Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
28-04-2009
Roberto Bolaño, Harper Lee, Karl Kraus, Nezahualcóyotl
De Chileense schrijver Roberto Bolaño werd geboren op 28 april 1953 in Santiago de Chile. Een groot deel van zijn jeugd bracht hij door in Mexico. Toen Salvador Allende in 1972 aan de macht was gekomen keerde hij naar Chili terug. Na de militaire staatsgreep van 1973 zat hij acht dasgen vast. Daarna kon hij het land weer verlaten, ging eerst naar El Salvador en daarna weer naar Mexico. Toen in Spanje het Franco regime verdwenen was vestigde hij zich daar. Hij voorzag in zijn levensonderhoud via allerlei jobs tot hij in de jaren tachtig van het prijzengeld van verschiilende literaire wedstrijden kon leven. Na surrealistische gedichten begon hij proza te schrijven. In 1999 kreeg hij voor zijn hoofdwerk Los detectives salvajes" de Premio Herralde de Novela en de Premio Rómulo Gallegos.
Uit: The Savage Detectives
Im not really sure what visceral realism is. Im seventeen years old, my name is Juan García Madero, and Im in my first semester of law school. I wanted to study literature, not law, but my uncle insisted, and in the end I gave in. Im an orphan, and someday Ill be a lawyer. Thats what I told my aunt and uncle, and then I shut myself in my room and cried all night. Or anyway for a long time. Then, as if it were settled, I started class in the law schools hallowed halls, but a month later I registered for Julio César Álamos poetry workshop in the literature department, and that was how I met the visceral realists, or viscerealists or even vicerealists, as they sometimes like to call themselves. Up until then, I had attended the workshop four times and nothing ever happened, though only in a manner of speaking, of course, since naturally something always happened: we read poems, and Álamo praised them or tore them to pieces, depending on his mood; one person would read, Álamo would critique, another person would read, Álamo would critique, somebody else would read, Álamo would critique. Sometimes Álamo would get bored and ask us (those of us who werent reading just then) to critique too, and then we would critique and Álamo would read the paper.
It was the ideal method for ensuring that no one was friends with anyone, or else that our friendships were unhealthy and based on resentment.
And I cant say that Álamo was much of a critic either, even though he talked a lot about criticism. Really I think he just talked for the sake of talking. He knew what periphrasis was. Not very well, but he knew. But he didnt know what pentapody was (a line of five feet in classical meter, as everybody knows), and he didnt know what a nicharchean was either (a line something like the phalaecean), or what a tetrastich was (a four-line stanza). How do I know he didnt know? Because on the first day of the workshop, I made the mistake of asking. I have no idea what I was thinking. The only Mexican poet who knows things like that by heart is Octavio Paz (our great enemy), the others are clueless, or at least that was what Ulises Lima told me minutes after I joined the visceral realists and they embraced me as one of their own.
Roberto Bolaño (28 april 1953 15 juli 2003)
De Amerikaans schrijfster Nelle Harper Lee werd geboren in Monroeville op 28 april 1926. Zij is vooral bekend geworden door haar boek To Kill a Mockingbird uit 1960 dat een Pulitzer-prijs won in 1961. Lee is de jongste uit een gezin van vier kinderen. n haar jeugdjaren was ze het buurmeisje van schrijver Truman Capote, met wie ze een levenslange vriendschap had en wie tevens een inspiratiebron was voor een van de karakters in Mockingbird. Na het behalen van haar diploma voor secundair onderwijs, studeerde ze aan Huntingdon College. Na een jaar ging ze daar weg om rechten te studeren aan de University of Alabama. Daarnaast heeft ze een jaar in Oxford gestudeerd, voordat ze naar New York City verhuisde in 1950. Lee schreef een serie korte verhalen over het leven in het zuiden van de Verenigde Staten. Deze bood ze een uitgever aan voor publicatie in 1957. Haar redacteur Tay Hohoff moedigde haar echter aan om deze verhalen om te zetten in een roman, dit werd To Kill a Mockingbird. Tot op de dag van vandaag is het een bestseller in de Verenigde Staten.
Na dit boek trok ze zich grotendeels terug uit het publieke leven en publiceerde vrijwel niks meer. Ze begeleidde Truman Capote bij zijn onderzoek naar In Cold Blood.
Uit: To Kill a Mockingbird
When he was nearly thirteen, my brother Jem got his arm badly broken at the elbow. When it healed, and Jem's fears of never being able to play football were assuaged, he was seldom self-conscious about his injury. His left arm was somewhat shorter than his right; when he stood or walked, the back of his hand was at right angles to his body, his thumb parallel to his thigh. He couldn't have cared less, so long as he could pass and punt.
When enough years had gone by to enable us to look back on them, we sometimes discussed the events leading to his accident. I maintain that the Ewells started it all, but Jem, who was four years my senior, said it started long before that. He said it began the summer Dill came to us, when Dill first gave us the idea of making Boo Radley come out.
I said if he wanted to take a broad view of the thing, it really began with Andrew Jackson. If General Jackson hadn't run the Creeks up the creek, Simon Finch would never have paddled up the Alabama, and where would we be if he hadn't? We were far too old to settle an argument with a fist-fight, so we consulted Atticus. Our father said we were both right.
Being Southerners, it was a source of shame to some members of the family that we had no recorded ancestors on either side of the Battle of Hastings. All we had was Simon Finch, a fur-trapping apothecary from Cornwall whose piety was exceeded only by his stinginess. In England, Simon was irritated by the persecution of those who called themselves Methodists at the hands of their more liberal brethren, and as Simon called himself a Methodist, he worked his way across the Atlantic to Philadelphia, thence to Jamaica, thence to Mobile, and up the Saint Stephens.
" My executive offucer, Torpedoman Rawlings and Radioman Zabrinski," Swanson said formally, " don't like this."
...
" They won't let you go through with it," Swanson went on, " unless, that is, you will permit them to accompany you, which they have volunteered to do."
" Volunteered," Rawlings sniffed. " You, you, and you."
" I don't want them," I said.
" Gracious, ain't he?" Rawlings asked of no one in particular. " You might at least have said thanks, Doc."
" You are putting the lives of your men in danger, Commander Swanson. You know what your orders said....
" What do your men think of your making them risk their lives to save the good name of the submarine service?"
" You heard the captain," Rawlings said. " We're volunteers. Look at Zabrinski there, anyone can see that he is a man cast in a heroic mould."
" Have you thought of what happens," I said, " if the ice closes in when we're away and the captain has to take the ship down."
" Don't even talk of it," Zabrinski urged. " I'm not all that heroic."
Alistair MacLean (28 april 1922 - 2 februari 1987)
De Engelse dichter en vertaler Charles Cotton werd geboren op 28 april 1630 in Beresford in Staffordshire. Hij is bekend geworden door zijn vertaling van het werk van Michel de Montaigne en door zijn bijdragen aan The Compleat Angler en zijn invloed op The Compleat Gamester.
Ik ben Noenka, wat betekent: Niet Weer. Geboren uit twee tegenstellingen, een vrouw en een man die zelfs mijn dromen opentrekken. Ik ben vrouw, ook al weet ik niet waar het begint en waar het vrouw-zijn ophoudt, en in de ogen van anderen ben ik zwart en iedere keer wacht ik af wat dat betekent.
(...)
Mama, mag ik houden van een vrouw. Mag ik een substituut zoeken voor de liefde die ik van jou kreeg? Moet ik het wezen ontwijken dat mij het meest vertrouwd is ? Moeder van me: ben ik de dochter die je gedroomd hebt of ben ik de dochter die droomt.? [ ..] Mama, nergens kan ik een substituut vinden voor jouw liefde dan in het hart van een andere vrouw. Ik weet het, er is geen vervanging voor het ware en het ware is geen vlees maar geest. Maar sinds Gabrielle deel is van mijn bestaan heb ik geen onvrede meer. Ik weet het: er zijn grenzen, maar zijn die er ook voor liefde.
The roots is a powerful thing. I can fix it so one day hell walk out his front door . . . wont be thinking of nothing. He wont know whatit is. All he knows it that a powerful dissatisfaction done set in his bones and cant nothing he do make him feel satisfied. Hell set hisfoot down on the road and the wind in the trees be talking to him and everywhere he step on the road, that roadll give back your nameand something will pull him right up to your doorstep. Now, I can do that. I can take my roots and fix that easy. But maybe he aintsupposed to come back. And if he aint supposed to come back . . . then hell be in your bed one morning and itll come up on him thathes in the wrong place. That hes lost outside of time from his place that hes supposed to be in. Then both of you be lost and trappedoutside of life and aint no way for you to get back into it. Cause you lost from yourselves and where the places come together, whereyoure supposed to be alive, your heart kicking in your chest with a song worth singing.
Time passes, you see all at once it is spring-time
With roses in bloom, nightingales singing, tulips cover all land.
Flowers breathe in profusion of color and fragrance,
Birds fly, insects spring enraptured with songs of spring.
Trees branch and leaf, swaying winds carry afar the perfumed air,
A dance of ecstasy rhythm animates all living things.
In such a setting death appears with a smile of hope:
for springtime is a light veil over the face of Paradise.
Whoever can raise this veil can find the Eternal One,
Transported within from this-to other-worldliness.
Let others complain how remote eternity is, how impossible to attain:
How can they be concerned who have attained it in themselves?
Let others complain how the world has shrunk and suffocates.
Those who believe will find everywhere spacious without space:
Whoever seeks peace can find it only in belief;
But only those moved by belief can understand this.
As the gaze moves on all those beauties of spring, themselves
Are drunk on messages contained in spring stroll at ease in Paradise.
What is death to them except dropping in soil like seeds,
To revive as sweet-blossoming, fruit-promised trees.
Fethullah Gülen (Korucuk, 27 april 1941)
De Poolse schrijver Martin Gray werd geboren als Mietek Grayewski in Warschauop 27 april 1922. Gray is in 1943, dus gedurende de Tweede Wereldoorlog, als één van de zeer weinigen er in geslaagd te ontsnappen uit het vernietigingskamp Treblinka. In zijn boek 'Au nom de tous les miens' beschrijft hij zijn leven. Het boek gaat over de Tweede Wereldoorlog, waar hij de concentratiekampen overleeft, en over het familiedrama dat hem later overkomt tijdens een bosbrand. In totaal schreef Gray 12 boeken. Zijn laatste boek heet Au nom de tous les hommes (Uit naam van alle mensen). Twee van de 12 boeken van Gray zijn autobiografieën. Het eerste boek Uit naam van al de mijnen beschrijft de tijdspanne: 1922 (geboorte) 1970. Het tweede boek La vie renaitra de la nuit (Nederlandse vertaling: Na de nacht het leven) behandelt de tijdspanne: 1970 1977.
Uit: Au Nom de Tous les Miens
Je suis né avec la guerre. Les sirènes ont hurlé, les bombardiers passaient au ras des toits, leur ombre glissait sur la chaussée, dans les rues les gens couraient prenant leur tête entre les mains. Je suis né avec la guerre : nous dévalons l'escalier vers la cave, les murs tremblent et le plâtre par plaques blanches tombe sur nos cheveux. Ma mère est toute blanche, mes yeux brûlent, des femmes crient. Puis s'établit le silence précédant les klaxons des pompiers et à nouveau les cris des femmes. C'est septembre 1939 : les mois de ma naissance véritable. Des quatorze années qui précèdent ces jours je ne sais presque plus rien. Je ne peux même pas fouiller en moi, je ne veux pas. A quoi bon rappeler ce temps de la douceur ? Nous courions dans les rues derrière les droshkas jusqu'à la place de la Vieille-Ville au coeur de Varsovie. Mon père me prenait par la main et nous allions jusqu'à l'usine. Les machines venaient d'Amérique : il me montrait, gravés dans l'acier, le nom de la firme et la ville, Manchester, Michigan. Je marchais fièrement près de mon père entre les machines. Mon père passait un bas ou un gant dans sa main. Il me faisait déchiffrer la marque, 7777, notre marque, et nous étions les associés d'une grande usine, nous vendions des bas, et des gants dans toute la Pologne, à l'étranger, et j'avais aussi des parents aux Etats-Unis, une grand-mère qui habitait New York.
Martin Gray (Warschau, 27 april 1922)
De Oostenrijkse schrijver Hans Bemmann werd geboren op 27 april 1922 in Groitzsch nabij Leipzig. Hij studeerde vanaf 1940 eerst medicijnen in Wenen, maar ruilde de studie na een tijd in voor germanistiek en muziekwetenschap. Daarna werkte hij jarenlang als lector bij verschillende uitgeverijen en als docent bij een bibliothecarisopleiding. In 1961 debuteerde hij onder het pseudoniem Hans Martinson met het verhaal Jäger im Park. In 1983 kwam de doorbraak met de sprookjesachtige roman Stein und Flöte, een jaar later gevolgd door de roman in brieven Erwins Badezimmer.
Uit: Stein und Flöte
"Man kann wohl sehen, dass es dein Kind ist", sagte sie, denn das Kind war am ganzen Körper mit einem pelzigen Flaum überzogen. "So", sagte der Große Brüller mit seiner dröhnenden Stimme und nahm den Sohn auf seine Arme. "Sieht man das ? Und warum brüllt er nicht ?" "Merkwürdig", sagte die Hebamme, "mir hat die ganze Zeit über etwas gefehlt. Jetzt weiß ich's, da du es sagst: er brüllt nicht. Sieh ihn doch an. Er schaut aus, als ob er lauscht." "Ein Kind muß brüllen" sagte der Vater befremdet. "Laß ihn doch", sagte die Hebamme- " Wer brüllt, hört nicht gut. Laß ihn nur lauschen."
Hans Bemmann (27 april 1922 1 april 2003)
De Engelse schrijfster en feministe Mary Wollstonecraft werd geboren in Hoxton (nu Londen) op 27 april 1759. Na een jeugd vol zorg voor diverse zieke familieleden en de dood van een goede vriendin (Fanny Blood), schreef zij, om de ouders van de laatste te ondersteunen, een kort geschrift, Thoughts on the Education of Daughters (1785), dat haar tien pond opleverde. Dit bracht haar op de gedachte meer te gaan schrijven om daarmee in haar levensonderhoud te voorzien. Ze werd gouvernante voor de dochters van de Ierse burggraaf Lord Kingsborough en schreef Mary, a Fiction, grotendeels gebaseerd op de herinneringen aan haar overleden vriendin. Terug in Londen nam ze het schrijven serieus ter hand, wat leidde tot de publicatie van een kinderboekje, Original Stories from Real Life. Voor haar uitgever deed ze ook vertaalwerk en maakte bewerkingen, stelde een bloemlezing samen, en schreef artikelen voor zijn tijdschrift 'Analytical Review'. In 1789 werd ze gegrepen door de revolutionaire ontwikkelingen in Frankrijk en in 1792 vertrok ze naar Parijs om de Franse Revolutie van nabij mee te maken. Haar vertrek was wellicht tevens het gevolg van de vernedering die ze opliep toen de schilder Johann Heinrich Füssli haar voorstel om een driehoeksverhouding (hij was immers getrouwd) te beginnen afwees. In dat jaar schreef ze haar bekende feministische werk A Vindication of the Rights of Woman. Mary Wollstonecraft stierf in 1797 na de geboorte van haar dochter Mary, de latere vrouw van de dichter Shelley en schrijfster van de klassiek geworden roman Frankenstein.
Uit: A Vindication of the Rights of Woman
I now speak of women who are restrained by principle or prejudice; such women, though they would shrink from an intrigue with real abhorrence, yet, nevertheless, wish to be convinced by the homage of gallantry that they are cruelly neglected by their husbands; or, days and weeks are spent in dreaming of the happiness enjoyed by congenial souls till their health is undermined and their spirits broken by discontent. How then can the great art of pleasing be such a necessary study? it is only useful to a mistress; the chaste wife, and serious mother, should only consider her power to please as the polish of her virtues, and the affection of her husband as one of the comforts that render her task less difficult and her life happier. But, whether she be loved or neglected, her first wish should be to make herself respectable, and not to rely for all her happiness on a being subject to like infirmities with herself.
Mary Wollstonecraft (27 april 1759 10 september 1797)
Kopie van John Keenan naar een schilderij van John Opie
De Armeense dichter Hovhannes Shiraz werd geboren op 27 april 1915 in Alexandropol in het toenmalige Russische rijk (tegenwoordig Gyumri). Zijn eerste werk Het begin van de lente werd gepubliceerd in 1935. Van de schrijver Atrpet kreeg hij de bijnaam "Shiraz". Hij studeerde aan de universiteit van Yerevan en aan het Gorki Instituut in Moskou.
MIRACLE NUMBER 1
In my dreams my door was knocked at,
"Who is it?" I asked from inside.
Some elderly lady from the outside
Answered and said, "I'd sacrifice myself for you."
"I've come to ask for a piece of bread as charity
I'm a poor orphan woman with no one to support me."
At this point I opened my door immediately,
Only to find a miracle; it was my deceased mother indeed!
I was shocked but fell into her arms;
And my mother said, "It's me, it's me,
I've come to try you and to check on you.
I hope life hasn't changed your spirit and also you?!"
I came in the form of a beggar
So that the whole world can be a witness
To see if your conscience, my dear son,
If your conscience also died along with me?!"
Vertaald door Daniel Janoyan
Hovhannes Shiraz (27 april 1915 14 maart 1984)
De Duitse schrijver August Becker werd geboren op 27 april 1828 in Klingenmünster. Na een studie geschiedenis in München werkte hij er voor verschillende kranten. Van 1859 tot 1864 was hij redacteur van de Münchner Isar-Zeitung. In 1868 trok hij naar Eisenach. Hij debuteerde in 1854 met het versepos Jung-Frieder der Spielmann.
Uit: Die Nonnensusel
Am anmutigsten entfaltet sich die Mitte dieser Landschaft, das Klingbachtal, durch das von der Hauptbahn aus ein Postomnibus bis in meinen Geburtsort führt. Wer aber eine besondere Fußwanderung antreten will, steige in Bergzabern aus dem Zuge der hier endenden Zweigbahn, und wandere hügelauf, hügelab nordwärts nach dem von den Ruinen Landeck, Madenburg und Neukastel überragten Flecken Klingenmünster. Es ist nur eine Stunde Weges durch Weinberge, kastanienumschattete Hohlwege, Fruchtfelder und Wiesengründe.
Viel tausendmal bin ich diese Straße hin und her gewandert; in jungen Jahren täglich zweimal mit dem Schulränzel auf dem Rücken, um in der Heimat des kräuterkundigen Tabernaemontanus, wo schon die Römer ihre Bergschenken hatten, in das Idiom Cäsars und Xenophons eingeweiht zu werden. Von jeder Höhe, über welche die Straße führt, hatte ich den Anblick des blauen Schwarzwaldes, der, aus dem dunklen Grenzforst der Rheinebene aufsteigend, den Horizont als hohe Gebirgsmauer abschließt. Die Goldammern auf den Schlehdornzweigen, die schnurrende Wachtel am Wiesengraben, der schmetternde Buchfink auf dem Mandelbaum, der oft schon unter Schneeflocken seine Blütenpracht in den kahlen Reben entfaltete, waren mir vertraute Erscheinungen. Kaum bückte ich mich mehr nach den Walnüssen im Straßenstaub, oder im falben Herbstlaub der Hohlwege nach den geplatzten Stachelhülsen der Edelkastanien, die man hier »Kästen« heißt.
Un tel genre de talent ne peut s'appliquer tout entier, on le comprend, qu'à la peinture des choses vues, de la vie moderne, surtout parisienne. Cinq des romans de MM. de Goncourt, sur six, sont des romans parisiens. Leur objet, c'est «la modernité», laquelle est visible surtout à Paris. Ce néologisme s'entend aisément ; mais ce qu'il représente n'est pas très facile à déterminer, car le moderne change insensiblement, et puis ce qui est moderne est toujours superposé ou mêlé à ce qui ne l'est point ou à ce qui ne l'est déjà plus. La modernité, c'est L d'abord, si l'on veut, dans l'ensemble et dans le détail de la vie extérieure, le genre de pittoresque qui est particulier à notre temps. C'est ce qui porte la date d'aujourd'hui dans nos maisons, dans nos rues, dans nos lieux de réunion. L'habit noir ou la jaquette des hommes, les chiffons des femmes, l'asphalte du boulevard, le petit journalisme, le bec de gaz et demain la lumière électrique, et une infinité d'autres choses en font partie. C'est ce qui fait qu'une rue, un café, un salon, une femme d'à présent ne ressemblent pas, extérieurement, à une femme, à un salon, à un café, à une rue du XVIIIe, ou même du temps de Louis-Philippe. La modernité, c'est encore ce qui, dans les cervelles, a l'empreinte du moment où nous sommes ; c'est une certaine fleur de culture extrême ou de perversion intellectuelle ; un tour d'esprit et de langage fait surtout d'outrance, de recherche et d'irrévérence, où domine le paradoxe, l'ironie et «la blague», où se trahit le fiévreux de l'existence, une expérience amère, une prétention à être revenu de tout, en même temps qu'une sensibilité excessive ; et c'est aussi, chez quelques personnes privilégiées, une bonté, une tendresse de cur que les désillusions du blasé font plus désintéressé, et que l'intelligence du critique et de l'artiste fait plus intelligente et plus délicate La modernité, c'est une chose à la fois très vague et très simple ; et l'on dira peut-être que la découverte de MM. de Goncourt n'est point si extraordinaire, qu'on avait inventé «le moderne» bien avant eux, qu'il n'y faut que des yeux.
When he was a boy, Morris Lieberman saw a burly Russian peasant seize a wagon wheel that was lying against the side of a blacksmith's shop, swing it around, and hurl it at a fleeing Jewish sexton. The wheel caught the Jew in the back, crushing his spine. In speechless terror, he lay on the ground before his burning house, waiting to die.
Thirty years later Morris, a widower who owned a small grocery and delicatessen store in a Scandinavian neighborhood in Brooklyn, could recall the scene of the pogrom with the twisting fright that he had felt at fifteen. He often experienced the same fear since the Nazis had come to power.
The reports of their persecution of the Jews that he heard over the radio filled him with dread, but he never stopped listening to them. His fourteen-year-old son, Leonard, a thin, studious boy, saw how overwrought his father became and tried to shut off the radio, but the grocer would not allow him to. He listened, and at night did not sleep, because in listening he shared the woes inflicted upon his race.
When the war began, Morris placed his hope for the salvation of the Jews in his trust of the French army. He lived close to his radio, listening to the bulletins and praying for a French victory in the conflict which he called "this righteous war."
On the May day in 1940 when the Germans ripped open the French lines at Sedan, his long-growing anxiety became intolerable. Between waiting on customers, or when he was preparing salads in the kitchen at the rear of the store, he switched on the radio and heard, with increasing dismay, the flood of reports which never seemed to contain any good news. The Belgians surrendered. The British retreated at Dunkerque, and in mid-June, the Nazis, speeding toward Paris in their lorries, were passing large herds of conquered Frenchmen resting in the fields.
Ce baiser qui s'est écrasé sur tes lèvres est un fleuve de sang,un océan de sang. Tes deux seins sont si petits qu'il ne peuvent résumer une histoire. Charme-moi. Fais-moi le récit de ce grain de beauté sans paysage. Bosquet rasé qui me ferait souffrir, plaine claire.
Ta compagnie est un abécédaire. Je finirai par ne plus t'entendre. Les nuages ne sortent pas de ta tête, mais il est des poissons qui ne repisrent pas. Tes cheveux défaits ne pleurent pas parce que je les ramène sur ta nuque. Tu frissonnes de tristesse parce que les joies s'envolent. Un enfant sur monbras chevauche en secret. Sur tes hanches il n'y a rien d'autre que mon calme toucher. Le cur te montera aux lèvres tandis que la tempête se fera violette. Ce paysage est mort. Une pierre tombée indique que la nudité se fait peu à peu. Penche-toi clandestinement. Sur ton front il y a des dessins déjà fort usagés.Les bracelets d'or enserrent l'eau et tes bras sont nets, nets de référence. Ne m'étreins pas le cou, car je croirai qu'il va faire nuit. Les coups de tonnerre sont sous terre. On ne peut voir le plomb. Une asphyxie me vient à la bouche. Tes dents blanches sont au centre de la terre. Des oiseaux jaunes ourlenttes cils. Ne pleure pas. Puisque je t'aime. Tes seins ne sont pas basilic, mais cette fleur, chaude. J'étouffe. Le mondes'écroule, chavire. Quand je mourrai.
Vicente Aleixandre (26 april 1898 14 december 1984)
Uit: De witte magiërHet afgeronde oeuvre van Gustav Meyrink
Den meest volkomen, open en meest menschelijken Meyrink vindt ge weer in zijn romans, waarvan Der Golem zeker de voldragenste is: Een bewonderenswaardige compositie, een magistrale taal, en een inhoud, die veel te overdenken geeft. - Leest men na Der Golem das grüne Gesicht, dan valt het oogenblikkelijk op, hoe uiterst verfijnd en bijna breekbaar de vorm van het eerste geschapen is: het kan geen stoot, geen duw velen, geen woord te veel of te weinig, en de adembeklemmende spanning zou ineenstorten. Het is, of Meyrink daarna met ruwer, ruiger pen is gaan werken; ook de gang van het verhaal wordt directer, zonder maskeering van stijlproblemen en meer elementair van opzet, breeder en overzichtelijker. - Zeldzame figuren heeft Meyrink hier geschapen, zoowel in Der Golem als in Das grüne Gesicht - ge waant ze allengs te kennen; ge verwacht met angstige zekerheid, dat ge ze een keer lijfelijk zult ontmoeten, en dat ze een omkeer in uw leven zullen brengen. Hier ligt Meyrink's sterkste en ongemeenste vermogen: hij schept levenstoestanden òm - buiten en in u -; ge erkent het, eerst met angst, maar langzamerhand gewent ge u, en leeft ge reeds mèt de schepselen van den auteur op de grenzen der werkelijkheid, - an die Schwelle des Jenseits. - Voor wie dit sterk gevoelden, zal nooit de twijfel bestaan aan de occulte zekerheden, die Meyrink verwierf. Het conflict van werkelijkheid en metaphysisch ideaal heet nooit genoeg door hem opgelost; hij blijft volgens sommigen zelf het antwoord schuldig. Dit is echter een voorbarig en overhaast oordeel. Het is immers, zoowel voor den mysticus als voor den occultist, niet mogelijk zijn bevindingen als een open breviarium-terzaligheid aan anderen mede te deelen. Ieder die zoekt, bewandelt zèlf den weg, en herkent slechts eigen zekerheid aan die van anderen die vóór hem gingen.
Theun de Vries(26 april 1907 21 januari 2005)
De Joegoslavische schrijver Mehmed Mea Selimović werd geboren op 26 april 1910 in Tguzla. Daar bezocht hij het gymnasium en vanaf 1930 studeerrde hij filosofie in Belgrado. In 1943 vluchtte hij vanuit Belgrado naar bevrijd gebied en sloot zich aan bij de partizanen. Vanaf 1947 woonde hij in Sarajevo waar hij o.a. werkte aan de pedagogische faculteit en als directeur van het nationale theater. Selimovićs leidde telkens opnieuw tot controverses. Hoewel hij als kind van een moslimfamilie geboren was benadrukte hij bij verschillende gelegenheden dat hij Serviër was.
Uit: Dervish and Death
On the day of my death, when my coffin is being carried, dont think that I will feel sorrow for the world behind.
Dont cry and say: Its a waste, its a waste.
When milk turns sour, it is a bigger waste.
When you see that they put me into my grave, I will not vanish.
Do the Sun and the Moon vanish when they set?
It seems like a death to you, but its a birth.
The grave appears like a prison to you, but the soul has been freed.
What seed doesnt grow when it is buried into the ground?
So why do you question the mankinds seed.
Mesa Selimović (26 april 1910 11 juli 1982)
De Duitse dichter en schrijver Arno Holz werd geboren op 26 april 1863 in Rastenburg in Oost-Pruisen. In 1875 kwam hij met zijn ouders in Berlijn terecht. Al heel vroeg besloot hij zijn leven geheel aan de literatuur te wijden. Hij voelde zich geroepen om de Duitse literatuur te hervormen. Het leidde tot isolement en financiële nood. In Berlijn sloot hij zich aan bij de gebroeders Hart en hun literaire vereniging Durch. Van 1887 tot 1892 leefde en werkte hij in gemeenschap met Johannes Schlaf. De twee werden de pioniers van het Duitse naturalisme.
Die letzten Zehn
Was heulst du wie die römische Sibylle
in unsre altarkadische Idylle
dein dreimal disharmonisches: »Mehr Licht!«?
Schon immer war das Wappentier der Dichter
ein Bandwurm und ein Nürenberger Trichter,
die Garde stirbt, doch sie ergibt sich nicht!
Wenn du durchaus nur säen willst, dann säe!
Wir gönnen dir von Herzen deine Mühn.
Doch wer wird krächzen wie die Nebelkrähe,
solange lenzrot noch die Rosen blühn?
Wir rühren wacker unsern alten Kleister
im himmelblauen Regenbogenton,
sagt doch der Jupiter von Weimar schon:
In der Beschränktheit zeigt sich erst der Meister!
Im Thiergarten
Im Thiergarten, auf einer Bank, sitz ich und rauche:
und freue mich über die schöne Vormittagssonne.
Vor mir, glitzernd der Kanal:
den Himmel spiegelnd, beide Ufer leise schaukelnd.
Ueber die Brücke, langsam Schritt, reitet ein Leutnant.
Unter ihm,
zwischen den dunklen, schwimmenden Kastanienkronen,
pfropfenzieherartig ins Wasser gedreht,
- den Kragen siegellackrot -
sein Spiegelbild.
Ein Kuckuck
ruft.
Arno Holz (26 april 1863 26 oktober 1929)
Portret door Erich Buettner
De Duitse dichter, literatuurwetenschapper, jurist en politicus Johann Ludwig Uhland werd geboren in Tübingen op 26 april 1787. Uhland bracht samen met zijn vriend Justinus Kerner Sonntagsblatt für ungebildete Stände uit. Hij studeerde tussen 1801 en 1811 rechten en filologie in Tübingen. Van 1810 tot 1814 was hij werkzaam als jurist bij het ministerie van justitie in Stuttgart, daarna was hij als advocaat werkzaam. Uhland was een lyrisch dichter en wordt tot de romantische school gerekend. In 1829 werd hij benoemd tot ere-doctor in de Duitse literatuur aan de universiteit van Tübingen, maar in 1833 nam hij ontslag, omdat hij deze functie niet kon verenigen met zijn politieke overtuiging. In 1848-1849 was hij lid van het Frankfurter Parlement. Na het mislukken van de revolutie trok hij zich terug in Tübingen als privaatgeleerde. De Duitse componist Carl Loewe zette een aantal van zijn gedichten, ballades en liederen op muziek.
James Fenton, Walter John de la Mare, Ted Kooser, Ross Franklin Lockridge Jr
De Engelse dichter, schrijver, criticus en letterkundige James Fenton werd geboren op 25 april 1949 inLincoln. Fenton verwierf reeds als student in Oxford zijn eerste literaire prijs met een bundel van 23 sonnettenOur Western Future (1968).Hij was politiek en literair medewerker van de New Statesman, free lance reporter in Vietnam en verslaggever van The Guardian in de Bondsrepubliek Duitsland.Als journalist werd hij vooral bekend door zijn verslagen uit Vietnam en Cambodja. In 1982 brak hij door naar een breder publiek met de bundel The Memory of War and Children ofExile . Voordien publiceerde hij nog: Terminal Moraine (1972), Avacant Possession (1978), en A German Requiem (1978).
InParis With You
Don't talk to me of love. I've had an earful
And I get tearful when I've downed a drink or two.
I'm one of your talking wounded.
I'm a hostage. I'm maroonded.
But I'm in Paris with you.
Yes I'm angry at the way I've been bamboozled
And resentful at the mess I've been through.
I admit I'm on the rebound
And I don't care where are we bound.
I'm in Paris with you.
Do you mind if we do not go to the Louvre
If we say sod off to sodding Notre Dame,
If we skip the Champs Elysées
And remain here in this sleazy
Old hotel room
Doing this and that
To what and whom
Learning who you are,
Learning what I am.
Don't talk to me of love. Let's talk of Paris,
The little bit of Paris in our view.
There's that crack across the ceiling
And the hotel walls are peeling
And I'm in Paris with you.
Don't talk to me of love. Let's talk of Paris.
I'm in Paris with the slightest thing you do.
I'm in Paris with your eyes, your mouth,
I'm in Paris with... all points south.
Am I embarrassing you?
I'm in Paris with you.
Wind
This is the wind, the wind in a field of corn.
Great crowds are fleeing from a major disaster
Down the green valleys, the long swaying wadis,
Down through the beautiful catastrophe of wind.
Families, tribes, nations, and their livestock
Have heard something, seen something. An expectation
Or a gigantic misunderstanding has swept over the hilltop
Bending the ear of the hedgerow with stories of fire and sword.
I saw a thousand years pass in two seconds.
Land was lost, languages rose and divided.
This lord went east and found safety.
His brother sought Africa and a dish of aloes.
Centuries, minutes later, one might ask
How the hilt of a sword wandered so far from the smithy.
And somewhere they will sing: 'Like chaff we were borne
In the wind. ' This is the wind in a field of corn.
Today you would be ninety-seven if you had lived, and we would all be miserable, you and your children, driving from clinic to clinic, an ancient fearful hypochondriac and his fretful son and daughter, asking directions, trying to read the complicated, fading map of cures. But with your dignity intact you have been gone for twenty years, and I am glad for all of us, although I miss you every daythe heartbeat under your necktie, the hand cupped on the back of my neck, Old Spice in the air, your voice delighted with stories. On this day each year you loved to relate that the moment of your birth your mother glanced out the window and saw lilacs in bloom. Well, today lilacs are blooming in side yards all over Iowa, still welcoming you.
At the Cancer Clinic
She is being helped toward the open door that leads to the examining rooms by two young women I take to be her sisters. Each bends to the weight of an arm and steps with the straight, tough bearing of courage. At what must seem to be a great distance, a nurse holds the door, smiling and calling encouragement. How patient she is in the crisp white sails of her clothes. The sick woman peers from under her funny knit cap to watch each foot swing scuffing forward and take its turn under her weight. There is no restlessness or impatience or anger anywhere in sight. Grace fills the clean mold of this moment and all the shuffling magazines grow still.
Ted Kooser (Ames, 25 april 1939)
De Amerikaanse schrijver Ross Franklin Lockridge Jr. werd geboren op 25 april 1914 in Bloomington, Indiana. Hij studeerde af aan de Indiana University in 1935 met het hoogste gemiddelde in de geschiedenis van de universiteit. Zijn hoofdwerk, de roman Raintree County, verscheen in 1948. Het boek beschrijft de geschiedenis van het midwesten door de ogen van het hoofdpersonage John.Wickliff Shawnessy en werd door de kritiek zeer gunstig ontvangen. Lockridge echter leed aan zware depressies en pleegde kort na het verschijnen van de roman zelfmoord.
Uit: Raintree County
--Everything but truth, wisdom, beauty, goodness, Mr. Shawnessy said. And love, he added, feeling a little embarrassed as he said it.
But Cash Carney went on smoking, his eyes staring, his left hand fondling the gold watch.
--John, the Perfessor said, you're clinging to a way of life that's doomed. Go and look at the modern City. How can anyone look at it and believe in love? Or morality? Or the Eternal Ideas? Or the Inalienable Rights? How can anyone believe in the real existence of Raintree County, which you, dear boy and endlessly courageous dreamer, have taken as your image of the enduring values of human life? Yes, go and look at the City, and then look at your little Raintree County, child. Shed a nostalgic tear for it, because the City's going to eat it up. The God of the City is going to kill the ancient God of Raintree County, who has nothing but a couple of stone tablets and a golden rule for weapons.
--Still corrupting the youth, I see, Cash Carney said. Don't believe him, John. He's the same old Perfessor and hasn't changed a bit.
--What is this? Mr. Shawnessy said. A contest for my soul?
The Perfessor laughed.
--I don't know why it is, he said, but everybody was always trying to corrupt you, John.
Mr. Shawnessy slowly lit a cigar and watched the smoke ascend.
Good-by to Raintree County, incorrigible enthusiast of ideas. Good-by to the good small roads of Raintree County, the horse-and-buggy roads. Hard roads and wide will run through Raintree County, and its ancient boundaries will dissolve. People will hunt it on the map, and it won't be there.
For America will become the City. America will hunt for a tree of life whose fruit is gold. And that man shall be the Hero of the County who plucks from the high branches the heaviest dividends. And he shall get the most beautiful woman of the City, and he shall lie all night betwixt her breasts. And she will cheat him too, and cheat you too, because she is the City.
Ross Franklin Lockridge Jr. (25 april 1914 6 maart 1948)
De Spaanse schrijver Leopoldo Alas (eig. Leopoldo Enrique García Alas y Ureña) werd geboren op 25 april 1852 in Zamora. In 1869 schreef hij zich in aan de rechtenfaculteit van de universiteit van Oviedo en drie jaar later haalde hij er zijn diploma. Zijn literaire en vooral journalistieke drang deden hem in 1871 besluiten naar Madrid te verhuizen om daar te doctoreren en tezelfdertijd letteren te studeren. Het Madrileense dagblad El solfeo gaf hem zijn eerste kans als journalist en verhalenschrijver en op 11 april 1875 verscheen voor het eerst een artikel van hem onder het pseudoniem Clarín. Het jaar daarop publiceerde hij zijn eerste verhaal, Estilicón. Het jaar 1884 was een beslissend jaar voor Alas, zowel op professioneel als op persoonlijk vlak: hij begon La Regenta te schrijven en zijn eerste zoon werd geboren. Deze laatste gebeurtenis compenseerde het verdriet voor de dood van zijn vader even daarna. Het jaar daarop publiceerde hij twee volumes van zijn grote roman. In 1893 verscheen zijn eerste collectie verhalen, El Señor y los demás son cuentos, en in 1895 ging zijn drama Teresa in première in het Teatro Español in Madrid.
Uit: Socrates' Rooster (El gallo de Sócrates)
After closing his masters eyes and mouth Crito left the rest of the disciples around the dead body and left the jail, prepared to make good, as soon as possible, on the last errand that Socrates had given him. Maybe it was in jest, but doubting whether it was in earnest or not, he interpreted it literally,
For upon dying and showing his disciples the sad, vulgar spectacle of his death, Socrates had said:
Crito, we owe rooster to Esculapius, dont forget to pay this debt, and he spoke no more, these being his last words.
That request was sacred for Crito. He didnt wish to analyze it, didnt wish to examine if it were more realistic that Socrates has only told a slightly ironic joke. Or if it were the last will of his master, his last desire. Hadnt Socrates, contrary to Antitus and Melitus calumny, always been respectful toward the popular cult and the official religion? Of he course he gave myths (which Crito didnt refer to in this way, of course) a symbolic, philosophical as well as a very sublime and idealistic interpretation but, amidst his poetic and transcendental paraphrases, he still respected the faith of the Greeks including the positive religion and state cult.
A beautiful episode from his last speech demonstrated this well (Crito noted that sometimes Socrates, in spite of his philosophical system of questions and answers, he would forget about his listeners and speak at length in a very flowery manner). He had depicted the marvels of the other world with topographic detail which contained more traditional imagination than rigorous dialectic and austere philosophy. And Socrates hadnt said he didnt believe in all that. Although, neither did he affirm the reality of what he described with the absolute certitude of a fanatic.
Leopoldo Alas (25 april 1852 13 juni 1901)
De Duitse dichter en schrijver Julius Waldemar Grosse werd geboren op 25 april 1828 in Erfurt.Vanaf 1849 studeerde hij rechten in Halle. In 1851 werden zijn eerste stukken opgevoerd en die hadden zon succes dat hij met de studie besloot te stoppen. In 1852 trok hij naar München, waar hij een tijdje schilderkunst studeerde. Samen met Paul Heyse richtte hij in 1854 de schrijversgroep"Die Krokodile" op. Van 1855 tot 1861 was hijn theatercriticus bij de Neue Münchner Zeitung. Vanaf 1869 leefde hij afwisselend in Dresden en Weimar, waar hij secretaris-generaal van de Schillerstiftung was.
Sehnsucht, auf den Knien...
Sehnsucht, auf den Knien
Schautest du himmelwärts
Einzelne Wolken ziehen,
Kommen und entfliehen,
Ewig hofft das Herz.
Liebe himmlisch Wallen
Goldener Jugendzeit
Einzelne Strahlen fallen
Wie durch Pfeilerhallen
In das Leben weit.
Einsam in alten Tagen
Lächelt Erinnerung;
Einzelne Wellen schlagen
Rauschen herauf wie Sagen:
Herz, auch du warst jung!
Lebensüberfluß
Rauschende Bäche quellenden Lebens,
Tönet wie Lieder in meine Ruh!
Sehet, erfüllt ist's: nimmer vergebens
Schau' ich in Sehnsucht den Wellen zu.
Draußen in sommerdämmernder Laube
Wiegt die holde Geliebte mein Kind,
Hoch an dem Dache reift mir die Traube,
Goldne Fäden die Parze spinnt.
Schwellende Segel auf ruhigen Wogen
Bringen mir Gäste, Früchte und Fracht;
Meine Auen sind bienenumflogen,
Nachtigallen singen bei Nacht.
Rauschende Bäche quellenden Lebens,
Spült ihr mich fort einst in Wogenschaum,
Singen dann will ich: nicht vergebens
Hab' ich geträumt den irdischen Traum!
Julius Grosse (25 april 1828 9 mei 1902)
Erfurt (Geen portret beschikbaar)
De Duitse dichter en schrijver Sigmund von Birken werd geboren op 25 april 1626 in Wildstein nabij Eger. Hij was de enig echt vrije schrijver uit de tijd van de Barok. In 1645 werd hij benoemd tot opvoeder van de prinsen aan het hof van hertog August d. J. von Braunschweig-Lüneburg. In 1646 verliet hij het hof al weer om door het noorden van Duitsland te trekken. Vanaf 1662 blies hij de literaire vereniging Der Pegnesische Blumenorden in Neurenberg weer nieuw leven in die na het overlijden van de oprichter Harsdörffer inactief geworden was. Hij vergrootte het aanzien van de orde en daarmee het belang van de literauur.
WEIMAR is een trouwhartig stadje, dat zich geeft zooals het is. Het heeft sedert anderhalve eeuw een schat van herinneringen, maar laat er zich niet op voorstaan, het doet niet archaïstisch, het neemt niet de houding aan alsof het in den Goethe-tijd ontstaan was en sedert precies zoo gebleven. Alleen op de Markt staan enkele middeleeuwsche gebouwen, die dat ook met eenige opzettelijkheid zijn willen. Overigens heeft men het oorspronkelijk stadje uit het eind der 18e eeuw ongedwongen in het nieuwe Weimar laten overgaan, blijkbaar alleen de ergste excessen van steden- en woningbouw vermijdende. Zoo kan de vreemdeling zich eenvoudig wijden aan het vele, dat er inderdaad uit den historischen tijd over is, de talrijke paleizen en burgerhuizen, de doorkijkjes, de aardige pleintjes en hoekjes met de grappige rococofonteinen en pompen, die, eenigszins breed-uit en gewichtig, den tijd suggereeren, toen meisjes en vrouwen hier tenminste één keer daags bij elkaar kwamen, om het onontbeerlijk water te halen en de even onontbeerlijke Klatsch te bedrijven.
De bedoelde vreemdeling zal zich dan allereerst er over verbazen hoe klein het stadje was en hoe groot, hoe overheerschend het paleizen-complex, dat al in de 17e eeuw bestond. Uit de centrale burcht met den hoogen uitzichtstoren, door talrijke grachten omringd, en waaromheen zich schuchtere wijken van beschermingzoekenden kwamen sluiten, is blijkbaar op den duur het stadje gegroeid. Het burchtgeheel, telkens door brand vernield, kromp in en vervormde zich tot een open vierhoek, op de wijze van het paleis te Versailles, welks indrukwekkenden aanblik de laatste groothertog nog juist voor zijn onttroning bedierf door de open zijde met een nieuw paleis te vullen. De langgestrekte vierhoek met zijn toren domineert thans nog het stadje, hoeveel meer zal dit dan geweest zijn, toen hetzooveel kleiner was en het vorstelijk leven ongeveer alle
ruimten en alle uren vulde.
Frans Coenen (24 april 1866 - 23 juni 1936)
Frans Coenen Jr., 1894. Door F. Hart Nibbrig
De Amerikaanse schrijver en acteur Eric Bogosian werd geboren op 24 april 1953 in Woburn, Massachusetts. Bogosians meestal cynische komedies zijn een-persoons-stukken die ook wel door een ensemble kunnen worden opgevoerd. Een microfoon en een klapstoeltje is alles wat de hoofdrolspeler nodig heeft. Bogosian won voor deze stukken drie Obie Awards. Voor zijn bekendste stuk Talk Radio kreeg hij een nominatie voor de Pulitzer Prijs. De schrijver bewerkte het stuk zelf voor de verfilming ervan door Oliver Stone en speelde zelf de hoofdrol.
Uit: Love's Fire: Seven New Plays Inspired by Seven Shakespearean Sonnets
Inspired by Shakespeare's Sonnet 118
A couch in the midst of the small living room of a small apartment. On the couch sits RENGIN, a beautiful young woman, in a white wedding gown. She is drinking from a pint flask of bourbon. The phone rings. She doesn't bother with it. Instead, she rises unsteadily and checks herself out in a mirror.
A voice can he heard on the message machine.
HERMAN(voice): Rengin, it's me. Are you there? Please pick up if you are. Rengin? I'm sorry. Whatever I did. I'm such an ass. Please pick up. Please? OK. I'm coming home. I'm actually downstairs. If you are there, don't be surprised when you see me. Maybe you're in the bathroom. Then I understand why you're not picking up.
RENGIN has walked over to the answering machine and is watching it record the message.
RENGIN: Herman, you don't get it. You never got it. She goes back to the mirror.
RENGIN: What is this I am wearing? A white dress. Meaning what? Virginity? That the male proboscis has not slid through my vaginal lips? What bullshit! (drinks) What the fuck am I here? A human sacrifice? I am a womb being readied for impalement and fertilization. Yech!!!
She touches the bodice, feels it, as she drinks.
RENGIN: But I can't take it off. I'm drunk as shit and I can't take it off. He's got to see me like this. We should go out together like this. Maybe someplace that has a mosh pit. I should mosh in my wedding dress and then find some bikers and have three guys screw me at the same time. And make Herman watch. Prepare him...
She drinks and wails.
RENGIN: FUCKING "A," MAN, HOW THE FUCK DID THIS HAPPEN?
HERMAN enters.
HERMAN: Rengin, what's wrong? Why didn't you answer the phone?
RENGIN: I'm getting shit-faced.
HERMAN: Why, honey? You don't like your wedding gown?
RENGIN: No, I don't like my wedding gown. Hey, I have an idea. You wear the wedding gown and I'll wear the tux. And then when we go on our honeymoon I'll fuck you. How about that?
De Australische schrijver Marcus Clarke werd geboren op 24 april 1846 in Londen. Zijn belangrijkste roman is His Natural Life die oorspronkelijk, onder tijdsdruk geschreven, als feuilleton in een krant verscheen tussen 1870 en 1872. Het werk beschrijft de lotgevallen van Rufus Dawes die ten onrechte voor moord veroordeeld wordt en in een gevangenis belandt.Bewerkt, ingekort en van een nieuw tragisch einde voorzien verscheen het boek in 1874. In 1908 werd er al een korte film van gemaakt, in 1927 een Hollywood film.In 1983 volgde een televisieserie, gebaseerd op de roman.
Uit: His Natural Life
We have some dim notion of what life on a convict ship means; and we have seen through what a furnace Rufus Dawes had already passed before he set foot on the barren shore of Hells Gates. But to appreciate in its intensity the agony he had suffered since that time, we must multiply the infamy of the tween decks of the Malabar an hundred fold. In that prison was at least some ray of light. All were not abominable; all were not utterly lost to shame and manhood. Stifling though the prison, infamous the companionship, terrible the memory of past happinessthere was yet ignorance of the future, there was yet Hope. But at Macquarie Harbour was poured out the very dregs of this cup of desolation. The worst had come, and the worst must for ever remain. That pit of torment was so deep that one could not even see Heaven. There was no hope there as long as life remained. Death alone kept the keys of that island prison.
Is it possible to imagine, even for a moment, what an innocent man, gifted with ambitions and disgusts, endowed with power to love and to respect, must have suffered during one week of such a punishment? We ordinary men, leading ordinary liveswalking, riding, laughing, marrying and giving in marriagecan form no notion of such misery as this. Some dim ideas we may have about the sweetness of liberty and the loathing that evil company inspires; but that is all. We know that were we chained and degraded, fed like dogs, employed as beasts of burden, driven to our daily toil with threats and blows, and herded with wretches among whom all that savoured of decency and manliness was an open mock and scorn, we wouldwhat? Die, perhaps, or go mad. But we do not know, and can never know, how unutterably loathsome life must become when shared with such beings as those who dragged the tree trunks to the banks of the Gordon, and toiled, blaspheming, in their irons, on the dismal sandspit of Sarah Island. No human creature could describe to what depth of personal abasement and self-loathing one week of such a life would plunge him. Even if he had the power to write, he dared not. As one who, in a desert, seeking for a face, comes to a pool of blood, and, seeing his own reflection, fliesso would such a one hasten from the contemplation of his own degrading agony. Imagine such an agony endured for six years!
Marcus Clarke (24 april 1846 2 augustus 1881)
De Engelse schrijver Anthony Trollope werd geboren in Londen op 24 april 1815 als zoon van de bekende schrijfster van reisverhalen Frances Trollope. Als kind werd hij naar een serie kostscholen gestuurd, totdat de familie Trollope verhuisde naar België. Zijn ervaringen op deze kostscholen waren ongunstig en hij bekende later aan zelfmoord te hebben gedacht. Na de dood van zijn vader, een advocaat, zag zijn moeder zich gedwongen door te gaan met het schrijven van reisverhalen om de kost te verdienen. Trollope zelf kreeg in 1834 een baan bij de Britse post, waarvoor hij in 1841 moest verhuizen naar Ierland. Deze verhuizing zou later doorklinken in zijn eerste romans, een aantal waarvan zich daar afspeelden. Door de vele treinreizen die Trollope nodig had in zijn baan als postbeambte, had hij veel tijd over om te schrijven. Hij zette zichzelf de taak een bepaald aantal woorden per dag te schrijven en mede hierdoor werd hij al snel de meest productieve schrijver van zijn generatie. In zijn baan als postbeambte wordt Trollope verantwoordelijk geacht voor de introductie van de bekende rode brievenbussen die nog steeds dienst doen in het Verenigd Koninkrijk. Dankzij het succes van zijn romans kon hij in 1867 zijn baan bij de post opgeven en na een mislukte poging tot verkiezing in het parlement wijdde hij zich geheel aan het schrijven.
Uit:The Warden
The Rev. Septimus Harding was, a few years since, a beneficed clergyman residing in the cathedral town of ; let us call it Barchester. Were we to name Wells or Salisbury, Exeter, Hereford, or Gloucester, it might be presumed that something personal was intended; and as this tale will refer mainly to the cathedral dignitaries of the town in question, we are anxious that no personality may be suspected. Let us presume that Barchester is a quiet town in the West of England, more remarkable for the beauty of its cathedral and the antiquity of its monuments, than for any commercial prosperity; that the west end of Barchester is the cathedral close, and that the aristocracy of Barchester are the bishop, dean, and canons, with their respective wives and daughters.
Early in life Mr. Harding found himself located at Barchester. A fine voice and a taste for sacred music had decided the position in which he was to exercise his calling, and for many years he performed the easy but not highly paid duties of a minor canon. At the age of forty a small living in the close vicinity of the town increased both his work and his income, and at the age of fifty he became precentor of the cathedral.
Mr. Harding had married early in life, and was the father of two daughters. The eldest, Susan, was born soon after his marriage; the other, Eleanor, not till ten years later. At the time at which we introduce him to our readers he was living as precentor at Barchester with his youngest daughter, then twenty-four years of age; having been many years a widower, and having married his eldest daughter to a son of the bishop, a very short time before his installation to the office of precentor.
Anthony Trollope 24 april 1815 - 6 december 1882)
De Duitse dichter en schrijver Carl Leberecht Immermann werd geboren op 24 april 1796 in Magdeburg. Hij werkte als jurist in Magdeburg, Münster en Düsseldorf. In 1832 richtte hij het Düsseldorfer Stadttheater op dat hij leidde tot 1837. Immermann stond in vriendschappelijk contact met tijdgenoren als Heine , Grabbe , Tieck , Fouqué , Eckermann , Goethe , Gutzkow , Freiligrath , Brockhaus, Campe , Cotta en Felix Mendelssohn-Bartholdy.
Uit: Der Karneval und die Somnambule
Der arme Schelm, aus dessen Papieren wir die folgenden Blätter mitteilen, gehörte zu den Leuten, aus denen andere nichts machen, weil sie selbst wenig aus sich machen. Er war der Meinung, daß in einer Zeit, welche Reiche entstehen und fallen sah, während ein Knabe kaum zum Manne wurde, das Schicksal eines einzelnen im Grunde nicht viel zu bedeuten habe. Es ist ihm zuweilen sehr übel gegangen; er fand aber immer bald den Ton der Gleichgültigkeit oder des Scherzes über sein Unglück; denn er mußte an die Schlachtfelder Europas denken und an die Völker, deren Gebeine auf ihnen bleichen.Wir wollen dies weder loben noch tadeln, sondern die Leser nur bitten, sich durch den Ton seiner Reminiszenzen nicht täuschen zu lassen. Es folgt denselben so viel Herzeleid, als eine gefühlvolle deutsche Romanleserin wünschen kann, wenn der Held der Geschichte auch verschmäht hat, seine Schmerzen jammernd vorher zu verkündigen.Ich bin von jeher ein großer Liebhaber alles Merkwürdigen gewesen, und wenn es mir nach meinen Wünschen im Leben gegangen wäre, so hätte ich die ägyptischen Pyramiden und den Niagarafall sehen müssen. Ich kam aber nicht bis zu diesen Wunderdingen, sondern blieb meistens auf die Wanderung um den runden Tisch meines Studierzimmers beschränkt. Als ich mich eben anschickte, wenigstens die Tour durch Frankreich und Italien zu machen, lernte ich meine nachherige Frau kennen, die mit ihrem Oheim gerade von Neapel über Rom, Mailand und Paris zurückkehrte. Ich wollte die Gelegenheit benutzen, mich aus ihrem Munde über so manches, was mir als einem gründlich Reisenden not tat, unterrichten zu lassen, und besuchte den Oheim und die Nichte täglich in den Abendstunden.
She speaks: O, speak again, bright angel! for thou art As glorious to this night, being o'er my head As is a winged messenger of heaven Unto the white-upturned wondering eyes Of mortals that fall back to gaze on him When he bestrides the lazy-pacing clouds And sails upon the bosom of the air.
JULIET
O Romeo, Romeo! wherefore art thou Romeo? Deny thy father and refuse thy name; Or, if thou wilt not, be but sworn my love, And I'll no longer be a Capulet.
ROMEO
[Aside] Shall I hear more, or shall I speak at this?
JULIET
'Tis but thy name that is my enemy; Thou art thyself, though not a Montague. What's Montague? it is nor hand, nor foot, Nor arm, nor face, nor any other part Belonging to a man. O, be some other name! What's in a name? that which we call a rose By any other name would smell as sweet; So Romeo would, were he not Romeo call'd, Retain that dear perfection which he owes Without that title. Romeo, doff thy name, And for that name which is no part of thee Take all myself.
William Shakespeare (23 april 1564 23 april 1616)
Er war nicht im Krieg, schickte aus Frankreich keine Pakete, erfror nicht vor Stalingrad und war auch in Warschau nicht dabei (falls ihr noch wißt, was ich meine).
Weil er den Schuh sich nicht selber binden konnte: ein Klumpfuß seit Kindesbeinen.
Als ich erfuhr, daß Ödipus Klumpfuß heißt, war's für Komplexe zu spät und das Morden der Väter vorbei.
Jeden Morgen saß er vor meinem Bett, im Halb- schlaf kreuzte ich ihm den Senkel zwischen den Ösen und über die Schleife schlug ich für eines Tages Halt und Dauer meinen Knoten.
Gestern, nach vierzig Jahren, bin ich von seiner Stimme erwacht mit meinem Namen im Ohr, und heute (wen's interessiert) hab ich ihn tanzen gesehn.
Stundenglas
Wie Mehl, vom feinsten, eine Handvoll Sand, der tausendmal hin und zurück durchs nadelfeine Öhr fiel, tausendmal zu malen eine Stunde, bis es zerbrach, das Glas, die Zeit aus ihrer Haft zurücksprang in die Ewigkeit und mir, in Versen, diese Handvoll Sand verblieb - die schenk ich dir.
Vroni liegt auf dem Bett eines Hotelzimmers und sieht in der Ferne fingerdick über dem untern Fensterrand eine halbe Baumkrone, ein halbes langgezogenes Dach und eine Hügelkette unter dem goldenen Himmel. Als Florin jung war, wurde er nicht müde, Vroni zu lobpreisen wegen ihres langen, dunklen Haares mit der violetten Schleife; sie trug manchmal auch eine violette Schleife am linken Hand- und Fussgelenk. Florin musste ihr vor der Hochzeit kein Schielauge operieren lassen, auch mussten keine faulen Zähne durch falsche ersetzt werden. Aber sie litt an Alpträumen und erzählte Florin, nachdem sie Zutrauen gefasst hatte, wie entsetzlich es sei, nach jedem Alptraum das Aufwachen nur zu träumen; nach mehreren Alpträumen hintereinander und dem dazwischen geträumten Erwachen in eine fremde Welt könne sie jeweils endlich schreien und wirklich erwachen.
Ich begriff nicht sofort, wovon er eigentlich sprach. Während ich ihn hereinbat, hatte ich damit zu tun, meine Verlegenheit zu überwinden. Denn das Sie war ja komisch, nachdem wir Verwandte waren, das Du aber auch, weil wir uns bis vor wenigen Minuten noch gar nicht kannten, aber zwanzig Jahre Gelegenheit gehabt hätten, uns kennenzulernen. Wenn da nicht diese Seite der Familie gewesen wäre, meine. Wir haben nichts mit der Verwandtschaft am Hut, hatte es bei uns stets geheißen.
Trotzdem hatte ich meinem Cousin nahegestanden. Wir waren eine Zeitlang auf derselben Schule gewesen, ich in der Sprachklasse, er auf dem naturwissenschaftlichen Zweig. A-Zweig und B-Zweig, so wurden wir einsortiert an der Schwelle zum Erwachsenwerden. Mein Cousin war schon viel erwachsener als ich. Wenn Mitschüler bemerkten, daß ich die Cousine war, entfuhr ihnen ein langgezogenes Wa-a-a-s?, da ich nicht annähernd so attraktiv war wie Thomas, mein schöner Cousin. Hätte Martin ihm ähnlich gesehen, wäre mir das Erkennen nicht schwergefallen.
Er mußte erraten haben, woran ich dachte. Denn er sagte, er käme nach seiner Mutter.
»Die Locken Ihres Vaters«, sagte ich daraufhin, »hätte ich auch gern gehabt. Aber leider. Auch meine Kinder haben sie nicht. Die Haare wollten sich einfach nicht ringeln.«
»Wie alt sind Ihre Kinder?« fragte er.
Marion Titze(Lichtenwalde, 23 april 1953)
De Oekraïense schrijver Andrey Kurkov werd geboren op 23 april 1961 in Leningrad. Hij groeide op in Kiev en volgde er een opleiding aan het instituut voor vreemde talen. Hij werkte o.a. als redacteur, gevangenisbewaarder en cameraman. Sinds 1998 leeft hij van tijd tot tijd in Londen. Behalve romans schrijft hij ook draaiboeken voor documentaires en films. Kurkov schrijft inhet Russisch.
Uit: Die Hommingberger Gepardenforelle
Hommingberger: Hänsel, noch ein Glas Branntwein, und meß christlich.
Wirt. Du bist der Nimmersatt.
Gepardenforelle: (leise zu Hommingberger: Erzähl das noch einmal vom Berlichingen! Die Bamberger dort ärgern sich, sie möchten schwarz werden.
Hommingberger: Bamberger? Was tun die hier?
Gepardenforelle: Der Weislingen ist oben auf'm Schloß beim Herrn Grafen schon zwei Tage; dem haben sie das Gleit geben. Ich weiß nicht, wo er herkommt; sie warten auf ihn; er geht zurück nach Bamberg.
Hommingberger: Wer ist der Weislingen?
Gepardenforelle: Des Bischofs rechte Hand, ein gewaltiger Herr, der dem Götz auch auf'n Dienst lauert.
Hommingberger: Er mag sich in acht nehmen.
Gepardenforelle: (leise). Nur immer zu! (Laut.) Seit wann hat denn der Götz wieder Händel mit dem Bischof von Bamberg? Es hieß ja, alles wäre vertragen und geschlichtet.
Hommingberger: Ja, vertrag du mit den Pfaffen! Wie der Bischof sah, er richt nichts aus und zieht immer den kürzern, kroch er zum Kreuz und war geschäftig, daß der Vergleich zustand käm. Und der getreuherzige Berlichingen gab unerhört nach, wie er immer tut, wenn er im Vorteil ist.
Gepardenforelle: Gott erhalt ihn! Ein rechtschaffener Herr!
Pascal Quignard, Max Bolliger, J. P. Donleavy, Christine Busta, Egon Hostovský,
De Franse schrijver Pascal Quignard werd geboren op 23 april 1948 in Verneuil-sur-Avre. Quignard studeerde filosofie in Nanterre en aan de universiteit van Vincennes. Zijn eerste publicatie stamt uit 1969, maar pas met Le Salon du Wurtemberg (1986) en Les Escaliers de Chambord (1989) vestigde hij zijn naam als schrijver. Na jarenlang gewerkt te hebben bij uitgeverij Gallimard, besloot hij in 1994 zich geheel aan het schrijven te wijden. In 2002 kreeg hij voor zijn roman Les Ombres errantes de Prix Goncourt. Zijn populairste boek is wellicht Tous les matins du monde dat in 1991 verfilmd werd. Quignard vertaald ook uit het Latijn, het Chinees en het Grieks.
Uit: Les paradisiaques
Ne bouge pas, lui dis-je tout bas.
- Qu'est-ce qu'il y a?
- La guêpe
J'avançai le couteau au-dessus du pot de confiture.
- Prends plutôt le couvercle!
J'abattis le couteau sur le pot. Il glissa. Il tomba en avant sur la corbeille de petits pains au sucre. La corbeille, en se renversant, projeta le pot d'eau chaude sur son tee-shirt.
Elle hurla.
Je me tournai vers elle aussitôt. Je vis que ce n'était en rien la douleur due à l'eau brûlante qui provoquait ses cris. Elle s'était mise debout. Elle montrait ses cheveux avec les mains.
Prise dans les cheveux, la guêpe, affolée, bourdonnait avec violence.
Je saisis la serviette. Je parvins à assommer la guêpe, qui tomba par terre. Je levai mon pied pour l'écraser quand mon genou heurta un des pots en terre qui se trouvaient sur la terrasse.
Je tombai.
Il y a des débuts de matinée où le corps - encore envoûté par la nuit - n'avance dans la lumière que maladresse et désordre.
*
J'ouvris les yeux, je me redressais lentement, la terrasse était tout à coup inondée de soleil. Les balustres qui donnaient sur la Via Gianturco sentaient une intense odeur de chèvrefeuille qui se mêlait à celles des jasmins et des colchiques bleus. La chambre se trouvait en retrait du reste de l'hôtel. C'était la dernière - et l'ultime terrasse. Elle était située près du petit escalier tournoyant qui longeait le volcan et qui permettait d'accéder aux gargotes et aux plages.
Pascal Quignard (Verneuil-sur-Avre, 23 april 1948)
De Zwitserse schrijver Max Bolliger werd geboren op 23 april 1929 in Schwanden / Braunwald, Kanton Glarus. Na een tijdje als onderwijzer gewerkt te hebben studeerde hij psychologie en Heilpädagogik. Vanaf 1968 was hij zelfstandig schrijver en werkte hij voor de Zwitserse televisie. Aan het begin van de jaren vijftig begon hij gedichten en verhalen te publiceren. Hij ging als snel over op het schrijven van jeugd- en kinderboeken.
Uit: Von einem Engel eingeladen
Als die Sonne hinter dem Horizont untergegangen war,kam die Nacht plötzlich und kalt. Die Gaukler suchten Zuflucht in einem Hof oder unter einem Dach, aber niemand duldete sie, denn es waren viele und vornehme Leute gekommen, die Unterkunft begehrten.Mit ihrem knarrenden Gefährt, das von einem Esel gezogen wurde, fuhren sie zur Stadt hinaus. Es begegnete ihnen niemand außer einem Mann und einer Frau, die hoch-schwanger war. Sie stellten den Wagen in den Schutz eines Baumes und legten sich zur Ruhe.Der Junge fand keinen Schlaf. Er erhob sich. Am Himmel schimmerten die Sterne und einer davon war größer und leuchtender als alle andern. Es war eine seltsame Nacht. Der Junge in seinem Gauklerkostüm und den Tanzschuhen wagte nur auf den Zehenspitzen zu gehen.In der Nähe eines Feuers setzte er sich nieder. Die Hirten schliefen, von merkwürdigen Träumen geplagt. Nur ein Wächter mit seinem Hund stand mürrisch zwischen den Schafen.»Wir haben keinen Platz für fahrendes Volk«, herrschte er den Jungen an, »tut eine rechte Arbeit, dann könnt ihr euch am eigenen Feuer wärmen.
Max Bolliger (Schwanden, 23 april 1929)
De Amerikaans-Ierse schrijver James Patrick Donleavy werd geboren op 23 april 1926 in New York als zoon van Ierse immigranten. Tijdens WO II streed hij in het Amerikaanse leger. Na de oorlog studeerde hij aan het Trinity College in Dublin en vestigde hij zich in Ierland. Donleavy werd wereldberoemd met zijn eerste roman The Ginger Man uit 1955. Deze zou pornografische passages bevatten en veroorzaakte een schandaal.
Uit:The Ginger Man
My eyes are glued together. Feet blistered. What have I done? At least Im not in jail. Lay a bit to get the latitude and longitude. Ill never do this again. Seems I had something to do with cattle. And with drink. And with several parties. And pints of cider. Claws the brain apart. I dont like this when I dont even know what month it is.
(...)
"Danger, do I smell richness coming into your life?"
"You might put it that way, Mac. Yes. I think you could put it that way. Would you ever say now that this room had the universal twitch. Could we say that?"
"You could say that, Danger."
"I've known Mondays come on Friday. Thursday on Tuesdays. But Sunday is a day I can never accept. Can I put it this way? I think we all need a drink."
"Danger, Parnell and meself have been driven to agree. And now if you will all kneel down I'll give ye me black blessing and sprinkle the holy juice over your young innocent heads, a fine bunch of pagans you are anyway."
"Mac, you'd say I was conceived in idolatry. Parnell here by mistake and you ye yourself not even at all."
"Aye."
J. P.Donleavy (New York, 23 april 1926)
De Oostenrijkse dichteres Christine Busta werd geboren op 23 april 1915 in Wenen. Zij groeide zonder vader bij haar moeder op die verkoopster was.Zij bezocht het gymnasium, maar vanaf haar 14e jaar moest zij zowel voor zichzelf als voor haar ernstig zieke moeder zorgen. Vanaf 1933 studeerde zij in Wenen Duits en Engels. Zij gaf de studie na een zenuwinzinking echter op en werd hulplerares. In 1944 trouwde zij met de musicus Dimt, die na 1944 als vermist gold. Na de oorlog werkte zij als tolk en als hotelbediende. Van 1950 tot 1976 was zij bibliothecaresse. Zij debuteerde in 1946 met gedichten. Voor haar werk kreeg zij o.a. de Georg-Trakl-Preis (1954), de Große Österreichische Staatspreis für Lyrik (1969) en de Anton- Wildgans-Preis (1975).
Der Sommer
Er trägt einen Bienenkorb als Hut
blau weht sein Mantel aus Himmelsseide,
die roten Füchse im gelben Getreide
kennen ihn gut.
Sein Bart ist voll Grillen. Die seltsamsten Mären
summt er der Sonne vor, weil sie's mag,
und sie kocht ihm dafür jeden Tag
Honig und Beeren.
Inmitten aller Vergänglichkeit
Einmal wichtig gewesen zu sein,
für jemanden, der einem selber
so wichtig war, dass man glaubte,
alles vorher sei unwichtig gewesen,
und nichts könnte nachher wichtiger werden
als dieses eine Mal
es bleibt und wird zu erfülltem Leben.
Auch wenn man es längst vergessen wähnt.
Am fünften Dezember
Wer hat uns die silberne Nuss auf die Schwelle gelegt? Es kleben drei schwarze Haare aus einem Borstenschwänzchen daran. Wer hat auf der finsteren Kellertreppe den Handschuh verloren, der weißer als Schnee ist? Er duftet so seltsam nach Äpfeln und Weihrauch. Wer holt heut nacht aus dem Bäckerladen heimlich die süßen Kletzenbrote und streut den Vögeln Rosinen im Schnee? Womit wird er alles bezahlen: Nüsse, Äpfel und Pfefferkuchen? Schau durchs Fenster: mit goldenen Sternen.
Christine Busta (23 april 1915 3 december 1987)
De Tsjechische schrijverEgon Hostovský werd geboren op 23 april 1908 in Hronov. Hij studeerde filosofie in Praag en Wenen en werkte vanaf 1930 voor verschillende uitgeverijen. In 1939 emigreerde hij naar Parijs en na de bezetting van Frankrijk ging hij via Portugal naar de VS. In 1946 keerde hij terug om voor het ministerie van Buitenlandse Zaken te werken, o.a. in Denemarken en in Oslo. Later emigreerde hij opnieuw naar de VS. Hij begon te schrijven onder invloed van het expressionisme. Zijn joodse achtergrond en de emigratie hadden invloed op zijn werk. Hij was lid van de Gruppe 42.
Uit: Siebenmal in der Hauptrolle (Vertaald door Markus Sedlaczek)
Wenn der Schauspieler Hrubín gerade nicht im Theater war, lief er aufs Geratewohl durch Prag. Man konnte ihn auf den Straßen und in den Kaffeehäusern inmitten heftig debattierender Gruppen hören. Er wirkte unausgeschlafen, sein Gesicht war eingefallen, seine Lippen totenblaß, er ballte die Faust, fuchtelte damit in der Luft herum oder haute auf den Tisch und schrie: Wir können doch nicht wie das Vieh darauf warten, abgeschlachtet zu werden! Auf zur Burg! Laßt uns den Radiosender besetzen, laßt uns etwas tun! Freunde, laßt uns eine Abordnung zur französischen und zur sowjetischen Botschaft schicken! Fließt denn kein Blut mehr in unseren Adern? Er fand viele Anhänger. Doch sobald er die Massen um sich geschart und entflammt hatte, verschwand er wie vom Erdboden verschluckt. Vor kurzem noch hatte er laut herumgeschrien, um seine Angst zu übertönen. Der Schauspieler Hrubín hatte Angst. Er fürchtete sich vor der stockdunklen Nacht. Er fürchtete sich vor Flammen und vor dem Donner, er sah schon fast, wie ein Feuersturm herniederbraust, Häuser zerstört und Menschen tötet. Auch vor Soldaten fürchtete er sich und vor der eigenen Uniform in seinem Schrank, er fürchtete sich, durch Schlamm und Regen zu marschieren, er fürchtete sich vor dem Rattern der Maschinengewehre, den größten Schrecken aber jagte ihm die Vorstellung seltsam entstellter, an Wäsche- und Kleidungsfetzen erinnernder Leiber ein.
Halldór Laxness, Richard Huelsenbeck, Maurice Druon, Friedrich von Hagedorn
De IJslandse schrijver Halldór Laxness (eig. Halldór Guðjónsson) werd geboren in Reykjavik op 23 april 1902. Hij won de Nobelprijs voor de literatuur in 1955. De familie in 1905 naar Laxnes in Mosfellssveit. Veertig jaar later verhuisde hij naar Gljúfrasteinn even buiten Mosfellsbær. Op vroege leeftijd begon hij boeken te lezen en verhalen te schrijven, en toen hij 14 jaar was werd zijn eerste artikel geplaatst in Morgunblaðið onder de initialen H.G. Niet veel later schreef hij een artikel (over een oude klok) onder zijn eigen naam in dezelfde krant. Gedurende zijn carrière schreef hij 51 romans, poëzie, veel krantenartikelen, toneelstukken, reisverhalen, korte verhalen en meer. In 2005 ging in het IJslandse Nationale Theater een toneelstuk van Ólafur Haukur Símonarson in première, getiteld Halldór í Hollywood (Halldór in Hollywood) over de jaren die Laxness daar doorbracht.
Uit: Under the Glacier (Vertaald door Magnus Magnusson)
The bishop summoned the undersigned to his presence yesterday evening. He offered me snuff. Thanks all the same, but it makes me sneeze, I said.
Bishop: Good gracious! Well I never! In the old days all young theologians took snuff.
Undersigned: Oh, I'm not much of a theologian. Hardly more than in name, really.
Bishop: I can't offer you coffee, I'm afraid, because madam is not at home. Even bishops' wives don't stay home in the evenings any more: society's going to pieces nowadays. Well now, my boy, you seem to be a nice young fellow. I've had my eye on you since last year, when you wrote up the minutes of the synod for us. It was a masterpiece, the way you got all their drivel down, word for word. We've never had a theologian who knew shorthand before. And you also know how to handle that phonograph or whatever it's called.
Undersigned: We call it a tape recorder. Phonograph is better.
Bishop: All this gramophone business nowadays, heavens above! Can you also do television? That's even more fantastic! Just like the cinema-after two minutes I'm sound asleep. Where on earth did you learn all this stuff?
Undersigned: Oh, there's nothing much to making a tape recording, really. I got some practise as a casual worker in radio. But I've never done television.
Bishop: Never mind. Tape will do us. And shorthand. It's amazing how people can learn to scribble these rats'-tails! A bit like Arabic. It's about time you got ordained! But no doubt you've got a steady job?
Halldór Laxness (23 april 1902 8 februari 1998)
Portret doorEinar Hákonarson
De Duitse dichter, schrijver, essayist en psychoanaliticus Richard Huelsenbeck (Hülsenbeck) werd geboren op 23 april 1892 in Frankenau, in de deelstaat Hessen in Duitsland. Hij bracht zijn jeugd door in Dortmund en studeerde medicijnen in Zürich en Parijs. Later studeerde hij filosofie, kunstgeschiedenis en germanistiek. Huelsenbeck vluchtte in februari 1916 als dienstweigeraar naar Zwitserland. Hij speelde een belangrijke rol in het oprichten van het Dadaïsme in Zürich en later, in Berlijn. In Zürich had Huelsenbeck contact met het befaamde 'Cabaret Voltaire' en hij schreef er de dichtbundel Phantastische Gebete (1916).
Huelsenbeck schreef in Berlijn - waar hij vanaf 1917 weer woonde - meerdere werken over de Dada-beweging en was daar de centrale figuur. Zijn belangrijkste werk was het concipiëren van de 'Dada Almanach' in 1920, een poging de Dada-beweging in een standaardwerk te omvatten. Hij schreef een geschiedenis van het dadaïsme in En avant Dada en de roman Doctor Billig am Ende (De ondergang van Dr. Billig, 1920, Ned. vert. 1996). Na de neergang van Dada werd Huelsenbeck scheepsarts en voer op Afrika, Amerika en het Verre Oosten. Hij was in die tijd tevens correspondent en schreef een aantal reisboeken. In 1936 emigreerde Huelsenbeck naar New York en werd Amerikaans staatsburger. Hij was daar de rest van zijn leven psychiater. Hij woonde de laatste jaren van zijn leven in Zwitserland, waar hij op 20 april 1974 in Muralto/Tessin overleed.
Uit: dadaistisches manifest
Der Expressionismus, der im Ausland gefunden, in Deutschland nach beliebter Manier eine fette Idylle und Erwartung guter Pension geworden ist, hat mit dem Streben tätiger Menschen nichts mehr zu tun. Der Unterzeichner dieses Manifests haben sich unter dem Streitruf
DADA!!!!
zur Propaganda einer Kunst gesammelt, von der sie die Verwirklichung neuer Ideale erwarten. Was ist nun der DADAISMUS?
Das Wort Dada symbolisiert das primitivste Verhältnis zur umgebenden Wirklichkeit, mit dem Dadaismus tritt eine neue Realität in ihre Rechte. Das Leben erscheint als ein simultanes Gewirr von Geräuschen, Farben und geistigen Rhythmen, das in die dadaistische Kunst unbeirrt mit allen sensationellen Schreien und Fiebern seiner verwegenen Alltagspsyche und in seiner gesamten brutalen Realität übernommen wird. Hier ist der scharf markierte Scheideweg, der den Dadaismus von allen bisherigen Kunstrichtungen und vor allem von dem FUTURISMUS trennt, den kürzlich schwachköpfe als eine neue Auflage impressionistischer Realisierung aufgefaßt haben. Der Dadaismus steht zum erstenmal dem Leben nicht mehr ästhetisch gegenüber, indem er alle Schlagworte von Ethik, Kultur und Innerlichkeit, die nur Mäntel für schwache Muskeln sind, in seine Bestandteile zerfetzt.
Richard Huelsenbeck (23 april 1892 -20 april 1974)
De Franse schrijver en politicus Maurice Druon werd geboren op 23 april 1918 in Parijs. Hij schreef voornamelijk historische romans, maar ook een roman voor de jeugd Tistou les pouces verts,. Nadat zijn vader zelfmoord had gepleegd werd hij geadopteerd door zijn stiefvader, de notaris René Druon. Al op zijn 18e jaar begon hij met schrijven, eerst voor kranten en tijdschriften. In de periode 1973/1974 was hij minister van cultuur. Daarna zat hij nog in het parlement. Ook was hij secretaris van de Académie française.
Uit: Tistou mit den grünen Daumen
Da, wenige Schritte vor ihnen, standen die Blumentöpfe alle vor der Mauer aufgereiht, die Tistou vor kaum fünf Minuten mit Erde gefüllt hatte und sie waren voll blühender Blumen! Dass wir uns recht verstehen: Es handelte sich nicht nur um ein bisschen mageres Grünzeug oder um ein paar bleiche und schüchterne Triebe. Nein in allen Töpfen entfalteten sich herrliche, kräftige Begonien und alle diese Begonien zusammen bildeten einen dichten roten Busch. Das ist doch nicht zu glauben, murmelte der alte Gärtner, man braucht doch mindestens zwei Monate, um solche Begonien zu ziehen wie diese hier!
Maurice Druon (23 april 1918 14 april 2009)
De Duitse dichter Friedrich von Hagedorn werd geboren op 23 april 1708 in Hamburg. Vanaf 1726 studeerde hij rechten in Jena. Wegens een lichtzinnige levenswandel en geldgebrek moest hij de studie vroegtijdig afbreken. Als secretaris van een diplomaat verbleef hij twee jaar in Londen. Na zijn terugkeer werd hij secretaris van de handelsvereniging English Court in Hamburg en kon hij zich meer en meer aan het schrijven wijden. Von Hagedorn was een representant van de Duitse Rokoko.
An die Freude
Freude, Göttin edler Herzen!
Höre mich!
Laß die Lieder, die hier schallen,
Dich vergrößern, dir gefallen;
Was hier tönet, tönt durch dich.
Muntre Schwester süßer Liebe!
Himmelskind!
Kraft der Seelen! Halbes Leben!
Ach, was kann das Glück uns geben,
Wenn man dich nicht auch gewinnt?
Stumme Hüter toter Schätze
Sind nur reich.
Dem, der keinen Schatz bewachet,
Sinnreich scherzt und singt und lachet,
Ist kein karger König gleich.
Gib den Kennern, die dich ehren,
Neuen Mut,
Neuen Scherz den regen Zungen,
Neue Fertigkeit den Jungen,
Und den Alten neues Blut.
Du erheiterst, holde Freude!
Die Vernunft.
Flieh auf ewig die Gesichter
Aller finstern Splitterrichter
Und die ganze Heuchlerzunft!
Friedrich von Hagedorn ( 23 april 1708 28 oktober 1754)
In Amsterdam is woensdag de Nederlandse columnist en schrijver Martin Brilop 49-jarige leeftijd overleden. Bril werd op 21 oktober 1959 geboren in Utrecht. Hij schreef sinds oktober 2001 dagelijkse columns in deVolkskrant.Eerder publiceerde hij columns voor Het Parool (over Amsterdam) en Vrij Nederland (over popmuziek, en het later voor tv verfilmde feuilleton Evelien). Veel van zijn stukken werden gebundeld in (vaak thematische) boekvorm. Deze week won Martin Bril nog voor zijn boek De Kleine Keizer de Bob den Uyl Prijs, de jaarlijkse prijs voor het beste literaire en/of journalistieke reisboek. Hij doet daarin verslag van zijn fascinatie voor Napoleon. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2008.
Uit: Mannen van de dood
Ze lachten, de heren, maar toch staken ze dreigend af tegen de zomerse hemel en ze leken zich ineens ook ongemakkelijk te voelen in hun rol uitgerekend op een mooie dag als vandaag moesten zij hun werk doen, en erg ver waren ze zelf trouwens ook niet meer verwijderd van hun einde. Het besef was ineens daar.
Ze vervolgden hun weg.
Maar er was iets veranderd. Ze waren nu in hun rol. De gezichten stonden plechtig en uitgestreken, de man die zijn hoed in de hand had gehouden, zette hem met een zwierig gebaar weer op. Ze liepen perfect met elkaar in de pas, het zouden broers kunnen zijn. Of had het beroep hen zo dichtbij elkaar gebracht? Ze leken wel één en alle kraaien tegelijk.
Ze werden bekeken.
De oude man op het bankje naast de ingang had de kraaien over de brug zien komen. Een vreemd soort opwinding maakte zich van hem meester nu ze zijn kant op kwamen. Hij kende ze, hij wist waar ze voor kwamen, ze brachten leven in de brouwerij. Ze hielden halt toen ze bij hem waren, gaven hem hen een hand, klopten hem op de schouder. Ze lachten toen hij een grap maakte, ongetwijfeld in de trant van Jullie komen zeker voor mij hè... De dames verderop keken nadrukkelijk de andere kant op.
Na nog een paar woorden gingen de kraaien verder, het verzorgingstehuis in. In de deuropening namen ze gelijktijdig hun hoed af. Hier woont de dood, zeiden hun smalle ruggen, ook op zonnige dagen.
The cradle rocks above an abyss, and common sense tells us that our existence is but a brief crack of light between two eternities of darkness. Although the two are identical twins, man, as a rule, views the prenatal abyss with more calm than the one he is heading for (at some forty-five hundred heartbeats an hour). I know, however, of a young chronophobiac who experienced something like panic when looking for the first time at homemade movies that had been taken a few weeks before his birth. He saw a world that was practically unchangedthe same house, the same peopleand then realized that he did not exist there at all and that nobody mourned his absence. He caught a glimpse of his mother waving from an upstairs, and that unfamiliar gesture disturbed him, as if it were some mysterious farewell. But whatparticularly frightened him was the sight of a brand-new baby carriage standing there on the porch, with the smug, encroaching air of a coffin; even that was empty, as if, in the reverse course of events, his very bones haddisintegrated.
Such fancies are not foreign to young lives. Or, to put it otherwise, first and last things often tend to have an adolscent noteunless, possible, they are directed by some venerable and rigid religion. Nature expects a full-grown man to accept the two black voids, fore and aft, as solidly as he accepts the extraordinary visions in between. Imagination, the supreme delight of the immortal and the immature, should be limited. In order to enjoy life, we should not enjoy it too much.
I rebel against this state of affairs. I feel the urge to take my rebellion outside and picket nature. Over and over again, my mind has made colossal efforts to distinguish the faintest of personal glimmers in the impersonal darkness on both sides of my life. That this darkness is caused merely by the walls of time separating me and my bruised fists from the free world of timelessness is a belief I gladly share with the most gaudily painted savage. I have journeyed back in thoughtwith thought hopelessly tapering off as I wentto remote regions where I groped for some secret outlet only to discover that the prison of time is spherical and without exists.
De eersten die de ruiters het drijfzand van Morecambe Bay zagen oversteken waren Harry Martin en Bonifacius Baker, staljongens van Swarthmoor Hall. Het was de eerste echt warme dag na Sinte Margriet; de rijknechts, de tuinlieden, zelfs sinjeur Woodhouse, de huismeester, waren na het middagmaal naar bed gegaan om een dutje te doen, allemaal zo loom van de ongewone hitte dat niemand eraan gedacht had de jongens een karweitje op te dragen. Ze hadden van de gelegenheid geprofiteerd door op hun kouse-voeten naar buiten te sluipen, klompschoenen in de hand, en snel en geluidloos langs de muren van de binnenplaats te rennen, langs de duiven die in de schaduw opeengedromd zaten, te doezelig om op te fladderen of zelfs maar te koeren. Ze riskeerden de roede, afgezien van de straf die hen voor spijbelen zou worden opgelegd, toen zij dwars door de verboden rozentuin met de weelderige bloembedden van mevrouw Fell de boomgaard inholden, waar ze als jonge honden met grote sprongen door het tot de heupen reikende, met johannesbloemen bezaaide gras naar het hoge booghek van de ingangspoort snelden en naar buiten, de verlaten, woeste heide op.
Ze gingen naar meikevers zoeken, waar het in juni van wemelde en die een hoop geld waard waren als je ze had afgericht om wagentjes te trekken of tredmolentjes aan het draaien te brengen; ze vormden een van de attracties van iedere dorpsjaarmarkt. De jongens dartelden over de heide, zonder iets te merken van de zich snel opstapelende donderwolken die van de bergen in het noorden kwamen aandrijven. Er waren volop meikevers te zien, die met snorrende vleugeltjes van bremstruik naar bremstruik fladderden, maar zo vroeg in het jaar waren ze nog te kwiek om zich te laten vangen. Dus begonnen de jongens naar vogelnestjes te zoeken, vooral die van de heidehupper, want als je de kuikentjes eruit haalde en een paar weken met kleine insekten voedde en ze dan met een roodgloeiende naald blind maakte, gingen ze zingen en dan kon je ze op de markt verkopen.
Hier vloeien aarde en hemel samen in 't smelten der verblinde zon.
Hier bij de sprankelende bron gaf God de dingen namen.
Hier is de sappenstroom, hier is het bloed der aarde en geurt de lucht zoo zoet.
Maar wiegend in een smalle boot vaart wit en peinzende de dood.
La noue
I
Nabij kuitetende neusvis en barbeel
ligt zij op slib van de rivier,
de handen in water en bloeiend wier.
Zijzelf iets tussen slijmvis en plateel,
een dun en ademend ovaal
van verend vlees in een verlicht foedraal.
De losgeraakte geur van geiteblad
opent haar dieper dan mijn woord vermag
terwijl ik haar van bloem en twijg gerief.
Ik zeg haar wel hoe op een ochtend ik hier zat
en voor mijn neus een rosse muishond zag,
maar niet dat op zo'n uur mijn moeder stierf.
Jos de Haes (22 april 1920 1 maart 1974)
De Indiase schrijver Chetan Bhagat werd geboren op 22 april 1974 in New Dehli. Bhagat werkt voor een grote bank. Van zijn hand verscheen het boek One Night @ The Call Center dat inmiddels verfilmd is in Bollywood, met louter sterren in de hoofdrol.Na 11 jaar in Hong Kong gewoond te hebben, verhuisde Bhagat naar Mumbai. Daar woont hij nu sinds 2008, waar hij werk heeft gevonden bij een investeringsmaatschappij. Bhagat is getrouwd en vader van een tweeling.
Uit: One Night @ The Call Center
The night train ride from Kanpur to Delhi was the most memorable journey of my life. For one, it gave me my second book. And two, it is not everyday you sit in an empty compartment and a young, pretty girl walks in.
Yes, you see it in the movies, you hear about it from friends' friends but it never happens to you. When I was younger, I used to check the reservation chart stuck outside a train bogie to see all the female passengers near my seat (F-17 to F-25 is what I'd look for most). Yet, it never happened. In most cases, I shared my compartment with talkative women, snoring men and wailing infants.
But this night was different. Firstly, my compartment was empty. The railways had just started this new summer train and nobody knew about it. Secondly, I was unable to sleep.
I had come to IIT Kanpur for a talk. Before leaving, I drank four cups of coffee in the canteen chatting with the students. Bad idea, given it was going to be boring to spend eight insomniac hours in an empty compartment. I had no magazines or books to read. I could hardly see anything out of the window in the darkness. I prepared myself for a silent and dull night. Of course, it was anything but that.
She walked in five minutes after the train had left the station. She opened the curtains of my enclosure and looked puzzled.
"Is coach A4, seat 63 here? she said.
The yellow lightbulb in my compartment had a mood of its own. It flickered as I looked up to see her.
"Huh.., I said as I saw her face. It was difficult to withdraw from the gaze of her eyes.
"Actually it is. My seat is right in front of you, she said and heaved her heavy suitcase on the upper berth . She sat down on the lower berth opposite to me, and gave out a sigh of relief.
Chetan Bhagat (New Dehli, 22 april 1974)
De Zwitstserse schrijver en musicus Peter Weber werd geboren op 22 april 1968 in Wattwil / Toggenburg. Na zijn schooltijd woonde hij in Zürich. Daar werkte hij aan verschillende projekten met musici uit verschillende genres samen. In 1993 verscheen zijn eerste roman Der Wettermacher. In 2008 ontving hij de Alemannischer Literaturpreis voor Die melodielosen Jahre.
Uit: Bahnhofsprosa
Ich sitze in der Bahnhofshalle im üppig aufwachsenden Gerede, das zum Gebrabbel wird, die Decke entlang ufert. Wieder und wieder hatte ich festgestellt, daß es im Hauptbahnhof Orte gibt, an denen das Gerede aufwächst wie in der Sixtinischen Kapelle, wo es ein einmaliges Gerede gibt, zusammengesetzt aus Sprachen aller Welt. Laute der unterschiedlichsten Formung verbinden sich zu einem Brei, der Blasen treibt, steigt, als würde er hochgekocht werden von geheimem Feuer, bald an der Decke anschwappt, Wellen wirft, die zu Winden werden, die man Sprechwinde nennt. In diesen Sprechwinden, die stark variieren, bei hohem Anteil Deutschsprechender oder Englischsprechender zu Turbulenzen werden, bleibt einiges an Feuchtigkeit, teils des Atems, teils des Speichels wegen. Die Feuchtigkeit in den Sprechwinden ist Gift für die Farben der Fresken und wird ursächlich in Verbindung gebracht mit dem Gilb, der sich, von der Decke her, die Wände hinabgefressen hat. Sprechwinde sind dem Gilb günstige Nahrung, ja je mehr geredet wird in der Sixtinischen Kapelle, desto eifriger frißt er sich herab, als würde er sich nähren von den Staunlauten, den Steigerungsformen, den sich wiederholenden Ausrufen des Kaum-zu-Glaubens, die zur Decke geschickt werden. Das geheime Feuer, das dieses Gerede aufheizt, ist die freigewordene Hitze der Sprechladungen der Reisenden aus aller Welt, je größer die Worte, die ihnen aus größer werdenden Mündern kommen, desto heftiger werden die Sprechwinde, und zu immer gröberen Verallgemeinerungen lassen sich die Menschen aus aller Welt hinreißen, nur Großes, Wichtiges, Bedeutsames hört man, die Hälse leeren sich, immer neues Sprechholz lagert sich ab, woraus sich das Feuer selbstredend speist. Benommene sitzen die Wände entlang auf den immervollen Bänken im Hall und starren in die Höhe, sie sind gefahren, geflogen, durch unzählige Säle und Gänge geeilt, vor ihren Augen beginnen sich die gemalten Figuren zu regen.
Thommie Bayer, Ana MarÃa Shua, Louise Glück, Michael Schulte, Cabrera Infante
De Duitse schrijver, musicus en schilder Thommie Bayer werd geboren op 22 april 1953 in Esslingen am Neckar. Van 1972 tot 1978 studeerde hij schilderkunst aan de Staatlichen Akademie der Bildenden Künste Stuttgart. Vanaf 1974 trad hij ook op als zanger. In 1979 had de Thommie Bayer Band met de song Der letzte Cowboy kommt aus Gütersloh het grootste succes. Na de scheiding van zijn eerste vrouw trok hij in de jaren tachtig naar Freiburg im Breisgau waar hij zich op het schrijven toelegde. Als zijn hoofdwerk wordt wel zijn roman uit 1991 Das Herz ist eine miese Gegend beschouwd. In 1992 ontving hij de 1992 de Thaddäus-Troll-Preis
Uit: Eine kurze Geschichte vom Glück
Der Anruf kam kurz nach elf. Ich hatte bis dahin schon sieben Zigaretten geraucht, trank eben den vierten Espresso und dachte darüber nach, ob ich ein Aspirin schlucken sollte. Falls mein Kopfweh von dem billigen Wein herrührte, den ich am Abend zuvor getrunken hatte, dann würde es auch so weggehen - aber wenn es am Wetter lag, der bleigrauen Wolkenwand, die sich von Westen, von Frankreich her, langsam näher schob, aber partout nicht ankommen wollte, dann nähme es zu und überschritte bald den Punkt, an dem keine Tablette mehr hilft. In diesem Fall musste ich rechtzeitig gegensteuern. Schmerzmittel sind Drogen, ich gehe sparsam damit um, weil ich nicht in Abhängigkeit geraten will. Nicht auch noch davon. Alkohol, Zigaretten und Kaffee, das ist genug. Laster braucht der Mensch, die unterscheiden ihn vom Roboter, aber man muss auch seine Grenzen kennen.
Ich konnte es nicht lassen, immer wieder Weine vom Discounter zu probieren, obwohl ich nur alle Schaltjahre mal einen anständigen fand - fast immer war es gefärbtes Wasser mit Fusel, Kirschsaft mit Bitterstoff oder anderer flüssiger Müll. Und ich trank diesen Müll, anstatt ihn wegzuschütten, weil ich so viel Soße nicht kochen konnte und der Überzeugung war, Wein sollte nur auf dem Umweg durch den menschlichen Körper in den Wasserkreislauf zurückgelangen. Immer nach solchen Selbstversuchseskapaden kehrte ich eine Zeit lang reumütig zu meinem Sechs-Euro-Cabernet aus dem Bioladen zurück, bis mich wieder die Sparwut juckte und ich dachte, die Regale sind voll, da muss doch einer trinkbar sein.
Thommie Bayer (Esslingen am Neckar, 22 april 1953)
De Argentijnse dichteres en schrijfster Ana María Shua werd geboren op 22 april 1951 in Buenos Aires. Haar eerste bundel El sol y yo publiceerde zij toen zij 16 jaar was. In Buenos Aires studeerde zij kunstgeschiedenis en literatuur. Tijdens de militaire dictatuur leefde zij in ballingschap in Frankrijk. Terug in Argentinië in 1980 publiceerde zij haar eerste roman Soy paciente. In 1984 verscheen La sueñera, een verzameling mini-verhaaltjes. Dit genre bleef zij de daaropvolgende jaren beoefenen.
Uit: Microfictions
Matches
Matches are nothing like ants. Their ways are flickery and nocturnal, hardly gregarious, and they refuse to be part of a collective society in which every members life is of little importance. Every time one lights up, its an individual per-sonality that goes out. They will only accept you if youre willing to have your head explode in an instant thats abso-lute, orgasmic, final, whose presumed ecstasy its impossi-ble to be sure of beforehand.
Flattery
This isnt the work of a human being, says the gentleman in the frock coat, looking closely at the deep and bloody marks left buried in the flesh. Come on, what a flatterer, youre exaggerating, I tell him, modest, my claws buried in my pockets.
Vertaald door Steven J. Stewart
Ana María Shua (Buenos Aires, 22 april 1951)
De Amerikaanse dichteres, essayiste en schrijfster Louise Elisabeth Glück werd geboren op 22 april 1943 in New York. In 1961 deed ze haar eindexamen aan de George W. Hewlett High School, in Hewlett, New York. Daarna studeerde zij o.a. aan de Columbia University. Glück won de Pulitzer Prize for Poetry in 1993 voor The Wild Iris. Zij doceerde o.a. aan het Williams College in Williamstown en aan Yale University. In 2008 ontving zij de Wallace Stevens Award.
A Fantasy
I'll tell you something: every day
people are dying. And that's just the beginning.
Every day, in funeral homes, new widows are born,
new orphans. They sit with their hands folded,
trying to decide about this new life.
Then they're in the cemetery, some of them
for the first time. They're frightened of crying,
sometimes of not crying. Someone leans over,
tells them what to do next, which might mean
saying a few words, sometimes
throwing dirt in the open grave.
And after that, everyone goes back to the house,
which is suddenly full of visitors.
The widow sits on the couch, very stately,
so people line up to approach her,
sometimes take her hand, sometimes embrace her.
She finds something to say to everbody,
thanks them, thanks them for coming.
In her heart, she wants them to go away.
She wants to be back in the cemetery,
back in the sickroom, the hospital. She knows
it isn't possible. But it's her only hope,
the wish to move backward. And just a little,
not so far as the marriage, the first kiss.
Louise Glück (New York, 22 april 1943)
De Duitse schrijver en vertaler Michael Schulte werd geboren op 22 april 1941 in München. In zijn jeugd verbleef hij een tijd in Damascus. Ook was hij een jaar lang als uitwisselingsstudent in de VS. Hij studeerde germanistiek, geschiedenis en filosofie in Göttingen en Frankfurt am Main. Hij brak die studies af en leefde toen als zelfstandig schrijver in Duitsland. In 1982 trok hij weer voor een jaar naar de VS (New York en Santa Fe). Na weer een tijd Duitsland vertrok hij begin jaren negentig opnieuw voor vier jaar Naar de VS.
Uit: Ich freu mich schon auf die Hölle
Das Fach Turnen gab es nicht in der Schule, auf die ich schließlich geschickt wurde, die übrigens keine französische oder arabische war, wo ich noch mühelos ein oder zwei Fremdsprachen hätte erlernen können, sondern eine Zwergschule, die von einer österreichischen Volksschullehrerin, einer gewissen Frau Mariani, und ihrem bemerkenswert vertrottelten Schwiegervater Bobby, Nervenarzt seines Zeichens, eigens für die Kinder der in Damaskus lebenden Deutschen ins Leben gerufen worden war. Meinem Stiefvater war ein gutes Dutzend anderer Deutscher beigesellt, ehemalige Offiziere vorwiegend, die nicht mit der Ausbildung der Soldaten, sondern mit Verwaltungs- und Organisationsaufgaben befasst waren. Und all diese Offizierskinder trippelten Morgen für Morgen in das Institut der Wiener Pädagogin.
Frau Mariani unterrichtete Deutsch und Englisch. Nach zwei Jahren konnten wir folgenden Satz hersagen: 'A polite little boy always says: Good morning mother, good morning father.' Der Bobby, Haarbüschel in de nOhren, schiefe Absätze, den Hosenbund kurz unter den Brustwarzen, unterrichtete Rechnen und Erdkunde. Alle anderen Fächer waren entweder für die Zukunft vorgesehen oder Frau Mariani und ihrem Bobby unbekannt.
Michael Schulte (München, 22 april 1941)
München (Geen portret beschikbaar)
De Cubaanse schrijver Guillermo Cabrera Infante werd geboren op 22 april 1929 in Gibara, Cuba. Als enthousiast cineast richtte hij in 1951 op Cuba de cinemateek op. In 1952 zat hij een tijd in de gevangenis omdat hij verhalen had gepubliceerd die het regime niet bevielen. Aanvankelijk was hij een aanhanger van Castro. Toen bleek dat hij tegen een verbod op boeken was zond Castro hem als cultureel attachée naar Brussel. In 1965 liepen de spanningen op en Cabrera Infante in ballingschap, eerst naar Madrid, later naar Londen. Zijn eerste roman Tres tristes tigres verscheen in 1967. In 1997 ontving hij de belangrijke Premio Cervantes.
Uit: View of Dawn in the Tropics (Vertaald door Suzanne Jill Levine)
The comandante gave him a story to read. In it a man would go into the bathroom and spend hours locked inside it. The wife worried about what her husband was doing in the bathroom for such a long time. One day she decided to find out. She climbed out the window and walked along the narrow ledge that went around the house. She slid up to the bathroom window and looked in. What she saw stunned her: her husband was sitting on the toilet and had a revolver in his hand with the barrel in his mouth. From time to time he took the barrel of the gun out of his mouth to lick it slowly like a lollipop.
He read the story and gave it back to its author without further comment or perhaps with an offhand comment. What makes the story particularly moving is the fact that its author, the comandante, committed suicide seven years later by shooting himself in the head. So as not to wake his wife, he wrapped the gun in a towel.
Guillermo Cabrera Infante (22 april 1929 21 februari 2005)
Ludwig Renn, James Philip Bailey, Robert Choquette, Madame de Staël, Henry Fielding
De Duitse schrijver Ludwig Renn (eig. Arnold Friedrich Vieth von Golßenau) werd geboren op 22 april 1889 in Dresden. Tijdens WO I vocht hij aan het Westers front. Zijn ervaringen verwerkte hij in zijn roman Krieg uit 1928. Renn studeerde rechten, economie, kunstgeschiedenis en filosofie in Göttingen en München. Toen hij door de nazis werd aangevallen legde hij zijn adelijke titels neer, noemde hij zich naar de held van zijn roman en sloot hij zich bij de communisten aan. In 1936 ging hij naar Spanje waar hij aan de kant van de republikeinen streed als lid van de 11e Internationale Brigade. Na de nederlaag ging hij naar Mexico in ballingschap. In 1947 vestigde hij zich in de DDR.
Uit:Krieg
Von meinen Leuten hatten zwei die Sohlen von den Schnürschuhen geschnitten und nach der Heimat geschickt, weil es dort kein Leder mehr gab. Ich meldete das Lamm. Er befahl eine Durchsicht des ganzen Schuhwerks. Bei den anderen Zügen, bei denen ältere Leute und mehr Familienväter waren als bei mir, fehlte noch viel mehr. ...
Besser sprach auch immer von dem unsinnigen Krieg, und man müsste einfach streiken und nicht mitmachen. Ich sagte einmal dem Hartenstein: "Weshalb verkehrst Du nur mit dem?" Hartenstein lachte: "Weil das der beste Mensch von der Welt ist. Der redet nur so, aber wenn´s drauf ankommt, da sollst Du mal sehen, wie der mitmacht!" Aber auch mir wurde der Krieg immer verdächtiger.
Ludwig Renn (22 april 1889 21 juli 1979)
Joris Ivens, Ernest Hemingway en Ludwig Renn 1936 tijdens de Spaanse Burgeroorlog.
De Engelse dichter James Philip Bailey werd geboren op 22 april 1816 in Nottingham. Hij studeerde in Glasgow rechten en werd in 1840 advocaat. Hij besteedde zijn tijd echter hoofdzakelijk aan dichten en had succes met zijn 1839 uitgegeven Festus, een bewerking van de Faustsage, en met "The angel world" (1850).
We live in deeds . . .
WE live in deeds, not years; in thoughts, not breaths;
In feelings, not in figures on a dial.
We should count time by heart-throbs. He most lives
Who thinks most, feels the noblest, acts the best.
And he whose heart beats quickest lives the longest:
Lives in one hour more than in years do some
Whose fat blood sleeps as it slips along their veins.
Life's but a means unto an end; that end,
Beginning, mean, and end to all things -- God.
The dead have all the glory of the world.
James Philip Bailey (22 april 1816 6 september 1902)
De Canadese dichter, schrijver en diplomaat Robert Choquette werd geboren op 22 april 1905 in Manchester, New Hampshire. Zijn familie verhuisde naar Montreal in 1914. In 1925 publiceerde hij de bundel À travers les vents, waar hij een jaar later de Prix David voor ontving. Deze prijs sleepte hij in 1932 opnieuw in de wacht, toen voor de bundel Metropolitan museum. In 1935 schreef hij zijn eerste radiofeuilleton Le Curé du village (1935-1938). In 1964 werd hij consul-generaal in Bordeaux. Van 1968 tot 1970 was hij ambassadeur voor Argentinië, Uruguay en Paraguay.
VIVRE ET CRÉER
Ah ! le mal de créer obsède ma jeunesse !
Je voudrais me refaire, afin d'être plus fort
Et meilleur et plus pur, et pour que je renaisse
Et que je vive encor lorsque je serai mort
Vivre ! baigner mon coeur dans l'aurore ineffable !
Chanter la mer profonde et les arbres épais
Jusqu'à ce que la voix de mon corps périssable
Invente un cri d'amour qui ne mourra jamais !
Vivre ! Vivre ! éclater les chaînons de la chaîne !
D'un grand coup d'aile atteindre au flamboiement de Dieu,
Y ravir l'étincelle et faire une oeuvre humaine
Qui soit presque divine et pareille au ciel bleu !
Oh ! l'infini du ciel m'étreint. Mon coeur avide
Tel l'éponge des mers se gonfle et se remplit.
Mais ma bouche qui s'ouvre est comme un antre vide
Où la morne impuissance habite et fait son lit;
Et ma langue se meut comme l'algue marine
Que retient par les pieds le rocher triomphant ;
Et quand mon coeur ému se heurte à ma poitrine
Ma langue balbutie un murmure d'enfant.
Robert Choquette (22 april 1905 22 januari 1991)
Je ne sais, mylord, si vous me trouverez trop de confiance en moi-même, ou si vous rendrez justice aux motifs qui peuvent excuser cette confiance. Hier je vous ai entendu dire que vous naviez point encore voyagé dans Rome, que vous ne connaissiez ni les chefs duvres de nos beaux arts, ni les ruines antiques qui nous apprennent lhistoire par limagination et le sentiment ; et jai conçu lidée doser me proposer pour guide dans ces courses à travers les siècles.
Sans doute Rome présenterait aisément un grand nombre de savants dont lérudition profonde pourrait vous être bien plus utile ; mais si je puis réussir à vous faire aimer ce séjour, vers lequel je me suis toujours sentie si impérieusement attirée, vos propres études achèveront ce que mon imparfaite esquisse aura commencé.
Beaucoup détrangers viennent à Rome, comme ils iraient à Londres, comme ils iraient à Paris, pour chercher les distractions dune grande ville ; et si lon osait avouer quon sest ennuyé à Rome, je crois que la plupart lavoueraient ; mais il est également vrai quon peut y découvrir un charme dont on ne se lasse jamais. Me pardonnerez-vous, mylord, de souhaiter que ce charme vous soit connu ?
Sans doute il faut oublier ici tous les intérêts politiques du monde ; mais lorsque ces intérêts ne sont pas unis à des devoirs ou à des sentiments sacrés, ils refroidissent le cur. Il faut aussi renoncer à ce quon appellerait ailleurs les plaisirs de la société ; mais ces plaisirs, presque toujours, flétrissent limagination. Lon jouit à Rome dune existence tout à la fois solitaire et animée, qui développe librement en nous-mêmes tout ce que le ciel y a mis . Je le répète, mylord, pardonnez-moi cet amour pour ma patrie, qui me fait désirer de la faire aimer dun homme tel que vous ; et ne jugez point avec la sévérité anglaise les témoignages de bienveillance quune italienne croit pouvoir donner, sans rien perdre à ses yeux, ni aux vôtres. »
Madame de Staël (22 april 1766 Parijs, 14 juli 1817)
Portret doorFrançois Gérard
De Engelse schrijver Henry Fielding in Glastonbury op 22 april. Fielding bezocht de public school in Eton en studeerde klassieke talen in Leiden. Na zijn terugkeer begon hij te schrijven voor het theater. De blijspelen die hij produceerde (Tom Thumb, 1730 en Pasquin, 1736) waren satirisch van karakter. Hij zette zich in zijn werk af tegen de regering van Sir Robert Walpole. Toen, mede als gevolg hiervan, het Haymarket Theatre (waar Fieldings stukken werden opgevoerd) in 1737 werd gesloten, stopte hij met het schrijven voor het toneel. Hij hervatte zijn rechtenstudie en werd in 1740 advocaat en in 1748 vrederechter. Hij stopte echter niet met het schrijven van satirisch werk. Zijn Tragedy of Tragedies over het leven van Tom Thumb had als gedrukt toneelstuk veel succes. Ook publiceerde hij bijdragen in tijdschriften. Zijn doorbraak kwam er in 1741 met Shamela, een parodie op het melodramatische 'Pamela' van Samuel Richardson.In 1743 trouwde hij met Charlotte Cradock en verscheen zijn eerste roman, The History of the Life of the Late Mr Jonathan Wild the Great, ook weer een satirisch werk over Robert Walpole. Fieldings bekendste werk is Tom Jones (1749), een schelmenroman over een vondeling die het ver weet te schoppen.
Uit: The History of Tom Jones, a Foundling
THAT propense inclination which is for very wise purposes implanted in the one sex for the other, is not only necessary for the continuance of the human species; but is, at the same time, when governed and directed by virtue and religion, productive not only of corporeal delight, but of the most rational felicity.
But if once our carnal appetites are let loose, without those prudent and secure guides, there is no excess and disorder which they are not liable to commit, even while they pursue their natural satisfaction; and, which may seem still more strange, there is nothing monstrous and unnatural, which they are not capable of inventing, nothing so brutal and shocking which they have not actually committed.
Of these unnatural lusts, all ages and countries have afforded us too many instances; but none I think more surprising than what will be found in the history of Mrs. Mary, otherwise Mr. George Hamilton.
Yet even in those days of scarcity there were curates: the precious plant was rare, but it might be found. A certain favoured district in the West Riding of Yorkshire could boast three rods of Aaron blossoming within a circuit of twenty miles. You shall see them, reader. Step into this neat garden-house on the skirts of Whinbury, walk forward into the little parlour--there they are at dinner. Allow me to introduce them to you:--Mr. Donne, curate of Whinbury; Mr. Malone, curate of Briarfield; Mr. Sweeting, curate of Nunnely. These are Mr. Donne's lodgings, being the habitation of one John Gale, a small clothier. Mr. Donne has kindly invited his brethren to regale with him. You and I will join the party, see what is to be seen, and hear what is to be heard. At present, however, they are only eating; and while they eat we will talk aside. These gentlemen are in the bloom of youth; they possess all the activity of that interesting age--an activity which their moping old vicars would fain turn into the channel of their pastoral duties, often expressing a wish to see it expended in a diligent superintendence of the schools, and in frequent visits to the sick of their respective parishes. But the youthful Levites feel this to be dull work; they prefer lavishing their energies on a course of proceeding, which, though to other eyes it appear more heavy with ennui, more cursed with monotony, than the toil of the weaver at his loom, seems to yield them an unfailing supply of enjoyment and occupation.
Le petit marquis de Benamou possédait la science des courbes et parvenait à enjôler. Il fut cependant confiné dans une annexe du Château, face aux appartements privés en réfection, de l'autre côté de la rue. Aussitôt posé, il gonfla ses plumes et bomba son bréchet à la façon des dindonneaux. Il couvrit de médailles et de rubans l'acteur et le réalisateur d'un film tiré de son ouvrage sur le défunt monarque qu'il avait adulé en nécrophage, puis, dans la foulée, dix journalistes convenables aux yeux du Prince puisqu'ils passaient fort bien le cirage et la brosse. Notre petit marquis savait, pour l'éprouver lui-même, que les gens de peu savourent la gloriole sous forme de hochets, autant que les enfants leurs sucreries. Ces cérémonies n'empêchaient pas le petit marquis de progresser dans la goujaterie et le paraître. Il se rendit un jour à l'hôtel Raphaël où il faisait bon se montrer, s'installa de son propre chef à la meilleure table. M. Bertrand, célèbre maître des cocktails, mondialement connu et que saluaient les habitués de l'établissement, osa s'approcher et signifia avec déférence que cette place était réservée depuis le matin à un autre illustre. Quoi? Qu'y avait-il? De quel droit? Notre petit marquis étouffa de colère: ne l'avait-on pas reconnu? Savait-on quel il était? Son rôle influent, sa puissance? Comment osait-on lui demander de changer de fauteuil mou? Comment? Un malotru voulait l'asseoir à la table voisine, qu'il n'avait pas élue? Outrecuidance! Manque de tact! Il lança au visage de M. Bertrand une pleine écuelle de cacahuètes, sortit sur une colère qui résonna dans ces lieux feutrés, menaça de féroces représailles; rentré dans son annexe avec ses gardes du corps qui cachaient leur amusement, il tempêta, cria, se roula sur la moquette et, entre deux hoquets, voua l'insolent barman aux flammes de l'Enfer. »
He wants the holly tree cut down to size, the holly tree where the birds are sound, and safe from his cat whose snickering impersonation of birdsong - more like the din a mincer makes - fools no-one, and charms nothing out of the trees.
He wants us to tidy up the pyracantha sprouting its fire-thorns and berry-laden fractals, and clip the brambles, the lilacs, everything wild. Next he'll want the hedgehog's spikes filed down, the moles claws bound up with green twine
already he's replaced his own hair with ginger nylon. His light he says is being blocked. It's dark where he is. He has a point so many deaths in these few houses, it's like something loosed from the bible. One lucky escape, though:
the bearded roofer, one along, who lost his footing, high on the scaffolding, and fell, with his deck of tiles, on his shoulder and skull. Sometimes tears come to his eyes for no reason he can think of, but now the sun's out he sits again
on the patio, plucking from his banjo some Appalachian strand of evergreen bluegrass then an Irish reel where his fingers scale a glittering ladder like a waterfall so even the songbirds hush in the holly tree.
On/Off
The switch stuck through the lampstand's neck
like an arrow shaft of walrus ivory
in a Welsh epic
has lost its feathers and its head.
Peacock feathers and a gold head.
Its Fiat Lux
with a length of flex,
its shift, its crick has made me
blink like a lemur at the lack
of the moon or a star
or a thing between. But it's good
how someone takes off their earrings
with the motion of shelling a pea.
A tiny snap. Like the hasp-click
of a calyx
at the press of a picker's thumb.
A sound like lifting an airtight lid
or a pin dropping in a pyramid.
Then the lobe's set free
and breathes with delight
to shed the slight weight
of the earrings.
Earrings that might be twin filaments,
a pair of ball-bearings
or a hammock-faced moon and a tarnished star.
Jamie McKendrick (Liverpool, 1955)
De Engelse schrijver John Mortimer werd geboren op 21 april 1923 in Londen. Hij studeerde aan de Universiteit van Oxford, Brasenose College. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef hij scenario's voor draaiboeken voor propagandafilms. In 1948 begon hij te werken als advocaat en ongeveer tegelijkertijd begon hij zijn carrière als schrijver. Hij schreef talrijke romans, korte verhalen, theaterstukken en scenario's. Mortimers bekendste schepping is de figuur van de excentrieke advocaat Horace Rumpole, die in 1975 voor het eerst verscheen in Rumpole of the Bailey. Rumpoles avonturen werden ongeveer gelijktijdig uitgebracht als kort verhaal en als televisieserie, met de Australische acteur Leo McKern in de titelrol. Na McKerns dood in 2002, kwam er een vervolg met Timothy West. Zie ook mijn blog van 17 januari 2009.
Uit: Rumpole and the Brave New World
At my age I'm about as far from childhood as it's possible to be. I'm nearer toppling off the peg than joining in adolescent games, but there was one case which gave me an alarming and, I hope, interesting insight into the world of the youth of today.
It began when one of Hilda's innumerable relatives, her niece Cynthia, a student at Oxford, was taking part in a performance of The Messiah and sent an invitation to Hilda saying that she wished we would both come. Naturally I did my best to have an important legal fixture on the date specified, but work was as plentiful as Manhattan cocktails in the desert. When I told Hilda that my practice was more important than the concert she went down to my chambers and checked up with Henry, my clerk, in the most treacherous manner. I was therefore condemned to the oratorio. So I was to be found on that particular Thursday, not in number one court in the Old Bailey, or even before the Snaresbrook magistrate, but in the vast auditorium which is the Sheldonian theatre in Oxford. It was there, many years ago, that I had taken my degree, kneeling and being bumped on the head with a Bible.
I can remember my days at Keble College as peaceful and untroubled, and I can't say that I was taught anything that would help me to become known throughout the Temple as one of the deadliest cross-examiners in the trade. Instead, the tutors and lecturers wanted to discuss property laws, the more obscure provisions of banking acts and rights of way.
Meira Delmar, Peter Schneider, Michael Mann, Népomucène Lemercier
De Columbiaanse dichteres Meira Delmar (eig. Olga Isabel Chams Eljach) werd geboren inBarranquilla op 21 april 1922. Meira del Mar (studeerde muziek aan het conservatorium Pedro Biava van de universiteit van Atlántico en kunstgeschiedenis en literatuur in Rome. Gedurende 36 jaar was zij hoofd van de Biblioteca Pública Departamental del Atlántico. Voor haar werk ontving zij diverse onderscheidingen, zols een eredoctoraat van de universiteit van Atlanticó, het "Simón Bolívar"-ereteken van het ministerie van nationale opvoeding en de nationale prijs voor poëzie.
The flowering tree
Against the blue of the sky the sky so clean
that seems to be washed by the hands of God
How well the tree looks , softly inclined
under the rosy weight of his flowering branches!
I see him leaning his forehead on the white panes
of the window; and he reminds me,
all full of flowers, butterflies and trills¸
of a small poem he used to recite . . .
Who knows of the things the moon tells him
when she comes at night to talk with him!
Many a time Ive seen him ecstatic listening to her
strangely peaceable until dawn comes . . .
And the breeze no longer runs naked through the fields!
He, every morning, when he sees her walk by,
throws such a pretty satin cape
over her shoulder, in a gentle gesture.
We have been, for some time, the best of friends!
And I, who never tell anybody of my secret love,
have let his soul come near to my lips . . .
and have given everything to the good, flowering tree!
Death, in Venice,
they take on a trip
like a bride.
Between two blues
the mournful gondola
glides,
covered by slow velvets,
and you hardly perceive
the light thud
of one dip of an oar and then another.
Slowly, follows
like a floating garden,
the one carrying the farewell
made of roses
from friends.
And the mourners close
the cortège,
that is lost in the sea.
Accompanying them,
with its finger on its lips,
silence.
Not far off, the island waits.
Behind the rosy wall
that encloses it
cypresses ascend, tall
and dark.
Vertaald door Nicolás Suescún
Meira Delmar (21 april 1922 - 18 maart 2009)
De Duitse schrijver Peter Schneider werd geboren in Lübeck op 21 april 1940. Van 1945 tot 1950 woonde hij in Grainau nabij Garmisch-Partenkirchen en daarna in Freiburg im Breisgau. Hij studeerde germanistiek, geschiedenis en filosofie in Freiburg en München. In 1962 ging hij in Berlijn verder studeren. Hij werd een van de woordvoerders van de Berlijnse studentenbeweging. Zijn roman Lenz werd in 1973 een cultboek van teleurgesteld links. Het beschreef het falen van de utopie en de revolte.Naast verhalen schrijft Schneider ook verhalen, hoorspelen en essays.
Uit: Skylla
Damals, als ich zum ersten Mal auf dem Hügel stand, habe ich mir gewünscht, auf ihm alt zu werden. Jetzt bin ich so alt, wie ich nie werden wollte, und frage mich, was ich mir damals gewünscht habe.
Wenn ich am Nachmittag vom Meer zurückkehre und die Sonne sich dort im Nussbaum fängt, sich in der Baumkrone rot aufbläht und den ganzen Horizont zum Glühen bringt, und dann in ungeheurem Tempo man kann gerade mal bis zwanzig zählen!
in dem dunstigen Gewaber zwischen Meer und Himmel verschwindet, ist alles wieder wie am Anfang. Ja, du hast gut gewählt. Mit der gleichen Gewissheit, mit der du die Frau deines Lebens erkannt hast, als du ihr zum ersten Mal begegnet bist, hast du dich für dieses Stück Erde entschieden. Und dann kommen die ersten Enttäuschungen, die kleinen und großen Katastrophen,
die Kompromisse und Betrügereien: die übliche Enttäuschung des Wunsches durch seine Erfüllung. Aber die Euphorie des ersten Blicks, sie stellt sich immer wieder ein. Es ist der schönste Punkt im Umkreis von hundert Quadratkilometern. Hinten die kahlen, elefantengrauen Bergrücken, vorn das ungeheure Meer.
Die Zeit vergeht hier oben anders als in den Städten. Ich sehe die weiß schimmernden Bugwellen, die die Passagierdampfer und Containerschiffe in die Wasserfl äche schneiden, die von hier aus wie blaues, gehämmertes Metall aussieht, und weiß, dass schon vor Jahrtausenden anders geformte Schiffe, von Seeleuten einer anderen Art gelenkt, ähnliche Bugwellen erzeugt haben.
Dort, hinter der Mauer an der Stirnseite des Hügels, mögen vor fünfhundert Jahren Mönche gekniet und ihre Gebete zum Himmel geschickt haben. Womöglich waren sie die letzten, aber ganz sicher nicht die ersten Besiedler des Hügels, denn unter den mittelalterlichen Ruinen kommen römische Mauern zum Vorschein und unter diesen wieder andere, die von noch früheren Generationen zeugen. Vor den Menschen müssen Adler hier gehaust haben.
Peter Schneider (Lübeck, 21 april 1940)
De Duitse literatuurwetenschapper en musicus Michael Mann werd als jongste kind van Thomas en Katia Mann geboren op 21 april 1919 in München. De familie noemde hem Bibi. Vanaf 1933 leefde hij met zijn familie eerst in Zwitserland, daarna in de VS. Hij trouwde in 1939 met de Zwitserse Grete Moser. Het echtpaar had twee zonen, Frido en Tony, en een adoptiefdochter Raju. Michael Mann studeerde in Zürich, Parijs en New York viool en altviool en was tussen 1942 en 1947 verbonden aan het symfonieorkest van San Francisco. In 1951 ging hij met de pianiste Yaltah Menuhin, zus van Yehudi, op toernee..Deze moest afgebroken worden omdat er geruchten waren over een verhouding tussen de twee. In 1957 besloot Mann zijn viool aan de wilgen te hangen en ging hij aan de universiteit van Harvard germanistiek studeren. Vervolgens was hij van 1964 tot 1977 professor voor Duitse literatuur aan de universiteit van Berkeley. In 1968 ontving hij de Schubart-Literaturpreis.
Uit: DieTagebücher: Thomas Mann (4 november 1951)
Yaltas Ehemann betrachtet Biibi als mental case und lässt über Fortstzung des ausgedehten Konzertprogramms [ ] nicht mit sich reden. Die Lage sehr schwierig ohne dass der Zügellose und durch extreme Anstrengungen Überreizte sich schon Rechenschaft davon gäbe. Auch die Frau verängstigt. Ratlosigkeit.
[..] Was soll mit dem jungen Menschen werden, dessen ganze nächste Zukunft auf die Zusammenarbeit mit der sister of gestellt war, der es aber, verwildert durch die Huldigungen, die ihm von der Familie Menuhin, selbst von Yehudi, entgegengebracht wurden, unglaublich an Berherrschung hat fehlen lassen. Aber ich redete ihm bei Tische gut zu und sagte, er brache die Verbindung mit Yalta nicht.
Michael Mann (21 april 1919- 1 januari 1977)
V.l.n.r.: Michael Mann, Monika Mann, de kleine Frido, Gret Mann, Katia Mann, Thomas Mann
De Franse dichter en schrijver Népomucène Lemercier werd geboren op 21 april 1771 in Parijs. Beroemd werd hij in 1797 met zijn drama Agamemnon. Zijn openhartigheid leverde hem moeilijkheden met Napoleon op toen deze eerste consul was. Het gedenkwaardigste is het filosofische gedicht La Panhypocrisiade, ou la Comédie infernale du XVI. Siècle (in zestien zangen) uit 1819.
La panhypocrisiade (Fragment)
RABELAIS :
C'est Carême-Prenant, que l'orgueil mortifie :
Son peuple, ichtyophage, efflanqué, vaporeux,
A l'oreille qui tinte et l'esprit rêve-creux.
Envisage non loin ces zélés Papimanes,
Qui, sur l'amour divin, sont plus forts que des ânes,
Et qui, béats fervents, engraissés de tous biens,
Rôtissent mainte andouille et maints luthériens.
Ris de la nation des moines gastrolâtres :
Aperçois-tu le dieu dont ils sont idolâtres ?
Ce colosse arrondi, grondant, sourd, et sans yeux,
Premier auteur des arts cultivés sous les cieux,
Seul roi des volontés, tyran des consciences,
Et maître ingénieux de toutes les sciences,
C'est le ventre ! le ventre ! Oui, messire Gaster
Des hommes de tout temps fut le grand magister,
Et toujours se vautra la canaille insensée
Pour ce dieu, dont le trône est la selle percée.
Népomucène Lemercier (20 april 1771 7 juni 1840)
'Ik stond aan de poort en trok de soldaat aan zijn mouw zodra hij buiten het gehoor van de schildwacht was. 'Fukkie, fukkie?' vroeg ik, fluisterend. Fronsend keek de grote neger mij aan en rukte zich los. Ik liep met hem mee, aarzelde en trok weer aan zijn mouw.Ikwas toch een beetje bang voor negers. De eerste keer dat ik een neger zag keek ik mijn ogen uit. Er waren geen zwarten in de fabrieksstad. Negersoldaten vraten kleine kinderen op, met huid en haar, vooral Duitse of Duitssprekende kinderen en rauw... De soldaat bleef staan en keek de straat rond. Hij schudde zijn hoofd, keek mij grijnzend aan en begon hard te lachen. 'How much' zei hij, 'and where?' Ik lachte terug, liet mijn tanden zien. 'You look you like', zei ik mijn lesje op, 'Ten gulden'.'
De Britse schrijver en journalist Sebastian Faulks werd geboren op 20 april 1953 in Newbury. Hij studeerde literatuur en geschiedenis aan het Emmanuel College in Cambridge en doceerde vanaf 1975 aan de International School of London Engels en frans. In 1979 ging hij bij de Daily Telegraph werken. In 1986 werd hij feuiietonredacteur bij de Independent. Vanaf 1991 is hij zelfstandig schrijver. Hij debuteerde in 1984 met A Trick of the Light.
Uit: Charlotte Gray
Peter Gregory kicked the door of the dispersal hut closed behind him with the heel of his boot. He sensed the iciness of the air outside but was too well wrapped to feel it on his skin. He looked up and saw a big moon hanging still, while ragged clouds flew past and broke up like smoke in the darkness. He began to waddle across the grass, each step won from the limits of movement permitted by the parachute that hung down behind as he bucked and tossed his way forward. He heard the clank of the corporal fitter's bicycle where it juddered over the ground to his right. The chain needed oiling, he noted; the man was in the wrong gear and a metal mudguard was catching on the tyre with a rhythmic slur as the wheel turned.
He could see the bulk of his plane ahead, large in the night, with the three-bladed propeller stopped at a poised diagonal, the convex sweep of the upper fuselage looking sleeker in the darkness than by day. The fitter dropped his bicycle to the ground. He made his way over in the light of a feeble torch which he gripped between his teeth as he helped, with both hands braced against his parachute, to push Gregory up onto the wing. Then he clambered up himself as Gregory hoisted a leg over the side of the cockpit and slithered down inside.