Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
20-04-2009
In Memoriam J. G. Ballard
In Memoriam J. G. Ballard
De Britse schrijver J. G. Ballard is gisteren overleden. Ballard werd geboren op 15 november 1930 in Shanghai, China, waar zijn vader een in-en exportbedrijf had. Hij brak in 1984 door met het boek Empire of the Sun. Het boek is grotendeels gebaseerd op de ervaringen van de jonge Ballard in een Japans interneringskamp waar hij, gescheiden van zijn ouders, bescherming kreeg van twee Amerikaanse avonturiers. Ballard begon zijn schrijversloopbaan met het publiceren van S.F. Geen fantasy, maar meer op de werkelijkheid preluderende, pessimistische, toekomstvisies. Crash, een macabere fantasie over auto-ongelukken die sex-thrills genereren werd beschouwd als een grensoverschrijdende cultroman en is verfilmd door David Cronenberg. Later zou zijn werk minder SF- elementen bevatten, maar werden zijn boeken wél cynischer. Zoals Cocaine Nights, dé roman over geld, roem en decadentie in de filmwereld.
Uit: Crash
VAUGHAN died yesterday in his last car-crash. During our friendship he had rehearsed his death in many crashes, but this was his only true accident. Driven on a collision course towards the limousine of the film actress, his car jumped the rails of the London Airport flyover and plunged through the roof of a bus filled with airline passengers. The crushed bodies of package tourists, like a haemorrhage of the sun, still lay across the vinyl seats when I pushed my way through the police engineers an hour later. Holding the arm of her chauffeur, the film actress Elizabeth Taylor, with whom Vaughan had dreamed of dying for so many months, stood alone under the revolving ambulance lights. As I knelt over Vaughan's body she placed a gloved hand to her throat.
Could she see, in Vaughan's posture, the formula of the death which he had devised for her? During the last weeks of his life Vaughan thought of nothing else but her death, a coronation of wounds he had staged with the devotion of an Earl Marshal. The walls of his apartment near the film studios at Shepperton were covered with the photographs he had taken through his zoom lens each morning as she left her hotel in London, from the pedestrian bridges above the westbound motorways, and from the roof of the multi-storey car-park at the studios.
Wanneer de Onverbeide der mensen daar zal zijn (Hetzij grimmig hetzij liefdevol), Misschien ben ik dan bang. Misschien ook glimlach ik, of zeg ik: 'Welkom, onontkoombare! Mijn dag was goed, de nacht mag vallen. (De nacht met zijn betovering.) De akker is geploegd, het huis aan kant, De tafel is gedekt, Met alle dingen op hun plaats.'
Vertaald door August Willemsen
Mijn geboortestad
Ik was een kind toen ik mijn geboortestad verliet. Dertig jaar heb ik ver van haar doorgebracht. Zo nu en dan zeiden ze me: Je stad is compleet veranderd, Zij heeft brede lanen en wolkenkrabbers... Het is nu een mooie stad!
De angst sloeg mij om het hart.
Uiteindelijk heb ik mijn Recife weergezien Zij is inderdaad compleet veranderd. Zij heeft brede lanen en wolkenkrabbers. Het is nu een mooie stad!
Degenen die mijn geboortestad zo mooi gemaakt hebben... de Duivel hale hen!
Vertaald door Jef van Egmond
My Last Poem
I would like my last poem thus
That it be gentle saying the simplest and least intended things
That it be ardent like a tearless sob
That it have the beauty of almost scentless flowers
The purity of the flame in which the most limpid diamonds are consumed
The passion of suicides who kill themselves without explanation.
"Wir konnten uns den Planeten nicht aussuchen, auf dem unsere alte Schatulle notlandete, aber dafür, daß wir der intergalaktischen Polizei, der wir den Umstand zu verdanken haben, uns bis in diesen Teil des Universums verfolgt zu haben, entkommen sind, können wir doch ganz zufrieden sein mit unserem Unterschlupf."
( )
"Mir wird's langsam zu bunt mit dir", herrschte ich die schwarze Schatulle an, "wenn du dich nicht bald erklärst, bringe ich dich dahin zurück, wo ich dich gekauft habe." Sie aber zeigte keine Regung und schien nur auf eine neuerliche Gelegenheit zu warten, mich anzuzapfen.
es lebt sich. ohne zeitung ohne radio eine gehstunde von der zivilisation entfernt .. straße gibt es keine. wie hinter zehn bergen liegt meran wo christian hausen wuerde & ladurner ... meran das bundesdeutsche altersheim 12 km entfernt oder nichteinmal das. ich gehe nie ins tal. ich werde der landschaft nicht muede. meine mutter ja die hab ich begraben. das gasthaus genuegt mir. sie lieben mich im dorf. ich bin einer der ihren geworden: verträumt verschlagen & hinterhältig. (...) der rhythmus ist ein anderer geworden .. ich habe nichts mehr zu verlieren & zu versaeumen. die tage sind schoen & das blau meines himmels noch ungemalt.
Veniamin Kaverin, Pierre-Jean de Béranger, Louis Amédée Achard
De Russische schrijver Veniamin Kaverin werd geboren op 19 april 1902 in Pskov. Hij was de zoon van een dirigent en begon op het gymnasium met het schrijven van gedichten. In Sint Petersburg (Petrograd) studeerde hij vanaf 1920 Oosterse en Arabische talen. Samen met o.a. Michail Zostsjenko richte hij de literaire groep de Serapiosbroeders op. In 1922 publiceerde hij in een almanak van de groep het verhaalKroniek van de stad Leipzig in het jaar 18. Zijn eerste werk stond onder invloed van E. T. A. Hoffmann en Edgar Allan Poe. In 1929 verscheen zijn eerste roman De onruststoker. Bijzonder populair werd hij door zijn jeugdroman Twee Kapiteins die in delen verscheen tussen 1938 en 1944. In 1946 ontving hij er de Stalinprijs voor.
Uit:Two captains (Vertaald door Bernard Isaacs)
I rememberthebig dirtyyard and thesquat little houses withthe fence round them.Theyard stood onthe edgeof theriver, andinthe spring, when the flood-water subsided, it was littered with bits of wood and shells, and sometimes with things far more interesting. On one occasion, for
instance,wefounda postman'sbag full of letters,and afterwardsthe waters broughtdown the postman himself and deposited him carefullyon the bank. He was lying on his back, quite a young man, fair-haired, in postman's uniform with shining buttons; hemust havepolished them up before setting out on this last round.
A policeman tookthe bag, butAunt Dasha kept theletters-theywere soaking wetand of no further useto anybody. Notall of them were soaked though. The baghad been a new one, made of leather, and was closedtight. Every evening Aunt Dasha used to read one of the lettersout, sometimesto me alone, sometimes to the whole yard. It was sointerestingthat even the old women, who used to go to Skovorodnikov'sto play cards, would dropthe game and joinus. There wasone letter which Aunt Dashaused to read more oftenthananyother, so often, in fact,that Isoon got toknow it by heart. Many years have passedsince then, but I can still rememberit from the first word to the last. "Dear Maria Vasilievna,
"I hasten toinformyou that Ivan Lvovichisaliveand well.Four months ago, onhis orders, I left theschooneralong with thirteen of the crew.I hope to see you soon, so I shall not describe our difficult journey across the pack-ice to Franz Josef Land. We sufferedterrible hardships and privations. I will only say thatIwas the only one ofour party to reach Cape Flora safely (not counting a pair of frostbitten feet). I was picked up by the St. Phocas, of Lieutenant Sedov's Expedition, and taken to Archangel.
Pierre-Jean de Béranger (19 april 1780 16 juli 1857)
De Franse schrijver Louis Amédée Achard werd geboren op 19 april 1814 in Marseille. Hij werkte er als journalist en trok later naar Parijs. Daar werkte hij voor bladen als Vert-Vert, Entracte, Charivari, lÉpoque. Achard was een zeer produktief schrijver. Naast zijn journalistieke werk schreef hij ongeveer dertig toneelstukken en veertig boeken.
Uit: Belle-Rose
Il y avait, vers l'an 1663, à quelques centaines de pas de Saint-Omer, une maisonnette assez bien bâtie, dont la porte s'ouvrait sur le grand chemin de Paris. Une haie vive d'aubépine et de sureau entourait un jardin où l'on voyait pêle-mêle des fleurs, des chèvres et des enfants. Une demi-douzaine de poules avec leurs poussins caquetaient dans un coin entre les choux et les fraisiers; deux ou trois ruches, groupées sous des pêchers, tournaient vers le soleil leurs cônes odorants, tout bourdonnants d'abeilles, et çà et là, sur les branches de gros poiriers chargés de fruits, roucoulait quelque beau ramier qui battait de l'aile autour de sa compagne.
La maisonnette avait un aspect frais et souriant qui réjouissait le coeur; la vigne vierge et le houblon tapissaient ses murs; sept ou huit fenêtres percées irrégulièrement, et toutes grandes ouvertes au midi, semblaient regarder la campagne avec bonhomie; un mince filet de fumée tremblait au bout de la cheminée, où pendaient les tiges flexibles des pariétaires, et à quelque heure du jour que l'on passât devant la maisonnette, on y entendait des cris joyeux d'enfants mêlés au chant du coq.
Louis Amédée Achard (19 april 1814 24 maart 1875)
Kathy Acker, Bas Belleman, Leif Panduro, Joy Davidman
De Amerikaanse schrijfster, essayiste en feministe Kathy Acker werd op 18 april 1947 in New York geboren als Karen Alexander. Later gebruikte zij de achternaam van haar eerste echtgenoot. Als vrouwelijke tegenhanger van Burroughs shockeerde Acker vanaf de jaren zeventig conservatief Amerika met haar literair oeuvre vol vrouwelijke lust en geweld.Acker speelde een belangrijke rol in de strijd tot zelfbewustwording van vrouwenen leidde een bandeloos leven.Haar boeken zijn een lappendeken van feiten en fictie, biografische elementen, seks en genadeloze politieke satire.
Uit: Essential Acker. The Selected Writings of Kathy Acker
I'm not under pressure constantly to fuck them watch if my clothing's always closed which it's not I was feeling anomalous Mark started saying the mattress in the waterbed on the waterbed is torn I have to fix it he even threaded a real needle Lenny can you help me Ronny's cracking ridiculous jokes Mark's done it so often he even has it timed Mark says you can watch Ronny's not a voyeur we watch Rat-Race Debbie Schmereynolds an incredibly creepy flic in which Debbie's a good girl who'd rather give up her guy than prostitute I don't remember if she's living with him in sin it was very romantic Ronny and I were finally talking Johnny Carson turned on crude gags about hookers drag queens everyone's one for fun I'm learning about Middle America the whole place is mad I'm cold to Lenny don't admit I am which is nasty I want to see my cats Mark has one Tiffany she's seven weeks pregnant and crawls through almost closed windows and bars no one else comes it was a party not even Mickey Mark said that Mickey would be very upset if he knew that Mark slept with anyone else Mark would if Mickey did it's quite nutty there's this rich guy Jack who's been supporting Mark still is? they have an expensive looking place not much furniture yet no books of course we're open for any garbage I get pissed off when Mark kisses me and calls me a girl he's upset I am I try to relax rub him goodnight Lenny's acting like he's lost his mind we get a ride with this dope seller creep doesn't know why anyone would live in a commune not enough money to the Eighth Street subway this is the first dream sequence 1:17 I have to go out for the rest of the day get my hair cut again thank god.
het pad van de schaamte zal als een möbiusband onder zichzelf doorschieten; ik zweer dat ik tillen zal mijn eigen voeten en dat zeg ik na.
ik zing het na.
in de folder een rekeningnummer dat je vertrouwen kunt als iemand die zegt: mij kun je vertrouwen.
als een vrouw die een verbod op jaloezie uitvaardigt: vertrouw je me soms niet?
ik blijf het zingen.
toch ploffen vrijwilligers naast me neer op de bank. ik sla op de vlucht door de kruipruimte onder mijn huis. ze roffelen op de vloer: had ons er dan niet ingelaten. je hebt ons er toch ingelaten?
Bas Belleman (Alkmaar, april 1978)
De Deense schrijver Leif Thormod Panduro werd geboren op 18 april 1923 in Frederiksberg. Van beroep was hij tandarts en hij begon pas als dertiger verhalen te schrijven, vaak over mensen die zich niet aan de regels van de maatschappij kunnen aanpassen. Kick Me in the Traditions gaat over een adolescent die in een gesticht beland, omdat hij denkt dat de samenleving gek is geworden.
Uit: Kick Me in the Traditions (Vertaald door Carl Malmberg)
"On the way out we met old Jacob. He stood with Hubert trying to understand jazz music. They played one of my records in there: "Sorry" with Bix Beiderbeck, which by the way is a fantastic record. And Hubert stood clappinghis hands on two and four and said that that's the real rhythm of jazz. Old Jacob said thataccording to his tastes it sounded quite incomprehensible, but that he might learn to
understand it if he tried really hard. Isn't that cute?
Lis and I passed them and I tellyou Hubert looked crestfallen. He got so confused he started clapping on one and threeinstead of the right ones. And old Jacob suddenly looked happy and said that now he understood it at last. So help me God!"
Leif Panduro (18 april 1923 16 januari 1977)
De Amerikaanse dichteres en schrijfster Joy Davidman werd geboren op 18 april 1915 in New York. Zij groeide op in een joodse familie en was als kind al vaak ziek. Zij trouwde met de schrijver William Lindsay Gresham. Diens alcoholisme leidde tot een scheiding. Eind jaren veertig bekeerde zij zich tot het Christendom en trok met haar kinderen naar Engeland om de schrijver C. S. Lewis te ontmoeten die haar diepgaand beïnvloed had. Uiteindelijk trouwde zij ook met hem, Al voor het huwelijk was botkanker bij haar vastgesteld. Zij overleed op 45-jarige leeftijd.
Enter the Widow Plus, her two daughters Frank and Moll, her husband's brother, an old knight, Sir Godfrey, with her son and heir, Master Edmond, all in mourning apparel, Edmond in a cypress hat, the Widow wringing her hands and bursting out into passion, as newly come from the burial of her husband.
WIDOW
Oh, that ever I was born, that ever I was born!
SIR GODFREY
Nay, good sister, dear sister, sweet sister, be of good comfort; show yourself a woman now or never.
WIDOW
Oh, I have lost the dearest man, I have buried the sweetest husband that ever lay by woman!
SIR GODFREY
Nay, give him his due, he was indeed an honest, virtuous, discreet, wise man. He was my brother, as right as right.
WIDOW
Oh, I shall never forget him, never forget him! He was a man so well given to a woman. Oh!
SIR GODFREY
Nay, but, kind sister, I could weep as much as any woman; but, alas, our tears cannot call him again. Methinks you are well read, sister, and know that death is as common as homo, a common name to all men. A man shall be taken when he's making water. Nay, did not the learned parson, Master Pigman, tell us e'en now that all flesh is frail, we are born to die, man has but a time, with such-like deep and profound persuasions, as he is a rare fellow, you know, and an excellent reader. And for example, as there are examples abundance, did not Sir Humphrey Bubble die t'other day? There's a lusty widow! Why, she cry'd not above half an hour! For shame, for shame! Then followed him old Master Fulsome, the usurer; there's a wise widow: why, she cry'd ne'er a whit at all.
We had had so many office-boys before Gallegher came among us that they had begun to lose the characteristics of individuals, and became merged in a composite photograph of small boys, to whom we applied the generic title of "Here, you"; or "You, boy."
All Gallegher knew had been learnt on the streets; not a very good school in itself, but one that turns out very knowing scholars. And Gallegher had attended both morning and evening sessions. He could not tell you who the Pilgrim Fathers were, nor could he name the thirteen original States, but he knew all the officers of the twenty-second police district by name, and he could distinguish the clang of a fire-engine's gong from that of a patrol-wagon or an ambulance fully two
blocks distant. It was Gallegher who rang the alarm when the Woolwich Mills caught fire, while the officer on the beat was asleep, and it was Gallegher who led the "Black Diamonds" against the "Wharf Rats," when they used to stone each other to their hearts' content on the coal-wharves of Richmond.
Richard Harding Davis (18 april 186411 april 1916)
Eigentlich möchte der Mann es aufgeben. Er hat sich das alles so leicht und so heroisch vorgestellt, und nun ist es ganz anders. Gerstern noch war es kalt, der Himmel war blau, heute ist die Welt in ein einziges schmutziges Grau zusammengeronnen, unaufhörlich fällt der Regen.
Dieser verdammte Regen! Nicht nur die Schuhe des Mannes sind dreckig vom Landstraßenschmutz, auch seine Hosen sind zerweicht und grau. Schon länger als drei Stunden wandert er hier, zwei Kilometer vor der Stadt, hin und her fünfzig Meter hin, fünfzig Meter her. Zuerst hat er gestanden und angestrengt gelauscht, aber nichts war zu hören als das gleichförmige Geräusch des Regens
De Maas ligt langs dit dorp. Zij komt ernaartoe gestroomd. Zij vloeit er vriendelijk langs. Zij buigt er zich weer van af. Zij ligt in de blanke boorden der verzandingen in haar bochten, in het fluwelen groen van vlak gevlijde uiterwaarden, tussen de welige ruigten der grienden. Een stomertje trekt tegen stroom op. Een schokker ligt pal stil verankerd boven zijn spiegelbeeld, waar trillende rimpels in slaan. De kribben van basalt steken in het water, in de verte ligt een schuit, en over het water gaat nadrukkelijk het verre geratel der kettingen en kabels van het kalme, platte veer, waar mensen stil op staan en een klein paard droomt voor de stille kar. Het dorp ligt achter de dijk, het ligt met een straat, met een lange rij huizen hoog op de dijk. Een spits kerktorentje steekt boven de daken en boven de bomen uit. Een vrouw draagt moeilijk een zware wasmand de uitgelopen treden in de dijkhelling af. Zij gaat haar was bleken. Er zijn de korte stoten van wielslagen, een boer is met zijn kar tot vlak bij het water gereden, hij gaat melkkruiken met Maaswater vullen voor zijn vrouw, die morgen de was moet doen. De Maas brengt wat aan, schepen en schuiten, kasten, aken, schokkers, en stoombootjes uit de vaart op 's-Hertogenbosch en Rotterdam. De Maas neemt wat mee, de herinnering aan het spiegelbeeld van het dorp, en iets van de verdrieten en de vreugden die in de huizen wonen. Zij neemt iets mee, de droom van mensen die de stroom in de avond naderen en naar de verten zien. De Maas kon haar kwaad doen, als ze haar water verbreedde van dijk tot dijk, als de winterstorm het door de dijk heen sloeg. Achter de geteisterde dijken sijpelde het water uit honderdduizend bronnen. In de nacht als de dijk brak dan verschoof er iets in de lucht, de huizen trilden van een aardbeving, het donderde in de hemel, het water steeg dreunend over de wegen tot één wijde zee, die was niet te overzien. De wereld lag blank verdronken. De knotwilgen staken hun armoedige vuist schuin boven het water uit. Het water, daken dreven erop, huisraad en verdronken vee, de mensen roeiden naar hun huizen en klommen door het raam in de hooggelegen opkamer, waar zij jammerden over de barre winterse ramp.
Auch bedeutende Worte verklingen im Gedächtnis der Hörer. Willkommen zu heißen ist es also, daß Thomas Manns Vortrag vor diesem Los gesichert und in ein Büchlein eingefangen wurde. Er ward gehalten am 5. Juni 1926 inmitten hochschwingender Jubiläumsstimmung; zwischen Entfaltungen, deren Auswirken Zeit haben muß, das Ereignis, dessen Bedeutung sogleich überzeugte. Vor allem war er von historischem Gewicht durch den sehr merkwürdigen Augenblick, wo diese Bekenntnisse zum freistädtischen Bürgertum gesprochen wurden, während der Boden von den Bemühungen bebte, die eben dies Bürgertum stürzen möchten. Hiervon noch ohne Kenntnis und ganz unpolitisch hatte sich dem Dichter die seelische Nötigung aufgedrängt, von dem zu sprechen, was ihm aus dem Wissen der Geschichte der Hansestadt und ihren einzig möglichen Lebensbedingungen sicher geworden war: von der Würde und dem geistigen Gehalt hansischer Bürgerlichkeit.
Lübeck
Doch die tiefsten Erkenntnisse erwachsen den Schöpferischen immer aus ihren eigenen Werken. Diese psychologische Wahrheit offenbarte sich aus allem, was Thomas Mann von seinen Dichtungen erzählte. Er sprach von dem erst so mühseligen buchhändlerischen Weg der »Buddenbrooks«, der dann in steilem Aufstiege zum Gipfel des Erfolges führte. Er bekannte, in welcher künstlerischen Unschuld er dem eigenen Werk gegenüberstand, seines kulturgeschichtlichen Wertes sich noch nicht bewußt. Er bekannte, daß er von Täuschung über sich selbst befangen war: künstlerisch, indem er seine Begabung auf die Form der knappen Erzählung gerichtet hielt; intellektuell, da er seine Verbundenheit mit der Heimat noch nicht in sich erspürte.
Sie hat sich letztes Jahr umgebracht", sagt meine Cousine, "sie hat Schlaftabletten aus der Apotheke ihres Vaters genommen, hat Wasser getrunken und sich in den Schlafzimmerschrank ihrer Eltern gesetzt", meine linke Hand legt sich auf die Bremse zwischen den Sitzen, die rechte faßt den Griff in der Beifahrertür. Und ich denke, ich werde Hanna aus meinem Adreßbuch streichen müssen. Das erste, was ich verdammt noch mal denke, ist, daß ich ein kleines Kreuz hinter ihren Namen malen muß, "sie hat sich letztes Jahr im Frühsommer umgebracht", sagt meine Cousine, "sie hat Tabletten aus der Apotheke ihres Vaters geschluckt, hat Wasser getrunken und sich in den großen Kleiderschrank ihrer Eltern gesetzt", und mir fällt ein, daß Hanna sich selbst in mein Adreßbuch eingetragen, ihren Namen und ihre Wiener Anschrift in breiter Kinderhandschrift aufgeschrieben hat, "sie ist unter den Röcken und Kleidern ihrer Mutter, nicht weit von den Anzügen ihres Vaters, gestorben", sagt meine Cousine, der Wagen wiegt und schaukelt, wir rollen über eine Landstraße, und was meine Cousine sagt, kommt ohne Gewicht, sie schaltet einen Gang höher und vor der nächsten Kurve wieder zurück, der Motor jault, das Auto schiebt sich nach links und rechts durch die Kurven, und hin und wieder spritzt Rollsplitt vom Straßenrand gegen den Unterboden, die Steinchen stechen in den Autobauch. Hanna ist unter den Kleidern ihrer Mutter, nicht weit von den Anzügen ihres Vaters, gestorben, wiederhole ich mir und erinnere mich an den Tag, an dem ich sie das erste Mal sah: Wir fuhren zu dritt auf zwei Motorrollern über die Grenze nach Tschechien, Tschechei, wie meine Großmutter noch immer sagt, Grenze sei ein slawisches Lehnwort, eines der wenigen, die es im Deutschen gebe, sagte meine Cousine und erzählte von dem Volksschullehrer, der immer davor gewarnt habe, dieser Grenze zu nahe zu kommen, er habe gesagt, wer der Grenze zu nahe kommt, wird von den Russen mitgenommen und nach Sibirien verschleppt, meinte Hanna, da saß ich hinter ihr auf dem Roller, eine Hand lag auf ihrer Schulter, und die Finger der anderen spielten mit den kurzen, dunklen Haaren in ihrem Nacken."
From the first, Lansing admired John Ashley and imitated him, stumbingly. He went so far as to pretend that he, too, was a happily married man. Society would have got nowhere without those imitations of order and decorum that pass under the names of sonbbery and hypocrisy. Ashley converted his Rainy Day House into a laboratory for experiment and invention. Lansing built a Rainy Day House behind St. Kitts and revived his interest in snake oils. Perhaps it was the influence of the Debevoises, perhaps the example of the Ashleys, that enabled Eustacia to bear a child that lived, and then another, then a third. The Lansings were older the the Ashleys, but their children were closely of an age: Felicite Marjolaine Dupuy Lansing (she was born on St. Felixs Day; the Iowa Lansing names had been carried to Heaven by the dead infants) and Lily Scolastica Ashley; George Sims Lansing and Roger Berwyn Ashley; then Sophia alone; then Anne Lansing and Constance Ashley. Eustacia Lansing carried well her torch of hypocrisy or whatever it was. In publicat the Mayors picnic, on the front bench at the Memorial Day exercisesshe played the proud and devoted wife. Creole beauty is short lived. By the time the Ashleys arrived in Coaltown Eustacias tea-colored complexion had turned a less delicate hue. her features had lost much of their doelike softness; she was decidedly plump. Nevertheless, everyone in Coaltown, from Dr. Gillies to the boy who shined shoes at the Tavern, knew that the town could boast to handsome and unusual women. Mrs. Ashley was tall and fair; Mrs. Mansing was short and dark. Mrs. Ashleychild of the ear as a Germanhad no talent for dress, but a magical speaking voice, and she moved like a queen; Mrs. Lansingchild of the eye as a Latinwas mistress of color and design, though her voice cut like a parrots and her gait lacked grace. Mrs. Ashley was serene and slow to speak; Mrs. Lansing was abrupt and voluble. Mrs. Ashley had little humor and less wit; Mrs. Lansing ransacked two languages and a dialect for brilliant and pungent mots and was a devastating mimic."
They never told me what it was, and they never told me why they might need someone like me. I probably wouldnt have taken the fucking job if they had, to tell you the truth. Anyway. If Id been clever, I would have asked them on the first day, because looking back on it now, I had a few clues to be going on with: we were all sat around in this staff-room type place, being given all the dos and donts, and it never occurred to me that I was just about the only male under sixty theyd hired. There were a few middle-aged women, and a lot of gits, semi-retired, ex-Army types, but there was only one bloke of around my age, and he was tinylittle African geezer, Geoffrey, who looked like hed run a mile if anything went off. But sometimes I forget what I look like, if you know what I mean. I was sitting there listening to what this woman was saying about flash photography and how close people were allowed to get and all that, and I was more like a head than a body, sort of thing, because if youre listening to what someones saying thats what you are, isnt it? A head. A brain, not a body. But the point of methe point of me here, in this place, for this jobis that Im six two and fifteen stone. Its not just that, either, but I look well, handy, I suppose. I look like I can take care of myself, what with the tattoos and the shaved head and all that. But sometimes I forget. I dont forget when Im eyeballing some little shitbag outside a club, some nineteen-year-old in a two-hundred quid jacket whos trying to impress his bird by giving me some mouth; but when Im watching something on TV, like a documentary or something, or when Im putting the kids to bed, or when Im reading, I dont think, you know, fucking hell Im big."
Nick Hornby (Redhill, 17 april 1957)
De Duitse schrijver Rolf Schneider werd geboren op 17 april 1932 in Chemnitz. Hij ging naar school in Wernigerode. Van 1955 tot 1958 studeerde hij germanistiek en pedagogie in Halle. Daarma was hij redacteur van het cultureel-politieke tijdschrift "Aufbau" in Berlijn. Sinds 1958 is hij zelfstandig schrijver. Schneider was als schrijver van hoorspelen en theaterstukken aan de ene kant trouw aan het regime van de DDR. Aan de andere kant nam hij deel aan de bijeenkomsten van de Gruppe 47. Vanaf 1976 werd hij kritischer en in 1979 werd hij uit de schrijversbond van de DDR gezet.
Uit: Wagner für Eilige
Der Minnesang war eine sonderbare Kunst. Es ging um Lieder, zum Saitenspiel zu singen, deren Dichter in aller Regel zugleich die Vortragenden waren. Das altdeutsche Wort Minne bedeutet Liebe, und in der Tat handelte es sich um Liebeslieder, die freilich einem bestimmten, ziemlich strengen Ritual gehorchten: Der Sänger warb um die Gunst einer Dame, die im gesellschaftlichen Rang über ihm stand und gewöhnlich verheiratet war; sie erhörte ihn nicht, gab ihm nur gelegentlich ein kleines Zeichen ihrer Gunst, was ihn nur noch mehr anspornte. So jedenfalls verfuhr man in dem, was die hohe Minne hieß. Daneben gab es die niedere Minne. Auch sie wurde in Liedern gefeiert, und in ihr kam man durchaus zur Umarmung, wobei die an dem Liebesspiel beteiligten Frauen von niederem Stande waren, Mädchen aus dem Volk. Eines der berühmtesten Gedichte unserer Sprache, Walther von der Vogelweides "Under der linden", erzählt von niederer Minne. Der Minnesang entstand im südlichen Frankreich und wurde erst von den Nordfranzosen, dann von den Deutschen übernommen. Seine Blütezeit war das Hochmittelalter, exakter: die Zeit um 1200."
Matt Sorley, born Mose Sadacca, was an actor. He was a character actor and (when they let him) a comedian. He had broad, swarthy, pliant cheeks, a reddish widows peak that was both curly and balding, and very bright teeth as big and orderly as piano keys. His stage name had a vaguely Irish sound, but his origins were Sephardic. One grandfather was from Constantinople, the other from Alexandria. His parents could still manage a few words of the old Spanish spoken by the Jews who had fled the Inquisition, but Matt himself, brought up in Bensonhurst, Brooklyn, was purely a New Yorker. The Brooklyn that swarmed in his speech was useful. It got him parts.
Sometimes he was recognized in the street a day or so following his appearance on a television lawyer series he was occasionally on call for. These were serious, mostly one-shot parts requiring mature looks. The pressure was high. Clowning was out, even in rehearsals. Matt usually played the judge (three minutes on camera) or else the father of the murder victim (seven minutes). The good central roles went to much younger men with rich black hair and smooth flat bellies. When they stood up to speak in court, they carefully buttoned up their jackets. Matt could no longer easily button his. He was close to sixty and secretly melancholy. He lived on the Upper West Side in a rent-controlled apartment with a chronic leak under the bathroom sink. He had a reputation for arguing with directors; one director was in the habit of addressing him, rather nastily, as Mr. Surly."
Cynthia Ozick (New York, 17 april 1928)
De Zwitserse schrijfster Helen Meier werd geboren op 17 april 1929 in Mels, Kanton St. Gallen. Zij volgde een docentenopleiding in Rorschach en werkte daarna in het basisonderwijs. Nadat zij een tijd in Frankrijk, Engeland en Italië had verbleven studeerde zij talen en pedagogie in Fribourg. In 1984 werd zij bij de Ingeborg-Bachmann-Wettbewerb in Klagenfurt ontdekt, Tegenwoordig is zij zelfstandig schrijfster.
Uit: Schlafwandel
Davide Signoretti war tot, und für Nora Korn, seine Geliebte, änderte sich das Leben und das Erinnern. Davides letzte zwei Lebensjahre, in denen er zu kränkeln begonnen hatte, hatten ihre Meinung verstärkt, durch die katholische Kirche eines wichtigen Teils ihrer Jugend beraubt worden zu sein. Ihr Zorn über Nichtgelebtes trieb sie, ein Stück über einen Papstmord zu schreiben, und das ohne jede Schreiberfahrung. Zu ihrer Überraschung wurde es angenommen. Nora saß einige Zeit danach mit dem Intendanten, der Dramaturgin Frau Claassen, der Regisseurin und einem Mann unbestimmter Aufgabe im Restaurant, das neben dem Theater in einem kleinen Park lag. »Erzählen Sie uns, was Sie sich beim Schreiben des Stücks gedacht haben«, sagte die Regisseurin. Nora, verwirrt, beschämt, daß sie sich nicht mehr genau erinnerte hatte sie es in Trance oder Trauer hervorgewürgt, in einer Art von Tollheit oder Trotz hingeschmettert , fing an, über die Vernichtung des Symbolträgers anstelle seiner Lehre zu stammeln, spürte die Dünne der Argumentation, verhaspelte sich, fühlte sich unbehaglich. Der Intendant runzelte die Stirn, schürzte die Lippen. »Frau Claassen«, sagte er, »erklären Sie uns das Stück, es hat einige schwache Stellen, aber es läßt sich daraus etwas machen.« Die junge Frau krauste ihr Näschen, Rosenröte überflutete sie, nervös strich sie die Haarwelle hinter das Ohr, begann zu sprechen, wurde ruhig, und Nora hörte etwas ganz anderes als das, woran sie je gedacht hatte. Das Stück erschien ihr wie neu geschrieben, geistreicher, dichter, es bekam Form, die einer Aufführung wert war. Die handelnden Personen wurden zu Menschen, zu Wütenden, zu Suchenden, Irrenden, zu Bajassen, zu Hoenden, Verzweifelten. Und von diesen Augenblicken der Betrachtung und Bewunderung der schönen Vortragenden, den Augenblicken der Bezauberung durch ihre Redegewandtheit, wachte in Nora das auf, was an jenem Nachmittag weder Gedanke noch Ahnung war.
Helen Meier (Mels, 17 april 1929)
De Oostenrijkse dichter en schrijver Anton Wildgans werd geboren op 17 april 1881 in Wenen. Hij studeerde rechten en werkte twee jaar als onderzoeksrechter voordat hij zich volledig op het schrijven toelegde. Bovendien was hij twee maal een periode directeur van het Weense Burgtheater.
Freier Tag
Weißt du, was so ein freier Tag ist -? Solch ein Tag, Da nicht mit schriller Stimme schon am Morgen Die Not dich weckt und Müdigkeit und Sorgen, Daß auch die kleinste Lust sich nimmer rühren mag - Da wanderst du hinaus in hellen Lerchenschlag Und spürst die Seele wundersam geborgen In Gottes reichem Feiertag...
Und abends dann, in einsamem Gemach - Du zündest heute keine Lampe an Und schließt die Augen, die so satt und wach Von allem, was dir dieser Tag getan. Du schließt die Augen und da tönt dir nach Der liebe Gruß, den dir ein schlichter Mann, Ein Unbekannter, im Vorbeigehn sprach. Du atmest Erde, kühl und schollenbraun, Und hörst ein Mädchenlachen überm Zaun, Der unter Rosen fast zusammenbrach ...
Anton Wildgans (17 april 1881 3 mei 1932)
De Duitse dichter en schrijver Karl Friedrich Henckell werd geboren op 17 april 1864 in Hannover. Hij studeerde filosofie, filologie en economie in Berlijn, Heidelberg, Leipzig, München en Zürich. Later woonde hij langere tijd in Milaan, in Wenen en in Brussel. Henckel was een sociaalrevolutionair dichter en een voorvechter van het naturalisme. Later maakte hij een wending tot het impressionisme en een gevoeliger natuurlyriek.
Beim Rheinwein
Wie die Blume des edlen Weins
Duftet würzig und voll!
Wie so heiter das Spiel des Scheins,
Draus manch sonniges,
Erdenwonniges,
Herzerquickendes Lied entquoll!
Weisen Zechern neigt sich mein Sinn,
Die beim Traubensafte versunken
Ihrem Wesen tiefen Gewinn
Weltbeschaulicher Wahrheit getrunken.
Seele süßgesammelten Seins
Schimmert köstlich kühl mir entgegen,
Doch in dieser Perle des Rheins
Spiegelt sich ein glühender Segen.
Spiegeln Blicke blühender Fraun,
Sanftmelodische Lippen sich wieder,
Auf die Wunden des Lebens taun
Balsamtropfen der Torheit nieder.
Karl Henckell (17 april 1864 30 juli 1929)
De Welshe dichter en arts Henry Vaughan werd geboren in Newton (Breconshire) op 17 april 1622. Samen met zijn tweelingbroer, de latere filosoof Thomas Vaughan, studeerde hij in Oxford. In 1640 ging Henry naar Londen om nog twee jaar rechten te studeren. Zijn studie werd onderbroken door de Engelse Burgeroorlog, waarin hij de kant koos van de royalisten. In 1642 keerde hij terug naar Wales als gerechtssecretaris en later vestigde hij zich als arts. Hij trouwde met Catherine Wise en kreeg met haar vier kinderen. In 1646 verscheen zijn eerste bundel, Poems with the Tenth Satire of Juvenal Englished. In 1650 volgde het eerste deel van Silex Scintillans, Sacred poems and private ejaculations, een verzameling religieuze gedichten, waarvan vijf jaar later het tweede deel verscheen. Daarin sprak hij over een spirituele hergeboorte, die hij toeschreef aan zijn bewondering voor George Herbert. Ook John Donne inspireerde hem, en met o.a. deze twee dichters wordt Vaughan gerekend tot de Metaphysical poets. Tussen deze publicaties in kwam een bundel met seculiere poëzie onder de titel Olor Iscanus (1651).
Son-Days
1
Bright shadows of true Rest! some shoots of bliss,
Heaven once a week;
The next world's gladness prepossest in this;
A day to seek;
Eternity in time; the steps by which
We Climb above all ages; Lamps that light
Man through his heap of dark days; and the rich,
And full redemption of the whole week's flight.
Henry Vaughan (17 april 1622 28 april 1695)
Boekomslag (Geen portret beschikbaar)
De Engelse dichter en toneelschrijver John Ford werd geboren in Ilsington, Devon, op 17 april 1586. Hij studeerde korte tijd in Oxford en werd in 1602 toegelaten tot de Middle Temple in Londen voor een juridische opleiding, maar onbekend is of hij daadwerkelijk de opleiding volgde. In 1606 verschenen van zijn hand twee gedichten. Al vroeg begon hij voor het toneel te schrijven, eerst, zoals destijds vaak gebeurde, in samenwerking met andere toneelschrijvers zoals Thomas Dekker en John Webster. Met Dekker en William Rowley schreef hij The Witch of Edmonton (1623). Fords eerste zelfstandige stuk was The Lover's Melancholy (1629). In het voorwoord van 'Tis Pity She's a Whore (uitgegeven in 1633) noemt de schrijver dit zelf als zijn eerste pennenvrucht. The Broken Heart en Love's Sacrifice verschenen in hetzelfde jaar. Zijn historische stuk Perkin Warbeck verscheen in 1634 en Fancies Chaste and Noble in 1638. Zijn laatste stuk, The Lady's Trial, werd uitgegeven in 1639.
ONE INFALLIBLE MARK of your true drink-man is that he reads everything on the subject that comes his way, from full-dress books to those tiny recipe-leaflets the makers tend to hang round the necks of their bottles. Never, by the way, despise the latter sort of thing as a mere commercial handout; on the contrary, the manufacturer knows more about his product than anybody else and, never mind from what base motives, will have tested out his recommendations with the utmost care. These days, too, off-licence pricelists can offer a lot of straight information.
This policy of unsleeping vigilance will bring you useful tips outside the common run: I have forgotten where I read that you can get much more juice out of a lemon you have dumped in a bowl of warm water for a few minutes than out of one straight from the fruit-bowl, let alone from anywhere cold, but it is true, and I always follow this advice myself when making a Bloody Mary (for instance) and have the time and patience. On the other hand, the books are full of lore that you will only very rarely, if ever, have the chance of translating into practice. I think of such attractive fantasies as the recipe given in The Art of Mixing Drinks (based on Esquire Drink Book) for Admiral Russell's Punch.
Ik ben een schaakmatliefhebber. Niemand kent als ik de regels van het snelle verlies, de doodlopende gangen van het labyrint. Op een dag, lang geleden - ik herinner me niet meer precies wanneer het was - heb ik het spelen om de overwinning opgegeven. Niet omdat ik nooit won - wat ook een reden zou zijn geweest - ik won, integendeel, altijd, en met het grootste gemak. Maar misschien was het wel net daardoor dat elke overwinning mij zo goedkoop leek, zo saai en onbevredigend. De strategie van de overwinning is rechtlijnig: je hebt je aanvangskansen, die min of meer toevallig zijn, maar de praktijk leert je die zo goed mogelijk te gebruiken, en als je dan verder heel erg je best doet en je heel erg concentreert, en bovendien niet al te dom bent en niet door tegenspoed wordt achtervolgd, dan win je waarschijnlijk ook wel een keer, en niemand is daar bijzonder verbaasd over, dat ligt zo in de lijn van de verwachtingen. Maar als je op de koop toe, zoals ik, altijd, keer op keer, met een soort van bovennatuurlijke onvermijdelijkheid, blijkt te winnen, slaat het laatste restje bewondering van je medespelers om in mateloze wrevel en verveling - er is zelfs geen afgunst meer, en het spel wordt zuchtend en met tegenzin verdergezet. Geheel anders is de strategie van het verlies. Niet het domme verlies natuurlijk, en ook niet het verlies van de apathische speler, die tegen zijn zin speelt en van meet af aan zijn slechtste kaarten toont om er zo snel mogelijk van af te zijn. Nee, met verlies bedoel ik het glansrijke, verpletterende verlies, dat alom verbijstering, en zelfs iets als geperverteerde bewondering oproept.
Toen ik voor het eerst speelde om te verliezen wist ik eigenlijk zelf nog niet hoe ik het zou doen. Ik zou me niet laten verliezen, dat stond vast, want dat leek me verwerpelijker dan gewoonweg niet mee te spelen - maar verder wist ik het ook niet. Er bestaat nu eenmaal geen handleiding voor de succesvolle verliezer, zoals er evenmin doe-het-zelf tips voor de zelfmoordenaar te vinden zijn. Ik moest dus alles op eigen kracht ontdekken, alsof ik een nieuw spel uitvond, of een ongehoorde variant op alle bestaande spelen.
Patricia De Martelaere(16 april 1957 - 4 maart 2009)
De Nederlands dichteres en schrijfster Clara Eggink werd geboren in Utrecht op 18 april 1906. Eggink bracht haar leven door met verschillende bekende Nederlandse dichters. Op 4 november 1926 trouwde ze slechts twintig jaar oud, met de veel oudere J.C. Bloem. Uit dit huwelijk werd een zoon, Wim geheten, geboren. Nadat in 1932 haar eerste huwelijk was ontbonden, huwde ze op 16 september 1936 met Jan Campert. Dit huwelijk werd eveneens ontbonden. Over haar relatie met J.C. Bloem schreeft ze de 'bibliografische schets' Leven met J.C. Bloem. Clara Eggink ligt begraven te Paasloo, naast haar voormalige echtgenoot en vriend J.C. Bloem.
Ewald Vanvugt, Sibylle Lewitscharoff, Rolf-Dieter Brinkmann, Anatole France, Eberhard Panitz
De Nederlandse schrijver Ewald Vanvugt werd geboren op 16 april 1943 in 's-Hertogenbosch. Hij publiceerde ruim 30 boeken. Zijn romandebuut was in 1963 Een bizonder vreemde dief. In de jaren zestig (1964-1967) maakte hij voor het wekelijkse VARA-radioprogramma Uitlaat radioreportages met Wim de Bie. Van 1967 tot 1977 maakte hij lange reizen op andere continenten. In 1980 werd hij medewerker van de Volkskrant. Sindsdien publiceerde hij talrijke artikelen in uiteenlopende tijdschriften - van De Gids tot Playboy en Vrij Nederland. De koloniale geschiedenis is in zijn schrijven een terugkerend onderwerp. In 1985 verscheen de studie Wettig opium. 350 jaar Nederlandse opiumhandel in Azië, waarin een vergeten hoofdstuk in de koloniale geschiedenis werd onthuld. In 1993 verscheen Een propagandist van het zuiverste water. H.F.Tillema (1870-1952) en de fotografie van tempo doeloe, waarin een lang vergeten foto-archief uit een museumdepot tevoorschijn kwam.
Vanvugt verzorgde tentoonstellingen, bijvoorbeeld Sociale fotografie in Indonesië in de jaren twintig in het Erasmus Huis in Jakarta (1994. In 2002 verscheen de omvangrijke koloniale geschiedenis Zwartboek van Nederland overzee. In 2006 publiceerde Vanvugt De verovering van Bali, een documentaire reisroman waarin hij het buitensporige geweld en de massas slachtoffers van de Nederlandse koloniale oorlogen nogmaals aan de kaak stelt. In 2007 verscheen Weerzien met Lucine. Een dag- en nachtboek uit de Stille Zuidzee over een reis naar Vanuatu en een hervonden jeugdliefde.
Uit: Cynthia en haar grote liefde
Hij verscheen in mijn leven als de vriend van mijn beste vriendin die al jong niet wilde deugen. Zij stelde hem voor: 'Kijk Cynthia, dit is mijn amant! Lief, niet?' Zij sprak altijd op de bekakte toon van de koningin: 'Eerst kwam hij soms een uurtje voor dure knaken op bestelling via een modellenbureau - en nu is hij mijn vaste lover met wie ik het nieuwe leven ga beginnen. Knap, niet?' Hij lachte zijn perfecte tanden bloot en zijn plotselinge verschijning stuwde een lichte lavendelgeurige wasem in mijn richting, die ik met een passende lichaamsgeur probeerde te beantwoorden. Met al mijn zinnen zoog ik hem in me op terwijl ik mezelf door al mijn poriën aan hem kenbaar wilde maken. Breed geschouderd, slank op lange benen en met blonde manen tot op de schouders moest hij eraan gewend zijn geraakt dat hij door veel mensen tenminste met hun ogen werd betast. Hij knikte gretig ter bevestiging van haar woorden en tegelijk alsof hij zijn bereidheid demonstreerde om haar overal te volgen. De kans dat voor mijn vriendin ooit 'het nieuwe leven' zou beginnen, leek mij extreem onwaarschijnlijk, maar ik wist meteen: als het met iemand kon lukken, moest het met hem zijn. Geschrokken van zijn aantrekkingskracht viel ik mijn vriendin om de hals en we kusten elkaar innig op de wangen.
Ewald Vanvugt (s-Hertogenbosch, 16 april 1943)
De Duitse schrijfster Sibylle Lewitscharoff werd geboren op 16 april 1954 in Stuttgart als dochter van een Bulgaarse vader en een Duitse moeder. Zij studeerde godsdienstwetenschappen in Berlijn. Tijdens haar studie verbleef zij ook een jaar in Parijs en een jaar in Buenos Aires. Daarna werkte zij een tijd als boekhoudster bij een reclamebureau. Zij begon met het schrijven voor de radio en met hoorspelen. De doorbrak kwam in 1998 toen zijvoor haar roman Pong de den Ingeborg-Bachmann-Preis ontving.
Uit: Consummatus
Wie fein die Toten hören! Zu einem Riesenohr vereinigt, segeln ihre Ohren am Himmel und überspannen ihn zu weiten Teilen. Was sich von Zungen löst, was sich in Hirnen formt, erzählte Worte, geträumte Worte, Worte ohne Klang, sie alle werden vom
Großen Totenohr erlauscht. Es wedelt, es fächelt, es zuckt wie ein Elefantenohr im Takt zu den Lügen, Beschwörungen, Gebeten, den Sirenengesängen, Notschreien, Märchen in den Babelsprachen der Erde, es hört die Tierlaute und den Krach der Maschinen, hört das Uuuijujuio der Gibbons so präzis wie das Huuijui der Kleinen Hufnase, hört das Schwappen der Meere und die dunkle Verzweiflung der Callas. Hört selbst Fehlwörter und schlampig gesprochene Silben, Wörter, die so huschig erscheinen und wieder verschwinden, daß nicht einmal wer sie geboren hat imstande ist, sie zu verstehen.
Es war einmal. Wann immer dieser Satzstummelvernommen wird, rinnt ein freudiger Schauder über das Totenohr. Es war einmal sind seine liebsten Worte. Es waren einmal ein Mann und eine Frau. Ein unauffälliger Mann und eine Frau, die alle Blicke auf sich zog, früher heiße, später nur mehr neugierige. Daß sich so ein Mann und diese Frau treffen mußten, um neun Monate lang durch Europa zu kreuzen, ist einer jener seltenen Würfe, die das Leben manchmal in einem geschlossenen Becher ausbringt. Der Mann bin ich.
Sibylle Lewitscharoff (Stuttgart, 16 april 1954)
De Duitse dichter en schrijver Rolf-Dieter Brinkmann werd geboren op 16 april 1940 in Vechta. Vanaf 1962 leefde hij in Keulen, waar hij pedagogie studeerde, maar er al snel voor koos om schrijver te worden. In de jaren zestig was hij ook vaker in Londen, waar hij in contact kwam met de anglo-amerikaanse dichtkunst (Frank OHara, William Carlos Williams) en de popmuziek uit die tijd. Voor zijn in 1975 verschenen hoofdwerk»Westwärts 1 & 2«, ontving hij postuum de Petrarca prijs.
Gedicht
Zerstörte Landschaft mit
Konservendosen, die Hauseingänge
leer, was ist darin? Hier kam ich
mit dem Zug nachmittags an,
zwei Töpfe an der Reisetasche
festgebunden, Jetzt bin ich aus
den Träumen raus, die über eine
Kreuzung wehn. Und Staub,
zerstückelte Pavane, aus totem
Neon, Zeitungen und Schienen
dieser Tag, was krieg ich jetzt,
einen Tag älter, tiefer und tot?
Wer hat gesagt, daß sowas Leben
ist? Ich gehe in ein
anderes Blau.
Rolf-Dieter Brinkmann (16 april 1940 23 april 1975)
Es war ein heißer Sommer mit viel Regen. »Mir kommt alles wie auf den Kopf gestellt vor«, sagte die Grüne und flüsterte mit mir, fern von Sir und Horst Rehder, berührte mich mit ihrem Haar, so nah war sie mir auf einmal. In der letzten Schulstunde schob sie mir einen Zettel zu: »Wart ab, bis alle weg sind.«
Wir liefen Herrn Fischer in die Arme, der sein Fahrrad vom Hof holte und mit einem Schwung daraufsprang, als wäre er nicht fünfundsechzig oder achtzig oder hundert Jahre. Er lachte und rief: »Na, ihr beiden.«
Ohne zu wissen, was wir wollten und was uns trieb,lachten wir auch und beeilten uns, vom Schulhof wegzukommen, über den niedergebrochenen Zaun und durch die Gärten und aus der Stadt, bis wir unter einem Baum am Waldteich saßen. Kein Mensch sonst weit und breit, noch immer Hitze, wir zogen uns aus, schwammen über den See, blieben dem anderen Ufer
fern, das Wasser bis zur Brust. Wir wagten uns nicht anzureden oder anzusehen, schwammen zurück und krochen, weit voneinander entfernt, ins Schilf, um uns anzuziehen. Als es zu regnen begann, flüchteten wir wieder unter den Baum, diesmal Schulter an Schulter, und Ursula holte einen Gedichtband von Heine aus ihrer Schultasche hervor. Der Regen tropfte auf das Buch, einen roten Leinenband, der unsere Hände und Gesichter, Schultern und Schenkel verfärbte. »Mein Gott, blutrot«, sagte sie und griff nach dem Buch, das ihr aus den Händen geglitten war. Sie hatte zehn, zwölf Gedichte vorgelesen, mehr nicht. Nun regnete es nicht mehr, wir waren nackt, hatten keine Scheu, uns anzusehen, nochmals zum anderen Ufer zu schwimmen, dort auf der Wiese zu liegen und zu bleiben, bis die Dunkelheit und wieder Regen kam. Das Buch lag ganz durchnäßt im Gras, wir wickelten es in mein Hemd ein, es war sowieso alles rot.
For some time now, Petersburg has been painted for me in a greenish color, which flickers and which blinks, the color terrible, phosphoric. Both on the houses and on the faces, and in the souls shakes the greenish flame, venomous and giggling.
The flame will blink - and not Peter Petrovich before you, but a sticky reptile; flame will shoot up - and you are yourself worse than the reptile; and not people walk along the streets: you will glance under the cap - snake head; you will look carefully at an old lady- a toad sits and moves its stomach.
But young people each with the dream of the special: engineer compulsorily wants Hawaiian music to hear, student - to hang himself in the most effective way, schoolboy - to acquire a child in order to prove his manly power.
You will visit the store - the former General after the counter stands and artificially smiles; you will enter the museum - the guide knows that he is lying, and continues to lie. I do not love the Petersburg, my dream has ended.
Konstantin Vaginov (16 april 1899 26 april 1934)
Under certain circumstances there are few hours in life more agreeable than the hour dedicated to the ceremony known as afternoon tea. There are circumstances in which, whether you partake of the tea or not--some people of course never do--the situation is in itself delightful. Those that I have in mind in beginning to unfold this simple history offered an admirable setting to an innocent pastime. The implements of the little feast had been disposed upon the lawn of an old English country-house, in what I should call the perfect middle of a splendid summer afternoon. Part of the afternoon had waned, but much of it was left, and what was left was of the finest and rarest quality. Real dusk would not arrive for many hours; but the flood of summer light had begun to ebb, the air had grown mellow, the shadows were long upon the smooth, dense turf. They lengthened slowly, however, and the scene expressed that sense of leisure still to come which is perhaps the chief source of one's enjoyment of such a scene at such an hour. From five o'clock to eight is on certain occasions a little eternity; but on such an occasion as this the interval could be only an eternity of pleasure. The persons concerned in it were taking their pleasure quietly, and they were not of the sex which is supposed (2) to furnish the regular votaries of the ceremony I have mentioned. The shadows on the perfect lawn were straight and angular; they were the shadows of an old man sitting in a deep wicker-chair near the low table on which the tea had been served, and of two younger men strolling to and fro, in desultory talk, in front of him. The old man had his cup in his hand; it was an unusually large cup, of a different pattern from the rest of the set and painted in brilliant colours. He disposed of its contents with much circumspection, holding it for a long time close to his chin, with his face turned to the house. His companions had either finished their tea or were indifferent to their privilege; they smoked cigarettes as they continued to stroll. One of them, from time to time, as he passed, looked with a certain attention at the elder man, who, unconscious of observation, rested his eyes upon the rich red front of his dwelling. The house that rose beyond the lawn was a structure to repay such consideration and was the most characteristic object in the peculiarly English picture I have attempted to sketch.
Henry James (15 april 1843 - 28 februari 1916)
Portret door John Singer Sargent
De Franse schrijver Jérôme Lambert werd geboren op 15 april 1975 in Nantes. Hij schrijft romans voor volwassenen en voor de jeugd. Daarnaast is hij werkzaam als vertaler van o.a. Chaim Potok en Jerry Spinelli.
Uit: Finn Prescott
Malgré ces diversions sans cesse renouvelées et dont les seules limites étaient celles de son imagination, Nina s'était vite rendu compte que rien - ni la passion amoureuse ni l'Ennui existentiel - ne pouvait pénétrer les murs de Newland. Ce giron protecteur se révélait être une forteresse aux issues gardées par les lois morales, sociales et culturelles du clan. Nina savait qu'elle ne la quitterait sans violence qu'après s'être réellement émancipée de sa famille. Ou en contractant un mariage avantageux. Or Nina ne rêvait pas de mariage, mais d'amour. Du grand amour qui, un jour, l'arracherait à cette languissante douceur de vivre. En attendant, elle devait prendre son mal en patience, comme le lui répétait si souvent Mme Newland.
(...)
Il avait été ce jeune homme épris de musique et avait décidé que le piano était sa vocation - la médecine n'étant que moyen de subsister financièrement. Chaque soir, pendant un an - il avait tenu un an - il s'isolait dans l'auditorium de l'université et s'attelait à l'étude de sa gamme. Il attendit avec impatience la formation de corne sur le bout de ses doigts mais, ne voyant rien venir, se souvint que cette douloureuse et magnifique distinction de martyr ne touchait que les musiciens qui pinçaient les cordes. A défaut, ils se découvrit de très belles crampes sur les muscles du dos de la main, qui firent sa fierté pendant plusieurs mois. L'année suivante, il acheta, avec l'argent de ses parents, un piano d'occasion qu'il installa chez eux et auquel il ne toucha jamais.
Jérôme Lambert (Nantes,15 april 1975)
De Duitse schrijver Bernhard Lassahn werd op 15 april 1951 in Coswig / Anhalt geboren. Hij ging naar school in Osnabrück en studeerde daarna in Marburg en Tübingen. Sinds 1979 is hij zelfstandig schrijver. Hij schrijft satirische teksten, hoorspelen, liederen en romans voor volwassenen en voor de jeugd. Voor zijn omvangrijke werk ontving hij al heel wat prijzen.
Uit: Auf dem schwarzen Schiff
Rafi hatte beschlossen, nichts zu verraten, schon gar nichts von Elise, und behauptete, dass er ficken war. »Jiggi jiggi nennt man das.« Sie tippten sich an den Kopf, tick, tick. Der Bootsmann wiederholte bei der Jungfrau Maria seinen heiligen Schwur, dass er ihn in Ketten legen würde, falls er versuchen sollte, achteraus zu segeln. Sie sahen schlecht aus. Es stimmte also: Die Tropen bekamen dem weißen Mann nicht. Ihre Gesichter waren bleich, alle waren erkältet. Es gab ein ständiges Gehüstel und Geschnupfe in der Mannschaftsmesse, sie rauchten trotzdem, und angeberisch, wie sie waren, hielten sie die Zigaretten in die Handflächen gedreht, als müssten sie auch unter Deck die Glut vor Windstößen schützen. Mit solchen Schwätzern hatte er nichts mehr zu tun. Bis zum Mittagessen musste er noch die Kammern der Offiziere putzen, die Bettwäsche abziehen, waschen und bügeln, aber es ging ihm leicht von der Hand es war das letzte Mal! Demnächst müsste sich ein anderer die Finger an der Bügelmaschine verbrennen.
Bernhard Lassahn (Coswig 15, april 1951)
De Duitse schrijfster Beate Morgenstern werd geboren op 15 april 1946 in Cuxhaven. Zij groeide op in Herrnhut / Oberlausitz en in Halle (Saale). In Oost-Berlijn studeerde zij germanistiek en kunstpedagogie. Daarna werkte zij in de boekhandel en als fotoredacteur bij het persagentschap ADN. Sinds 1978 is zij zelfstandig schrijfster. Zij schrijft romans, verhalen en theaterstukken.
Uit: Der Gewaltige Herr Natasjan. Eine Burleske
Sieben Jahre sind vergangen, seit mich Walja Kunze im Sommer 2001 aufsuchte und mir tage- und nächtelang ihre Geschichte erzählte und ich mir auf ihren ausdrücklichen Wunsch alles notierte. Ihr selbst, die das Schreiben als Beruf hatte wie ich, war es verwehrt, sich auf diesem Wege von ihrer Vergangenheit zu lösen. Oft habe sie versucht, aufzuschreiben, was ihr seit dem abendlichen Gang zum Club der Kulturschaffenden in Ostberlin im Juni 1989 widerfahren sei, sagte sie mir. Doch jedes Mal habe sie ihre Erinnerung so heftig überfallen, dass sie meinte, sich immer noch im Kreis der zwölf Kollegen im CdK zu befinden. Keine Hand habe sie rühren können, sobald sie dachte, ihre Erlebnisse niederzuschreiben, sagte sie. Dass Walja nach elf Jahren aus den Staaten nach Deutschland zurückkehrte, diente offenbar einzig und allein dem Zweck, ihre Geschichte loszuwerden. Wir jüngeren Autoren im Verband kannten uns alle irgendwie, wie überhaupt die Nemezen, ob turingischen, sächsischen, brandenburgischen oder mekelnburgischen Stammes. Warum Walja mich ausgesucht hatte, war mir zunächst nicht deutlich, da ich in Zeiten der SRR Nemezien jede ihrer Annäherungen unfreundlich und sehr bestimmt abgewehrt hatte. Die Antwort hat mit ihrer Geschichte zu tun, weshalb ich sie nicht vorwegnehmen möchte. Walja wirkte sehr gehetzt, angespannt.
Ihr eigentlich rundes Gesicht noch abgezehrter als in jungen Jahren, sodass ich annahm, sie ernähre sich ausschließlich von Äpfeln und Brokkolis, womit ich nicht ganz falsch lag.
Walja hat mir aufgetragen, erst dann ihren von mir verfassten Bericht der Öffentlichkeit zugänglich zu machen, wenn ich nach Jahren immer noch keine neue Nachricht von ihr habe. Nach wie vielen Jahren genau? fragte ich nach, um ja keinen Fehler zu begehen. Sieben, sagte sie. Sieben ist eine schöne Zahl. Das fand ich auch.
Beate Morgenstern (Cuxhaven, 15 april 1946)
De Zweedse dichter en schrijver Tomas Tranströmer werd geboren in Stockholm op 15 april 1931. Hij is psycholoog van beroep. Van 1960 tot 1966 werkte hij in een jeugdgevangenis en daarna was hij verbonden aan het Zweedse arbeidsbureau waar hij zich bezighield met vraagstukken van reclassering, invaliditeit en drugsverslaving. Hij woont in Västeras. Tomas Tranströmer wordt door velen beschouwd als de grootste Zweedse dichter van dit moment: zijn poëzie is over de hele wereld vertaald. Voor het Nederlandse taalgebied heeft J. Bernlef dit al in vier bundels gedaan.
Heimwärts
Ein Telephongespräch lief in die Nacht aus und glitzerte
im Land und in den Vorstädten.
Danach schlief ich unruhig im Hotelbett.
Ich ähnelte der Nadel eines Kompasses, den der
Orientierungsläufer mit pochendem Herzen durch den
Wald trägt.
Adlerfels
Hinterm Glas des Terrariums die Reptile seltsam reglos.
Eine Frau hängt Wäsche auf im Schweigen.
Der Tod ist windstill.
In der Tiefe des Bodens gleitet meine Seele schweigend wie ein Komet.
Vertaald door Hanns Grössel
Breathing Space July
The man who lies on his back under huge trees is also up in them. He branches out into thousands of tiny branches. He sways back and forth, he sits in a catapult chair that hurtles forward in slow motion.
The man who stands down at the dock screws up his eyes against the water. Docks get older faster than men. They have silver-gray posts and boulders in their gut. The dazzling light drives straight in.
The man who spends the whole day in an open boat moving over the luminous bays will fall asleep at last inside the shade of his blue lamp as the islands crawl like huge moths over the globe.
Victoria Wentworth sat alone at the table where Wellington had dined with sixteen of his field officers the night before he set out for Waterloo.
General Sir Harry Wentworth sat at the right hand of the Iron Duke that night, and was commanding his left flank when a defeated Napoleon rode off the battlefield and into exile. A grateful monarch bestowed on the general the title Earl of Wentworth, which the family had borne proudly since 1815.
These thoughts were running through Victorias mind as she read Dr. Petrescus report for a second time. When she turned the last page, she let out a sigh of relief. A solution to all her problems had been found, quite literally at the eleventh hour.
The dining-room door opened noiselessly and Andrews, who from second footman to butler had served three generations of Wentworths, deftly removed her ladyships dessert plate.
Thank you, Victoria said, and waited until he had reached the door before she added, And has everything been arranged for the removal of the painting? She couldnt bring herself to mention the artists name.
Yes, mlady, Andrews replied, turning back to face his mistress. The picture will have been dispatched before you come down for breakfast.
And has everything been prepared for Dr. Petrescus visit?
Yes, mlady, repeated Andrews. Dr. Petrescu is expected around midday on Wednesday, and I have already informed cook that she will be joining you for lunch in the conservatory.
Thank you, Andrews, said Victoria. The butler gave a slight bow and quietly closed the heavy oak door behind him.
Jeffrey Archer (Londen, 15 april 1940)
De Engelse dichter en schrijver Benjamin Zephaniah werd geboren op 15 april 1958 in Handsworth, Birmingham, en bracht zijn jeugd door op Jamaica. In 1968 gaf hij in een kerk zijn eerste voorstelling en in 1973 werd hij steeds bekender in zijn woonplaats vanwege zijn kunst. Het eerste boek van Benjamin Zephaniah was de dichtbundelPen Rhythm dat hij in 1980 publiceerde.Er werden uiteindelijk drie edities van uitgebracht. Benjamin was een aanhanger van de Rastafaribeweging. Zijn album Rasta was een eerbetoon aan Nelson Mandela.
Manche Menschen haben es leider so an sich, daß sie uns gern ihre Träume erzählen, die doch meist nichts weiter sind als die zweifelhaften Belustigungen in der Kinder- und Bedientenstube des Gehirns, nachdem der Vater und Hausherr zu Bette gegangen. Aber: «Alle Menschen, ausgenommen die Damen», spricht der Weise, «sind mangelhaft!» Dies möge uns ein pädagogischer Wink sein.
Denn da wir insoweit alle nicht nur viele große Tugenden besitzen, sondern zugleich einige kleine Mängel, wodurch andere belästigt werden, so dürften wir vielleicht Grund haben zur Nachsicht gegen einen Mitbruder, der sich in ähnlicher Lage befindet.
Auch Freund Eduard, so gut er sonst war, hub an, wie folgt: Die Uhr schlug zehn. Unser kleiner Emil war längst zu Bett gebracht. Elise erhob sich, gab mir einen Kuß und sprach: «Gute Nacht, Eduard! Komm bald nach!»
Jedoch erst so gegen zwölf, nachdem ich, wie gewohnt, noch behaglich grübelnd ein wenig an den Grenzen des Unfaßbaren herumgeduselt, tat ich den letzten Zug aus dem Stummel der Havanna, nahm den letzten Schluck meines Abendtrunkes zu mir, stand auf, gähnte vernehmlich, denn ich war allein, und ging gleichfalls zur Ruhe
Daarachter lag de Buitensingel verlaten en zwart, waar de groote molens hun armen hieven onbewegelijk in den nacht.
Over de stad zong het, ijl verzwindend en weer oplevend.... tot op eenmaal inviel de zware stem van het uur.
Twaalf??
In het smalle huis van den chirurgijn Goldeweijn op Het Water telde het kind Annètje, warm onder de dekens gedoken, aandachtig de slagen. Dan ging haar papillottenhoofdje met een ruk van het kussen, en keek tusschen de geel damasten bedgordijnen de kamer in, waar 't onrustig nachtlichtje vreemde schaduwen deed dansen langs het gebloemde behang.
Hoor! Beneden, waar ze zoo hard gepraat en gelachen hadden, werd het ineens stil. Wat deden ze nu....
Boem - Boem - Schieten!
Nú was 't Nieuwjaar.
Meteen gleed Annètje uit bed. Eventjes maar kijken bij de groote menschen, die daar beneden zoo heerlijk nu zaten om de mooie tafel. Toen ze met vader en moeder uit de kerk kwam was ze meteen, wat haastig, naar bed gebracht.
Nu bliezen ze van den toren - het Wilhelmus....
Annètje trok de gordijnen opzij en gluurde naar buiten. Het Water lag leeg en stil. Je kon de masten van de botters aan den wal zoo goed zien tegen de lucht. Mooi was dat....
Dan dook ze schuw weg: de nachtwacht die de stoep opkwam. Die ging wenschen - hoor, Leentje deed open....
Het werd Annètje te machtig. Een oogenblik nog draalde ze op het prikkerig rood en zwart karpet. Dan, als een muis zoo vlug en voorzichtig, sloop ze op bloote voeten naar het portaal.
De deur van de achterkamer, waar haar vader en moeder met de visite zaten, stond aan. Het kind hurkte neer en, zich vasthoudend aan de trapspijltjes, bekeek ze van boven af het gezelschap.
Wat zij zag was een feestelijk gedekte ronde tafel. Hooge tinnen kastanjevazen tusschen kandelabres met kaarsen - vruchten en aardig opgemaakte schaaltjes.
Ina Boudier-Bakker (15 april 1875 - 26 december 1966)
Portret van Ina Boudier-Bakker door J. Bauer-Stumpff
Doch opeens is die stem daar dan weer, - een mensch die haar roept van daar buiten, en zij wordt koud. Zij weet niet wat denken! In zoo'n weer plots haar naam door den nacht, en dan nog een stem die haar vreemd is!
Paula!... Paula!...
Het is een man! Zeer duidelijk heeft zij het thans gehoord en een schok vaart door haar heen! Zij kijkt star. Zij kijkt dwars door de muren, en weer ziet zij dan dat water, die meeuwen, dien man in de sneeuw, maar als hij toet kan zij opeens niet meer ademen, trekt haar bloed uit haar weg en schijnt alles rondom haar te verglijden. Haar hart bonst. Haar ooren tuiten, en zóó siddert zij over gansch het lichaam dat zij slechts met moeite haar handen er kan tegen aan drukken. Zij krimpt ineen. Zij drukt haar nagelen in haar slapen, en dan zou zij willen verdwijnen, diep wegkruipen onder de dekens, maar waarom? Zij schudt het hoofd. Dat kán niet! Dat kán niet! zegt zij luid, en ofwel is het verbeelding of wordt zij gek, of is het alléén een wondere gelijkenis want dooden staan nooit meer op! Zij tracht te ademen. Haar borst piept. Nóg is zij één verdwazing en zweet breekt haar uit. Dan ziet zij naar het raam. Haar blik is een adelaarsoog, en met haar handen dooft zij het klepperen harer tanden. Zij wacht, zij bijt vinniger. Reeds dringt bloed door haar vingertoppen, maar zij voelt het niet. Zij luistert. Zij hoort alles: de sneeuw, den wind, ieder geluid van daarbuiten, tot opeens niets meer dan die stem die weer, opklinkt, en als een klok haar in al haar vezels doorzindert... Wieze! Wieze!... Maar dan kán zij niet méér, meent zij dood of krankzinnigheid in een zwarten nevel op haar te zien aansluipen, en valt zij haast in bezwijming.
Als zij weer bijkomt voelt zij zich als verlamd. Met moeite kan zij haar lichaam nog oprichten, nauwelijks kunnen haar beenen haar nog dragen, maar door het raam ziet zij dan eensklaps dat wezen, dien man die daar bewegingloos opkijkt.
Staf Weyts (15 april 1909 12 januari 1985)
De Duitse dichter, essayist, criticus en literatuurwetenschapper Hans Egon Holthusen werd geboren op 15 april 1913 in Rendsburg. Hij bezocht het gymnasium in Hildesheim en studeerde daarna literatuurwetenschap, filosofie en geschiedenis in Tübingen, Berlijn en München. Na de oorlog werkte hij als zelfstandig schrijver in München. Hij begon als dichter, maar late rkwam het zwaartepunt te liggen bij essays en kritieken. Zijn bekendste boek is de essaybundel Der unbehauste Mensch (1951), Vanaf 1959 werkte hij aan verschillende universiteiten in de VS als gasthoogleraar.
Ballade nach Shakespeare
Warum wird Hamlet nimmermehr
Bei seiner Liebsten schlafen?
Sie haben ein Bett, und das Bett ist leer,
Das Schiff hat keinen Hafen.
Ophelia hat sich dargebracht,
Und Hamlet war eingeweiht,
Aber die Zeit ihrer Liebesnacht
War nicht in dieser Zeit.
Er ist nicht fern. Er hat seinen Sitz
Eine Sesselhöhe unter ihr,
Aber sein leidender, stäubender Witz
Ist voller Todesbegier.
Sein Geist, sein schrecklicher Mannesmut,
Schlafraubend, Grimm und Entbehren,
Eine Feuersäule, ein brennendes Blut,
Wie wird er die Bühne verheeren!
Dies alles umstellt ihn: Throne und Stufen,
Spiegel und spanische Wände.
Man hört ihn nach Gespenstern rufen,
Nach Schlaf und Tod und Ende.
Stürzt über Terrassen und Balustraden
Und tut seinem Schwerte Bescheid.
Er schleppt sich ab, mit Toten beladen,
Um nichts als Gerechtigkeit.
Du Schwert, das seinen kühnsten Stoß
Gegen die Hydra* der Zeugung führt!
Verdorren muss Ophelias Schoß,
Wenn Hamlet ihn nicht berührt.
Und wenn die Liebe sie selig spricht,
Die Welt muss sich entzwein.
Die Welt in Tod und Tod zerbricht,
Manns Tod und Weibes Schrein.
Ophelias Geist, mit Mohn bestreut,
Geht zu den Nixen und Fischen.
Im Wasser treiben Kranz und Kleid,
Salbei und Wermut, Tod und Zeit
In grenzenlosem Vermischen.
Hans Egon Holthusen (15 april 1913 21 januari 1997)
De Duitse dichter en schrijver Erich Arendt werd geboren op 15 april 1903 in Neuruppin. Voor de val van de muur behoorde hij samen met Johannes Bobrowski en Peter Huchel tot de belangrijkste dichters van de DDR. Hij debuteerde toen hij 22 jaar was in Der Sturm. In 1933 vluchtte hij naar Zwitserland. Hij nam deel aan de Spaanse burgeroorlog en leefde als balling in Columbia. In 1950 keerde hij terug naar Oost-Berlijn. Daar verscheen toen zijn eerste verzamelbundel "Trug doch die Nacht den Albatros" waar hij meteen een nationale prijs voor kreeg.
« - Si on reste à l'école, on ne saura que ce qu'on aura appris, comme des cons. Faut qu'on se tire.
- Comment ? demanda-t-il incrédule.
Claude venait d'entrouvrir une brèche dans ses défenses. Je m'y engouffrai, tête baissée.
- Tout de suite, on file à Paris.
Avant même qu'il ait eu le temps de réaliser ce qui se passait, je l'ai pris par la main et on a filé par un sentier. Autour de nous, la forêt était irriguée de multiples chemins. Surpris par les événements, Claude riait en courant dans les bois. Je galopais ventre à terre, sautant par dessus les fougères, fuyant le collège de mon enfance. Adieu vilaine époque qui m'avait enchaîné aux bancs des écoles comme sur une galère. Adieu vilaine époque qui ne m'avait doté de mains que pour tenir des porte-plume au lieu de caresser les seins des femmes. Nous courions vers notre avenir, vers la liberté.
Essoufflé et inquiet, Claude s'arrêta. Nous avions semé le groupe. La distance nous protégeait.
- Dis, je n'ai pas de fric. Tu en as, toi ? me demanda-t-il.
- Imbécile, on ne va pas à Paris avec de l'argent. On y va pour en gagner.
- Mais on sait rien faire...
La remarque était d'une grande justesse ; mais elle me dérangeait. Je m'en sortis en grommelant quelques mots inarticulés. Je ne m'étais jamais posé le problème dans ces termes. La richesse m'apparaissait comme un attribut de ma nature. Claude semblait tourmenté. Je sentais que ses inquiétudes financières en cachaient une beaucoup plus profonde.
- Et puis ça va barder à la maison, avoua-t-il.
Il avait sans doute raison. Mais bon Dieu, on ne demande pas la permission de grandir. On se sacre adulte soi-même, comme un grand, en prenant la couronne sans attendre qu'on vous la pose sur la tête. Et puis j'avais besoin de Claude. Les véritables aventures se vivent toujours à deux. Pour rire il faut être au moins deux. Pour s'aimer et se trahir il faut aussi être deux. »
Da war der Mann, der sonst immer zwei Tische entfernt saß. Unbeweglich und still, wie ein sterbender Indianer, aufrecht und der Blick ging ins Endlose. Nie hatte er etwas getan, den Kopf bewegt, die Hände gehoben. Sein Haar war immer akkurat gekämmt und seine Lippen hatten ein tonloses Rot. Der Anzug farblos. Ich hatte den Mann gesehen, fern, unantastbar, und ich hatte sein in die Länge gezogenes Sterben akzeptiert. Als er so vor mir saß und mich ansah, bemerkte ich eine Neugier in seinen Augen. Er sah gewöhnlicher aus, ich merkte, wie ein Bild zu zerfließen begann. Ich würde ihn nie wieder wie vordem sehen können. Nie mehr ohne Mitleid. Er war älter als ich. Ich stellte es fest und fühlte Triumph. Nur wir beide waren in der Lage, das fest zu stellen, denn die anderen um uns herum waren unsäglich jünger, und die Jugend hat für das Alter keine Jahre. Er wollte mit mir reden. Er war offen, er war allein. Vor Jahren gab es hier noch Zeitungen, zusammengeknüpft, so dass man sie bequem umblättern konnte. Und es gab noch Heimlichkeiten, die man sich zuflüsternkonnte. Man hatte auch manchmal noch Träume, die trugen uns über das Land hinaus. Auch der Kaffee schmeckte noch. Und ich hatte Freunde. In der langen Zeit ist nichts passiert, doch es ist, als hätte ein Krieg alles zerstört. Überall sind jetzt nur noch diese ganz jungen Leute. Auf den Straßen, in den Bussen. Sie haben fremde Worte. Wenn ich ein Wort verstehe, dann meinen sie es gar nicht. Ich weiß nicht, ob das nur in dieser Stadt so ist oder schon im ganzen Land. Die Theater sind aufgelöst, es spielt sich alles auf der Straße ab. Der Zufall ist wichtig. Fällt ihnen einmal ein neues Wort ein, dann verwenden sie es unbeschwert. Sie wollen nicht wissen, was es einmal bedeutet hat. Sie sind frei, brutal, ohne Nostalgie. Die Nutten sind in der Überzahl. Sie tragen das Gleiche ohne die kleinste Variante: Tüllkleider, gold, silbern und schwarz.
Uit: Deutschlandreise im Strafraum(Vertaald doorGyörgy Buda)
Fußball gespielt hat jeder, auch der, der es nicht getan hat, das ist die Conditio sine qua non des Fußballs. Nicht ein jeder ist aber ein Fußballspieler. Ich war einer. Ein Fußballer vierter Klasse. Wenn ich das ausspreche (ansonsten eher fünfter, mal vierter, mal fünfter), lachen die meisten, als hätten sie einen Witz gehört, als nähme ich meine Aussage gleich in selbstironischer Weise zurück, als zöge das Attribut »vierter Klasse« das Substantiv in die Lächerlichkeit, als übte ich Selbstkritik.
O nein. Als sagte ich, wenn ich vierter Klasse sage, ich wäre schlecht gewesen, mies, tolpatschig, ein verirrter Handballer, nicht der Rede wert. Ein Fußballer vierter Klasse indessen ist kein verpatzter Fußballer erster Klasse, er ist kein untalentierter Fußballer zweiter Klasse oder ein undisziplinierter, ein Möchtegern-Fußballer dritter Klasse. Jede Ebene hat ihr eigenes Niveau, das ist ein hierarchisch wohlorganisiertes Ressort, ein guter Spieler vierter Klasse ist ein guter Spieler in der vierten Klasse. Ich entstamme übrigens einer alten Fußballerfamilie. Wenn wir auch noch nicht unter den Habsburgern gespielt haben (ich stelle mir meinen Großvater, den Ministerpräsidenten,vor, wie er links außen davonzieht, nach einem Doppelpaß mit Kaiser Franz Josef I. über den Kopf Wilhelms II. hinweg, der zu weit herausgelaufen ist, den Ball ins Netz hebt; der verruchte Clemenceau aber entscheidet auf Abseits, er pfeift den ganzen Weltkrieg ab, und sie unterzeichnen die schrecklichen Friedensdiktate von Versailles, St. Germain und Trianon), so hat doch mein Vater schon Fußball gespielt (meine Brüder und ich vermuten fachmännisch und kaum ödipal, er sei katastrophal gewesen), sodann spielten alle meiner Brüder, und nicht nur so, spaßeshalber, vor dem Haus oder auf der Wiese (obwohl auch das, jeden Tag, wirklich jeden Tag), sondern richtig, in einer Mannschaft, in einem Verein. Ja, mein jüngster Bruder wurde sogar Profifußballer, zuerst spielte er in der ehemaligen Mannschaft von Ferenc Puskás im Budapester Honvéd, dann verpflichtete er sich nach Griechenland, zum AEK Athen, dann zu Panathinaikos, und in der ungarischen Nationalmannschaft spielte er wohl dreißigmal."
Das war aber schön heute!, rief eine frische, wohlklingende Stimme. Erquickend, erfrischend nach den dunklen, trüben Tagen. Ein klarer Frosttag ist doch Goldes wert. Wie schön war es auf dem See! Ihr seid töricht, Elvira und Rika, dass ihr nicht mitkommt, dass ihr die dumpfe Stube der reinen Winterluft vorzieht.
Du weißt, ich muss die allzu kalte Luft meiden, zumal ich heute Mittag schon einige Krankenbesuche im Dorf machte. Nennst du unsere schöne Weihnachtsstube dumpf, die Stube mit dem würzigen Duft des Christbaumes, der lieblichen Weihnachtskrippe mit dem schönen Transparent und dem Tisch mit den Weihnachtsgaben, die von der Liebe unserer Eltern zeugen? Ich finde es nirgends schöner als in der Weihnachtsstube, es werden unsere Gedanken von den irdischen Gaben auf die große himmlische Gabe gerichtet, die Gott uns in seinem Sohn gegeben hat. Elviras Augen leuchteten, als sie dies sagte. Sie hob den feinen Kopf von ihrer Arbeit, mit der sie beschäftigt war, und sah freundlich zu Olga, der jüngsten Schwester, hin, die sich ihrer Pelzjacke entledigte und das runde Filzhütchen abnahm. Sie stand da in lieblicher Jugendfrische, mit
geröteten Wangen; sie hatte einen blonden Krauskopf und lebhafte, kluge Augen. Energisch ging sie auf die ältere Schwester zu, die, mit einer Näharbeit beschäftigt, ernst am Tisch saß.
Rika, sage doch auch etwas. Du bist immer so stumm, freust du dich eigentlich über gar nichts?
Martin Kessel, Landolf Scherzer, Roberto Schopflocher, Gerhard Rohlfs
De Duitse dichter en schrijver Martin Kessel (eig. Hans Brühl) werd geboren op 14 april 1901 in Plauen (Vogtland). Hij studeerde in Berlijn, München und Frankfurt filosofie, literatuur, theater- en kunstwetenschappen. Nadat hij in 1923 op Thomas Mann gepromoveerd was werd hij zelfstandig schrijver in Berlijn. Hij ontving o.a. de Kleist-Preis, de Wolfgang-Borchert-Kurzgeschichtenpreis en de Theodor-Fontane-Preis. Werk o.a. Gebändigte Kurven (Gedichten, 1926), Die Schwester des Don Quijote (Roman, 1938), Lydia Faude (Roman, 1965,
Das Andere
Du gehst noch einen Schritt,
du bist dir noch ganz gleich,
da geht schon jemand mit
aus einem anderen Reich.
Du stehst noch voll im Licht
Und sagst noch ich und du,
da lauscht schon ein Gesicht
Und lächelt still dazu.
Vielleicht, es fällt der Schnee
auf dein erträumtes Haus,
es tut auch gar nicht weh,
da trägt man dich hinaus.
Wer sagt, wie unterdes
dein Herz dir so entkam?
Ob wohl ein Sperling es
im Flug so mit sich nahm?
Martin Kessel (14 april 1901 14 april 1990)
De Duitse schrijver Landolf Scherzer werd geboren op 14 april 1941 in Dresden. In zijn werk houdt hij zich kritisch bezig met de DDR en het politieke systeem ervan. Publiceren was daarom voor hem tot de val van de muur lastig. Na 1989 beschreef hij hij in lange reportages de moeilijkheden, maar ook de kansen van de hereniging. Bekende boeken van hem zijn Fänger und Gefangene (over leven en werken op een volkseigen vissersboot) en Der Erste (over het handelen en de illusies van een SED-functionaris.)
Uit:Die Fremden
Die Geschichte vom schwarzen Briefträger in Vachdorf: Tomas Setou wurde vom Arbeitsamt vermittelt und von der Post in Meiningen als Aushilfsbriefträger für die kleinen Orte Bellrieth, Vachdorf und Leutersdorf eingestellt. Kurze Einweisung durch seine Vorgängerin. Aber niemand von der Post informierte wenigstens die Bürgermeister, daß ein neuer Briefträger (was im Dorf immer ein Ereignis ist) die Post austrägt, geschweige denn, daß er ein Afrikaner ist! In Vachdorf dagegen ist das Postaustragen schwerste Detektivarbeit. Die Häusernummern sind dort nicht in der Reihenfolge, in der die Häuser stehen, angebracht, sondern nach dem Baujahr der Häuser durcheinander gemischt. Also neben dem alten Haus mit der 4 steht vielleicht das gerade gebaute mit der 102 und dann folgt die 18 ... "Aber wie soll sich ein neuer Briefträger damit auskennen und wie erst ein afrikanischer, der jahrelang bemüht war, sich die deutsche Ordnung anzugewöhnen!" Tomas fragte also die Vachdorfer, wo dieser Werner und wo jener Werner (über zwanzig Familien heißen in Vachdorf mit Nachnamen Werner) wohnt. Und einige schickten - ob aus Spaß oder aus Ernst weiß niemand genau - den schwarzen Briefträger in die falsche Richtung. Und dann das: "Ich klingele, ein Mann öffnet, und ich frage höflich, ob er der richtige Adressat des Briefes sei. Da schreit er mich an: >Verschwinden Sie, Sie Neger! Seit wann trägt ein Schwarzer hier die Post aus? Wir wollen keine Post von einem Neger !< Ich dachte zuerst, immer denke ich das erst einmal in solchen Situationen: Der macht Spaß. Aber er machte keinen Spaß.
Landolf Scherzer (Dresden, 14 april 1941)
De Duits-Argentijnse schrijver Roberto Schopflocher werd geboren op 14 april 1923 in Fürth. In 1937 emigreerde hij samen met zijn ouders naar Buenos Aires, Argentinië. Na een studie agronomie in Cordoba werkte hij als manager op verschillende nederzettingen van de Jewish Colonization Association in Argentinië. Sinds de jaren tachtig werkt hij mee aan verschillende tijdschriften inArgentinië en in de VS. Ook begon hij toen met het schrijven van romans en verhalen in het Spaans. In de jaren negentig volgde er literait werk in het Duits. In 2008 ontving hij de Jakob-Wassermann-Preis van de stad Fürth.
Uit: Wie Reb Froike die Welt rettete
Sie eilten durch Vorzimmer. Beamte und Sekretärinnen, die sie am Vordringen hindern wollten, wurden zur Seite geschoben. Und ehe sie sich versahen, befanden sie sich in einem geräumigen Büro, in dem ein Ventilator surrte. An der Wand hing ein großes Kruzifix und das Bild unseres Nationalhelden San Martin. Hinter einem gewaltigen Schreibtisch saß ein Herr in blütenweißem Leinenanzug. Er blätterte in seinem Aktenstoß und rauchte. Eine stille Insel, fernab vom Lärm der Straße, vom Karneval, von den Flüchtlingsschiffen. Nach einer Weile unterbrach der Beamte seine Tätigkeit und blickte ungehalten auf die vor ihm stehenden Besucher. Ein dickliches Gesicht mit Schnurrbärtchen und Pomade im Haar. Ein süßlicher Geruch nach Friseurladen ging von ihm aus. Am Finger der behaarten Rechten ein goldener Siegelring. Im Gehirn vermutlich ein gefährliches Gemisch von Kastengeist, Bigotterie, Halbbildung, Klassenneid und einer durch allerlei Ausreden vor sich selbst beschönigten Bestechlichkeit. Im Herzen aber eine träge Gutmütigkeit und das bemühte Bestreben, sich bei den Mitmenschen auf möglichst billige Weise beliebt zu machen. Abschätzig musterte er die Eindringlinge: die bäuerisch angezogene Frau mit hellen Augen und gar nicht so übler Figur; den bärtigen Hebräer, der es nicht einmal für nötig hielt, seinen Hut in der Amtsstube abzunehmen; womöglich hatte er Läuse. Schon wieder diese aufdringlichen Juden; noch nicht einmal am Karneval können sie einen in Ruhe lassen! Obwohl der gegenteilige Beweis kaum hundert Schritt von ihm entfernt vor Anker lag, war er von der Allmacht Judas überzeugt.
Einer der grössten Afrikareisenden hat den Anstoss gegeben zu einer wirklichen Periode der Entdeckungen, in welcher wir seit fast einem Jahrzehnt leben, um den schwarzen Continent zu entschleiern. Neidlos sagen wir es, dieser Afrikareisende war kein Deutscher, sondern ein Engländer. Bewundernd mussten wir aufsehen zu dem Manne, der nicht nur selbst so Grosses leistete, sondern dessen anregende Persönlichkeit eine Reihe von Expeditionen ins Leben rief, welche in der That für die afrikanische Entdeckungsgeschichte, sowie für die Civilisation der Neger von einschneidendsten Folgen gewesen sind. Denn war nicht Camerons Reise verursacht worden durch die Kunde, Livingstone sei verschollen? Und die bedeutendste Entdeckung bezüglich hydrographischer Verhältnisse im letzten Decennium, ich meine die Erforschung des Congo durch Stanley, war diese nicht eine natürliche Folge seiner Reise: Wie ich Livingstone fand? Und als der grosse Erforscher und Dulder am 1. Mai 1873 seinen Leiden und körperlichen Anstrengungen in Ilala am Bangueolosee erlag und dann seine Leiche von seinen treuen Dienern auf den Schultern bis zum Ocean getragen wurde, um sie am 18. April 1874 in der Westminster-Abtei in London beizusetzen, hatte damit keineswegs seine Wirksamkeit aufgehört.
Auch über das Grab hinaus dauert die Kette fort, die uns mit Livingstone verbindet; denn durch die Nachricht, Livingstone sei verschollen, wurde der König der Belgier, dieser hochherzigste und uneigennützigste Förderer afrikanischer Interessen, zuerst auf den Gedanken gebracht, den verschwundenen und todtgeglaubten englischen Reisenden aufsuchen zu lassen."
Ik weet niet wat erger is. Alleen eten in een restaurant vol stellen, of samen maar dan stilzwijgend. Vroeger keek ik vol afgrijzen naar ze. Een man en een vrouw die elkaar niets meer te vertellen hadden. Hoe ze zich, de ogen van elkaar afgewend, door de maaltijd heen werkten, met de fles wijn als reddingsboei. Dat aura van verveling en wanhoop. Twee mensen gevangen in traditie, comfort en rituelen. Waarom zouden ze nog bij elkaar zitten, als de liefde en de interesse voor elkaar zo overduidelijk waren verdwenen? Ik kon ze er uitpikken, de uitgeblusten. Ik zag de dodelijke, geërgerde blikken, het ontwijken van iedere aanraking, ik hoorde ze spreken over elkaar in de derde persoon, het in de rede vallen en publiekelijk vernederen. Daar ben ik trots op, dat ik de pijn en verlangens van andere mensen feilloos herken. Ik zie ze hunkeren, lijden en stralen. Hun onzekerheid en geheimen zijn niet afgeschermd voor mij, hoezeer ze ook hun best doen. Ik weet het, vaak eerder dan ze het zelf weten. En nu zit ik hier, in het restaurant waar we wekelijks zitten, en ontwijk ik de blikken van mijn zoon Tom en mijn man Rogier.
Saskia Noort (Bergen, 13 april 1967)
De Nederlands schrijver en schaker Tim Krabbé werd geboren in Amsterdam op 13 april 1943. Hij voltooide in 1960 de HBS-B aan het Spinoza Lyceum in Amsterdam en studeerde enige tijd psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Krabbé was aanvankelijk vooral actief als journalist (onder andere voor Vrij Nederland). Na enige inspanningen werd hij redacteur van het studentenweekblad Propria Cures, waarvan hij ook al gastredacteur was geweest. Al snel werd hij schrijver van beroep. Sinds 1967 leeft hij van de pen. In dat jaar debuteerde hij met De werkelijke moord op Kitty Duisenberg. Zijn romans zijn in zestien talen vertaald. Vier boeken zijn verfilmd. Zijn grootste succes is Het Gouden Ei, dat handelt over de zoektocht van een man naar het lot van zijn vriendin die spoorloos verdwijnt bij een Frans benzinestation. Het boek werd verfilmd door George Sluizer. Spoorloos, naar Het gouden ei won het Gouden Kalf 1988 voor de beste Nederlandse film.Krabbé' schrijft poëzie, romans, novellen, korte verhalen, columns, essays en biografieën. Van 1967 tot 1972 behoorde hij tot de beste twintig schakers van Nederland. Hij heeft een aantal schaakproblemen geanalyseerd en studies daarover gepubliceerd.
Uit:Het gouden ei
Als ze mochten blijven zouden ze morgenochtend zo vroeg mogelijk weggaan. Jawel, dat zal wel gaan, zei Lemorne. Hij ging in zijn auto zitten en dacht na. Door de voorruit keken de jongens hem met nog niet helemaal durvende glimlachen aan. Lemorne pakte het pistool uit het dashboardkastje en stapte uit. Hij koos een van de jongens als eerste, en schoot hem dood. Hij had de ander ook onmiddellijk dood willen schieten, maar de langzame manier waarop de onderlip van die jongen van zijn snorretje vandaan zakte sloeg hem met stomheid, en het duurde een paar seconden voordat hij weer schoot. Hij laadde de lichamen in zijn auto en brak de tent af. Hij vervloekte die jongens dat hij nu al hun haringen weer uit de grond moest trekken.
"Where would I go, if I could go, who would I be, if I could be, what would I say, if I had a voice, who says this, saying it's me? Answer simply, someone answer simply. It's the same old stranger as ever, for whom alone accusative I exist, in the pit of my inexistence, of his, of ours, there's a simple answer. It's not with thinking he'll find me, but what is he to do, living and bewildered, yes, living, say what he may. Forget me, know me not, yes, that would be the wisest, none better able than he. Why this sudden affability after such desertion, it's easy to understand, that's what he says, but he doesn't understand. I'm not in his head, nowhere in his old body, and yet I'm there, for him I'm there, with him, hence all the confusion. That should have been enough for him, to have found me absent, but it's not, he wants me there, with a form and a world, like him, in spite of him, me who am everything, like him who is nothing. And when he feels me void of existence it's of his he would have me void, and vice versa, mad, mad, he's mad. The truth is he's looking for me to kill me, to have me dead like him, dead like the living. He knows all that, but it's no help his knowing it, I don't know it, I know nothing. He protests he doesn't reason and does nothing but reason, crooked, as if that could improve matters. He thinks words fail him, he thinks because words fail him he's on his way to my speechlessness, to being speechless with my speechlessness, he would like it to be my fault that words fail him, of course words fail him. He tells his story every five minutes, saying it is not his, there's cleverness for you. He would like it to be my fault that he has no story, of course he has no story, that's no reason for trying to foist one on me."
Nous avons marché dans les allées du marché aux légumes, elle me tenait par la main. A cause de sa haute stature, elle avançait un peu courbée, une main en avant pour écarter les pans de toile. Nous respirions une odeur puissante de coriandre, de goyave, de piment grillé. Une odeur d'eau noire, qui sortait des caniveaux recouverts de grilles en ciment. Par instant, nous débouchions en plein soleil, au milieu d'un vol de fausses guêpes rouge et noir. C'était enivrant. Nous avons terminé notre reconnaissance par les rues adjacentes à la gare des cars, où les Indiens de Capacuaro vendent leur cargaison de meubles mal équarris en bois de pin encore vert, qui sentent bon. L'esprit du quartier, nous l'avons rencontré sous les traits d'un homme cul-de-jatte, sans âge, qui se faufilait en ramant sur son petit chariot, un fer à repasser dans chaque main, comme dans le film de Buñuel. Je lui ai donné un billet, il m'a fait un clin d'il. Après midi, nous avons rapporté des sacs de fruits à l'hôtel Peter Pan. Nous nous sommes gorgés de pastèques douces, de mangues, de bananes primitives. Nous avons fait l'amour sur le matelas posé à même le sol, pour éviter le sommier défoncé. Puis nous avons somnolé en regardant la lumière changer sur les rideaux de la fenêtre, au fur et à mesure que les nuages emplissaient le ciel. C'était une façon de faire connaissance avec cette ville, de ressentir ses toits de tuiles et ses rues encombrées d'autos, ses places archaïques et ses grands centres commerciaux. C'était pour ne pas trop se sentir de passage. Pour croire qu'on allait rester, un certain temps, peut-être même longtemps.
Jean-Marie Gustave Le Clézio (Nice, 13 april 1940)
Aragons ungeheures Talent hätte für zehn bedeutende Dichter gereicht. Aber dieses Übermaß an Begabung konzentrierte sich gerade in ihm, gleichermaßen verfügte er über den Ausdruck von Zärtlichkeit und Hohn, von Verzweiflung und Zuversicht, er geht im gleichen Augenblick über die Sprache des Alltags und die der höchsten Kunst, er konnte von den Verletzungen aller und seinen eigenen reden, er stellte sich zur Schau und wahrte sein Geheimnis, er trug Masken; er war brillant und dunkel, er war das, was man nicht erwartet hatte, nämlich immer der gleiche, er besaß die schreckliche Kraft der Verführung, auch hielt er Treue der Sache, der er sich vor langer Zeit verschrieben hatte. Eigentlich war es zuviel. Ich kannte viele, die ihn bewunderten. Geliebt haben ihn wahrscheinlich nicht so viele. Liebt man denn, was man nicht sein kann?
Theodor Storm, Alan Ayckbourn, Antje Rávic Strubel, Scott Turow
Alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen!
Piero della Francesca: Verrijzenis van Christus, 1463 - 65, Fresco en Tempera, in de Pinacoteca Comunale in Sansepolcro.
Ostern
Es war daheim auf unserm Meeresdeich; ich ließ den Blick am Horizonte gleiten, zu mir herüber scholl verheißungsreich mit vollem Klang das Osterglockenläuten.
Wie brennend Silber funkelte das Meer, die Inseln schwammen auf dem hohen Spiegel, die Möwen schossen blendend hin und her, eintauchend in die Flut der weißen Flügel.
Im tiefen Kooge bis zum Deichesrand war sammetgrün die Wiese aufgegangen; der Frühling zog prophetisch über Land, die Lerchen jauchzen, und die Knospen sprangen.
Enfesselt ist die urgewalt'ge Kraft, die Erde quillt, die jungen Säfte tropfen, und alles treibt, und alles webt und schafft, des Lebens vollste Pulse hör ich klopfen.
Uit: A Guided Tour Through Ayckbourn Country door Albert-Reiner Glaap
My Very Own Story, I'm barely dealing with anything I wouldn't be dealing with in an adult play. The whole thing has become adult plays edited very slightly. They are not really children plays at all; they are family plays. Because I began to see very clearly that what was really fascinating was not a children's audience but an audience in which parents could bring their children. Parents could enjoy the play as well, the children could enjoy the play equally maybe on slightly different levels, occasionally, but generally much the same, but enjoy it in the company of their parents which seemed to me a very positive and a much more satisfying audience for an actor to play to. He was getting all those levels of laughter. Children don't laugh that much in theatre, they watch, they enjoy, they comment occasionally, they empathise tremendously but laughter is something adults do and children just nod like they've seen it and when they do laugh it is not a frightening noise, it has not to do with real laughter at all, I mean, they smile. I've noticed they're rather serious viewers and that is fine. You give them serious work, you give them genuine problems and really, it's me discovering it for myself. Teachers will probably tell me they knew this already, but there are really no dilemmas that children don't appreciate: family problems, dilemmas about honesty and all the things that adults deal with they deal with. The only thing is they get a little bored with the highly complex sexual relationships which puzzle them, I don't think they are disturbed by them, l censor certain things because I think they are had - such as excessive violence - because I think it is something they get so much of and it would be very nice in the theatre somehow to give them alternatives to that. But good and evil - which occupy all traditional plays - I think are very important."
Es macht mich nervös, den Körper in einer Decke zu haben. Man kann nicht vor und zurück darin.
Unter der kratzenden Decke hervor sieht das Ende der Terrasse aus wie ein steil abfallender Berghang. Als könnte man sich in das weit geschwungene Tal stürzen, nur den Wind hören und das scharfe Zischen der Laufsohlen auf den verharschten Stellen, wo man sich weit vorlehnen muß, um das Gewicht zu halten.
Für heute haben sie Schneefall in den Nachrichten gemeldet, starken Schneefall, und die Lifte sind geschlossen. Der Himmel ist grau, undurchlässig, aber nicht von diesem diffusen Grau, das Schnee verspricht. Dann müßte sich auch der Geruch der Luft verändern. Die Luft müßte dichter werden oder graupelig, wie Evy dazu sagt. Wenn man dann noch im Wald unterwegs ist, stehen die Bäume unnatürlich still da.
Den Topf mit dem Glühwein haben wir vorsorglich drinnen gelassen. Unter der Felldecke ist es hier draußen auch so heiß genug.
"Und wenn es nun nicht schneit? Es schneit heute bestimmt nicht. Das versaut uns einen ganzen Tag!"
Evy antwortet nicht. Sie ist bis zum Hals verpackt und sieht aus, als würde sie schlafen. Sie hat so was im Gesicht, das sie dazu macht, so auszusehen. Nur die Augen machen das wieder wett, und manchmal ihre Art zu sprechen.
Aber ihr Glas ist zur Hälfte leer. Also schläft sie nicht. Vielleicht denkt sie auch an die versäumten Abfahrten, die Pisten, von denen wir nur die schwarzen nehmen, die direkt ins Tal schießen, ohne Umwege und mit eingebauten Bukkeln. Die Pisten sind lächerlich kurz, selbst die schwarze hat kaum noch Schwierigkeitsgrade, wenn man an Dreitausender gewöhnt ist. Oben muß man sich abstoßen, um überhaupt loszukommen, dann steht man da und wartet, daß was passiert, und bevor es richtig abgeht, ist man schon wieder unten. Evy stört das alles nicht. Sie fährt hierher, seit sie drei ist, und ich wette, sie wird es noch ewig tun.
He knew they had been stupid, he told me--worse, greedy. He said he knew he should have stopped. But somehow, each time he thought they'd quit, he'd ask himself how once more could make it any worse. Now he knew he was in trouble.
I recognized the tune. Over twenty-some years, the folks sitting in that leather club chair in front of my desk have found only a few old standards in the jukebox. I Didn't Do It. The Other One Did It. Why Are They Picking on Me. His selection, I'm Sorry, made the easiest listening. But they all wanted to hear the same song from me: Maybe I Can Get You Out of This. I said it usually, although I knew it would often prove untrue. But it's a complicated business being somebody's only hope.
This is a lawyer's story, the kind attorneys like to hear and tell. About a case. About a client. His name was Robert Feaver. Everyone knew him as Robbie, although he was getting old for that kind of thing, forty-three, he'd said, when I asked his age. The time was 1992, the second week in September. The pundits had finally stopped predicting that Ross Perot was going to be the next President of the United States, and the terms "dot" and "com" had not yet been introduced to one another. I recall the period precisely because the week before I had returned to Virginia to lay my father to rest. His passing, which over the years I'd assumed I would take as being in the natural order of things, had instead imbued all my waking moments with the remote quality of dreams, so that even my hand, when I considered it, seemed disconnected from my body.
On Friday morning of the August week in 1990 when Iraq invaded Kuwait, Lieutenant General Chuck Horner was at 27,000 feet, cruising at .9 Mach (540 knots), and nearing the North Carolina coast. He was headed out to sea in the Lady Ashley, a recent-model Block 25 F-16C, tail number 216, that had been named after the daughter of his crew chief, Technical Sergeant José Santos. Horner's aide, Lieutenant Colonel Jim Hartinger, Jr., known as "Little Grr," was on Horner's left side, a mile out, slightly high. Horner and Hartinger were en route to a mock combat with a pair of F-15Cs out of the 1st Tactical Fighter Wing (TFW) at Langley Air Force Base in Tidewater Hampton, Virginia: a winner-take-all contest that would match wits and flying skills. After that, they were all scheduled to form up and return to Langley AFB as a flight of four aircraft.
It was a bright, clear day-a good day to be in the air. Horner felt the joy he always did when flying thousands of feet above the earth in a fast and nimble aircraft, an emotion that few others ever had the opportunity to experience. Part of it was the feeling of unity with his aircraft - the fighter was like an extension of his mind and body. The brain commanded and the aircraft responded, with no other conscious motions. In an air battle, a pilot had no time for unnecessary thoughts. He evaluated angle, range, and closure with his target, while keeping track of all the fast, nimble aircraft that were trying to drive him in flames out of the sky. He thought and the jet reacted.
Am 1. Juli, mittags um 12 Uhr, kam Herr Musiklehrer Pfäffling in bester Laune aus der Musikschule. Er hatte heute seinen Gehalt eingenommen und außerdem noch eine ganz nette Summe für Hausunterricht. Ja, er hatte sich mit allerlei fleißigen und faulen Schülern redlich geplagt, das ganze Jahr hindurch, hatte Violin- und Flöten-, Klavier- und Zitherstunden gegeben von frühmorgens bis spät abends. Nun winkte die Ferienzeit; in 14 Tagen sollte sie beginnen, und zum erstenmal seit vielen Jahren hatte Herr Pfäffling so viel erspart, daß er eine Ferienreise unternehmen konnte. Fast unerlaubt kam es ihm vor, sich solchen Aufwand zu gestatten, denn er war Familienvater und hatte sieben Kinder. Aber seine Frau war vor Jahren auch einmal verreist gewesen, seitdem galt es für ausgemacht, daß nun er an der Reihe sei. So wollte er denn fort; nicht weit, nur nach Bayreuth, wo so herrliche Musik zu hören war, und von dort noch ein wenig ins Fichtelgebirge, um Wald- und Bergluft zu genießen, solange eben das Geld reichte. So ging Herr Pfäffling gleich von der Schule aus in die Buchhandlung, erwarb sich dort eine Karte vom Fichtelgebirge, und weil er sie schon auf dem Weg nach Hause studierte, so kam er später heim als sonst und fand die ganze Familie um den gedeckten Tisch versammelt. Da war seine getreue Hausfrau, die einstweilen die Suppe ausschöpfte; auf der einen Seite des Tisches saßen die ältesten, drei große Lateinschüler, und ihnen gegenüber die Zwillingsschwestern, zwei zehnjährige Mädchen. Neben der Mutter hatte das Jüngste seinen Platz, das dreijährige Töchterchen. Diese sechs saßen schon um den Tisch. Der siebente aber, der Frieder, ein kleiner Abcschütz mit einem gutmütigen Gesichtchen, stand am Fenster und spielte auf einer Ziehharmonika.
Agnes Sapper (12 april 1852 19 maart 1929)
De Engelse hoveling, dichter en toneelschrijver Edward de Vere, 17e graaf van Oxford, werd geboren op 12 april 1550in Castle Hedingham, een dorp in Essex, als Lord Bulbeck, zoon van John de Vere, de 16e graaf en Margery Golding. Zijn vader overleed in 1562, waarbij hij diens titels erfde. In 1575 reisde hij naar Frankrijk, Duitsland en Italië en bleef daarbij ongeveer 15 maanden van huis. Bij zijn terugkeer bleek zijn vrouw bevallen van een dochter, waarop een schandaal ontstond en hij haar verliet. In 1585 kreeg de Vere een militair commando onder zijn hoede in de Nederlanden en in 1588 was hij betrokken bij de slag om de Spaanse Armada. In 1591 hertrouwde hij met de hofdame Elizabeth Trentham. Uit dit huwelijk werd zijn erfgenaam geboren, Henry Lord Vere, de latere 18e graaf van Oxford. De Vere wist overigens slecht met zijn financiële middelen om te gaan. In het literaire circuit gaf hij grote sommen geld uit als begunstiger van verschillende schrijvers, onder wie Edmund Spenser, Arthur Golding, Robert Greene, Thomas Churchyard, Thomas Watson, John Lyly en Anthony Munday, en als sponsor van de toneelgezelschappen Oxford's Men en 'Oxford's Boys. Dit laatste gezelschap trad op in het Blackfriars Theatre, dat hij ook financierde en onder het beheer plaatste van zijn secretaris John Lyly. Een en ander bracht hem tot armoede, waarop Elizabeth hem in 1586 een jaargeld schonk van £1.000, wat door haar opvolger Jacobus I werd voortgezet.
Were I a king I might command content
Were I a king I might command content; Were I obscure unknown should be my cares, And were I dead no thoughts should me torment, Nor words, nor wrongs, nor love, nor hate, nor fears A doubtful choice for me ofthree things one to crave, A kingdom or a cottage or a grave.
Soon the house, with its shades drawn closed, will send
small carpets of lampglow
into the haze and the bay
will begin its loud heaving
and the pines, frayed finials
climbing the hill, will seem to graze
the dim cinders of heaven.
And my mother will stare into the starlanes,
the endless tunnels of nothing,
and as she gazes,
under the hour's spell,
she will think how we yield each night
to the soundless storms of decay
that tear at the folding flesh,
and she will not know
why she is here
or what she is prisoner of
if not the conditions of love that brought her to this.
3
My mother will go indoors
and the fields, the bare stones
will drift in peace, small creatures --
the mouse and the swift -- will sleep
at opposite ends of the house.
Only the cricket will be up,
repeating its one shrill note
to the rotten boards of the porch,
to the rusted screens, to the air, to the rimless dark,
to the sea that keeps to itself.
Why should my mother awake?
The earth is not yet a garden
about to be turned. The stars
are not yet bells that ring
at night for the lost.
It is much too late.
Mark Strand (Summerside, 11 april 1934)
De Franse schrijver Antoine Blondin werd geboren op 11 april 1922 in Parijs. Hij was een zoon van de dichteres Germaine Blondin. Na het Louis-le-Grand lycée en het Corneille lycée in Rouen behaalde hij een graad in de literatuur aan de Sorbonne. In 1942 werd hij naar Duitsland gestuurd om er dwangarbeid te verrichten. De ervaringen inspireerden hem tot de eerste roman L'Europe Buissonnière die verscheen in 1949. Het boek leverde hem de Prix des Deux-Magots op en de vriendschap van mensen als Marcel Aymé, Roger Nimier en Jean-Paul Sartre. Deze groep kreeg in 1953 de naam les Hussards, een naam die zou beklijven. Ondanks zijn rechtse en monarchistische opvattingen raakte hij ook nog bevriend met François Mitterrand.
Uit: Premières et dernières nouvelles
«Votre cas est désespéré, votre solde est épuisé, votre rayonnement est nul. Allez-vous faire éditer par les maquereaux marinés du Capitaine Cook, devenez directeur littéraire chez Olida... Moi je ne suis pas un épicier ! Vous n'avez plus rien à faire ici. - Mais mon contrat ? - Puis-je vous demander, cher Monsieur, ce que vous comptez entreprendre pour l'honorer ? - Ecrire, parbleu. - Ecrire, écrire, ils n'ont que ce mot-là sous la plume. Mais enfin il faut vendre d'abord. Comprenons-nous une fois encore et cherchons ensemble. Vous n'auriez pas, par hasard, été mêlé à l'affaire Ben Barka, là, récemment, dans votre petit coin ? - Comme tout le monde, mais sans plus... - Pas d'infirmité, de tare congénitale un peu spectaculaire ? - Non, hélas ! - Vous ne seriez pas un ancien « enfant bleu » des fois ? - Encore hélas ! - Dans le fond, je me demande pourquoi vous écrivez."