-ê-lê-lê! en meteen verscheen er een magere hand tusschen de dichtgeschoven gordijnen van een hooge bedstee, waarvan de deuren openstonden.
Saapke, de kleine jongen is wakker. Toe, laat me hem eens zien!
Saapke stond langzaam op en waggelde naar den hoek, vanwaar het stemmetje zich liet hooren. 't Kwam uit een kist, die in een hoek bij 't bed stond, en die door moeder-zelf keurig bespijkerd was met blauwe stof, met een laag oude lappen er onder. Haar tiende kindje moest toch een lekker zacht nestje hebben, 't arme kleine ding, al schoot er geen echt wiegje voor hem over! De oude nane toch was totaal versleten, en voor een nieuwe had moeder geen geld. 't Was al moeilijk genoeg om rond te komen en al die hongerige mondjes elken dag, zoo goed als 't ging, te verzadigen!
En zoo had moeder Afke dan van die oude houten kist een nestje gemaakt, zóó zacht en zóó lekker als 't kindje maar wenschen kon, en dat 't er van buiten minder mooi uitzag, daar had het kleine schepseltje nog geen weet van.
Daar haalde Saapke de pop te voorschijn; - elk klein kindje heet in Friesland de pop of de kleine pop, moet je weten - en bracht hem zegevierend bij zijn moeder.
Nynke van Hichtum (13 februari 1860 - 9 januari 1939)
Irgendwann tat mir der Hintern vom Auf-der-Stange-Fahren weh, gefährlich war es zwar nicht, aber sehr bequem war es auch nicht gerade. A. begleitete mich nach Hause in meine Kniprode-Straße, gleich hinter dem Friedrichshain, die gerade in Arthur-Becker-Straße umbenannt worden war, darüber regten sich die Leute in meinem Haus noch lange auf, wozu denn das nun noch!Arthur Becker war ein kommunistischer Antifaschist, der während des Spanienkrieges in den internationalen Brigaden gekämpft hatte und dann erschossen worden war, diese Geschichte kannte aber kein Mensch, und sie interessierte auch keinen Menschen in meinem Haus, es reichte schon, daß der kleine Park neben der S-Bahn-Station jetzt nach einem hingerichteten Antifaschisten Anton-Saefkow-Park hieß und daß es im ganzen Umkreis noch mindestens fünfzehn andere Antifa-Kämpfer-Straßen gab. Die Leute wollten ihre Kniprode-Straße wiederhaben, wer immer der Herr Kniprode gewesen sein mag, er war bestimmt kein Antifaschist, und die Straße habe doch schon immer so geheißen, noch in Friedenszeiten, zeterten die Leute. Heute wohnen sie, wenn sie noch leben, wieder in der Kniprode-Straße. Der Radfahrer, das erste Bild von A. also. Ich malte es auf ein Brett, das ich aus meinem Bücherregal nahm, auf diese Weise entstand dort gleichzeitig eine höhere Abteilung für Kunstbücher. Der Radfahrer ist längs auf das Regalbrett gemalt, en face, er fährt direkt auf den Betrachter zu; ein Mann en face auf einem Fahrrad verliert jeden Raum, jedes Volumen. A. hält seine rechte Hand an die Stirn, er hat, wie so oft, Kopfschmerzen. Der Hintergrund ist changierend in Lila-Grau-Gelb mit starker Wolkenbildung gehalten, dramatisch. Das Längsformat war für die Abbildung von A.s langen Beinen nötig, die er mit allen Fluchttieren gemeinsam hatte, Gazellen, Giraffen, Antilopen. Entflohen ist er seit langem.
Barbara Honigmann (Oost-Berlijn, 12 februari 1949)
Du heller Himmel über mir, Dir will ich mich vertrauen: Laß nicht von Lust und Leiden hier Den Aufblick mir verbauen!
Du, der sich über alles dehnt, Durch Weiten und durch Winde, Zeig mir den Weg, so heiß ersehnt, Wo ich Dich wiederfinde.
Von Lust will ich ein Endchen kaum Und will kein Leiden fliehen; Ich will nur eins: nur Raum - nur Raum, Um unter Dir zu knieen.
Durch Dich
Was nur das Leben faßt an Allgewalten - Durch Dich allein ergriff es mein Gemüt, Zugleich in Leidenschaft und Händefalten, Hab ich in Dir vor Gott gekniet.
Durch Dich allein auch ist die tiefste Wunde Auf immer meinem Leben eingebrannt, Da ich, in vergeßlich dunkler Stunde, Im Gott das Menschenbild erkannt.
Hab Dank für alles, was Du mir gegeben! Das Höchst' und Tiefste, das wir Menschen haben - Durch Dich ward's mein in schweigendem Erleben: Den Gott zu schau'n - und zu begraben.
Lou Andreas-Salomé (12 februari 1861 5 februari 1937)
Hier met Paul Rée en Friedrich Nietzsche, rond 1882
Onafhankelijk van geboortedata:
De Amerikaanse dichter John Hennessywerd geboren in 1965 en groeide op inNew Jersey. Hij kon aanPrinceton University studeren middels eenCaneScholarship.Hij woondein New York, Amsterdam, en Austin, en rondde zijn studies afaan de Universiteit vanTexasen de Universiteit vanArkansas.Zijn gedichtenverschijnen inThe New Republic, The Yale Review, New Letters, Ontario Review, Fulcrum Annual, Harvard Review, Salt (UK), Notre Dame Review, Jacket (Australia), The Sewanee Review, en Best New Poets 2005. In.In2007was hijResidentFellow aan hetAmyClampittHouse. Tegenwoordigwoont hijmet zijn gezin inAmhersten doceert aan deUniversiteit van Massachusetts.
The Green Man In April
Theres no shade in this New World like the hemlock for settling the liver, uncoiling fish-shaped pancreas or just forgetting. I trample paths through burdock, groom myself with crows wing, to cool my night-sweats.
When sunlight fixes me in place for daytimes lapse, I like to ground my limbs under the live oak tree outside my wifes new office, branch above the stacks of papers there. Slow surgeI spread to see her stately
hips and bum, long, round thighs, her downward dog to cobra pose, the arc of sweat, ecstatic drops splattering on her yoga mat. After her evening jog, she rubs my trunk, stretches like ivy. She stops
to sort me like a jolt of chlorophyll, her entire elegant fist stuck in my knothole, a secret place for keys and notes, old rings and diaphragm, wax figure of what I've become, photos of my younger face.
Maskenball (Heinrich Heine), Maryse Condé, Else Lasker-Schüler, Kazys Bradūnas
Bij Carnaval
Bal Masqué door August Willem van Voorden, ca 1910
Maskenball
Gib her die Larv, ich will mich jetzt maskieren In einen Lumpenkerl, damit Halunken, Die prächtig in Charaktermasken prunken, Nicht wähnen, ich sei einer von den ihren.
Gib her gemeine Worte und Manieren, Ich zeige mich in Pöbelart versunken, Verleugne all die schönen Geistesfunken, Womit jetzt fade Schlingel kokettieren.
So tanz ich auf dem großen Maskenballe, Umschwärmt von deutschen Rittern, Mönchen, Köngen, Von Harlekin gegrüßt, erkannt von wengen.
Mit ihrem Holzschwert prügeln sie mich alle. Das ist der Spaß. Denn wollt ich mich entmummen, So müßte all das Galgenpack verstummen.
Heinrich Heine (13 december 1797 17 februari 1856)
Il emplissait à nouveau son verre quand la sonnerie de l'entrée retentit avec violence, pressée par une main fiévreuse.
Babakar sortit sur la galerie et, malgré la pluie, traversa en courant la pelouse, ses pieds nus s'enfonçant dans la gadoue puis s'en arrachant avec un bruit de succion. Un homme se tenait derrière la grille, s'abritant d'une feuille de bananier. Il était jeune. Beau. L'air craintif. Noir. Très noir. Habillé de hardes, curieusement chaussé de conver- ses rouges qui prenaient l'eau de toutes parts. Il s'agissait visiblement d'un Haïtien, innombrables dans la région malgré les arrestations et les reconduites aux frontières de plus en plus féroces de la police. Il balbutia :
- Fô li vini kounye-a. Li pral mouri !
Babakar ne s'était pas trompé : il reconnut le créole haïtien qu'il ne comprenait pas plus que le guadeloupéen et interrogea en français : - De qui s'agit-il ? D'une de mes patientes ?
L'homme se borna à répéter avec plus de force :
- Li pral mouri !
Babakar retourna à l'intérieur de la maison pour s'habiller et prendre sa trousse. Puis, il rejoignit l'Haïtien qui, la tête entre les mains, s'était accroupi dans un coin du garage. Ils prirent place dans la vieille Mercedes, achetée pour une bouchée de pain à un VAT qui retournait à Angoulême, son contrat terminé. C'était une de ces nuits où ne peuvent germer que l'étrange ou l'insolite. Par une nuit semblable, Dieu avait dû créer l'homme avec tous les déboires que cela avait entraînés.
Carnaval in Rome door Johannes Lingelbach (1622-1674)
Karneval
Auch uns, in Ehren sei's gesagt, Hat einst der Karneval behagt, Besonders und zu allermeist In einer Stadt, die München heißt.
Wie reizend fand man dazumal Ein menschenwarmes Festlokal, Wie fleißig wurde über Nacht Das Glas gefüllt und leer gemacht,
Und gingen wir im Schnee nach Haus, War grad die frühe Messe aus, Dann können gleich die frömmsten Frau'n Sich negativ an uns erbau'n.
Die Zeit verging, das Alter kam, Wir wurden sittsam, wurden zahm. Nun sehn wir zwar noch ziemlich gern Die Sach' uns an, doch nur von fern (Ein Auge zu, Mundwinkel schief) Durchs umgekehrte Perspektiv.
Uit: Buzz Aldrin, What Happened to You in All the Confusion?(Vertaald door Deborah Dawkin)
The person you love is 72,8 percent water and theres been no rain for weeks. Im standing out here, in the middle of the garden, my feetfirmly planted on the ground. I bend over the tulips, gloves on my hands,boots on my feet,small pruning shears between my fingers,itsextremely early,one April morning in and its beginning to growwarmer,Ive noticed it recently,a certain something has begun to stir,I noticed it as I got out of the car this morning,in the gray light,as Iopened the gates into the nursery, the air had grown softer, morerounded at the edges,Id even considered changing out of my winterboots and putting my sneakers on.I stand here in the nursery garden,by the flowers so laboriously planted and grown side by side in theirbeds, in their boxes, the entire earth seeming to lift, billowing green,and I tilt my head upward,theres been sunshine in the last few days,a high sun pouring down, but clouds have moved in from the NorthSea somewhere now, Sellafield radiation clouds, and in short inter- vals the sun vanishes, for seconds at first, until eventually more andmore time passes before the sunlight is allowed through the cumulusclouds again.I lean my head back,face turned up,eyes squinting,withthe sun being so strong as it forces its way through the layers of cloud.I wait.Stand and wait.And then I see it,somewhere up there,a thou-sand, perhaps three thousand feet above, the first drop takes shapeand falls, releases hold, hurtles toward me, and I stand there, faceturned up,its about to start raining,in a few seconds it will pour,and never stop, at least thats how it will seem, as though a balloon hadfinally burst,and I stare up,a single drop on its way down toward me,heading straight,its pace increases and the water is forced to changeshape with the speed, the first drop falls and there I stand motion-less, until I feel it hit me in the center of my forehead, exploding outward and splitting into fragments that land on my jacket, on theflowers beneath me, my boots, my gardening gloves. I bow my head.And it begins to rain.
Uit: The Bookseller of Kabul (Vertaald door Ingrid Christophersen)
"A friend of mine would like to marry Sonya," he told the parents. It was not the first time someone had asked for their daughter's hand. She was beautiful and diligent, but they thought she was still a bit young. Sonya's father was no longer able to work. During a brawl a knife had severed some of the nerves in his back. His beautiful daughter could be used as a bargaining chip in the marriage stakes, and he and his wife were always expecting the next bid to be even higher. "He is rich," said Sultan. "He's in the same business as I am. He is well educated and has three sons. But his wife is starting to grow old." "What's the state of his teeth?" the parents asked immediately, alluding to the friend's age. "About like mine," said Sultan. "You be the judge." Old, the parents thought. But that was not necessarily a disadvantage. The older the man, the higher the price for their daughter. A bride's price is calculated according to age, beauty, and skill and according to the status of the family. When Sultan Khan had delivered his message, the parents said, as could be expected, "She is too young." Anything else would be to sell short to this rich, unknown suitor whom Sultan recommended so warmly. It would not do to appear too eager. But they knew Sultan would return; Sonya was young and beautiful. He returned the next day and repeated the proposal. The same conversation, the same answers. But this time he got to meet Sonya, whom he had not seen since she was a young girl.
Graf drückte, friedlich gestimmt, auf die Taste mit der Lucky-Strike-Marke. Iv saß schon im Auto und hörte aufmerksam Nachrichten. Also denn, sagte sie. Es ging zu Vivian, die ihre Mutter zu einem Abrisshaus bestellt hatte. Felix war im Spätdienst, deshalb hatte Iv Graf gebeten mitzukommen. Im Kofferraum lag eine monströse Ziehharmonika-Liege, nach der Vivian verlangte. Die steht doch sowieso nur bei euch im Schuppen rum. Wir kriegen sie am Wohlstandshaken, hatte Iv gesagt. Sie ist ein verwöhntes Einzelkind, das verzichtet doch nicht auf das, was ihr das Leben ganz automatisch anbietet. Sie revoltiert, das ist ganz normal, dass ein Kind in ihrem Alter gegen die Eltern revoltiert, sagte Graf. Weil wir so schreckliche Eltern sind, Iv gab Gas. Und was ist mit deinen Kindern, weißt du, ob sie nicht gerade auf der Straße leben und sich fragen, wo ihr Vater ist? Graf sah geradeaus. Ich weiß es nicht.
Galilei akademisch, die Hände über dem Bauch gefaltet: In meinen freien Stunden, deren ich viele habe, bin ich meinen Fall durchgegangen und habe darüber nachgedacht, wie die Welt der Wissenschaft, zu der ich mich selber nicht mehr zähle, ihn zu beurteilen haben wird. ( )
Der Verfolg der Wissenschaft scheint mir diesbezüglich besondere Tapferkeit zu erheischen. Sie handelt mit Wissen, gewonnen durch Zweifel. Wissen verschaffend über alles für alle, trachtet sie, Zweifler zu machen aus allen. Nun wird der Großteil der Bevölkerung von ihren Fürsten, Grundbesitzern und Geistlichen in einem perlmutternen Dunst von Aberglauben und alten Wörtern gehalten, welcher die Machinationen3 dieser Leute verdeckt. ( ) Diese selbstischen und gewalttätigen Männer, die sich die Früchte der Wissenschaft gierig zunutze gemacht haben, fühlten zugleich das kalte Auge der Wissenschaft auf ein tausendjähriges, aber künstliches Elend gerichtet, das deutlich beseitigt werden konnte, indem sie beseitigt wurden. Sie überschütteten uns mit Drohungen und Bestechungen, unwiderstehlich für schwache Seelen. Aber können wir uns der Menge verweigern und doch Wissenschaftler bleiben? ( ) Wofür arbeitet ihr? Ich halte dafür, daß das einzige Ziel der Wissenschaft darin besteht, die Mühseligkeit der menschlichen Existenz zu erleichtern. Wenn Wissenschaftler, eingeschüchtert durch selbstsüchtige Machthaber, sich damit begnügen, Wissen um des Wissens willen aufzuhäufen, kann die Wissenschaft zum Krüppel gemacht werden, und eure neuen Maschinen mögen nur neue Drangsale bedeuten.
Bertolt Brecht (10 februari 1898 14 augustus 1956)
Scene uit Das Leben des Galilei,Landesbühne Rheinland-Pfalz, 2010
I dreamt of autumn in the window's twilight, And you, a tipsy jesters' throng amidst. ' And like a falcon, having stooped to slaughter, My heart returned to settle on your wrist.
But time went on, grew old and deaf. Like thawing Soft ice old silk decayed on easy chairs. A bloated sunset from the garden painted The glass with bloody red September tears.
But time grew old and deaf. And you, the loud one, Quite suddenly were still. This broke a spell. The dreaming ceased at once, as though in answer To an abruptly silenced bell.
And I awakened. Dismal as the autumn The dawn was dark. A stronger wind arose To chase the racing birchtrees on the skyline, As from a running cart the streams of straws.
March
The sun is hotter than the top ledge in a steam bath; The ravine, crazed, is rampaging below. Spring -- that corn-fed, husky milkmaid -- Is busy at her chores with never a letup.
The snow is wasting (pernicious anemia -- See those branching veinlets of impotent blue?) Yet in the cowbarn life is burbling, steaming, And the tines of pitchforks simply glow with health.
These days -- these days, and these nights also! With eavesdrop thrumming its tattoos at noon, With icicles (cachectic!) hanging on to gables, And with the chattering of rills that never sleep!
All doors are flung open -- in stable and in cowbarn; Pigeons peck at oats fallen in the snow; And the culprit of all this and its life-begetter-- The pile of manure -- is pungent with ozone.
Boris Pasternak (10 februari 1890 - 30 mei 1960)
De Joods-Oostenrijks-Britse schrijver Jakov Lind (pseudoniem van Heinz Landwirth) werd geboren in Wenen op 10 februari 1927. Zie ook alle tags voor Jakov Lind dit blog.
Uit: Ergo (Vertaald door Ralph Manheim)
Slowly and heavily, a hippopotamus rising from the Nile, he rose from the paper mountain, beat the nightmare of virginal lewdness out of his clothes and stood there, a squat man of sixty with short gray hair and swollen lips, crossing his hands over his forehead, and looked around him darkly. Have you been watching me again while I was asleep? Have you been spying on me, you scum? Youre living by my sufferance, remember that. Tomorrow it will be all up with you. Ill throw you both out. Both of you.
What time is it?
Nine oclock, Father. Aslan called him Father because of the difference in their ages and in token of devotion and gratitude. Nine oclock, eh? Wacholder was now able to shout, so he shouted.
Yes, nine oclock, Father.
What about my tea?
Leo jumped out of bed again (has he gone plumb crazy?) and picked at his molar with satisfaction as Aslan obediently brought down his own tea. Aslan can do what he likes, Im here to work.
Wacholder warmed his hands on the lukewarm tea. Theyve been here again, Aslan, the big black ones, do you hear. Theyve visited me again, Aslan, as big as gothic letters, up and down the wall of my heart, Aslan, up and down, and the Latin letters too, as green and thick as creepers. A whole bellyful, Aslan, it turned my stomach, Aslan.
And then the rats, as big as big steamships, back and forth, back and forth. What do you think, Aslan, should I call the doctor?
Call the doctor, Father.
No, I wont call the doctor. Ive changed my mind. Let them crawl, let them bob up and down, let them gnaw and creep and root about. Let them hollow me out. Man is a pipe.
Een herfstblad dwarrelt van de boom gekleurd in vroege ochtendzon het leven is een vage droom verweven in de nevelen die nu je geest omgeven zo was het vroeger niet toen je nog jong en onbevangen aan de reis begon die nu ten einde kwam in al die jaren heb je wat je had gegeven aan wie je lief was, ongevraagd verwachtte je nooit iets terug
Ach tante France, je zachte stem klinkt als een verre echo in mijn ziel en ik ruik nog een vleugje van de bloemengeur die je omgaf pastelkleur uit verbleekt boeket van ouderwetse bloemen in kristallen vaas ooit naast je bed gezet
Carry-Ann Tjong-Ayong (Paramaribo, 10 februari 1941)
Hier met de Surinaamse schrijver André Pakosie (l)
A snail is climbing up the window-sill Into your room, after a night of rain. You call me in to see and I explain That it would be unkind to leave it there: It might crawl to the floor; we must take care That no one squashes it. You understand, And carry it outside, with careful hand, To eat a daffodil.
I see, then, that a kind of faith prevails: Your gentleness is moulded still by words From me, who have trapped mice and shot wild birds, Your closest relatives and who purveyed The harshest kind of truth to many another, But that is how things are: I am your mother, And we are kind to snails.
The sheets have been laundered clean of our joint essence - a compound, not a mixture; but here are still
your forgotten pipe and tobacco, your books open on my table, your voice speaking in my poems.
Fleur Adcock (Papakura, 10 februari 1934)
De Franse schrijver, journalist en avonturier Joseph Kessel werd geboren op 10 februari 1898 in Clara, Entre Rios, Argentinië. Zie ook alle tags voor Joseph Kessel op dit blog.
Uit: Les cavaliers
Devant son regard, un plateau s'ouvrait à l'infini. La surface en était poudrée, comme d'une cendre au grain dur et grossier. Sur elle régnait la mort éblouissante des frigides soleils. Lumineuse au point de rendre toute lumière épaisse et aveugle, plus stérile que la nudité des laves noires, plus triste que les larmes des anges et plus belle que la beauté, cette plaine étalée à quinze mille pieds d'altitude n'était plus la terre des hommes. Des montagnes bordaient cet univers de steppe astrale. Elle était si près du ciel que seule la ligne des crêtes en dépassait le niveau. A cause de cela, il semblait que des dieux dont aucune religion n'avait jamais conçu la forme ni deviné les noms aient érigé contre le firmament glacé une enceinte à la mesure et à l'image de ce plateau effrayant et sublime. La muraille, il l'avaient pétrie de roche et de lumière. Dans cette substance, ils avaient forgé les repères, les instruments, les signes destinés à des voyageurs fabuleux. Vaisseaux géants de porphyre ancrés dans la neige des âges. Radeaux en corail suspendus sur l'azur. Aiguilles pareilles à des phares démesurés qui avaient pour feux, à l'usage des astres, les rayons du soleil. Parfois des dragons monstrueux et des idoles colossales surgissaient sur une écume rose pétrifiée.
As when a child on some long winter's night Affrighted clinging to its Grandam's knees With eager wond'ring and perturbed delight Listens strange tales of fearful dark decrees Muttered to wretch by necromantic spell; Or of those hags, who at the witching time Of murky midnight ride the air sublime, And mingle foul embrace with fiends of Hell: Cold Horror drinks its blood! Anon the tear More gentle starts, to hear the Beldame tell Of pretty babes, that loved each other dear, Murdered by cruel Uncle's mandate fell: Ev'n such the shiv'ring joys thy tones impart, Ev'n so thou, Siddons! meltest my sad heart!
Charles Lamb (10 februari 1775 - 27 december 1834)
Der todkranke Habicht und die leichtgläubigen Tauben
Ein Habicht lag in den letzten Zügen, Und rief, es geht mir herzlich nah, Dass ich, die Tauben zu betrügen, Im Leben stets nach Mitteln sah; Drum such ich ihnen abzubitten, Was sie bisher von mir erlitten.
Die Tauben wurden hergebeten; Es kamen ihrer auch ein Paar. Doch als sie, sicher vor Gefahr, Dem Kranken allzu nah getreten, Ihn, zur Versöhnung, selbst zu küssen, Da hat er sie noch tot gebissen.
Lernt klüger sein, ihr albern Tauben, Und seid ihn Zukunft nicht so blind, Merkt, dass den Feinden nicht zu glauben, So lange sie am Leben sind.
Sprach sy: Du bist mier nit überlägen; alein verdrüßt mich, das du so hin und wider schlumpest, an zwifell nütt lernest; lartest du werchen, wie din vatter sälig ouch than hatt! Du wirst doch kein priester; ich bin nit so sälig, das ich ein priester erzieche. Bleib also 2 oder 3 tag by iren. An eim morgent was ein grosser ryff, als man laß, uff trübell gfallen; do halff ich iren läsen und aaß der gefrornen trübell, das mich das krimmen an kam, das ich alle fiere von mier strakt, meint, ich mießte zersprungen sin. Do stůnd sy vor mier und lachet, sprach: Wilt gären, so zerspring; worumb hastz gessen? Andre vill stuken mer mecht ich an zeigen irer rüchin; sunst was sy ein erlich, redlich, from wib; das hatt iederman von iren gesagt und sy gelobet. Do ich nun mit minen zwei briedren hinweg zoch und wier über den Letschenberg giengen gägend Gastren, satztend sich mine brieder in den stozenden orten uff den schnee und fůren den berg ab.
Thomas Platter (10 februari 1499 26 januari 1582) Cover
Well, He say, real slow, I can't let you have Nettie. She too young. Don't know nothing but what you tell her. Sides, I want her to git some more schooling. Make a schoolteacher out of her. But I can let you have Celie. She the oldest anyway. She ought to marry first. She ain't fresh tho, but I spect you know that. She spoiled. Twice. But you don't need a fresh woman no how. I got a fresh one in there myself and she sick all the time. He spit, over the railing. The children git on her nerve, she not much of a cook. And she big already. Mr. ______ he don't say nothing. I stop crying I'm so surprise. She ugly. He say. But she ain't no stranger to hard work. And she clean. And God done fixed her. You can do everything just like you want to and she ain't gonna make you feed it or clothe it.
Scene uit de film van Steven Spielberg uit 1985
Mr. ______ still don't say nothing. I take out the picture of Shug Avery. I look into her eyes. Her eyes say Yeah, it bees that way sometime. Fact is, he say, I got to git rid of her. She too old to be living here at home. And she a bad influence on my other girls. She'd come with her own linen. She can take that cow she raise down there back of the crib. But Nettie you flat out can't have. Not now. Not never. Mr. ______ finally speak. Clearing his throat. I ain't never really look at that one, he say. Well, next time you come you can look at her. She ugly. Don't even look like she kin to Nettie. But she'll make the better wife. She ain't smart either, and I'll just be fair, you have to watch her or she'll give away everything you own. But she can work like a man. Mr. ______ say How old she is? He say, She near twenty. And another thing-She tell lies.
Alice Walker (Eatonton, 9 februari 1944)
De Franse schrijfster Alina Reyes (pseudoniem van Aline Patricia Nardone) werd geboren op 9 februari 1956 in Bruges. Zie ook alle tags voor Alina Reyesop dit blog.
Uit: Le boucher
Cest lautomne, il pleut, je suis une petite fille, je marche dans le parc et la tête me tourne à cause des odeurs, de leau sur ma peau et sur mes habits, là-bas sur le banc je vois un gros monsieur qui me regarde, qui me regarde si fort que je fais pipi, toute debout, je marche et je fais pipi, cest moi qui pleus tout chaud sur le parc, sur la terre, dans ma culotte, je pleus, je plais Il menleva ma robe, lentement. Puis il métendit sur le carrelage chaud et, laissant toujours couler la douche, se mit à déposer des baisers sur tout mon corps. Ses mains puissantes me soulevaient et me tournaient avec une délicatesse extrême. Ni la dureté du sol ni la force de ses doigts ne me meurtrissaient. Je me relâchai complètement. Et il me mit la pulpe de ses lèvres, lhumidité de sa langue au creux des bras, sous les seins, dans le cou, derrière les genoux, entre les fesses, il me mit sa bouche partout, dun bout à lautre du dos, à lintérieur des jambes, jusquà la racine des cheveux. Il me posa sur le dos, par terre sur les petits carreaux chauds et glissants, souleva mes reins des deux mains, les doigts fermement plaqués dans le creux, jusquà la colonne vertébrale, les pouces sur le ventre ; il mit mes jambes sur ses épaules, et porta sa langue à ma vulve. Je me cambrai brusquement. Leau de la douche me frappait des milliers de fois, tout doucement, sur le ventre et les seins. Il me léchait du vagin au clitoris, régulièrement, la bouche collée aux grandes lèvres. Mon sexe devint une surface ravinée doù ruisselait le plaisir, le monde disparut, je nétais plus que cette chair à vif, doù giclèrent bientôt de gigantesques cascades, les unes après les autres, continuellement, lune après lautre, infiniment.
Alina Reyes (Bruges, 9 februari 1956)
De Amerikaanse dichteres Amy Lowell werd geboren op 9 februari 1874 in Brookline, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Amy Lowell op dit blog.
Dreams
I do not care to talk to you although Your speech evokes a thousand sympathies, And all my being's silent harmonies Wake trembling into music. When you go It is as if some sudden, dreadful blow Had severed all the strings with savage ease. No, do not talk; but let us rather seize This intimate gift of silence which we know. Others may guess your thoughts from what you say, As storms are guessed from clouds where darkness broods. To me the very essence of the day Reveals its inner purpose and its moods; As poplars feel the rain and then straightway Reverse their leaves and shimmer through the woods.
Before Dawn
Life! Austere arbiter of each man's fate, By whom he learns that Nature's steadfast laws Are as decrees immutable; O pause Your even forward march! Not yet too late Teach me the needed lesson, when to wait Inactive as a ship when no wind draws To stretch the loosened cordage. One implores Thy clemency, whose wilfulness innate Has gone uncurbed and roughshod while the years Have lengthened into decades; now distressed He knows no rule by which to move or stay, And teased with restlessness and desperate fears He dares not watch in silence thy wise way Bringing about results none could have guessed.
My inn was in a rather out-of-the-way district of Kamakura, and if one wished to indulge in such fashionable pastimes as playing billiards and eating ice cream, one had to walk a long way across rice fields. If one went by rickshaw, it cost twenty sen. Remote as the district was, however, many rich families had built their villas there. It was quite near the sea also, which was convenient for swimmers such as myself.
I walked to the sea every day, between thatched cottages that were old and smoke-blackened. The beach was always crowded with men and women, and at times the sea, like a public bath, would be covered with a mass of black heads. I never ceased to wonder how so many city holiday-makers could squeeze themselves into so small a town. Alone in thisnoisy and happy crowd, I managed to enjoy myself, dozing on the beach or splashing about in the water.
It was in the midst of this confusion that I found Sensei. In those days, there were two tea houses on the beach. For no particular reason, I had come to patronize one of them. Unlike those people with their great villas in the Hase area who had their own bathing huts, we in our part of the beach were obliged to make use of these tea houses which served also as communal changing rooms. In them the bathers would drink tea, rest, have their bathing suits rinsed, wash the salt from their bodies, and leave their hats and sunshades for safe-keeping. I owned no bathing suit to change into, but I was afraid of being robbed, and so I regularly left my things in the tea house before going into the water.
Natsume Sōseki (9 februari 1867 9 december 1916)
Toen de dag ten avond kwam en de goede koelte dauwig uit de aarde en de riekende kruiden opsteeg, trad het oude pastorken in zijn lochting om er in genoeglijke peinzerij den slapenstijd te verbeiden.
Het zongeweld had zijn kracht verloren. De lichtglans werd te zwak om op den mossig-verweerden zonnewijzer in 't graspleintje het verloop der uren nog aan te teekenen. De tijd zelf scheen hier een lange pooze te verademen.
Het pastorken was welgeluimd en rustig, want zijn huisplaag, de oude maarte Fiete, zou zijn stille fantazijen nu zeker niet als brekespel komen storen. Ze had het binnen te druk met de kokernage voor de Schaerdycksche kermis, die morgen gevierd zou worden, ter eere van Sint Donaas, patroon der heerlijkheid.
Blij-ontvankelijk genoot het pastorken de vredige weelde van zijn bloeiende lapken gronds, en uit de doening van de bloemekens en eenige late kerfdierkens er om heen leidde zijn goedig bespiegelende geest, als uit een boek vol zinrijke exempelen, allerlei gelijkenissen af, waarin heel de kleine wereld van zijn parochianen, met al hun deugden en zondige zwakheden, heropleefde.
Venushartekens menigerhande, rozigrood; muurklokskens, die de oogen sloegen met schelle oranjevlekken; vingerhoeden van gloeiend karmozijn; en kullekenskruid met zotskappekens lieten in schetterende kleurenkrioeling hun bengelkelken en beier-bellen op het dartel avondwindeken ijdel-tuitig dansen, terwijl, even overvloedig, de genoffelkens en de Spaansche jennettekens, bloemekens van wereldschen lust, lonkten en pronkten als dochterkens van Babylon, bestoven en besprenkeld met welriekende poederkens en gedistilleerde waterkens.
Maurits Sabbe (9 februari 1873 12 februari 1938)
It is three o'clock on a Saturday afternoon. He has been in the Reading Room since opening time, reading Ford's Mr Humpty Dumpty, a novel so tedious that he has to fight to stay awake. In a short while the Reading Room will close for the day, the whole great Museum will close. On Sundays the Reading Room does not open; between now and next Saturday, reading will be a matter of an hour snatched here and there of an evening. Should he soldier on until closing time, though he is racked with yawns? What is the point of this enterprise anyway?
What is the good to a computer programmer, if computer programming is to be his life, to have an MA in English literature? And where are the unrecognised masterpieces that he was going to uncover? Mr Humpty Dumpty is certainly not one of them. He shuts the book, packs up.
Outside the daylight is already waning. Along Great Russell Street he trudges to Tottenham Court Road, then south toward Charing Cross. Of the throng on the sidewalks, most are young people. Strictly speaking he is their contemporary, but he does not feel like that. He feels middle-aged, prematurely middle-aged: one of those bloodless, high-domed, exhausted scholars whose skin flakes at the merest touch. Deeper than that he is still a child ignorant of his place in the world, frightened, indecisive. What is he doing in this huge, cold city where merely to stay alive means holding tight all the time, trying not to fall?
The bookshops on Charing Cross Road stay open until six. Until six he has somewhere to go. After that he will be adrift amid the Saturday-night fun-seekers. For a while he can follow the flow, pretending he too is seeking fun, pretending he has somewhere to go, someone to meet; but in the end he will have to give up and catch the train back to Archway station and the solitude of his room.
Verleumdung, Lüge, Heuchelei entgegen, muß er sich während der Niederschrift dieser Andeutung sagen, daß diese Stadt, die sein ganzes Wesen durchsetzt und seinen Verstand bestimmt hat, ihm immer und vor allem in Kindheit und Jugend, in der zwei Jahrzehnte in ihr durchexistierten und durchexerzierten Verzweiflungs- als Reifezeit, eine mehr den Geist und das Gemüt verletzende, ja immer nur Geist und Gemüt mißhandelnde gewesen ist, eine ihn ununterbrochen direkt oder indirekt für nicht begangene
Vergehen und Verbrechen strafende und bestrafende und die Empfindsamkeit und Empfindlichkeit, gleich welcher Natur, in ihm niederschlagende, nicht die seinen Schöpfungsgaben förderliche. Er hat in dieser Studierzeit, die zweifellos seine entsetzlichste Zeit gewesen ist, und von dieser seiner
Studierzeit und den Empfindungen, die er in dieser Studierzeit gehabt hat, ist hier die Rede, für den Rest seines Lebens einen hohen Preis und wahrscheinlich die Höchstsumme zahlen müssen. Diese Stadt hat die ihm von seinen Vorfahren überkommene Zuneigung und Liebe als Vorauszuneigung und
Vorausliebe seinerseits nicht verdient und ihn immer und zu allen Zeiten und in allen Fällen bis zum heutigen Tage zurückgewiesen, abgestoßen, ihn jedenfalls vor den schutzlosen Kopf gestoßen. Hätte ich nicht diese letzten Endes den schöpferischen Menschen von jeher verletzende und verhetzende und am Ende immer vernichtende Stadt, die mir durch meine Eltern gleichzeitig Mutter- und Vaterstadt ist, von einem Augenblick auf den ändern, und zwar in dem entscheidenden lebensrettenden Augenblick der äußersten Nervenanspannung und größtmöglichen Geistesverletzunghinter mich lassen können, ich hätte, wie so viele andere schöpferische Menschen in ihr und wie so viele, die mir
verbundene und vertraute gewesen sind, diese für diese Stadt einzige bezeichnende Probe auf das Exempel gemacht und hätte mich urplötzlich umgebracht, wie sich viele in ihr urplötzlich umgebracht haben, oder ich wäre langsam und elendig in ihren Mauern und in ihrer das Ersticken und nichts
als das Ersticken betreibenden unmenschlichen Luft zugrunde gegangen, wie viele in ihr langsam und elendig zugrunde gegangen sind.
Thomas Bernhard (9 februari 1931 12 februari 1989)
That week of famed renown, When the boys in green went out to fight
The forces of the Crown.
With Mausers bold and hearts of gold
And the Countess dressed in green
And high above the G.F.O. The rebel flag was seen.
Then came ten thousand khaki coats
Our rebel boys to kill, Before they reached O'Connell Street,
Of fight they got their fill.
They'd Maxim guns and cavalry
And cannon in galore; But it's not our fault that e'er a one
Got back to England's shore.
They shot our leaders in a gaol Without a trial, they say; They murdered women and children too
Who in their cellars lay.
They dug their grave with gun and spade
To hide them from our view Because they could neither kill nor catch
The Rebels so bold and true.
May the Lord have mercy on three men
Who faced the murderous foe, There was Dixon, Sheehy-Skeffington
And McIntyre also.
'Twas in a dismal barrack cell They met their fate so cruel, Yes, they were shot with no clergy got
To prepare them for their doom.
Brendan Behan (9 februari 1923 20 maart 1964)
De Nederlandse dichter, essayist, historicus en politicus Geerten Gossaert (eig. Frederik Carel Gerretson) werd geboren in Kralingen op 9 februari 1884. Zie ook alle tags voor Geerten Gossaert op dit blog.
Thalassa
De nacht was in de eikebossen Tussen de heuv'len klaar en koel; En statig stapten onze rossen Naar 't oosten en 't verlangde doel.
Toen woei een windje in onze oren Een vreemd gemurmel, ver en veeg . . . En briesend sprong mijn ros naar voren, In onbevolen draf en steeg,
En stond ter kruine. Onbewogen, Onder de koperrode maan, Aanschouwden onze ontroerde ogen, Onmetelijk, de Oceaan!
Ista ferenda
Ach, in dit wreed bestel, Zóo ver en zóo nabij, Lief mij en lijfsgezel, Wat tusschen u en mij?
Elk hart zijn eigen pijn, Elk huis zijn eigen strijd;- Tusschen òns zal niet zijn Dan weedom en eenzaamheid.
Geerten Gossaert (9 februari 1884 - 27 oktober 1958)
Het was een rijzige figuur met kalkwitte krullen tot op de schouders die recht als een paaschkaars tusschen dag en avond te lezen stond in zijn brevier. U krijgt een goed pastoor, had de bisschop
mij gezegd en deze vaderlijke waardeering was eene voor mij niet geringe geruststelling geweest na den goedmoedigen scherts waarop een jongere generatie mijne benoeming onthaald had.
Mijn pastoor stond bekend als een der merkwaardigste typen van een schijnbaar volkomen onaardsch soort van geestelijken met sterken franschen inslag uit de laatste helft der vorige eeuw: een groot seigneur, hooghartig, onaangedaan en eenzaam; een bijna legendarischfiguur,,waarover de meestonwaarschijnlijke verhalen gingen. Het is een Bonhomme, en daar is alles mee gezegd, had
Paulus Lumens gezinspeeld, een buurtkapelaan bij wien ik mijn licht was gaan opsteken. Ik bevond mij dus in het hol van den leeuw (heb ik dat goed gezegd?) aan wien ik misschien voorjaren
door een raadselachtige lotsbeschikking gekoppeld geworden was, en eerbiedig bleef ik staan bij de deur die door de kleine, voorname huishoudster geruischloos achter mij werd dichtgedaan.De
leeuwenkop keerde zich een oogenblik naar mij toe; een sierlijk wuivende hand wees mij een zetel. Eén moment; ik ben zoo klaar zeide hij. Merci!
Zoo was de ontvangst.
Jacques Schreurs (9 februari 1893 31 januari 1966)
Gedenkplaat op de plaats van het geboortehuis in Sittard
Rahel Sanzara, Anthony Hope, Vasily Zhukovsky, Karoline Brachmann
De Duitse schrijfster, actrice en danseres Rahel Sanzara (eig. Johanna Bleschke) werd geboren op 9 februari 1894 in Jena. Zie ook alle tags voor Rahel Sanzara op dit blog.
Uit: Das verlorene Kind
Christian B. lebte in der zweiten Hälfte des vorigen Jahrhunderts als Domänenpächter auf dem Gute Treuen bei L. im nördlichen Deutschland. Er war das jüngste Kind eines wohlhabenden Bauern, und seine Heimat war im Bezirke M. des gleichen Landkreises, einige Tagereisen von Treuen entfernt. Er hatte sie schon früh verlassen.
Bei seiner Geburt waren seine beiden Brüder bereits erwachsen gewesen und hatten mit dem Vater den elterlichen Hof beherrscht. Die Mutter starb früh, er hatte sie nie gekannt.
Sein Vater hatte beschlossen, daß der jüngste Sohn studieren, Geistlicher oder Lehrer werden sollte. So kam Christian als zehnjähriges Kind in die Kreisstadt und besuchte die Schule. Er war der fleißigste Schüler von allen, das Lernen fiel ihm leicht. Er war ein ernstes, ruhiges Kind, voll Güte und Bescheidenheit, und gewann alle Menschen zu Freunden. Es war ihm gegeben, daß sein Lachen rein, seine Handlungen gut und seine Tränen freudige sein konnten. Kein Leid, keine Bitterkeit, keine Enttäuschung, die das Leben selbst für ein Kind schon birgt, traf ihn. Sein Glück war keines andern Leid. Er hatte nie Verlangen nach der Heimat, seinen Fleiß stachelte kein quälender Ehrgeiz, sein Leben war ruhig, ohne Ziel. Er war fromm, im festen Glauben seiner Zeit erzogen, und betete in Demut, aber auch in einem unbedingten Vertrauen zu Gott.
Well thenand I must premise that I am going, perforce, to rake up the very scandal which my dear Lady Burlesdon wishes forgottenin the year 1733, George II. sitting then on the throne, peace reigning for the moment, and the King and the Prince of Wales being not yet at loggerheads, there came on a visit to the English Court a certain prince, who was afterwards known to history as Rudolf the Third of Ruritania. The prince was a tall, handsome young fellow, marked (maybe marred, it is not for me to say) by a somewhat unusually long, sharp and straight nose, and a mass of dark-red hairin fact, the nose and the hair which have stamped the Elphbergs time out of mind. He stayed some months in England, where he was most courteously received; yet, in the end, he left rather under a cloud. For he fought a duel (it was considered highly well bred of him to waive all question of his rank) with a nobleman, well known in the society of the day, not only for his own merits, but as the husband of a very beautiful wife. In that duel Prince Rudolf received a severe wound, and, recovering therefrom, was adroitly smuggled off by the Ruritanian ambassador, who had found him a pretty handful.
Scene uit de film van Richard Quine met Peter Sellers en Britt Ekland, 1979
The nobleman was not wounded in the duel; but the morning being raw and damp on the occasion of the meeting, he contracted a severe chill, and, failing to throw it off, he died some six months after the departure of Prince Rudolf, without having found leisure to adjust his relations with his wifewho, after another two months, bore an heir to the title and estates of the family of Burlesdon. This lady was the Countess Amelia, whose picture my sister-in-law wished to remove from the drawing-room in Park Lane; and her husband was James, fifth Earl of Burlesdon and twenty-second Baron Rassendyll, both in the peerage of England, and a Knight of the Garter. As for Rudolf, he went back to Ruritania, married a wife, and ascended the throne, whereon his progeny in the direct line have sat from then till this very hourwith one short interval. And, finally, if you walk through the picture galleries at Burlesdon, among the fifty portraits or so of the last century and a half, you will find five or six, including that of the sixth earl, distinguished by long, sharp, straight noses and a quantity of dark-red hair; these five or six have also blue eyes, whereas among the Rassendylls dark eyes are the commoner.
Reveal yourself, anonymous enchanter! What heaven hastens you to me? Why draw me to that promised land again That I gave up so long ago?
Was it not you who in my youth Enchanted me with such sweet dreams, Did you not whisper, long ago, Dear hopes of a guests ethereal?
Was it not you through whom all lived In golden days, in happy lands Of fragrant meadows, waters bright, Where days were merry ?neath clear skies?
Was it not you who breathed into my vernal breast Some melancholy mysteries Tormenting it with keen desire Exciting it to anxious joy?
Was it not you who bore my soul aloft Upon the inspiration of your sacred verse, Who flamed before me like a holy vision, Initiating me into life's beauty?
In hours lost, hours of secret grief, Did you not always murmur to my heart, With happy comfort soothe it And nurture it with quiet hope?
Did not my soul forever heed you In all the purest moments of my life When'ere it glimpsed fate's sacred essence With only God to witness it?
What news bring you, O, my enchantress? Or will you once more call in dreams Awaken futile thoughts of old, Whisper of joy and then fall silent?
O spirit, bide with me awhile; O, faithful friend, haste not away; Stay, please become my earthly life, O, Guardian angel of my soul.
Vasily Zhukovsky (9 februari 1783 - 12 april 1852)
Sympathie Seelig, wenn aus des Geliebten Blicken Die verwandte Seele wiederstrahlt! Wenn sich unser Kummer und Entzücken Spiegelnd in des Freundes Auge malt;
O wie süß! wenn uns des Herzens Regung Im geliebten Auge flammenhell Aufblitzt, sympathetisch die Bewegung Durch die Pulse flieget heiß und schnell!
Wie in einem Meer voll süßer Wonne Untergeht im theuren Aug' der Blick, Und es glänzt ihm eine schöne Sonne Von der lichten Spiegelfluth zurück.
Wunderbar doch schlang die ew'ge Liebe Jenes Band, das unser Loos versüßt, Das mit mächt'gen, unaufhaltbar'n Triebe Unsre Herzen aneinander schließt!
Jeder strebt, das eigne Glück zu finden, Jeder sucht den Urquell eigner Lust; Und wo fließt er? In den heil'gen Gründen, In den Tiefen der geliebten Brust!
Karoline Brachmann (9 februari 1777 17 september 1822)
De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts heeft de BNG Literatuurprijs 2012 gewonnen. Hij ontving de prijs donderdag 7 februari voor zijn roman Euforie. Weijts kreeg een cheque van 15.000 euro en een beeldje. De BNG Literatuurprijs is bedoeld voor schrijvers die jonger dan 40 zijn en meer dan twee prozawerken hebben uitgebracht, maar nog niet zijn doorgebroken. Zie ook alle tags voor Christiaan Weijts op dit blog.
Uit: Euforie
Welja, parkeer dat ding maar gewoon voor mn neus.Vlak voor hem is een motorrijder opgedoken, die abrupt remt en de weg blokkeert. Waar die gek ineens vandaan komt, weet hij niet. Het is voor het eerst dat Johannes Vermeer een bestelbus bestuurt. In het stadsverkeer voelt hij zich een log vrachtschip tussen de plezierbootjes. Hij mept zn vuist in het midden van het stuur maar er komt geen geluid. Alleen uit de staart van voertuigen achter hem klinkt getoeter. Het is onzinnig druk op de Loosduinsekade, terwijl het bijna zomervakantie is. Horen al die lui niet rond te dobberen in appartementzwembaden in Spanje of Turkije? De kerel is overduidelijk niet van plan om door te rijden. Sterker nog, hij zet zn knipperlichten aan, stapt af en klapt het vizier van zn helm op als hij, met zon typische tred vol wrok en verongelijktheid, op Vermeer zn raampje afkomt. En nog praatjes hebben ook, die pleerol. Zijn leren handschoen begint tegen het glas te bonken. Als antwoord zet Vermeer zn zonnebril af om een lading bijtend zuur te lanceren. Dan pas stuit hij op het logo ter hoogte van de man zn borstkas. Meteen lichten ook de andere attributen op die hem identificeren: de portofoon, de pistoolhouder, de wapenstok, de handboeien, de ongeduldig-autoritaire blik in zn ogen. Hij blijft op de ruit kloppen en roept iets wat Vermeer niet verstaat. Ja ja, godsamme, ik rij voor het eerst met dit bakbeest, weet ik hoe die tyfusramen opengaan. Tegen zijn zin in gedraagt hij zich paniekerig, dat wil zeggen: hij begint lukraak wat dashboardknopjes uit te proberen, met als voornaamste resultaat dat de airco stilvalt en het speakervolume steigert.
Dolce far niente, Neil Cassady. Robin Block, Gotthold Ephraim Lessing
Dolce far niente
Dolce far niente, door John William Waterhouse, 1880
Die Faulheit
Fleiß und Arbeit lob ich nicht. Fleiß und Arbeit lob ein Bauer. Ja, der Bauer selber spricht, Fleiß und Arbeit wird ihm sauer. Faul zu sein, sei meine Pflicht; Diese Pflicht ermüdet nicht.
Bruder, lass das Buch voll Staub. Willst du länger mit ihm wachen? Morgen bist du selber Staub! Lass uns faul in allen Sachen, Nur nicht faul zu Lieb und Wein, Nur nicht faul zur Faulheit sein.
Gotthold Ephraim Lessing (22 januari 1729 - 15 februari 1781)
Uit: The Fast Life of a Beat Hero (Biografie door David Sandison)
Carolyn put it differently, saying that Neal simply could not accept that divinity lay in him and that he ought to celebrate the God within: Neal could not surrender his feelings of guilt and unworthiness; his prayers were the apologies and supplications not of a God-filled vessel affirming his divinity, but of a miserable worm.
Meanwhile Jack was making unexpected literary progress. In mid-March he had written Carolyn excitedly to say that he had made arrangements with Viking Press to finish modifying On the Road at Stanford University with respected Viking editor Malcolm Cowley. This would bring him back west again. At Cowleys suggestion, Kerouac would edit the manuscript to make it more acceptable to the publishers. The length was reduced, everyone was given pseudonyms, and a passage reflecting Neal Cassadys interest in an underage girl was excised.
Then he wrote to her even more enthusiastically saying that he had secured a job in the Pacific Northwest as a ranger in Washington States Cascade Mountains. This prompted the daydream: It will be my life work, in my hut there, and city apartment in Mex. City, and in transit twice a year I can knock on yore door and pester you for a meal, a few weeks at a crack with my charming tired presence and roaring fires and priceless comments at television and if you want a camping trip to the Sierra with the kids we can do it whenever youre ready. Know just the place, just the trail, just the beautiful lake.
After a brief stopover in California, Jack went north to his mountains for the summer of 1956, staying at the fire watchers station at Desolation Peak where he stopped writing letters and started writing a journal about his experiences there. These would eventually form the basis of his book Desolation Angels, a novel whose mystical and romantic tone did not really reflect his personal reaction to the mountain wilderness, which in truth left him feeling bored and lonely. He was back in the San Francisco area by September, and he never returned to the ranger job.
Neal Cassady (8 februari 1926 4 februari 1968)
De Nederlandse dichter, songwriter en musicus Robin Block werd geboren op 8 februari 1980 in Heemskerk. Zie ook alle tags voor Robin Block op dit blog.
The scientist
Het had je credo kunnen zijn zoiets als
een ieder is zo groot als zijn kooi of je hart geen voederbak voor varkenssnuiten
er moest een variabele zijn er dienden vragen als
vond je parels in het modderrotte tandvlees proefde je de smaak nog aan je gretige lippen
hoe strijkt men de haartjes van die zachtroze huid hoe negeert men het gekrijs in het slachthuis
Turing Nationale Gedichtenwedstrijd gewonnen door Onno Kosters
De Nederlandse dichter Onno Kostersheeft de vierde editie van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd gewonnen. Het winnende gedicht heet Doe-Het-Zelf en werd gekozen uit een shortlist van 100 gedichten. Kosters ontvangt 10.000 euro. Zie ook alle tags voor Onno Kosters op dit blog.
Doe-het-zelf
Na zichzelf, met een witte lijn, te hebben omkrijt, herrijst hij van de plaats delict, hijst zich stap voor stap in nieuwe voeten, past zijn kuiten, dijen (als gegoten), omgordt zich met een schaambeen en een buik van genereuze omvang.
Stof daalt neer: zijn navel schudt hij uit; zijn middenrif, zijn twaalfde rib schragen hart en longen die hij inslikt uit het niets, zo zonder mond nog, zonder tong, alsof hij licht schiep dat kortelings voorafging aan de zon.
Ontboezemt dan zijn borstkas, slaat losjes zijn armen om zich heen, lijnt zijn nek uit, stelt atlas en draaier aard- en nagelvast. Staat als een huis.
Als kroon op het werk welt meesterlijk het ravissante hoofd. Hoofd vol hersens,
Mrs. Pardiggle, leading the way with a great show of moral determination, and talking with much volubility about the untidy habits of the people (though I doubted if the best of us could have been tidy in such a place), conducted us into a cottage at the farthest corner, the ground floor room of which we nearly filled. Besides ourselves, there were in this damp offensive room a woman with a black eye, nursing a poor little gasping baby by the fire; a man, stained with clay and mud, and looking very dissipated, lying at full length on the ground, smoking a pipe; a powerful young man, fastening a collar on a dog; and a bold girl, doing some kind of washing in very dirty water. They all looked up at us as we came in, and the woman seemed to turn her face toward the fire, as if to hide her bruised eye; nobody gave us any welcome. . . .
"Well, my friends," said Mrs. Pardiggle; but her voice had not a friendly sound, I thought; it was much too business-like and systematic. "How do you do, all of you? I am here again. I told you, you couldn't tire of me, you know. I am fond of hard work, and am true to my word."
"There ain't," growled the man on the floor, whose head rested on his hand as he stared at us, "any more of you to come in, is there?"
Patrick Kennedy als Richard en Carey Mulligan als Ada in de BBC-serie Bleak House, 2005.
"No, my friend," said Mrs. Pardiggle, seating herself on one stool and knocking down another. "We are all here."
"Because I thought there warn't enough of you, perhaps?" said the man, with his pipe between his lips as he looked round upon us.
The young man and the girl both laughed. Two friends of the young man, whom we had attracted to the doorway and who stood there with their hands in their pockets, echoed the laugh noisily.
"You can't tire me, good people," said Mrs. Pardiggle to these latter. "I enjoy hard work, and harder you make mine, the better I like it."
"Then make it easy for her!" growled the man upon the floor. "I wants it done, and over. I wants a end of these liberties took with my place. I wants a end of being frawed like a badger. Now you're a-going to pollpry and question according to custom I know what you're a-going to be up to.
La première fois que Billy a vu Hélène, c'était dans le couloir d'un hôtel. Ça sentait l'herbe dans sa chambre, il voit quelqu'un qui regarde, il lui demande si elle est flic. Elle répond non, qu'elle a senti l'herbe, qu'elle fume aussi, et qu'elle est à l'hôtel avec sa fille.
Il est de passage à Paris avec un groupe de reggae pour y faire des concerts. Elle aussi, elle part dans quelques jours à Dubaï pour l'ouverture d'une boutique, elle rentre d'Australie, où elle vivait avec son mari. Ils sont séparés, mais elle travaille avec lui et il ouvre une boutique à Dubaï. Il fait des bijoux pour Nicole Kidman ou Lenny Kravitz. Il fait partie d'un truc Krishna. Il a été condamné pour des histoires de crimes sexuels, et il y a eu un problème avec leur fille, Mary, qui a deux ans. C'est ça qui justifie son départ d'Australie.
Il y a des procès en cours. Elle a le dossier du fichage avec une photo. Il a un style à la Bruce Springsteen, blanc, cheveux gris, cinquante-soixante ans. Elle a environ trente ans. Son divorce n'est pas officialisé. Elle a juste un papier australien, qui stipule la garde de sa fille et une pension de trois mille dollars mensuels. Elle ne s'entend pas avec sa famille, c'est pour ça qu'elle est à l'hôtel.
My childhood was neither blessed nor tainted by the celerifere, and I would not have mentioned it at all, excepthere it is before us now. Typically, the Austrian draftsman fails to suggest the three dimensions. However: Could there be a vehicle more appropriate for the task I have so recklessly set myself, one that you, by-the-by, have supported by taking this volume in your hands? That is, you have agreed to be transported to my childhood where it will be proven, or if not proven then strongly suggested, that the very shape of my head, my particular phrenology, the volume of my lungs, was determined by unknown pressures brought to bear in the years before my birth. So let us believe that a grotesque and antique bicycle has been made available to us, its wooden frame in the form of a horse, and of course if we are to approach my home this way, we must be prepared to push my uncle's hobby across fallen branches, through the spinneys. It is almost useless in the rough ground of the woods, where I and the Abbe de La Londe, my beloved Bebe, shot so many hundreds of larks and sparrows that I bruised my little shoulder blue. "Careful Olivier dear, do be careful." We can ignore nose bleeding for the time being, although to be realistic the blood can be anticipated soon enoughspectacular spurts, splendid gushesmy body being always too thin-walled a container for the passions coursing through its veins, but as we are making up our adventure let us assume there is no blood, no compresses, no leeches, no wild gallops to drag the doctor from his breakfast.
Hi! Mrs. Stetson? Im Max. Im here to see Bridget.
The tutor?
Yes! The tutor, yes. Max embraces the cover. Unsure what the mothers have been told, upon arrival she always follows their lead. Mrs. Stetson flips the towel over her shoulder. Her friend Shannon just called to let me know you were coming, which was strange. Do you tutor many of the kids at Stuyvesant?
I tutor all over the city, actually. I work by referral, so, yeah.
Can you see if you can get Bridge to come down for some food? I really think she should eat something. She skipped dinner. Shes been locked in her room since I got home. Probably on the phone with her boyfriend.
Bridgets mother holds the door open, and Max steps into the front hall, where a days worth of the familys bags and shoes have been discarded.
I brought some snacks. Max points to her bag. Bridgets mother looks at it, the imposing red leather, the iconic H clasp, and then to Max, her impeccable knockoff and professional attire working to their opposite desired effect. There is a beat of distrust as the two walk to the staircase leading to the second floor.
Nog nooit was het koren zoo snel gesikkeld als dien zomer in Macedonië.
Elken dag maakte de zon zijn zengenden tocht over het gebarsten landschap, van de Belasjitsabergen in het oosten, over de ondraaglijk glinsterende Vardar naar den witten Korab aan de Westgrens; en nimmer ontmoette hij wolken die het langer uithielden als wasem waar de wind in blaast. En toch sikkelden de boeren bij Veles, Bitolj en Kroutchevo als verwachtten zij van dag tot dag, van uur tot uur een onweer dat garven en golvende aren met één slag vernietigen zou. Ook werd er dit jaar geoogst zonder gezang en de maaiers zegden maar weinig zoolang de bindsters achter hen liepen. Het was of rond alle monden de angst hing dat zij zich zouden verspreken, en er werd gewerkt als nooit te voren.
Het snelst van allemaal misschien oogstten de drie broers Drangov in het dorp Radovo bij Gostivar: Damian, Kosta en Kroum. En sinds Damian verdwenen was werkten de twee voor drie. Eergisteren waren de bachi-bozouks, de Turksche veldwachters naar Damian komen vragen; maar Kosta en Kroum deden of ze te suf en te moe waren om te antwoorden en ook de stompen van de geweerkolven namen ze zwijgend in ontvangst. De veldwachters wilden ook Milja ondervragen, Damian's vrouw, doch toen ze zagen dat ze zwaar zwanger was, gingen ze zwijgend weg: niet uit menschelijkheid, maar wegens het gebod van den Profeet.
Kosta en Kroum sloegen hun witte sikkels in de rogge, die ruischend aan hun voeten neerviel. De zon stond heet in hun nek en de stoppels staken treiterend door het leer van hun opanken. De hitte pijnigde hen van hoofd tot voeten, en daarom sloegen ze nijdig op de rogge los. Achter hen liepen de drie garvenbindsters: Stans, Mentcha en Marouchka. Drie witte hoofddoeken, drie paar roode kousen, drie roodgele schorten, zes snelle handen vol kussentjes van eelt, en breede roode vingers met eelt in de buiging der kootjes.
A. den Doolaard (7 februari 1901 26 juni 1994)
De Amerikaanse schrijver en journalist Gay Talesewerd geboren op 7 februari 1932 in Ocean City. Zie ook alle tags voor Gay Taleseop dit blog.
Uit: Frank Sinatra Has a Cold
He is the champ who made the big comeback, the man who had everything, lost it, then got it back, letting nothing stand in his way, doing what few men can do: he uprooted his life, left his family, broke with everything that was familiar, learning in the process that one way to hold a woman is not to hold her. Now he has the affection of Nancy and Ava and Mia, the fine female produce of three generations, and still has the adoration of his children, the freedom of a bachelor, he does not feel old, he makes old men feel young, makes them think that if Frank Sinatra can do it, it can be done; not that they could do it, but it is still nice for other men to know, at fifty, that it can be done.
But now, standing at this bar in Beverly Hills, Sinatra had a cold, and he continued to drink quietly and he seemed miles away in his private world, not even reacting when suddenly the stereo in the other room switched to a Sinatra song, "In the Wee Small Hours of the Morning."
It is a lovely ballad that he first recorded ten years ago, and it now inspired many young couples who had been sitting, tired of twisting, to get up and move slowly around the dance floor, holding one another very close. Sinatra's intonation, precisely clipped, yet full and flowing, gave a deeper meaning to the simple lyrics -- "In the wee small hours of the morning/while the whole wide world is fast asleep/you lie awake, and think about the girl...." -- it was like so many of his classics, a song that evoked loneliness and sensuality, and when blended with the dim light and the alcohol and nicotine and late-night needs, it became a kind of airy aphrodisiac.
Uit: Das Jahr, in dem ich aufhörte, mir Sorgen zu machen, und anfing zu träumen
Am Morgen meines ersten Arbeitstages in München, der 01. Oktober 2008, blieb ich irritiert im Untergeschoss der U-Bahnstation Nordfriedhof vor den Treppen stehen, die an die Oberfläche führten.
Dort, wo die Überdachung endete und damit auch die Wärme, die sich in den unterirdischen Räumen wie eine Erinnerung an den Sommer hielt, bedeckte ein feiner Film aus Schnee die Stufen. Seit für die Region Wetteraufzeichnungen existieren, war es erst ein, zwei Mal zu einem so plötzlichen Kälteeinbruch gekommen. Außerdem hatte, wenn mir mein Gedächtnis keinen Streich spielt, die RTL-Wetterfee, bei der ich mich immer fragte, ob ihr blondes Haar auch in natura so dezent matt glänzt oder ob es sich um einen digitalen Effekt handelt, leichte Bewölkung vorhergesagt, nicht jedoch Regen, geschweige denn Schnee.
Als ich eine halbe Stunde zuvor meine Wohnung in der Maxvorstadt verlassen hatte, war es zwar stürmisch gewesen irgendetwas zwischen Windstärke vier und fünf, schätze ich , aber trocken. Bei feuchtem Belag ist das Treppensteigen mit 7-cm-Absätzen beschwerlich.
Die »Gala« sagt: »Mörder-High-Heels ruinieren Victoria Beckhams Gesundheit.« Angela Braly, geborene Fick, Geschäftsführerin von WellPoint Inc.-Versicherungen und laut Forbes die aktuell fünfmächtigste Frau der Welt, sagt: »After all I am still a woman, what do you think?« Ellen von Unwerth, Starfotografin, sagt: »The higher the heel, the better I feel.« Meine beste Freundin Lisa Miller sagt: »Nicht klagen, tragen.«
Draußen herrschte eine von den Straßenlaternen und den Lichtern in den umliegenden Gebäuden ungesund orange eingefärbte Dämmerung, durch die Flocken wirbelten. Auf der anderen Seite des Mittleren Rings bemerkte ich eine Trauergemeinde. Vor den Mauern des Friedhofs, hinter denen die schwarzen Flügel der Engelsstatuen und Kreuze hervorragten, gingen circa dreißig Frauen und Männer in langen dunklen Mänteln und mit gesenkten Häuptern eng beisammen.
Thomas von Steinaecker (Traunstein, 6 februari 1977)
He swallowed hard, trying to block the recurring images from his mind. But flames lit the space behind his closed eyelids, smoke still seeming to fill his nostrils. The boots moved, spraying gravel down on to his face, beating so harshly on the tar that they might have been pounding his skull and as they retreated he had to restrain himself from moving. He realized how desperately he wanted to be caught, that whatever terrors lay in the cell under the station could be no worse than the unknown journey ahead through the dark. The fallen gravel covered his hand. To shift even a finger would send it trickling noisily down. All his life he had obeyed; the instinct ingrained within him. An image came back from childhood, his father climbing the stairs as he hid after a quarrel, wanting to be found, knowing that his father would gruffly forgive him. A radio crackled from inside the car. There was the click of an automatic weapon being uncocked. The boots paused on the roadway like a parent on the stairs. How warm it had been under that bed, his father's voice coaxing, the scent of cooking from downstairs. The boots drew closer again.
His arm ached to move yet still he held back. If he were alone he would be in the squad car now, the first blows raining against his skull. But she would be there as well, a witness again to his cowardice. Without warning, Katie's teeth bit softly into his fingers, reassuring him with her own fear. The need to protect her gave him strength, a role in which he could imagine himself strong. With a click the boots stopped and a car door opened. Only when the noise of the engine faded did her teeth ease their grip. Gradually the unfamiliar night sounds reasserted themselves: the beat of wings in the blackness above; tiny paws scuttling through the coarse grass; the sight of a dreaming beast in a field nearby, where high branches creaked like dried bones. They waited for the noise of the motor to return. Overhead a pylon hummed as it stretched back towards the city they had come from. To move was to make a decision, to break the isolated spell of the ditch.
Dermot Bolger (Dublin, 6 februari 1959)
De Oostenrijkse schrijver (toneel, hoorspelen en draaiboeken) Felix Mitterer werd geboren op 6 februari 1948 in Achenkirch, Tirol. Zie ook alle tags voor Felix Mitterer op dit blog.
Ze maakte zich op en kleedde zich aan alsof haar iets belangrijks te wachten stond, wandelde met een stevige pas naar de bakker en nam er met een stralende glimlach een knapperig brood in ontvangst. Weer onderweg naar huis, hief ze haar gezicht op naar de zachte motregen, waardoor ze de regenboog boven haar stad opmerkte. Wat mooi, vertelde ze zichzelf.
( )
Ze gaat achterwaarts onder, want hij is hier, ze ademt rustig, want hij is hier. Hij strooit broodkruimels in het water, laat guppys om haar middel zwemmen, laat haar de vissen voelen. Ze weet niet of ze zonder hem zou duiken, want hij is hier, ze weet niet wie ze is, want hij is hier. Hij wijst naar onderwaterbergen. Hij is hier.
Uit: This Earth of Mankind (Vertaald door max Lane)
I was still very young, just the age of a corn plant, yet I had already experienced modern learning and science: They had bestowed upon me a blessing whose beauty was beyond description.
The director of my school once told my class: Your teachers have given you a very broad general knowledge, much broader than that received by students of the same level in many of the European countries.
Naturally this breast of mine swelled. I'd never been to Europe, so I did not know if the director was telling the truth or not. But because it pleased me, I decided to believe him. And, further, all my teachers had been born and educated in Europe. It didn't feel right to distrust my teachers. My parents had entrusted me to them. Among the educated European and Indo communities, they were considered to be the best teachers in all of the Netherlands Indies. So I was obliged to trust them.
This science and learning, which I had been taught at school and which I saw manifested in life all around me, meant that I was rather different from the general run of my countrymen. I don't know. And that's how it was that I, a Javanese, liked to make notes -- because of my European training. One day the notes would be of use to me, as they are now.
One of the products of science at which I never stopped marveling was printing, especially zincography. Imagine, people can reproduce tens of thou sands of copies of any photograph in just one day: pictures of landscapes, important people, new machines, American skyscrapers. Now I could see for myself everything from all over the world upon these printed sheets of paper. How deprived had the generation before me been -- a generation that had been satisfied with accumulation of its own footsteps in the lanes of its villages. I was truly grateful to all those people who had worked so tirelessly to give birth to these new wonders. Five years ago there were no printed pictures, only block and lithographic prints, which gave very poor representations of reality.
Pramoedya Ananta Toer (6 februari 1925 30 april 2006)
Streef naar een minzaam vergelijk laat het slot weerklinken en stijg
neem je schaduw op voer het naar de hoogste top en neig dan
naar opzij
achterom
een kwartdraai
rond het vlak dan af maak de strop goed strak trek de draad snel na loop ook langs de flank en sta
verstomd van het zicht ontdaan van je plicht
Zweef moeizaam verglijd
uur nul
wie hier voorbij is dan zie al wat overblijft is ruis al wat overblijft is gruis vermalen tot een grijs tapijt je gooit het puntlood uit en zakt ermee tot in wat eens schacht vier was daar rommelt het niet langer speelt een showorkest ten dans de hapering lijkt permanent op hoogspanning gesteld dat dit blijft duren zou dat een soort van einde zijn
Solemn Accountants are jumping ship, sir All of them, sir In the last skimpy surplus, sir Room for one more outside, sir they said and plunged Seventh Teen Age Future Molotov Cocktails Last seen swimming desperately in sewage
Allies wait on knives Valiant Crowns drew a short 22 and Heavy Commitments .The Caribbean swells to a roar A Negro snapped the advantages .Street Gangs Uranian born up from a headline of penniless migrants in the face of appalling conditions:
Out Show window and were Proud of it.
Her Fourth Grade Class screamed in terror when I looked at the dogs and I looked at the pavement decided the pavement was safer Stale streets of yesterday policemen back from shadows to embrace his assailant pretty familiar. Talk to my medium .Remember my medium of appalling conditions conditi ons?:
Suicide by teen ager ice food same day Blue Note wherever you go Dietary delusion of death in Tanganyika or was it?
Only this should have been obvious from Her Fourth Grade Class: Only live animals have write door . Distant
Secure it firmly with steak sized chucks of cripple drug and throw it in a Liz replica synthesized from cabbage .
Who was Rape and Idleness? Anyone over homicide big enough to take Punishment Wisconsin Milwauki convicted of later and lesser crimes pudgy and not pretty The Words included assault murder stratosphere and his feet devoid of reality.
Will Hollywood never learn?
Unimaginable disaster Royal Kights Teen Age Future Time.
Cut up articles on Juvenile Delinquency
Time and New York Herald Tribune (European adition)
William S. Burroughs (5 februari 1914 2 augustus 1997)
« Le mouvement lui paraissait dailleurs inutile et limagination lui semblait pouvoir aisément suppléer à la vulgaire réalité des faits. À son avis, il était possible de contenter les désirs réputés les plus difficiles à satisfaire dans la vie normale, et cela par un léger subterfuge, par une approximative sophistication de lobjet poursuivi par ces désirs mêmes. Ainsi, il est bien évident que tout gourmet se délecte aujourdhui, dans les restaurants renommés par lexcellence de leurs caves, en buvant les hauts crus fabriqués avec de basses vinasses traitées suivant la méthode de M. Pasteur. Or, vrais et faux, ces vins ont le même arôme, la même couleur, le même bouquet, et par conséquent le plaisir quon éprouve en dégustant ces breuvages altérés et factices est absolument identique à celui que lon goûterait en savourant le vin naturel et pur qui serait introuvable, même à prix dor. En transportant cette captieuse déviation, cet adroit mensonge dans le monde de lintellect, nul doute quon ne puisse, et aussi facilement que dans le monde matériel, jouir de chimériques délices semblables, en tous points, aux vraies; nul doute, par exemple, quon ne puisse se livrer à de longues explorations, au coin de son feu, en aidant, au besoin, lesprit rétif ou lent, par la suggestive lecture dun ouvrage racontant de lointains voyages; nul doute aussi, quon ne puisse, - sans bouger de Paris - acquérir la bienfaisante impression dun bain de mer; il suffirait, tout bonnement de se rendre au bain Vigier, situé, sur un bateau, en pleine Seine.
Joris-Karl Huysmans (5 februari 1848 12 mei 1907)
Cover Engelse vertaling
De Hongaarse, Duitstalige, schrijfster en vertaalster Terézia Mora werd geboren op 5 februari 1971 in Sopron. Zie ook alle tags voor Terézia Mora op dit blog.
Uit: Day in Day Out(Vertaald door Michael Henry Heim)
Let us call the time now; let us call the place here. Let us describe both as follows.
A city, a district somewhat east of the center. Brown streets, warehouses empty or full of no one quite knows what, and jam-packed human residences zigzagging along the railway line, running into brick walls in sudden cul-de-sacs. A Saturday morning, autumn in the air. No park, just a tiny, desolate triangle of so-called green space left over when two streets came together in a point. An empty corner of land. Sudden gusts of early-morning wind resulting from the cleft-like layout of the streets...what you might call a social bite...rattle a playground carousel, an old or merely old-looking wooden toy at the edge of the green space. There is a ring nearby, the kind used to pull litter bins, but free-floating, with no bin attached; there is litter strewn over the nearby undergrowth, which tries to shake it off in attacks of the shivers, but what comes off are mostly leaves whooshing onto cement, sand, glass, and well-worn greenery. Two women and shortly thereafter another on their way to or from work. Taking a short cut, treading the trodden path that cuts the green into two triangles. One of them, corpulent, tugs at the edge of the wooden carousel with two fingers as she passes. The stand it rests on gives a squawk. It sounds like a bird's cry, or maybe it was in fact a bird, one of the hundreds streaming across the sky. Starlings. The carousel twists and staggers.
The man looked something like a bird to us, or a bat, a giant bat hanging there, his black coattails fluttering now and then in the wind. At first theythought...they later said as much...that someone had merely left his coat behind on that carpet-beating frame or whatever it was, jungle gym. But then they saw there were hands hanging out, white hands, the tips of the bent fingers nearly touching the ground.
On an early autumn Saturday morning in a neglected playground not far from the railway station three women found the translator Abel Nema dangling from a jungle gym: feet wound round with silver tape, a long, black trench coat covering the head, swinging slightly in the morning breeze.
In dieser Nachlässigkeit, dieser Blöße des Körpers entstehen meine Texte. In dieser Reglosigkeit, Starre, nur in diesem Geschlampe des Körpers, in diesem Körpertheater entstehen meine Texte. Ein Missgriff des Körpers, ein Schachmatt des Körpers, und es entstehen meine Texte. Doch das ist nicht oft der Fall, vielmehr selten, kaum. Es geht dabei um Kleines. Eine Winzigkeit zuviel nur, eine Spur mehr Mattheit, Abgeschlagenheit, eine Prise mehr Trägheit des Körpers, ein Anflug mehr nur an Muskelschwäche, und auch die schreibende Hand erlahmt, sinkt nieder, weiß nichts mehr zu sagen, und kein Text entsteht, kein durchgestrichener, auch kein irgendwie anders gearteter Text, kein Satz, kein Wort mehr. Da sind nur die nebeneinander still liegenden Hände, auf dem Schreibtisch, in der Körperfalle, lustlos und abgeschlagen, weiter nichts.
Die Zeit gehörte zu den besten, um in die Notaufnahme zu gehen. Es war ein glücklicher Zufall, dass ich gerade um fünf Uhr Früh zur Notaufnahme musste. Es war gut so und weit besser als etwa um sechs oder gar um sieben. Um fünf Uhr Früh gingen die Nachtschichtärzte, die Tagschichtärzte kamen.
Uit: Een vriendschap in het Groenendaalse klooster ten tijde van Ruusbroec
Jan Spieghel was de eerste die uit de kleine gemeenschap van Augustijner kloosterlingen werd weggerukt nog vooraleer hij de priesterwijding had ontvangen. Zijn leven was er een geweest van grote eenvoud, van goedheid en zachtmoedigheid, van zelfverloochening. Hij overleed aan de pest, bij het intreden van de Herfst en zijn plotseling verscheiden kan niet anders dan diepe indruk hebben gemaakt op de kleine communiteit, die bestond uit mannen die samengekomen waren om naar de volmaaktheid te streven. Hun gemeenschap streefde het ideaal na van de heiligheid. De mogelijkheid bestond dat er Heiligen uit hun kring zouden voorkomen.
Het verlangen naar heiliging had deze mannen samengebracht in het Zoniënbos, ver van het gewoel der stad. Ze hadden de eenzaamheid gezocht omdat in de afzondering het gemoed zich beter met God kan verenigen. Ze leefden in de nabijheid van een Godsschouwer, Ruusbroec. En nu leek het of de Heer hun een wenk gaf, door een onder hen, de jongste, uit te verkiezen.
In dat licht beschouwd is de Planctus het levensverhaal, de vita van een jonge kloosterling, die mogelijk eens tot de eer van de altaren zal verheven worden. Het was van belang dat dit levensverhaal in sprekende, indrukwekkende bewoordingen werd opgesteld en het ligt voor de hand dat het, naar het gebruik van de tijd, ook voor mededeling buiten het klooster van Groenendaal bestemd was, zodat er een roep naar heiligheid uit de beslotenheid van het Groenendaalse klooster, naar buiten, tot over de grenzen, zou doordringen.
Inside, the a/c was cranked so high she wore a t-shirt under her uniform. They poached old nametags they found in the junk drawer under the register. She was Angie, Nina was Sam. They spun on their stools and watched the monitors, punching in the pump numbers and making change. They read heavy, insane fashion magazines and called around to see what was going on later even though they were on camera too and fought over whose turn it was to refill the nacho pot. Her timecard was in its slot, the clock behind it chunking with every minute, a record of her steadiness. Shed been working seven days a week since graduation and hadnt missed a shift. Later the police would call this strict pattern a contributing factor. Secretly she was proud of it. Shed never been so determined. Shed never had a reason before.
The Conoco was an oasis of light, drawing cars off the highway like the muffleheads that fluttered against the windows. Drivers came in squinting and rubbing their necks, stopping on the mat inside the door as if this was all new to them, and too much, the bright aisles of candies and chips overloading their brains so they couldnt read the sign directly in front of them.
They bkinked at her, apologetic. Where are the?
Straight back.
Fifty, a hundred times a night. She pointed her whole arm like a ghost.
Its true, Nina said. The more you drive, the dumber you get.
Thank you, thank you, Sam I am.
The living death had bad breath. They bought coffee and soda and water, cigarettes and gum, Tootsie Pops and jerky, anything to get them to the next stop. In line they nodded their heads and mouthed the lyrics to the dinosaur pop that played endlessly inside and out, a fiendish commercial-free satellite feed pieced together, it seemed, by U2 and the Doobie Brothers.
Kent u de Dorotheeërgasse? Daar komt een officier als Lauersperg eerst goed tot zijn recht. Die straat: een streng gelede woekering van architraven en timpanen, gebeiteld in grauwe zandsteen. Een barokke pracht die Grieks in haar eenvoud wil zijn en van een voornaamheid die niettemin de indruk wekt dat men zich voor een Berlijnse kapperszaak bevindt. Geen sprankje licht heeft in die straat ooit het plaveisel bereikt. Toch babbelen en kirren de passerende dames, op weg naar theesalon of modezaak, er alsof ze door de Augarten flaneren of in het park van de Belvédère. De pastelkleurige, dan wel sneeuwwitte parasols in lichte, kokette draaiing boven hun hoofden, de lange japonnen met de linkerhand en op kniehoogte net even boven het plaveisel geheven. Het zijn maar beelden uit een oud boek. Maar wie het ooit heeft ingezien, zullen de gravures en lithografieen voor eeuwig... Ach, wat zal men metaforen te hulp roepen waar de pijn knaagt? Liever houde men de blik op Lauersperg gericht die, alle metaforiek omzeilend, zijn nuchtere weg door het leven van zijn tijd ging. Daar zag hij bijvoorbeeld de vrouw van overste Zaremba met haar vriendin. Rechterhand aan de kepie. En vervolgens niet de burgerlijke buiging voorwaarts, maar de rug daarentegen juist extra gestrekt, voorzover dat bij een in het boksen bedreven officier als Lauersperg nog mogelijk was. Geen uitbundige of familiaire groet, o nee, al had men op bals en soirees menige blik gewisseld. Een kort 'mevrouw overste' en dan een stijve hoofdknik naar de vriendin zodat met het aangename gevoel ervoer van de stijve, staande kraag die als een mes in het vlees onder de kin sneed.De vreugden van het militaire bestaan werden niet uitsluitend op het slagveld of tijdens de manoeuvres ervaren.
At the door, Michiko, one of the local whores, comes over to flirt with you. Hey, Phil-san, she whispers, wrapping her parchmenty arms around your neck. She uses a body powder that makes you think of an airless hothouse. She looks like she is dressed from head to toe in a densely patterned body stocking, but she is actually wearing only her skin and a thongif thats not a tattoo, too. She leans close to your ear as though to nibble it and whispers: Go out back door, Phil-san. Somebody waiting for you in front. Cmon, baby, she says more loudly, reaching into your pants. Quickie-quickie? Michiko love you!
Michiko was not always a suffocatingly perfumed bag of old painted bones. She had a certain enigmatic Eastern aura when she was younger and worked the snazzier joints. Before that, while she was still just a kid in schoolgirl clothes and white cotton panties (white panties used to be a big deal; you miss those times), she had been the moll of a notorious yakuza gangster who had his own portrait tattooed on the inside of her tender young thighs. Where he could keep an eye on things, he said. A rival gang leader kidnapped her and blinded the portrait with red splotches, and just for good measure added a mustache and blacked out two of the teeth before returning her to her lover. He also had his own hand, recognizable by its dont-fuck-with-me dragon tattoo on the back and the superhero code ring on his pinkie, tattooed over her plucked pubes, the middle finger disappearing between her lips. Her lover responded by sending her back to the rival with the dragon tattoo reduced to a simpering please-fuck-me position, the ring finger chopped to a bloody stub, signifying a humiliating three-knuckled yubizume, and the middle finger blackened as though torched by its impertinence. The lover also tattooed Michikos ears with haikus celebrating the black mist of summer and winters ice-heart, which was a play on his own name, and inked the circles of a target on her buttocks around the bulls-eye anus with the phrase Youre next, asshole! on the right cheek.
Uit: Volksvernichtung oder meine Leber ist sinnlos - Eine Radikalkomödie
Herrmann: Eine schändliche Sau bist du, die mich vor der ganzen Welt davondenken will. Aber einmal wird ein Tag auftauchen, der sich gezwungen sehen wird, in eine Kenntnis hereinzunehmen, dass der Maler Herrmann Wurm in Graz sein Licht erblickt hat und dass er das gleich auf der ganzen Weltoberfläche abgebildet hat. Graz...wird man sagen...und wurm...wird man sagen...und Erfinder der persönlichen Lichtstrahlen...wird man sagen...und Kleinstadt: Grosskunst...wird man sagen...und ganz einfach Grazkunst...wird man vor sich voraussagen. Weil eiene richtige Grazkunst, die ist keine Mausescheisse, die von einem Hund gefressen wird, der dann von einem Lastkraftwagen zusammengeführt werden muss. Und die Grazkunst, die ist aber auch schon überhaupt keine angefressene Leber, die aus einer alkoholisierten Leiche herausgefallen ist...beim Leichenwashen. Und schon gar nicht ist die Grazkunst für nichts zu gebrauchen... Niemand kann mir Graz aus dem Leben herausnehmen.
Frau Wurm: Aber was ist das dann denn für eine Sorte von einer Kunst, die Grazkunst?
Herrmann: Also die Grazkunst...diese Kunstsorte, das ist, wenn die künstlerischen Menschen ihre Gefühle in der gefühlvollen Stadt...zusammenreissen...also wenn eine Kunstsorte sich einen einmaligen Anfang herausnimmt aus den gefühlvollen Grazmenschen. Das ist so, wie wenn der Herr Hausherr sagt, dass er ein Farbbild hereinbrauchen will für das Kinderzimmer von den Kindern von Graz.
There is no silence upon the earth or under the earth like the silence under the sea; No cries announcing birth, No sounds declaring death. There is silence when the milt is laid on the spawn in the weeds and fungus of the rockclefts; And silence in the growth and struggle for life. The bonitoes pounce upon the mackerel, And are themselves caught by the barracudas, The sharks kill the barracudas And the great molluscs rend the sharks, And all noiselessly Though swift be the action and final the conflict, The drama is silent.
There is no fury upon the earth like the fury under the sea. For growl and cough and snarl are the tokens of spendthrifts who know not the ultimate economy of rage. Moreover, the pace of the blood is too fast. But under the waves the blood is sluggard and has the same temperature as that of the sea.
There is something prereptilian about a silent kill.
Two men may end their hostilities just with their battlecries, 'The devil take you,' says one. 'I'll see you in hell first,' says the other. And these introductory salutes followed by a hail of gutturals and sibilants are often the beginning of friendship, for who would not prefer to be lustily damned than to be halfheartedly blessed? No one need fear oaths that are properly enunciated, for they belong to the inheritance of just men made perfect, and, for all we know, of such may be the Kingdom of Heaven. But let silent hate be put away for it feeds upon the heart of the hater.
Today I watched two pairs of eyes. One pair was black and the other grey. And while the owners thereof, for the space of five seconds, walked past each other, the grey snapped at the black and the black fiddled the grey. One looked to say 'The cat,' And the other 'The cur.' But no words were spoken; Not so much as a hiss or a murmur came through the perfect enamel of the teeth; not so much as a gesture of enmity. If the right upper lip curled over the canine, it went unnoticed. The lashes veiled the eyes not for an instant in the passing. And as between the two in respect to candour of intention or eternity of wish, there was no choice, for the stare was mutual and absolute. A word would have dulled the exquisite edge of the feeling. An oath would have flawed the crystallization of the hate. For only such culture could grow in a climate of silence Away back before emergence of fur or feather, back to the unvocal sea and down deep where the darkness spills its wash on the threshold of light, where the lids never close upon the eyes, where the inhabitants slay in silence and are as silently slain.
Weichsel, km 730. Thorun. Die windschiefen Gassen der Geburtsstadt von Kopernikus öffnen sich zum Fluss und lassen Blicke bis zum mittelalterlichen Domplatz hindurch. Doch hier noch nicht anlegen, sondern das Tageslicht voll nutzen. Festmachen zum Sonnenuntergang am Weichselufer km 699. Fische braten am offenen Feuer. Sternenhimmel. Das Murmeln, Plätschern, Glucksen des Flusses. Niemand hat je hier angelegt. Niemand wird es je wieder tun. So fühlt es sich an.
Weichsel, km 520. Die Skyline von Warschau unwirklich schimmernd am Horizont, der Himmel tomatenrot. Von Minute zu Minute wird die Erscheinung realer, Brücken führen über den Fluss, Straßenbahnen fahren darüber. Jugendliche spielen am Ufer Golf: schlagen die Bälle in den Fluss, stellen dies während der Vorbeifahrt der Aton ein. Drei Tage Landgang. Bis hierhin sei die Weichsel noch einigermaßen befahrbar, erzählt ein Fischer im versteckten Hafen nahe der Altstadt. Über den Abschnitt bis nach Krakau könne er nichts sagen. Es gebe zu wenig Informationen. Er denke, dass der niedrige Wasserstand es unmöglich mache, so weit zu kommen.
Weichsel, km 416. Anders als der Rhein wurde die Weichsel nie begradigt und mäandert durch eine Landschaft, die wirkt wie Europa vor Hunderten von Jahren. Mit Höchstgeschwindigkeit von 40 km/h die Kurven ausfahren, durch, wie es scheint, unberührtes Gebiet. Kein Tempolimit. Keine Kontrollen. Keine Regeln. Und dann mit Vollgas, weil ein Uferzeichen verpasst, in eine Sandbank hinein: ein beinahe erhebendes Gefühl. Das ganze Boot wird sanft vom Sande aufgenommen, gleitet wie auf einer großen Hand. Dann ruckt es böse, Tassen und Teller fliegen vom Tisch, der Honda ist aus.
Genauso sind wir in der Lenin-Akademie gesessen, und genauso haben wir gelesen, gelesen, gelesen. Vielleicht haben wir die Arme dabei aufgestützt, vielleicht haben wir Papirossi dabei geraucht - obwohl das nicht erwünscht war -, vielleicht haben wir manchmal aufgeblickt, - aber wir haben den Glockenturm Iwan Weliki* vor dem Fenster nicht gesehen, ich schwöre es, dachte Gregor, so versunken waren wir. So versunken wie er. Er ist wir.
Wie alt ist er? So alt, wie wir waren, als wir genauso lasen. Achtzehn, höchstens achtzehn. Gregor bückte sich tiefer, um dem jungen Mann gänzlich ins Gesicht sehen zu können. Er trägt unser Gesicht, dachte er, das Gesicht unserer Jugend, das Gesicht der Jugend, die ausgewählt ist, die Texte zu lesen, auf die es ankommt. Aber dann bemerkte er auf einmal, daß der junge Mann ganz anders war. Er war gar nicht versunken. Er war nicht einmal an die Lektüre hingegeben. Was tat er eigentlich? Er las ganz einfach. Er las aufmerksam. Er las genau. Er las sogar in höchster Konzentration. Aber er las kritisch. Er sah aus, als wisse er in jedem Moment, was er da lese. Seine Arme hingen herab, aber sie schienen bereit, jeden Augenblick einen Finger auf den Text zu führen, der zeigen würde: das ist nicht wahr. Das glaube ich nicht. Er ist anders, dachte Gregor, er ist ganz anders. Er ist leichter, als wir waren, vogelgleicher. Er sieht aus wie einer, der jederzeit das Buch zuklappen kann und aufstehen, um etwas ganz anderes zu tun.
Alfred Andersch (4 februari 1914 21 februari 1980)
Es ist ein Stoppelfeld, in das ein schwarzer Regen fällt. Es ist ein brauner Baum, der einsam dasteht. Es ist ein Zischelwind, der leere Hütten umkreist. Wie traurig dieser Abend.
Am Weiler vorbei Sammelt die sanfte Waise noch spärliche ähren ein. Ihre Augen weiden rund und goldig in der Dämmerung Und ihr Schoß harrt des himmlischen Bräutigams.
Bei der Heimkehr Fanden die Hirten den süßen Leib Verwest im Dornenbusch.
Ein Schatten bin ich ferne finsteren Dörfern. Gottes Schweigen Trank ich aus dem Brunnen des Hains.
Auf meine Stirne tritt kaltes Metall Spinnen suchen mein Herz. Es ist ein Licht, das in meinem Mund erlöscht.
Nachts fand ich mich auf einer Heide, Starrend von Unrat und Staub der Sterne. Im Haselgebüsch Klangen wieder kristallne Engel.
Im Winter
Der Acker leuchtet weiß und kalt. Der Himmel ist einsam und ungeheuer. Dohlen kreisen über dem Weiher Und Jäger steigen nieder vom Wald.
Ein Schweigen in schwarzen Wipfeln wohnt. Ein Feuerschein huscht aus den Hütten. Bisweilen schellt sehr fern ein Schlitten Und langsam steigt der graue Mond.
Ein Wild verblutet sanft am Rain Und Raben plätschern in blutigen Gossen. Das Rohr bebt gelb und aufgeschossen. Frost, Rauch, ein Schritt im leeren Hain.
Kaspar Hauser lied Voor Bessie Loos
Hij had waarlijk de zon lief, die purpur de hemel afdaalde, De paden van het bos, de zingende lijster En de vreugde van het groen.
Ernstig was zijn wonen in de schaduw van een boom En zuiver zijn gelaat. God sprak een tere vlam tot zijn hart: O mens!
Stil vond zijn stap de stad in de avond; De donkere klacht van zijn mond: Ik wil een ruiter worden.
Hem echter volgden struik en dier, Huis en schemertuin van witte mensen En zijn moordenaar zocht naar hem.
Voorjaar en zomer en mooi de herfst Van de rechtvaardige, zijn stille stap Langs de donkere kamers van dromenden. 's Nachts bleef hij met zijn ster alleen;
Zag dat sneeuw viel in kale takken En in de schemerende hal de schim van de moordenaar.
Zilver verzonk het hoofd van de ongeborene.
Vertaald door Frans Roumen
Georg Trakl (3 februari 1887 4 november 1914)
Een zeer jonge Trakl
De Amerikaanse dichter, schrijver en essayist Paul Auster werd geboren op 3 februari 1947 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor Paul Auster op dit blog.
White Nights
No one here, and the body says: whatever is said is not to be said. But no one is a body as well, and what the body says is heard by no one but you.
Snowfall and night. The repetition of a murder among the trees. The pen moves across the earth: it no longer knows what will happen, and the hand that holds it has disappeared.
Nevertheless, it writes. It writes: in the beginning, among the trees, a body came walking from the night. It writes: the body's whiteness is the color of earth. It is earth, and the earth writes: everything is the color of silence.
I am no longer here. I have never said what you say I have said. And yet, the body is a place where nothing dies. And each night, from the silence of the trees, you know that my voice comes walking toward you.
Paul Auster(Newark, 3 februari 1947)
De Duitse dichter en schrijver Johannes Kühn werd geboren op 3 februari 1934 in Bergweiler, gemeente Tholey in het Saarland. Zie ook alle tags voor Johannes Kühn op dit blog.
Uit:Selbstportrait mit Frau (Vertaald door Klaus Staemmler)
Er hörte jetzt das Rauschen in der Leitung. Warmer, schmutziger Regen floß die Scheiben hinunter. Die Luft roch nach Ruß oder nach einem unbekannten Gift. Dienstag, dachte er. Es ist so sinnlos, daß wir Dienstag haben. Aber auch alles andere war sinnlos. Er hörte deutlich das Rauschen im Hörer.
Ein junger Mann in Jeans und stark abgewetzter Lederjacke stand am nächsten Automaten. Er trug weiße, feuchte Adidasschuhe und hüpfte tänzerisch auf und ab, doch ohne Gefühl für Rhythmus, töricht und gedankenlos, als wollte er seine durchnäßten Füße aufwärmen. Er war rothaarig, hatte kleine, schräg gestellte, böse Augen und schlechte Zähne. Er roch nach Pfefferminze, vielleicht vom Kaugummi, und sprach mit einem singenden Akzent in den Hörer, dabei benutzte er die geheimnisvolle Sprache der ungewaschenen und stumpfsinnigen Auserwählten des Schicksals, unablässig sagte er nu, eigentlich war das fast alles, was er sagte, Kamil war bereit zu schwören, daß sie ebenso antwortete, er vernahm im Hörer des jungen Mannes ihr fernes, gedämpftes nu, so verständigten sie sich in der Sprache der Menschenfresser oder längst ausgestorbener, fossiler Tiere, aber vielleicht hatte er auch die Fähigkeit zu sprechen verloren, weil die anderen immer nu sagten, ein Schlüsselwort, das in ihrer Sprache sehr viel bedeutete, vielleicht sogar alles, nu, sagten beide, nu, Hala, nu, gehen wir, nu, Dzidek, nu, nein, nu, ja, nu, Hala, nu...
Andrzej Szczypiorski (3 februari 1928 16 mei 2000)