Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
31-08-2009
Wolfgang Hilbig, Raymond P. Hammond, Elizabeth von Arnim, William Saroyan, Théophile Gautier
De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Hilbig werd geboren in Meuselwitz op 31 augustus 1941.
Palimpsest
Die Klage? Sie liegt still über den Dächern im August
wir haben sie nicht vernommen sie hat uns vernommen.
Lautlos haben sich die Tage geordnet: sie schwimmen
weit hinaus der Sommer ist entlassen aus der Macht.
Ein Sprung ein unsichtbarer Haarriss im Azur
hoch über uns: mißtönend Glas
Ein Sicheln von Zikaden
hoch über uns im verschleuderten Licht ...
vorbei das Jahrhundert mehr als hundert Jahre alt
das Jahrhundert der Männer: am Ende verkommen
zu Neurasthenie. Der Rubikon ist überschritten!
Und bald gehört die Stadt den Stimmen unbekannter Sterne
Der Hafen glimmt: ein Licht zur Ausfahrt angeschirrt ...
Ausfahrt unentwegt wenn das Jahr zu enden anfängt
Bei Tag und Nacht herrscht aufgeräumte Fahrt von Farben
Ausfahrt von Sonnen still über den Dächern im August
Sommers Ausfahrt all jene erbleichenden Bläuen hinab
Und über die maßlosen Wasserfälle der Horizonte hinab
o diese Gleitbahnen der Zeit diese unsichtbaren Ränder
hoch über uns in der großen Lichtvergeudung vor Abend
und wir allein sind festgemacht in unentwegter Flaute:
wir haben die Klage den sterblichen Göttern überlassen.
Hier ist der Hafen ohne Hoffnung auf die Wiederkehr der Schiffe
August vorbei
o noch ein letzter Tag vor dem September
der eintrifft wie ein Abend in wüster Verstimmung
dessen Sonne noch einmal die Zwietracht von Anfängen sät
Anfänge die in schneller Flucht durch alle Flure eilen
ein Ende suchend in der Wirrsal von Treppenhäusern ohne Mitte
vor dem Rotbraun von Brandmauern aufgetakelt mit Schrott
wo wir entmannt sind festgemacht im Staub der Etagen
und es tritt der Mond auf oben am Rand des Jahrhunderts
konturlos glimmend
ein optischer Zufall vor Nachtbeginn
und nun hebt ein toter Baum seine Kandelaber herauf
und zündet sich an: die schwarze Explosion des September
unaufhörlich in den Hinterhöfen tief wie Brunnen ohne Widerhall.
Ach welch düsteres Geäderzeichen für das Jahrhundert
dieser Gespensterbaum dieser entgeisterte Illuminator
der jetzt die Lichter der Sterne anbrennt vielarmig verzweigt
dem Ende des Sommers zu leuchten dem Ende der mannhaften Fahrt.
Und er schreibt seine unlesbaren Runen in den leeren Azur ...
Umschrift des Sommers
Sie bedeckt den Kurs der Männer
Löst auf der Sonne Ausgeburt entmachtet Ziel und Klage ...
Wir haben sie den Zikaden überlassen dem irren Abhub ihres Lieds
Der Rubikon ist überschritten.
Dunstküste. Lautlos ziehn die Tage im Geleit.
Sie schwinden weit ins Offne mit dem Strom. Am Abend
Das flüchtige Gelichter der Wasser. Davor ein Baum im Rauch
Im kurzen Atem der Zikaden die sich widerrufen.
Und dann die Nacht in der wir nicht mehr sichtbar sind.
Wolfgang Hilbig (31 augustus 1941 - 2 juni 2007)
De Amerikaanse dichter, criticus en tijdschriftredacteur Raymond P. Hammond werd geboren op 31 augustus 1964 in Roanoke, Virginia. Hij volgde William Packard op bij de New York Quarterly na diens overlijden in 2002.
Uit: The New York Quarterly, Number 64
Poetry proved upon the pulses, the pulse of life, the pulse of the life of the poet. How can one experience a poem if the poet has not experienced life? One of the greatest achievements of the last thirty some years of The New York Quarterly is the close association of its poets and poetry to the real world. The vast majority of the poems published in The New York Quarterly over those years were born in the dirt, grime or rainbow of reality. The poets have come from diverse backgrounds and experiences: from postal workers, like Bukowski, to lawyers, to cops, to factory workers, to strippers, to housewives; real people leading real lives. In his Letters to a Young Poet, Rainer Maria Rilke admonishes: Write about what your everyday life offers you, but then he goes on to interject, if your everyday life seems poor, dont blame it; blame yourself. We have as much responsibility to live a life to the ripest, fullest experience that one is capable, as John Keats said, as we do to writing the best poetry. In fact, the two are inseparable. To be a poet like Archilochos who, as a mercenary, led troops into battle only to leave his shield behind and then write a poem about it:
Some Saian mountaineer Struts today with my shield. I threw it down by a bush and ran When the fighting got hot. Life seemed somehow more precious. It was a beautiful shield. I know where I can buy another Exactly like it, just as round.
To know that life is precious, poetry is precious, and when to fight and when to run! To be the Renaissance of Renaissance. Not just to write a poem to be writing a poem, but to write the poetry of poetry, to be a man or woman among mankind. As William Packard always reminded us, Aeschyluss epitaph only mentioned his bravery at the Battle of Marathonnot that he was a great playwright. Keeping our poetry and ourselves real, having lives, living them, remembering that the sunset, sunrise, midday on a Manhattan sidewalk, the human touch of the one true lover, a major league baseball game, children, dogs barking in the alleyway, a dying father, scuba diving, working overtime, seafoam, moonbeams, dirty jobs, filthier sex, duty are all poetry in and of themselves. It is up to us, the poets, to glean the beauty. And then write.
Raymond P. Hammond (Roanoke, 31 augustus 1964)
Boekomslag (Geen porttret beschikbaar)
De Engelse schrijfster Elizabeth von Arnimwerd op 31 augustus 1866 geboren in Kirribilli Point in de buurt van Sydney.
Uit:The Solitary Summer
May 2nd.Last night after dinner, when we were in the garden, I said, "I want to be alone for a whole summer, and get to the very dregs of life. I want to be as idle as I can, so that my soul may have time to grow. Nobody shall be invited to stay with me, and if any one calls they will be told that I am out, or away, or sick. I shall spend the months in the garden, and on the plain, and in the forests. I shall watch the things that happen in my garden, and see where I have made mistakes. On wet days I will go into the thickest parts of the forests, where the pine needles are everlastingly dry, and when the sun shines I'll lie on the heath and see how the broom flares against the clouds. I shall be perpetually happy, because there will be no one to worry me. Out there on the plain there is silence, and where there is silence I have discovered there is peace."
"Mind you do not get your feet damp," said the Man of Wrath, removing his cigar.
It was the evening of May Day, and the spring had taken hold of me body and soul. The sky was full of stars, and the garden of scents, and the borders of wallflowers and sweet, sly pansies. All day there had been a breeze, and all day slow masses of white clouds had been sailing across the blue. Now it was so still, so motionless, so breathless, that it seemed as though a quiet hand had been laid on the garden, soothing and hushing it into silence.
The Man of Wrath sat at the foot of the verandah steps in that placid after-dinner mood which suffers fools, if not gladly, at least indulgently, and I stood in front of him, leaning against the sun-dial.
"Shall you take a book with you?" he asked.
"Yes, I shall," I replied, slightly nettled by his tone. "I am quite ready to admit that though the fields and flowers are always ready to teach, I am not always in the mood to learn, and sometimes my eyes are incapable of seeing things that at other times are quite plain."
"And then you read?"
"And then I read. Well, dear Sage, what of that?"
But he smoked in silence, and seemed suddenly absorbed by the stars.
"See," he said, after a pause, during which I stood looking at him and wishing he would use longer sentences, and he looked at the sky and did not think about me at all, "see how bright the stars are to-night. Almost as though it might freeze."
Elizabethvon Arnim (31 augustus 1866 9 februari 1941)
In the time of your life, live so that in good time there shall be no ugliness or death for yourself or for any life your life touches. Seek goodness everywhere, and when it is found, bring it out of its hiding-place and let it be free and unashamed. Place in matter and in flesh the least of the values, for these are things that hold death and must pass away. Discover in all things that which shines and is beyond corruption. Encourage virtue in whatever heart it may have been driven into secrecy and sorrow by the shame and terror of the world. Ignore the obvious, for it is unworthy of the clear eye and the kindly heart. Be the inferior of no man, nor of any man be the superior. Remember that every man is a variation of yourself. No man's guilt is not yours, nor is any man's innocence a thing apart. Despise evil and ungodliness, but not men of ungodliness or evil. These, understand. Have no shame in being kindly and gentle, but if the time comes in the time of your life to kill, kill and have no regret. In the time of your life, live so that in that wondrous time you shall not add to the misery and sorrow of the world, but shall smile to the infinite delight and mystery of it.
Ils sont si transparents, qu'ils laissent voir votre âme,
Comme une fleur céleste au calice idéal
Que l'on apercevrait à travers un cristal
La chimère
Une jeune chimère, aux lèvres de ma coupe, Dans l'orgie, a donné le baiser le plus doux Elle avait les yeux verts, et jusque sur sa croupe Ondoyait en torrent l'or de ses cheveux roux.
Des ailes d'épervier tremblaient à son épaule La voyant s'envoler je sautai sur ses reins ; Et faisant jusqu'à moi ployer sou cou de saule, J'enfonçai comme un peigne une main dans ses crins.
Elle se démenait, hurlante et furieuse, Mais en vain. Je broyais ses flancs dans mes genoux ; Alors elle me dit d'une voix gracieuse, Plus claire que l'argent : Maître, où donc allons-nous ?
Par-delà le soleil et par-delà l'espace, Où Dieu n'arriverait qu'après l'éternité ; Mais avant d'être au but ton aile sera lasse : Car je veux voir mon rêve en sa réalité.
Théophile Gautier (31 augustus 1811 23 oktober 1872
Charles Reznikoff, Gisela von Arnim, François Cheng
De Amerikaanse dichter Charles Reznikoff werd geboren op 30 augustus 1894 in New York als zoon van Russische immigranten. Hij begon al op jeugdige leeftijd te schrijven, gedichten onder de invloed van het imagisme; zijn proza laat de invloed van James Joyce zien. Zijn studie geschiedenis ruilde hij al snel in voor rechten en hij werd advocaat. Na slechts enkele weken gaf hij ook dit beroep weer op. Zijn werk drukte hij zelf en gaf hij ook zelf uit. Alleen om de verspreiding ervan bekommerde hij zich niet. Het grootste deel van zijn leven genoot zijn werk geen grote bekendheid. De Black Sparrow Press gaf kort na zijn dood echter al het meeste van zijn werk (opnieuw) uit.
Romance
The troopers are riding, are riding by
the troopers are riding to kill and die
that a clean flag may cleanly fly.
They touch the dust in their homes no more,
they are clean of the dirt of shop and store,
and they ride out clean to war.
Te Deum
Not because of victories
I sing,
having none,
but for the common sunshine,
the breeze,
the largess of the spring.
Not for victory
but for the day's work done
as well as I was able;
not for a seat upon the dais
but at the common table.
The Idiot
With green stagnant eyes,
arms and legs
loose ends of string in a wind,
keep smiling at your father.
Charles Reznikoff (30 augustus 1894 22 januari 1976)
De Duitse schrijfster Gisela von Arnim werd geboren op 30 augustus 1827 in Berlijn geboren. Zij groeide op in de kring van en met de lactuur van de schrijvers en dichters uit de Romantiek. Zij volgde geen bepaalde opleiding, maar kreeg les van haar oudere zussen. Er werd veel gelezen, waarbij Gisela een speciaal interesse had voor Wilhelm Hauff. Zij begon ook zelf met het schrijven van sprookjes, een genre dat zij haar leven lang trouw bleef. In 1859 trouwde zij met Hermann Grimm, een zoon van Wilhelm Grimm. Met haar zussen verzorgde zij ook een literaire salon, waarvanHans Christian Andersen en Emmanuel Geibel ereleden waren.
Uit: Das Leben der Hochgräfin Gritta von Rattenzuhausbeiuns
Es war einmal ein altes Schloß, umfaßt von hohen Bergen, das selber auf einem hohen Berg lag, etwas niederer als die ihn umgebenden. Wie ein Ring umschloß das Tal den Berg, und in einem Ring umschlossen die dunklen felseckigen Berge das Tal. Aus ihren Moosrinden wuchs hie und da spärliches Binsengras hervor; unten im Tale lief hie und da ein Bächlein durchs Grün an hie und dort einem Gebüsch vorüber, die Wurzeln spülend. Oben im Gezweig guckten junge Vogelköpfchen aus den Halm- und Mutterfederflaum-Nestchen dem harmlosen Dahinrollen unten zu, und war der Bach artig, so erzählte er ihnen leise Märchen, und sie taten zuweilen einen Piep des Wohlgefallens dazwischen; kurz, es war ein schönes Leben in dem Gebüsch. - Bald flog eins in den Lüften oder sang lieblich; sie hatten sich hier ungestört und häuslich zufrieden niedergelassen. Es war ein Ausweg aus dem Tal, der ganz überbaut war von Felsen; manchmal sah man in Mitten der Berge in den Eingang einer engen dunklen Höhle, und an verschiednen Orten stürzten kleine Gießbäche heraus, grade hinab ins Tal, brausten dort heftig auf und verloren sich leise murmelnd. Die Grundmauern des Schlosses bauten sich dicht am Rande der Felskuppe schräg in die Höhe, in kahlen Wänden, zuweilen durch ein Fensterloch unterbrochen mit alten Eisenstäben verwahrt, mehr für Ratten als für ein Menschengesicht. So erschienen die Wände auch belebt, wenn in schönen Abendstunden die Welt hochrot gefärbt war und die dunkeln Berge von mattem Rosenschimmer bestrahlt; da regte sich die ganze Burg. Es war ein Getümmel von Begraurockten; da balanzierten die jungen Ratten auf der schrägen Wand, da kam eine Rattenmutter mit sieben Jungen, die sollten die Abendluft genießen, dort ein dicker Rattenklausner oder gar ein vielköpfiger Rattenkönig; bis zuletzt ein graues Gewimmel die alten Mauern deckte.
Jiřà Orten, LibuÅ¡e MonÃková, Mary Wollstonecraft Shelley, Andreas Stichmann, Adam Kuckhoff
De Tsjechische dichter Jiří Orten (eig.Jiří Ohrenstein) werd geboren op 30 augustus 1919 bij Kutná Hora.
Lost Soldier
Clouds obsessed with blood,
clouds like unsaddled steeds
flow and flow above battlefield mud
where someone harvested future deeds.
At the edge one fellow's lying down
without legs, or a mouth, with lidless eyes,
his hands still crumble the soil as it tries
to soak up a puddle's watery brown
It was a great cleanup of wounds and flesh.
Evening shakes down from a distance fresh
smells under the noses of half-buried corpses
Look, no lindens in the linden copses!
The one at the end's still sniffing the air.
The world is creating from here to there
acrostics of the final sighs;
it still has a name, it's still alive.
A honey bee's coming, sadly buzzing.
There are no flowers to take and hold
only a breast, in place of a sting
a lost breast, and already cold
He is dead, God. He lies there and waits
for you to sweep him through heaven's gates,
when the bugle sounding the last instruction
has drowned out death and the work of destruction
He's dead, the rubbish of his complexion,
rubbish that teaches another direction
rubbish that will search for a cloak and hat
all the way to the vale of Jehosaphat.
Bones rattle there, where high cliffs stand,
there, where the gate is close at hand,
they'll find an emptiness to adorn
so a new beauty can be born
that, stifling, will crush memory to sand
will crush what moves in the living, and
shiver thereafter in eternal dirge,
under a just and righteous scourge.
Vertaald doorLyn Coffin en Leda Pugh
Jiří Orten (30 augustus 1919 1 september 1941)
De Duitstalige, Tsjechische schrijfster Libue Moníková werd geboren op 30 augustus 1945 in Praag.
Uit: Die Fassade
Orten liegt auf dem Gerüst vor der Nordfassade des Schlosses und zeichnet in die überhängende Wölbung des Giebels die Allegorie der Gerechtigkeit. Der feuchte Verputz sprüht unter der Spachtelkante, er kneift die Augen und den Mund zu, hält den Kopf seitwärts und versucht, durch die Nase zu atmen. Den Staub nimmt er kaum noch wahr, größere Krümel verschmiert er mit dem Handrücken. Es fehlt noch eine Hand an der Figur, die restliche Gestalt und ihre Attribute im Hauptfeld des Giebels sind fertig.
Auf seinem Gesicht, Hals und Unterarmen hat sich weißlich grauer Kalk gesetzt, auf den Händen bildet er eine Kruste, die Augenbrauen und Wimpern sind bemehlt. Von der Anspannung der Augen hat er ein Lidflattern, es ist so unkontrollierbar und unpersönlich, als würde es nicht ihn meinen, sondern eine phylogenetische Fehlentwicklung anzeigen, eine verspätete Antwort auf das schwache Ticken in den siebenschaligen Eiern der Saurierjungen, die ihre Schutzhüllen nicht mehr verlassen konnten; die Panzerung, die Ubersicherung des Geleges war der falsche evolutive Weg, die Zukunft gehörte kleinen, beweglichen Arten. Urechsen, Trilobiten aus Sympathie für Versteinerungen, für die Sackgassen in der Evolution ritzt Orten ein Kerbtier in den Fries.
Schräg unter ihm, zwei Stockwerke tiefer, arbeitet Podol am zentralen Sgraffito. Der sechzigjährige Patera hilft ihm, den geweißten Verputz zu glätten, die Kartons zu entfalten und an der Front über den Fenstern zu befestigen. Podol zieht mit dem Spachtel die Linien auf denn Karton nach und drückt sie so in die feuchte Wand. Nach Abnahme des Kartons verbessert er die Zeichnung, und sie fangen mit dem Durchkratzen des Bildes an.
Im ersten Stockwerk sind es zwei symmetrisch geordnete Kriegsszenen, in der Mitte getrennt durch eine Sonnenuhr. Die linke stellt eine Eroberung der Stadt das, die rechte ist ein Ausschnitt der Schlacht an der Milvaner Brücke, frei nach einer Kopie des Wandgemäldes von Giulio Romano in der päpstlichen Galerie. Zwischen den Fenstern soll die Geschichte von Samson und Dalila nach den ursprünglichen Vorlagen erneuert werden. Die antiken Motive im zweiten Stockwerk, die Jagdszenen und das flache Landschaftspanorama unter dem Dachsims sind bereits restauriert.
Libue Moníková (30 augustus 1945 12 januari 1998)
These reflections have dispelled the agitation with which I began my letter, and I feel my heart glow with an enthusiasm which elevates me to heaven; for nothing contributes so much to tranquillise the mind as a steady purpose--a point on which the soul may fix its intellectual eye. This expedition has been the favourite dream of my early years. I have read with ardour the accounts of the various voyages which have been made in the prospect of arriving at the North Pacific Ocean through the seas which surround the pole. You may remember that a history of all the voyages made for purposes of discovery composed the whole of our good uncle Thomas's library. My education was neglected, yet I was passionately fond of reading. These volumes were my study day and night, and my familiarity with them increased that regret which I had felt, as a child, on learning that my father's dying injunction had forbidden my uncle to allow me to embark in a seafaring life. These visions faded when I perused, for the first time, those poets whose effusions entranced my soul, and lifted it to heaven. I also became a poet, and for one year lived in a Paradise of my own creation; I imagined that I also might obtain a niche in the temple where the names of Homer and Shakespeare are consecrated. You are well acquainted with my failure, and how heavily I bore the disappointment. But just at that time I inherited the fortune of my cousin, and my thoughts were turned into the channel of their earlier bent.
De Duitse schrijver Andreas Stichmann werd geboren in 1983 in Bonn. Stichmannn kwam door het tekenen van strips tot schrijven. Hij verbleef langere tijd in Zuidafrika en Iran. Ervaringen die hij daar opdeed zijn in zijn werk verwerkt. Hij studeerde aan het Deutsche Literaturinstitut Leipzig. In 2008 verscheen de verhalenbundel »Jackie in Silber«,waarvoor hij de Clemens Brentano Preis 2009 ontving en bovendien het Stipendium des Literarischen Colloqiums Berlin. Stichmann woont nu in Hamburg.
Uit: Warum schon wieder zu Watan?
Warum nicht bei Mike, Robert oder Knosi einkaufen? Aber die Jungs sagen, Mike, Robert und Knosi hätten heute keine Zeit und es gäbe keine andere Möglichkeit, wir müssen also wieder hoch, wir müssen wieder in Watans Muffbude im zehnten Stock, wo es nach Hund riecht, obwohl er ja gar keinen hat, und wo immer die Rollläden runtergezogen sind, angenehm ist das nicht. Er sitzt am Tisch und wiegt das Gras mit seiner komischen Handwaage, und dann tut er etwas dazu und wiegt noch mal, und man kann nur hoffen, dass er jetzt nicht wieder anfängt, persische Gedichte zu rezitieren, andererseits ist es egal, denn er redet sowieso. Und wir wissen auch schon genau, was kommt, nämlich die Sache mit den Holzsplittern, die seinem Onkel unter die Fingernägel getrieben wurden, und die Sache mit dem heißen Ei, das seinem Onkel hinten reingesteckt wurde. Und dann nickt er plötzlich, als käme eine jetzt Pointe, aber er erzählt uns nur, dass sein Vater ein ganz Mutiger war, genauso wie er selbst, Watan, ein ganz Mutiger ist, wie er hier wiegt und wiegt und uns von den Flugblättern erzählt, die er in der Schule verteilen musste, aber das hat er auch schon tausendmal getan. Er hat uns schon tausendmal das Symbol mit dem Stacheldraht und der Nelke aufgezeichnet, und jetzt fragt er uns, ob er uns vielleicht mal das Symbol der kommunistischen Partei aufzeichnen soll. Wir fragen zurück, ob er sich an die Zeichnung von Gestern erinnert, aber er hört uns gar nicht erst zu. Er beschreibt jetzt den Kinofilm, den er gesehen hat, als sein Vater angeschossen wurde, und das kennen wir im Detail, wir kennen auch das plötzliche Gefühl, das ihn aus dem Kino trieb, wir wissen, dass sein Vater dann verblutet ist, und dass er ein mutiger Mann war, das hat er zuletzt vor zwei Minuten erwähnt. Wir sagen: Wir wollen jetzt auf eine Fete, Watan, wir haben nicht soviel Zeit.
Maurice Maeterlinck (29 augustus 1862 - 6 mei 1949)
De Nederlandse schrijver en wetenschapper Hugo Brandt Corstius werd geboren in Eindhoven op 29 augustus 1935.
Uit: Vertellers tellen niet ver
In de literatuur komen grote getallen weinig voor. Als ze voorkomen hebben ze meestal geen andere betekenis dan: groot getal en kan je er dus rustig een paar cijfers in veranderen. Op de cd van het Woordenboek der Nederlandsche taal vond ik onder het miljoen citaten uit zes eeuwen Nederlands alleen grote getallen in wiskundige geschriften, boekhoudingen en laadcijfers van schepen. Stevin berekent dat een hypotenusa 1118033988 groot moet zijn. In 1766 is er sprake van een schip met 119200 (dus vier cijfers) peperranken en 144460 (vijf cijfers) vruchten. Xerxes had in zijn leger 2317620 mannen. In 1618 eindigt een gemeentelijke boekhoudsom op 323655618 gulden. De diameter van de aardkloot is 6543170 Franse roeden.
Ehrenburg, Jef Last en andere communistisch-realistische schrijvers van tachtig jaar geleden gebruiken graag grote getallen voor de productie van automobielen, de storting van basaltblokken en andere opwindende feiten uit het arbeidersleven, maar verder zijn grote getallen uitzondering in de literatuur.
Twee schrijvers hebben mij met een groot getal een vragend uitroepteken in hun boek doen zetten.
André Gide schreef op 9 januari 1930 in zijn Dagboek:
De laatste tijd overkomen me de vreemdste toevalligheden: bij de bank ga ik een Amerikaanse cheque wisselen (een betaling van Dinditi in ik weet niet meer welk tijdschrift). De bankbediende die me 1.264 frank 50 centimes uitbetaalt vraagt mijn rekeningnummer - 12.645. Dezelfde cijfers in precies dezelfde volgorde. Zo'n combinatie herhaalt zich niet vaker dan elke duizend jaar, veronderstel ik.
Het is niet eenvoudig uit te maken om de hoeveel jaar het gebeurt dat iemands rekeningnummer hetzelfde is als een uitbetaald geldbedrag. Merk op dat Gide de nul achter de 5 verwaarloost. Als het geldbedrag 12645 frank of 126 frank 45 centimes of 126450 frank was geweest dan had hij precies dezelfde toevalligheid geconstateerd.
Laten we zeggen dat er 50.000 bankrekeningnumnmers zijn - het lage getal 12645 wijst in die richting. En laten we zeggen dat er in een maand 50.000 banktransacties gebeuren met bedragen tussen de 1 en de 50.000 frank. Dan mag je elke maand een toevalligheid van het type-Gide verwachten. Als je duizend jaar wacht is het onmogelijk dat die toevalligheid zich niet duizenden malen heeft voorgedaan.
Kenners van Gide's Journal weten dat die kleine bankscène op een andere plek nog eens voorkomt omdat men geroddeld had dat de schrijver bij een bank had voorgedrongen met de woorden Ik ben André Gide, wat hij, notabene in een dagboek waarvan toen nog niet vaststond dat het gepubliceerd zou worden, uitvoerig gaat tegenspreken. De ijdelheid van schrijvers gaat soms zo ver dat de eigen ijdelheid ontkend wordt. Nog een voorbeeld.
Hugo Brandt Corstius (Eindhoven, 29 augustus 1935)
De Zwitserse schrijver Lukas Hartmann (eig. Hans-Rudolf Lehmann) werd geboren op 29 augustus 1944 in Bern.
Uit: Bis ans Ende der Meere
Zwei Monate dauerte die Überfahrt zu den Freundscha∫sinseln.
Der Wind war meist schlecht, das Wetter wechselha∫, immerhin wurde es von Tag zu Tag wärmer. Sie
kamen an anderen Inseln vorbei, unwirtlichen und kleinen, deren RiΣe und Korallenbänke, an denen sich masthoch das Meer brach, eine Landung verhinderten. Anderswo näherten sich ihnen schwimmende Eingeborene, die aber nichts zu tauschen hatten, so dass Cook es vorzog weiterzusegeln.
Acht Wochen ohne Landgang waren lang. Unter der Mannscha∫ verbreitete sich eine mürrische Stimmung. Die Tiere begannen zu hungern, die Wasservorräte gingen zur Neige. Was ausgeschenkt wurde, schmeckte immer schlechter; sogar mit Rum vermischt, erregte das Brackwasser Ekel. An mehreren aufeinanderfolgenden Tagen stahl jemand gepökeltes Fleisch aus dem Fass. Cook verlangte kategorisch, dass der Dieb oder die Diebe sich meldeten oder denunziert würden.
Aber die Männer schwiegen. Wie immer, wenn es um Diebstahl ging, wurde Cook rasch zornig. Er ließ die Mannschaft auf dem Vorderdeck antreten und drohte damit, die Fleischration um einen Drittel zu kürzen, wenn ihm der Delinquent nicht bekanntgegeben werde. Die Männer protestierten. Ein Sprecher es war der SchiΣszimmermann Cleveley gab zu bedenken, dass eine solche Kollektivstrafe als ungerecht empfunden werde. Das Beifallsgemurmel der Umstehenden ärgerte Cook noch mehr, er wies Cleveley mit erhobener Stimme zurecht: Eine Stimmung in der Mannscha∫, die nur
im Geringsten meuterisch sei, werde er niemals dulden, Rädelsführer, die zum Ungehorsam aufgerufen hätten, würden unnachsichtig bestra∫. Nun senkte Cleveley den Blick; kein anderer wagte mehr aufzumucken.
Auf welchem Weg Cook den Namen des Diebs erfuhr, wusste niemand. Es war John Allen, ein Marinesoldat, der schon wegen häu⁄ger Trunkenheit aufgefallen war. Cook ließ ihn am nächsten Tag mit sechsunddreißig Peitschenhieben bestrafen, das war ungewöhnlich streng für dieses Vergehen. Der Kapitän, den Hut korrekt aufgesetzt, stand mit verschränkten Armen dabei, mit jedem Zoll, so dachte Webber, eine imposante Erscheinung, gleichsam die Verkörperung des Gesetzes. Die Zuschauer waren still und bedrückt; nur Omai schluchzte leise, wie bei jeder Auspeitschung.
Over the great city, Where the wind rustles through the parks and gardens, In the air, the high clouds brooding,
In the lines of street perspective, the lamps, the traffic,
The pavements and the innumerable feet upon them,
I Am: make no mistake--do not be deluded.
Think not because I do not appear at the first glance--because the centuries have gone by and there is no assured tidings of me--that therefore I am not there.
Think not because all goes its own way that therefore I do not go my own way through all.
The fixed bent of hurrying faces in the street--each turned towards its own light, seeing no other--yet I am the Light towards which they all look.
The toil of so many hands to such multifarious ends, yet my hand knows the touch and twining of them all.
All come to me at last.
There is no love like mine;
For all other love takes one and not another;
And other love is pain, but this is joy eternal.
Edward Carpenter (29 augustus 1844 28 juni 1929)
De Nederlandse dichteres en beeldend kunstenares Elma van Haren werd geboren in Roosendaal op 29 augustus 1954. Van Haren studeerde na haar gymnasiumdiploma aan de kunstacademie in 's-Hertogenbosch.In 1988 debuteerde ze met de poëziebundel De reis naar het welkom geheten, die zeer lovend werd besproken en haar de C. Buddingh'-prijs opleverde. In 1989 verscheen de bundel De wankel die werd beschouwd als de bevestiging van haar talent. In 1991 volgde een derde bundel poëzie, Het schuinvallend oog, op de titelpagina aangeduid als dagboekgedichten. In haar bundel Zacht gat in broekzak (2006) zocht Van Haren de grenzen van Amsterdam op in het Oostelijk havengebied en IJburg om daar de constante verandering en versplintering van de waarneming onder woorden te brengen. In 1997 ontving Van Haren de Jan Campertprijs voor Grondstewardess (1996). Uit haar bundel Eskimoteren (2000) werd het gedicht Het schitterende gekozen als één van de beste gedichten van het jaar 2000.
Gezegdes leren
Ik heb een kat in de zak gekocht
en toen hij eruit kwam, was het
een prachtige perzische kater.
Ik heb een gegeven paard in de bek gekeken
en het ivoor van de tanden was zo stralend wit,
dat een hele do-re-mi er vanaf pingpongde.
Ik heb de pels verkocht voordat de beer geschoten was
en met duizend euro cash in het handje
danste ik weg in het donker.
Maar toen heb ik Rik een riem
onder het hart gestoken en plotseling
riep hij au! en hapte naar adem.
Haalde ik voor Carla de kolen
uit het vuur en brandde zomaar
gaatjes in haar nette lichtblauwe jurk.
Heb ik voor Klaas een kuil gegraven en
tot mijn grote verbazing,
kukelde hij er nog in ook!
Gelukkig blijft dor dik en dun
Jantje van Leiden mijn allerbeste vriendje.
Omdat we elkaars schoenen passen,
trekt hij vaak de mijne aan
en ik graag die van hem.
Elma van Haren (Roosendaal, 29 augustus 1954)
De Nederlandse dichter, schrijver en criticus Jacques Kruithof werd geboren in Rotterdam op 29 augustus 1947. Kruithof leidde aspirant-leraren op in het literatuuronderwijs. In De bewoonde wereld (1972) behandelde hij de interpretatie van poëzie. Zegge en schrijve (1974) gaf essays over Anton Koolhaas en ook schreef hij over Robert Musils De man zonder eigenschappen (De rijkdom van het onvoltooide, 1988) en Marcel Prousts A la recherche du temps perdu (Gezicht op Proust, 1993). In zijn pamflet Je moet niet doen of alles hetzelfde is (2006) nam Kruithof scherp stelling tegen de tendens om in de cultuur geen onderscheid meer te maken naar wat "hoog" of "laag" is, voor de massa of het geletterde publiek. Zijn kritieken verschenen in Vrij Nederland en Nieuw Wereldtijdschrift. Zijn (overwegend historische) romans konden zich niet verheugen in een groot publiekssucces. Voor de essaybundel Vingeroefeningen (1981) ontving hij de Jan Greshoffprijs 1982.
Uit: Een mooi warm wicht
Voor zulke lezers is de Mei vanzelfsprekend een klassieke tekst, buiten kijf het centrale meesterwerk van Tachtig, volgens Garmt Stuiveling. Toch wil het spraakgebruik ook in ruimere kringen van enigszins geletterden dat het gedicht een historisch fenomeen is, dat merk je aan het lidwoord. Je hebt het over dè Mei, en daar hoeft niet eens van Gorter aan toegevoegd te worden, net zoals dè Hamlet het zonder Shakespeare en dè Gysbreght het zonder Vondel kan stellen. Lidwoord en anonimiteit markeren de status van een tekst als onaantastbaar erfdeel, wat er verder nog over te doen mag zijn.
Toch moet deze zelfde Mei ooit een gedicht geweest zijn dat op scherp stond, dat tegenspraak en bijval ondervond, waar menigeen zich werkelijk druk over maakte. Het ging, honderd jaar geleden, immers om een experiment: van een jonge dichter met zijn ongewisse talent natuurlijk, maar ook met de poëzie en met de denkbeelden over poëzie van zijn tijd.
Zo'n proefneming is onvermijdelijk altijd, heel of half bewust, zowel een spel (in de zin van Huizinga) als een polemiek (die dikwijls in dezelfde zin een spel is). Uit brieven van Gorters moeder valt op te maken dat zij de verschijning van de eerste zang in De Nieuwe Gids reeds als polemisch beschouwde, als in haar wereld eigenlijk not done. Aan dit lieflijke gedicht kon men zich indertijd blijkbaar de vingers branden - ik probeer uit te zoeken waarom.
Ik geef hier van de Mei geen samenvatting: dat heeft die kleine Tachtiger Hein Boeken al eens onnavolgbaar gedaan: de natuur met goden erin. Een royaler uittreksel zou ook een hele opgave zijn, want, zoals een mij onbekende grapjas zijn oordeel en een wel vaker gehoord bezwaar bondig in een rijmpje heeft neergelegd:
De Mei van Gorter
Kon best wat korter.
Deze opinie berust overigens op een misvatting. Een kortere Mei zou precies dat magere verhaaltje geweest zijn, waarover men Gorter wel de mantel uitgeveegd heeft, onduidelijk en verward, onvast van lijnen, om met die Van Hall te spreken. Een schamele geschiedenis, meent zelfs de bewonderaar J.C. Brandt Corstius, een geschiedenis die vaag en onvast is, volgens Gorter zelf. Maar dat deert niet, juist door de overvloed aan beschrijvingen, beelden en aanstekelijk plezier in de natuur en het dichten daarover. Het is als met de Matthäus-Passion, die men oneerbiedig samen kan vatten als: zo, die hangt weer, volgens een bekende zangeres. Maar in een half uur krijg je dat echt niet voor elkaar.
Jacques Kruithof (29 augustus 1947 7 maart 2008)
De Algerijnse dichter en schrijver Djamel Amrani werd geboren in Sour El-Ghozlane op 29 augustus 1935. In 1952 vestigde zich zijn familie in Algiers. In 1956 nam hij deel aan de studentenstaking. In 1957 werd hij tijdens de slag om Algiers gearresteerd en gefolterd. Familieleden van hem werden gedood. Na zijn vrijlating werd Amrani uitgewezen naar Frankrijk. In zijn eerste boek Le Temoin berichtte hij in 1960 over zijn ervaringen. Na zijn terugkeer naar Akgerije presenteerde hij later programmas over poëzie op televisie. In 2004 ontving hij uit handen van de Chileense president Ricardo Lagos de Pablo Neruda-Medaille.
Lettres Jaunies
Salut lettres jaunies de ma mélancolie
Salut à toi mon jasmin, ma lumière rendue légale
multicolore, inexorable
plus profonde que mon avant-pudeur
qu'une insulte insolvable.
Salut eau brûlante de ma révolte
réveil en miettes de mon brise-coeur
Et gloire à vous tendresse abyssales
flammes charnelles de la raison
pain de l'innocence et du regret
encens de crépuscule.
Et pourtant encore, pourtant je tremble
de chimères
comme l'heure avance languide
à cause du flou des inquiétudes.
Ravi d'aise
Ravi d'aise au jour de ton corps
je t'appelle
jusqu'aux racines de mon mal
jusqu'au leure pactisé.
J'accepte de ne pas toujours te saisir
et te suivre, mais je t'appelle.
Je t'extirpe des clameurs en rotation
Tu es mon tout
ma floraison ma tunique d'ascète.
Tu es ma dent déchaussée
et tu coupes ma vie en deux
Toi mon vaisseau céleste
errant parmi les lunes
Toi mon ciel à la puissance zéro
à la main chaude à la douceur de lait.
Djamel Amrani (29 augustus 1935 2 maart 2005)
De Franse schrijver en criticus Valery Nicolas Larbaud werd geboren op29 augustus 1881 in Vichy.Zijn vader had een handel in Vichy-water, waar hij rijk mee werd. Na de dood van zijn vader ontving Larbaud via zijn moeder een ruim maandgeld. Larbaud studeerde Engels en Duits en maakte vele reizen. Meer dan door zijn eigen werk is Valery Larbaud van belang voor de Franse literatuur omdat hij zijn hele leven wijdde aan het lezen en bekend maken van boeken uit andere literaturen. Hij kende uitstekend Engels, Spaans en Italiaans en heeft tientallen auteurs vertaald of laten vertalen, bij uitgevers gebracht, tijdschriftartikelen over ze geschreven en ze in Frankrijk bekend gemaakt.
Uit: Fermina Márquez
« Elle abaissait ses regards sur sa gorge nue ; elle se contemplait allongée dans sa robe splendide, elle admirait la petitesse de ses pieds cambrés. Nest-elle pas, elle aussi, digne du roi de son cur ? - Les heures de la nuit ont un aspect romanesque. Deux heures de laprès-midi est prosaïque, presque vulgaire; mais deux heures du matin est un aventurier qui senfonce dans linconnu. Et cet inconnu, cest trois heures du matin, le pôle nocturne, le continent mystérieux du temps. On en fait le tour ; et si on croit lavoir traversé jamais, on se trompe, car bientôt quatre heures du matin arrive sans que vous ayez surpris le secret de la nuit. Et le petit jour strie déjà les volets de ses baguettes bleues parallèles. Maintenant, lorsque Fermina Márquez paraissait sur le perron du parloir, à Saint-Augustin, il y avait à peine deux heures quelle était levée, et ses beaux yeux battus se fermaient à léclat trop vif du soleil. Mais sa démarche était plus noble, plus triomphale que jamais. Elle se montrait avant que les élèves eussent quitté le réfectoire, tout exprès pour agacer Santos, qui, ayant déjeuné en grande hâte, et étant obligé de rester à son banc, trépignait dimpatience, prêt à bondir dehors, aussitôt les grâces dites. Comme il nous paraissait heureux ! Nous savions quil portait, enroulé à son poignet droit et dissimulait sous sa manchette, un ruban de ses cheveux, quelle lui avait donné. En sorte que nous ne lui serrions pas la main, et que nous ne frôlions pas son bras droit sans éprouver un sentiment de respect : ce ruban rendait sacrée la personne de Santos. Ils se promenaient sur la terrasse. Elle lui avait permis de fumer en sa présence : la fumée de ses cigarettes, à lui, avait une odeur si bonne, si réconfortante ! Elle laspirait avec délices. Elle levait les yeux vers lui, avec une expression de gravité et dadmiration. Elle était contente dêtre un peu moins grande que lui. Tout ce quil disait la touchait, la rendait joyeuse, la caressait. Une ou deux fois, ils invitèrent Demoisel à venir goûter avec eux dans le parc. Nous le vîmes aussi dans la grande allée : ils marchaient en avant du groupe formé par Mama Doloré, Pilar, Paquito Márquez ; Santos était à gauche, et Demoisel à droite de Fermina. Le nègre se tenait bien droit et portait haut la tête ; il semblait à la fois fier et très intimidé. De loin on voyait le blanc de ses yeux bouger, dans son visage noir, luisant. Sa tenue était irréprochable. Lui aussi était Américain. »
Valery Larbaud (29 augustus 1881 2 februari 1957)
Vorgestern bin ich glücklich wieder hier angelangt, und gestern hat der feierliche Fronleichnamstag mich sogleich wieder zum Römer eingeweiht. Gern will ich gestehen, meine Abreise von Neapel machte mir einige Pein; nicht sowohl die herrliche Gegend als eine gewaltige Lava hinter mir lassend, die von dem Gipfel aus ihren Weg nach dem Meere zu nahm, die ich wohl hätte in der Nähe betrachten, deren Art und Weise, von der man so viel gelesen und erzählt hat, ich in meine Erfahrungen hätte mit aufnehmen sollen.
Heute jedoch ist meine Sehnsucht nach dieser großen Naturszene schon wieder ins gleiche gebracht; nicht sowohl das fromme Festgewirre, das bei einem imposanten Ganzen doch hie und da durch abgeschmacktes Einzelne den innern Sinn verletzt, sondern die Anschauung der Teppiche nach Raffaels Kartonen hat mich wieder in den Kreis höherer Betrachtungen zurückgeführt. Die vorzüglichsten, die ihm am gewissesten ihren Ursprung verdanken, sind zusammen ausgebreitet, andere, wahrscheinlich von Schülern, Zeit- und Kunstgenossen erfundene, schließen sich nicht unwürdig an und bedecken die grenzenlosen Räume.
Rom, den 16. Juni.
Laßt mich auch wieder, meine Lieben, ein Wort zu euch reden. Mir geht es sehr wohl, ich finde mich immer mehr in mich zurück und lerne unterscheiden, was mir eigen und was mir fremd ist. Ich bin fleißig und nehme von allen Seiten ein und wachse von innen heraus. Diese Tage war ich in Tivoli und habe eins der ersten Naturschauspiele gesehen. Es gehören die Wasserfälle dort mit den Ruinen und dem ganzen Komplex der Landschaft zu denen Gegenständen, deren Bekanntschaft uns im tiefsten Grunde reicher macht.
Am letzten Posttage habe ich versäumt zu schreiben. In Tivoli war ich sehr müde vom Spazierengehen und vom Zeichnen in der Hitze. Ich war mit Herrn Hackert draußen, der eine unglaubliche Meisterschaft hat, die Natur abzuschreiben und der Zeichnung gleich eine Gestalt zu geben. Ich habe in diesen wenigen Tagen viel von ihm gelernt.
Weiter mag ich gar nichts sagen. Das ist wieder ein Gipfel irdischer Dinge. Ein sehr komplizierter Fall in der Gegend bringt die herrlichsten Wirkungen hervor.
Herr Hackert hat mich gelobt und getadelt und mir weiter geholfen. Er tat mir halb im Scherz, halb im Ernst den Vorschlag, achtzehn Monate in Italien zu bleiben und mich nach guten Grundsätzen zu üben; nach dieser Zeit, versprach er mir, sollte ich Freude an meinen Arbeiten haben. Ich sehe auch wohl, was und wie man studieren muß, um über gewisse Schwierigkeiten hinauszukommen, unter deren Last man sonst sein ganzes Leben hinkriecht.
Noch eine Bemerkung. Jetzt fangen erst die Bäume, die Felsen, ja Rom selbst an, mir lieb zu werden; bisher hab' ich sie immer nur als fremd gefühlt; dagegen freuten mich geringe Gegenstände, die mit denen Ähnlichkeit hatten, die ich in der Jugend sah. Nun muß ich auch erst hier zu Hause werden, und doch kann ich's nie so innig sein als mit jenen ersten Gegenständen des Lebens. Ich habe verschiednes bezüglich auf Kunst und Nachahmung bei dieser Gelegenheit gedacht.
Während meiner Abwesenheit hatte Tischbein ein Gemälde von Daniel von Volterra im Kloster an der Porta del Popolo entdeckt; die Geistlichen wollten es für tausend Skudi hergeben, welche Tischbein als Künstler nicht aufzutreiben wußte. Er machte daher an Madame Angelika durch Meyer den Vorschlag, in den sie willigte, gedachte Summe auszahlte, das Bild zu sich nahm und später Tischbein die ihm kontraktmäßige Hälfte um ein Namhaftes abkaufte. Es war ein vortreffliches Bild, die Grablegung vorstellend, mit vielen Figuren. Eine von Meyer darnach sorgfältig hergestellte Zeichnung ist noch vorhanden.
Johann Wolfgang von Goethe (28 augustus 1749 22 maart 1832)
Johann Heinrich Wilhelm Tischbein: Goethe in der Campagna, 1787
De verloederde wijk bevindt zich tussen twee metrostations in, grenst aan Delfshaven, is geleidelijk aan met behulp van welzijnswerkers tot een getto geraakt. De onderste bevolkingslaag is er gehuisvest; paupers van diverse nationaliteiten, waaronder gezinshereniging der volgzame moslims in opgroeiend kindertal resulteert en de fokpremies ertoe bijdragen een zekere welvaart te bereiken, luxe die in het land van herkomst onthouden schijnt te worden; kleurentelevée (liefst met afstandsbediening), video en als hoogste ideaal een eigen automobiel.
Temidden van deze welstandstrevers woont een gehavende vrijgezel van 60, vlot gekleed, welbespraakt, tamelijk weerbaar, zeer sociaal voelend, huiselijk, gevoel voor humor en gek op peuterporno via Internet. Ik ken hem vrij goed, want ben het zelf. Toch liep vermelde vrijgezel eerste kerstnacht 1997 barrevoets en gehuld in een versleten regenjas op straat - naakt volgens de Turkse buurman twee hoog naderhand tot Hikmet - richting gesloten avondverkoop en vervolgens weer terug naar politiebureau, bezorgd achternagefietst door de geschrokken pal boven hem wonende zwakbegaafde bijbelfanaat annex trommelaar.
Gastvrij ontvangen door de brigadiers werd het voor de merkwaardige bezoeker uiteindelijk op voorspraak van twee Riagg-dames een voorspoedige ambulancerit naar Noordwijk. Dichterbij schenen alle klinieken bezet te zijn. De patiënt lag gerieflijk op een brancard en genoot af en toe van het schempend verlichte uitzicht. Er ontstond zelfs een geanimeerd gesprek tussen hem en de twee ziekenbroeders.
Er volgde een prettige drie maanden durende vakantie verdeeld over drie klinieken. Reeds na enkele weken werd hij verplaatst naar Capelle a/d IJssel, alwaar hij nog in 't IJssellandziekenhuis kwam te liggen met een aangename longontsteking. Daar kreeg hij van de hem bezoekende regisseur van Z. te horen dat Erwin K. aan een hartstilstand was overleden in zijn vertrouwde omgeving bij moedertje thuis, terwijl hij nog zo veel toekomstplannen had.
I made it home early, only to get stalled in the driveway-swaying at the wheel like a blind pianist caught in a tune meant for more than two hands playing. The words were easy, crooned by a young girl dying to feel alive, to discover a pain majestic enough to live by. I turned the air conditioning off, leaned back to float on a film of sweat, and listened to her sentiment: Baby, where did our love go?-a lament I greedily took in without a clue who my lover might be, or where to start looking.
Exit Just when hope withers, the visa is granted. The door opens to a street like in the movies, clean of people, of cats; except it is your street you are leaving. A visa has been granted, "provisionally"-a fretful word. The windows you have closed behind you are turning pink, doing what they do every dawn. Here it's gray. The door to the taxicab waits. This suitcase, the saddest object in the world. Well, the world's open. And now through the windshield the sky begins to blush as you did when your mother told you what it took to be a woman in this life.
Didnt heat the rectory properly. Didnt dress himself in anything but ancient clothes. . . . Ate awful food. . . . Gave every penny he had to the poor. . . . He used to roam around the parish on winter nights, up and down all the alleys, looking for bums who might have dropped down drunk, and who might freeze. Time and again he brought one of them home and put him in his own bed, while he slept on a sofa. . . . He was very generous to whores who were down on their luck. He made their more prosperous sisters stump up to help them in bad times. Got the whores to come to Confession and be scrubbed up, spiritually. . . . You should have seen the whores at his funeral. Got into trouble because he let the church fabric run down, giving away money that should have gone for heating. . . . Of course with an example like that, money rolled in. St. Aidans wasnt a rich parish by any means, but people stumped up astonishingly to help Father Hobbes, because he never spared himself. . . . There was an extraordinary atmosphere about the place.
William Robertson Davies (28 augustus 1913 2 december 1995)
De Engelse dichter en literatuurcriticus Sir John Betjeman werd geboren in Londen op 28 augustus 1906. De oorspronkelijke familienaam was Betjemann. De laatste n verdween tijdens de Eerste Wereldoorlog om de naam minder Duits te doen lijken. Betjeman groeide op in een buitenwijk van Londen. Hij studeerde in Oxford, maar behaalde daar niet zijn graad, omdat hij zijn werk verwaarloosde. Zijn jeugd en studententijd beschreef hij in Summoned by Bells (1960). Hij vond werk in het onderwijs en later als journalist. Recent werd duidelijk dat hij zich tijdens de oorlog met spionageactiviteiten bezighield. Betjeman nam zichzelf niet al te serieus. Zijn poëzie is mede daardoor zeer toegankelijk. Ook werd hij populair als televisiepersoonlijkheid. Kenmerkend voor zijn poëzie is dat hij bijna al zijn gedichten in verband bracht met een plek, vaak een dorp, soms een gebouw. Betjeman was bovendien een autoriteit op het gebied van Britse architectuur en probeerde dit in zijn werk te populariseren. In 1969 werd hij geridderd en in 1972 werd hij Poet Laureate.
Seaside Golf
How straight it flew, how long it flew,
It clear'd the rutty track
And soaring, disappeared from view
Beyond the bunker's back -
A glorious, sailing, bounding drive
That made me glad I was alive.
And down the fairway, far along
It glowed a lonely white;
I played an iron sure and strong
And clipp'd it out of sight,
And spite of grassy banks between
I knew I'd find it on the green.
And so I did. It lay content
Two paces from the pin;
A steady putt and then it went
Oh, most surely in.
The very turf rejoiced to see
That quite unprecedented three.
Ah! Seaweed smells from sandy caves
And thyme and mist in whiffs,
In-coming tide, Atlantic waves
Slapping the sunny cliffs,
Lark song and sea sounds in the air
And splendour, splendour everywhere.
Sun and Fun
I walked into the night-club in the morning;
There was kummel on the handle of the door.
The ashtrays were unemptied.
The cleaning unattempted,
And a squashed tomato sandwich on the floor.
I pulled aside the thick magenta curtains
-So Regency, so Regency, my dear
And a host of little spiders
Ran a race across the ciders
To a box of baby pollies by the beer.
Oh sun upon the summer-going by-pass
Where evrything is speeding to the sea,
And wonder beyond wonder
That here where lorries thunder
The sun should ever percolate to me.
When Boris used to call in his Sedanca,
When Teddy took me down to his estate
When my nose excited passion,
When my clothes were in the fashion,
When my beaux were never cross if I was late,
There was sun enough for lazing upon beaches,
There was fun enough for far into the night.
But Im dying now and done for,
What on earth was all the fun for?
For Im old and ill and terrified and tight.
John Betjeman (28 augustus 1906 - 19 mei 1984)
De Duitse schrijver en vertaler Elmar Schenkel werd geboren in Hovestadt (Westfalen) op 28 augustus 1953. Hij studeerde kunstgeschiedenis, sinologie en filosofie in Marburg en anglistiek, romanistiek en germanistiek in Freiburg. Hij publiceerde o. A, werk over John Cowper Powys, Hugo Kükelhaus, H. G. Wells, over lyriek en over de verhouding tussen literatuur en natuurwetenschap. Ook vertaalde hij poëzie uit het Engels. Als schrijver is hij vooral bekend door zijn literair-essayistische geschriften en reisverslagen. Sinds 1993 is hij hoogleraar Engelse literatuur in Leipzig.
Uit:H. G. Wells
Es gibt wenige Spaziergänger bei Wells; keine geruhsamen, resignierten Wanderer, Abkömmlinge der Romantik, Meditierende und Zukurzgekommene wie in der deutschen Literatur. Ging er selbst spazieren? Wir wissen, daß er gerne wanderte, aber oft war es ihm zu langsam, er konnte ungeduldig sein, und deshalb zog er Fahrzeuge vor. Zunächst das Fahrrad, das eine Zeitlang auch Dreirad, Tricycle, war. Auf dem Fahrrad begann er die Landschaft, aber auch die Luft zu entdecken, Bewegungen des Himmels, Luftschiffe, so daß sich aus dem Zweirad in seinen Geschichten bald Fluggeräte erhoben, Zeppeline, Ballons, fischartige Gestalten und allerlei Konstruktionen, die über den Ärmelkanal schwebten, noch bevor Blériot seinen Flug antrat; Fluggeräte auch, die von Deutschland über den Atlantik flogen, um Amerika zu erobern; schließlich Fahrzeuge für das All, Raketen, Kapseln mit Antischwerkraftelementen. Später bestieg Wells das Auto und noch später wurde das Flugzeug sein Vehikel, mit dem er aus der Vogelperspektive die Weltorte sah und den Weltplan zu schmieden begann. Er hatte, bei allem demokratischen Denken, immer etwas Diktatorisches, und für die Diktatur war, wie die Futuristen es in die Welt blökten, das Flugzeug geboren worden. Aber Wells haßte auch die Diktaturen, er bekämpfte Faschismus und Kommunismus, bewunderte zunächst Stalin, verachtete Hitler und Mussolini, bewunderte Lenin und Roosevelt, kritisierte sie alle, und bestieg wieder das Flugzeug, um an den Menschenrechten zu arbeiten, um eine Weltenzyklopädie zu entwerfen und um das Weltgehirn in Form einer offenen Verschwörung, einer open conspiracy, vorzubereiten. Fahrzeuge befreiten ihn von der Welt, die er als uneingelöste, unfertige, noch zu verwirklichende haßte und liebte. Man könnte sein Werk nach Fahrzeugen einteilen: das Fahrrad rast durch The Time Machine (Die Zeitmaschine), ist gar identisch mit ihr, durch den Radlerroman The Wheels of Chance (Die Räder des Glücks); durch die Sozialsatiren Kipps, Mr. Polly und Love and Mr. Lewisham. Es verwandelt sich in The War in the Air (Der Luftkrieg) zunächst in ein Motorrad, dann in einen Ballon und schließlich in eine Flugmaschine. In The First Men in the Moon (Die ersten Menschen auf dem Mond) steigt die Raketenkapsel in den Weltraum, während auf dem Mond andere Arten der Fortbewegung praktiziert werden, etwa das schwerelose Hüpfen oder die merkwürdigen Bewegungen der Mondbewohner, der Seleniten. Die Marsianer lassen sich mit Projektilen zur Erde schießen und staken auf hohen Dreifüßen durch England. In mehreren Erzählungen - etwa in "Under the Knife" ("Unter dem Messer") - verläßt der Mensch das Fahrzeug namens Körper und läßt das Bewußtsein selbst ausfliegen. In dieser Geschichte verläßt der Mensch den irdischen Innenraum; Information und Bewegung werden eins. So ließe sich Wells' Werk als Diagramm von Bewegungen und Fahrzeugen beschreiben, auch als Diagramm von Geschwindigkeiten, vom Auftauchen und Verschwinden.
Het is tijd voor open spel, mijn liefste. De kaarten op de tafel. Ik heb er twee: mijzelf en wat ik schrijf. Ze zijn van weinig waarde, om niet te zeggen van geen tel. De
hand van jou is rijker: je lijf is nog het minste, al is het lang niet mis. Maar ook illusies heb je nog, en hoop. Jij hebt alles wat er is. Toch ben ik soms al
op je uitgekeken, ontkennen heeft geen zin. Je zult dan ook wel weten: gewenning is een ziekte, ze slaat toe van bij het begin, en op het einde is het beter om te breken.
Ik wil daar nu niet over praten. Wat komen moet, dat komt. Alleen: er zal nimmer sprake zijn van schuld. En nog minder van vergeten. Dat er, in dit land van kwezels en kastraten,
in deze tijd van tegenstand en onbenul, twee levens waren die elkander kruisten, met een vuurwerk van vergeefse woorden, en de troost van wat lichamelijk tumult.
Programma
Weet ik veel hoe poëzie eruit moet zien. Niet dat statische, dat uniforme. Daar hou ik niet zo van. Dezelfde toon herhaald tot in den treure, en dat dan 'vormvastheid' noemen, of 'een eigen stem', dat soort gelul. Nee daar hou ik niet zo van.
Geef mij dan maar het favoriete snoepgoed uit mijn jeugd. De toverbal. Je zuigt en zuigt maar, telkens komen er andere kleuren te voorschijn en voor je 't weet, heb je helemaal niets meer. Dát is het, vind ik. Zoiets. Ongeveer.
Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)
De Britse schrijfster Jeanette Winterson werd geboren in Manchester op 27 augustus 1959. Haar adoptieouders waren lid van de Pinkstergemeente en voedden Jeanette streng christelijk op. Op haar achtste schreef ze al diensten en bracht ze mensen tot bekering. Door dit talent hoopten haar ouders dat ze missionaris zou worden. Haar neiging tot 'onnatuurlijke liefde' gooide echter roet in het eten. Ze ging uit huis op haar vijftiende nadat ze bekend had gemaakt dat ze verliefd was op een meisje. Winterson studeerde Engels aan het St Catherine's College in Oxford en ontving haar bachelordiploma in 1981. In Londen schreef ze haar eerste boek Oranges are not the only fruit, wat gepubliceerd werd in 1985. Het boek is sterk autobiografisch en vertelt over een lesbisch meisje dat opgroeit in een streng religieuze gemeenschap. Het debuut werd goed ontvangen en leverde Winterson de Whitbread Prize op. In 1990 bewerkte ze het boek tot een scenario voor een BBC-miniserie, die veel aandacht kreeg in verband met een aantal expliciet lesbische scènes. Vanaf 1987 ging Winterson zich serieus op haar schrijverscarrière toeleggen. Naast romans publiceert ze ook verhalen, essays en kinderboeken. Bovendien schreef ze naast het script voor haar eigen boekverfilming het filmscript voor Great moments in aviation (1993). In 2006 werd ze voor haar verdiensten voor de literatuur benoemd tot Officer of the British Empire.
Uit: Oranges Are Not The Only Fruit
I cannot recall a time when I did not know that I was special. We had no Wise Men because she didn't believe there were any wise men, but we had sheep. One of my earliest memories is me sitting on a sheep at Easter while she told me the story of the Sacrificial Lamb. We had it on Sundays with potato. Sunday was the Lord's day, the most vigorous days of the whole week; we had a radiogram at home with an imposing mahogany front and a fat Bakelite knob to twiddle for the stations. Usually we listened to the Light Programme, but on Sundays always the World Service, so that my mother could record the progress of our missionaries. Our Missionary map was very fine. On the front were all the countries and on the back a number chart that told you about Tribes and their Peculiarities. My favourite was Number 16, The Buzule of Carpathian. They believed that if a mouse found your hair clippings and built a nest with them you got a headache. If the nest was big enough, you might go mad. As far as I knew no missionary had yet visited them. My mother got up early on Sundays and allowed no one into the parlour until ten o'clock. It was her place of prayer and meditation. She always prayed standing up, because of her knees, just as Bonaparte always gave orders from his horse, because of his size. I do think that the relationship my mother enjoyed with God had a lot to do with positioning. She was Old Testament through and through. Not for her the meek and paschal Lamb, she was out there, up front with the prophets, and much given to sulking under trees when the appropriate destruction didn't materialise. Quite often it did, her will or the Lord's I can't say. She always prayed in exactly the same way. First of all she thanked God that she had lived to see another day, and then she thanked God for sparing the world another day. Then she spoke of her enemies, which was the nearest thing she had to a catechism. As soon as 'Vengeance is mine saith the Lord' boomed through the wall into the kitchen, I put the kettle on. The time it took to boil the water and brew the tea was just about the length of her final item, the sick list. She was very regular. I put the milk in, in she came, and taking a great gulp of tea said one of three things.
Het huis lag open. Werkmannen hadden de plaaster van de plafonds geslagen en de balken ontbloot. In alle kamers was langs de stijlen van de deuren een krater in de bezetting gekapt. Op de bodem liepen leidingen, buizen en bedrading als rivieren die zich een weg door het bakstenen landschap hadden gebaand. Behangpapier uit een vorige eeuw krulde langs de kraterranden - vervaalde kleuren en statige motieven, het zou allemaal moeten worden verwijderd en vervangen. Werkvolk zou opnieuw het huis binnenkomen langs voor-, achter- en zijdeuren, zou met zware stappen de trap opgaan, kamers binnendringen, ramen opengooien, aan de slag gaan. Maar nu was het stil, zo stil dat Vera Gerstal zachtjes zong toen ze de deur van de kamer waar ze sliep opentrok, de overloop overstak, de trap afging naar het kamertje waar de WC stond, en daarna weer opging tot ze bij de vroegere badkamer kwam. Het bad stond op zijn kortste zijde rechtop tegen de muur tussen het raam en de schouw met de grote spiegel, maar de wastafel was niet losgekoppeld en er liep nog altijd water uit de kranen. Vera keek naar buiten, zag de appelbomen, het gras en de schommel, en begon luider te zingen. Ze draaide de kraan open en hoorde het water in de koperen buizen sissen. Een tak tikte tegen het raam. Een vogel tjilpte. Het was geen minuut stil. Vera voelde in de krater links van de wastafel en legde haar hand op de koperen buis waardoor het water naar de kraan stroomde. Koper, wist ze, was tegen alles bestand. Als de wereld van koper was gemaakt, ging hij nooit kapot.
De kraan snerpte toe en ze dompelde haar washandje in het water. Vera Gerstal was gelukkig. Ze keek naar haar arm en wist dat daar binnen aders, zenuwen en lymfebanen liepen precies zoals leidingen in de muren van een huis, precies zoals nerven in de blaren van appelbomen. Plof, zei de stop toen ze aan het kettinkje trok en het water kolkte weg door de afvoerbuis. Die was van plastic en niet van koper, waarom wist ze niet. Ooit had ze gewoond in een huis waar de waterafvoer van tuinslang was gemaakt. Een loodgieter was gekomen en had het allemaal uit het huis gerukt zoals een spatader uit een ziek been moet worden gehaald. Tuinslang is te nauw om als afvoer dienst te doen en aan de binnenkant zitten ribbeltjes waarop kalk zich gemakkelijk afzet. Vera kende elke leiding in het huis.
Kristien Hemmerechts (Brussel, 27 augustus 1955)
De Australische dichter, schrijver en journalist David Rowbotham werd geboren in Toowoomba.in de Darling Downs van Queensland op 27 augustus 1924.
Hawk
The hawk dived in his body to reach hers.
She felt it strike and then begin to pick.
Her convulsion was the epitome of quick
flight: what the hawk did made her seizure his.
Her body was the perch and prey of an exquisite
homing: his in the hawk of precipitous hunger,
hers in the talons of unerring visit,
and the body of both in the weight of love as anger.
This was the sum that cried and hunted hunger.
This was home for an instinct old as the sun
searching out the planets to give them light
among particles that slammed the dark like rain;
and both along their sinews felt the weight
of the hunt about to slacken, and the hawk struck again.
To Whom I Turned
America to whom I turned
looked after me the night I fell.
The spectre of the lantern learned
I was alone on the white owls hill.
The light went out and the step I took
led to the Rockies climbing air.
The fall was straight to the waiting oak.
I broke every branch that saved me there.
Timber the parent of my escape
proved American as the Bomb.
Spectral shouts and lights went up.
The bearers came and brought me home.
The white owls hill and the war-sea night
were the same as far as I have known,
if my numb fingers got it right:
and who broke the fall goes marching on.
David Rowbotham (Toowoomba, 27 augustus 1924)
De Britse schrijfster Norah Lofts werd geboren op 27 augustus 1904 in Shipham, Norfolk als Norah Robinson.
Uit:Here Was a Man
We've only one virginity to lose,
And where we lose it, there our hearts will be.
Old Harkess paused in his dragging of the boat to the water's edge, and listened. There were no sounds except the sighing of the summer sea and the swish of the wind through the rough grass at the cliff 's top, and he was not listening for those. He sighed, for he was an old man, and lazy, and a little help with the launching and the rowing was very welcome on these warm nights. He spat on his hands and took a fresh hold on the boat. Twice after that he paused, and the third time heard what he had been waiting for, the quick step, the hurried breathing, and presently the voice calling breathlessly, "Harky, wait for me. Harky."
Urgent as was the call, it was not loud, and the old man smiled in the darkness; a cautious one, Wally, for all his eagerness. He called back, quietly, "Ahoy, lad." Out of the shadows a figure came stumbling, threw itself silently upon the boat, and with the old man's apparent help, dragged it into the water. As they clambered in the boy said, with reproach in his voice, "I believe you were going without me."
"I didn't want to. I like a bit of company, as you know. But 'twas getting latish and the nights are short now. I thought they'd kept you in up at the house."
"They tried. Father locked me in, but thank God I'm still thin enough for the window, and light enough for the wisteria."
"You won't allust be. What'll you do then?"
"I'll be gone before then. I'm to go to Oxford this autumn."
"I shall miss you, Wally."
"Not as much as I shall you, Harky. Any boy who'll lend you a hand is the same to you. You're Odysseus to me."
Uit:Leutnant Hornblower (Vertaald door Eugen von Beulwitz)
ERSTE GRUPPE: FEUER ERÖFFNEN ! schrie Hornblower. Die vier vordersten Geschütze donnerten fast gleichzeitig los. ZWEITE GRUPPE ! Bush fühlte, wie das Deck unter seinen Füßen unter dem Druck von Entladung und Rückstoß schwankte. Scharfer, bitter schmeckender Qualm erfüllte das enge, niedrige Deck, und der Lärm war vollends entsetzlich. NOCH EINMAL SO, MÄNNER ! brüllte Hornblower. DIE GRUPPENKOMMANDEURE MEHR AUF SEITENFÜHRUNG ACHTEN ! Dicht neben Bush gab es plötzlich einen furchtbaren Krach, eine Masse heulte an ihm vorüber und bohrte sich nicht weit von seinem Kopf knirschend in einen Decksbalken. Das Ding war durch die offene Pforte hereingeflogen und hatte den Verstärkungsring am Boden des Geschützes getroffen. Zwei Mann, die dort gestanden hatten, waren zusammengestürzt, der eine lag reglos an Deck, der andere wand sich jämmerlich in seinen Schmerzen. Eben wollte Bush befehlen, sie zu bergen, da fiel ihm etwas noch weit Schlimmeres ins Auge. In dem Decksbalken zu seinen Häupten klaffte ein breiter Riss, aus dessen Tiefe Rauch hervordrang. Offenbar war die glühende Kugel beim Auftreffen auf das Bodenstück in Trümmer gegangen...
Cecil Scott Forester (27 augustus 1899 2 april 1966)
Uit: The Dog beneath the Skin (Samen met W.H. Auden)
ACT ONE
SCENE I
The garden of the Vicarage at Pressan Ambo. The scene suggests the setting of a pre-war musical comedy. The stage is crowded with villagers of all classes, who prome nade to the strains of a distant band. The characters, as they pass in turn along the footlights, address the audi ence.
VICAR. Here come I, the Vicar good Of Pressan Ambo, it's understood; Within this parish border I labour to expound the truth To train the tender plant of Youth And guard the moral order.
CHORUS. With troops of scouts for village louts And preaching zest he does his best To guard the moral order.
GENERAL. General Hotham is my name. At Tatra Lakes I won my fame, I took the Spanish Lion. In Pressan now my home I've made And rule my house like a brigade With discipline of iron.
CHORUS. Side by side his peacocks stride: He rules them all at Conyers Hall With discipline of iron.
GENERAL'S WIFE. Woman, though weak, must do her part
Christopher Isherwood (26 augustus 1904 4 januari 1986)
C'est la réalité des photos qui sont sur mon cur que je veux
Cette réalité seule elle seule et rien d'autre
Mon cur le répète sans cesse comme une bouche d'orateur et le redit
À chaque battement
Toutes les autres images du monde sont fausses
Elles n'ont pas d'autre apparence que celle des fantômes
Le monde singulier qui m'entoure métallique végétal
Souterrain
Ô vie qui aspire le soleil matinal
Cet univers singulièrement orné d'artifices
N'est-ce point quelque uvre de sorcellerie
Comme on pouvait l'étudier autrefois
À Tolède
Où fut l'école diabolique la plus illustre
Et moi j'ai sur moi un univers plus précis plus certain
Fait à ton image
Le départ
Et leurs visages étaient pâles
Et leurs sanglots s'étaient brisés
Comme la neige aux purs pétales
Ou bien tes mains sur mes baisers
Tombaient les feuilles automnales
Rencontre
Passant mêle à ta vie l'orgueil et la bonté
Surmonte l'ennemi et bois à sa santé
Honore ton outil sans le laisser inerte
Brise-le par amour au moment de ta perte
Et méprise ceci Jouir sans en pleurer
La vigne sans ivresse et le champ sans ivraie
Guillaume Apollinaire (26 augustus 1880 9 november 1918)
De Franse dichter en schrijver Jules Romains, pseudoniem van Louis Henri Farigoule, werd geboren op 26 augustus 1885 in La Chapuze.
LES CYCLISTES
Les grelots sonnent
Loin, sur la route,
Quatre cyclistes.
Entre leurs bras
Et leurs poitrines
On voit le ciel.
Les pentes étirent
Les virages tordent
La vie élastique
De leurs quatre corps
Elle mollit, ploie,
Colle sur la voie,
Ou durcit et broie
Le néant qui dort
Uit: Les copains
« On ne sait pas ce que ce que c'est que l'amitié. On n'a dit que des sottises là-dessus. Quand je suis seul, je n'atteins jamais à la certitude où je suis maintenant. Je crains la mort. Tout mon courage contre le monde n'aboutit qu'à un défi. Mais, en ce moment je suis tranquille. Nous deux, comme nous sommes là, en bécane, sur cette route, avec ce soleil, avec cette âme, voilà qui justifie tout, qui me console de tout. N'y aurait-il que cela dans ma vie, que je ne la jugerais ni sans but, ni même périssable. Et n'y aurait-il que cela, à cette heure dans le monde, que je ne jugerais le monde ni sans bonté, ni sans Dieu. Lorsqu'un fils de l'homme connait un seul jour cette plénitude, il n'a rien à dire contre son destin. »
Jules Romains (26 augustus 1885 14 augustus 1972)
De Duitse dichter en schrijverWalter Helmut Fritz werd geboren op 26 augustus 1929 in Karlsruhe.
Im Fischerdorf
Dein Lachen hör ich
hinter Weidenkörben.
Vertrauen nistet zögernd
dir im Gesicht.
Die Katzen streichen aufmerksam
um Eisentische.
Im matten Teerspurglanz
vergehn die Jahre.
Dort sieh, die Netze bleichen
auf den Planken.
Wer vieles zu verlieren weiß,
wird vieles fi nden.
Die Träume sterben nicht
am Mittag.
Des Windes blaue Hand zieht sie
durch kleine Gassen.
Die Wolke
Wir saßen bei Schafskäse, Oliven, Tomatensalat, als wir die Wolke sahen, die ihren Schatten über einige Häuser des Dorfs legte, dann über den Hügel, dann ihre Fahrt verlangsamte, anhielt, und in der leuchtenden Luft Wurzeln schlug
I touch your mouth, I touch the edge of your mouth with my finger, I am drawing it as if it were something my hand was sketching, as if for the first time your mouth opened a little, and all I have to do is close my eyes to erase it and start all over again, every time I can make the mouth I want appear, the mouth which my hand chooses and sketches on your face, and which by some chance that I do not seek to understand coincides exactly with your mouth which smiles beneath the one my hand is sketching on you.
You look at me, from close up you look at me, closer and closer and then we play cyclops, we look closer and closer at one another and our eyes get larger, they come closer, they merge into one and the two cyclopses look at each other, blending as they breathe, our mouths touch and struggle in gentle warmth Then my hands go to sink into your hair, to cherish slowly the depth of your hair while we kiss as if our mouths were filled with flowers or with fish, with lively movements and dark fragrance. And if we bite each other the pain is sweet, and if we smother each other in a brief and terrible sucking in together of our breaths, that momentary death is beautiful. And there is but one saliva and one flavor of ripe fruit, and I feel you tremble against me like a moon on the water.
Julio Cortázar (26 augustus 1914 - 12 februari 1984)
In Parijs, 1969
De Duitse schrijver Joachim Zelter werd geboren in Freiburg im Breisgau op 26 augustus 1962.
Uit: Liebe und Intimität. Shakespeares Welt unsere Welt
Das späte 20. Jahrhundert wird gemeinhin als diffuse Zeit gesehen, die sich keiner dominanten Idee oder Bezeichnung zu fügen scheint. Andererseits kreisen die Lebens- und Diskurswelten moderner Gesellschaften nach wie vor um Zentren privilegierter Wertschätzungen. Ein neuer al-ter Begriff gewinnt in diesem Zusammenhang an Bedeutung: Liebe.1 Im Unterschied zu vor-modernen Gesellschaften meint der moderne Liebesbegriff nicht mehr alte Bezugsgrößen wie Gott, Nation oder Klasse, sondern sucht in betonter Weise das Individuum, nicht jedes Indi-viduum als vielmehr den einzigartigen Liebes- oder Ehepartner fürs Leben, also keine allgemei-ne Nächstenliebe, sondern eine ausschließliche und in Superlativen gedachte Liebsten-Liebe.2 Es ist das Leitbild der romantischen Liebe, in der die Liebespartner einander die Welt bedeuten, in einer Welt, die zunehmend bedeutungslos und unwirtlich erscheint. Die romantische Liebes-beziehung ist eine doppelte Vereinigung, die Zweisamkeit des einsamen Menschen und die Tota-lität heimatloser Regungen, die in der gesellschaftspolitischen Welt keinen Platz mehr haben: das Ausleben extremer Gefühle und Affekte, die Ermöglichung der Empfindsamkeit und Romantik, die Gelegenheit zur Verehrung und Vergötterung, das Erlebnis des Sakralen und Zaubers. Es ist zu vermuten, daß ein Zusammenhang besteht zwischen der wachsenden "intellektualistischen Rationalisierung" und Entzauberung3 der Welt und dem Zauber der romantischen Liebe. Die ro-mantische Liebesbeziehung ist eine überdimensionale Gefühls-, Wert- und Sinntotalität, die eine Vielzahl anderenorts frustrierter Lebensbedürfnisse auf sich vereint, ein Universum, das sich von der Umwelt abgrenzt, die sich als plurales und fragmentarisches Multiversum darstellt.
Joachim Zelter (Freiburg im Breisgau, 26 augustus 1962)
De Duitse schrijver Joachim Helfer werd geboren in Bonn op 26 augustus 1964.
Uit: Unter der Gürtellinie
Dekadenz, so viel steht fest, ist Niedergang und Verfall - und zwar stets in einem körperlichen Sinne: Aufbauend auf der alten Versinnbildlichung des Staates als einem menschlichen Körper, versucht der Dekadenzbegriff, die vielfältigen und oftmals widersprüchlichen Vorgänge, die zum Untergang geschichtlicher Reiche geführt haben, nach dem leichter fasslichen Vorbild des Schwach- und Schlaffwerdens unserer Leiber zum Tode hin zu fassen.
Durch seine Ausweitung, erst von den Kennzeichen auf die angenommen Ursachen eines historischen Niedergangs, dann von der Beschreibung abgeschlossener geschichtlicher Vorgänge auf noch anhaltende, erst beginnende oder bloß befürchtete der Gegenwart, wird der Begriff nicht schärfer. Schwammig wie er ist, bleibt er jedoch stets beim Körper: Als Vorwurf gegen konkrete Zustände zielt er regelmäßig entweder auf den Bauch, also auf Völlerei und Trägheit - oder aber unter die Gürtellinie.
Wer eine Gesellschaft, ob die eigene oder eine fremde, der Dekadenz bezichtigt, begründet diesen Vorwurf fast immer auch und oft zuerst mit einem dort zu beobachtenden Verfall der Ordnung im Geschlechtlichen und der Geschlechterrollen. Mann und Frau werden dabei im Sinne der Dekadenzmetapher stets als grundsätzlich unterschiedliche Organe eines einzigen, gottesebenbildlichen Körpers aufgefasst, deren Zusammenspiel nur auf eine einzige, gottgewollte Weise die Gesundheit dieses Familien-, und das heißt Staatskörpers gewährleistet, während jedwede Abweichung von dieser Norm eine womöglich lebensbedrohliche Erkrankung bedeutet.
Allerdings sind die Vorstellungen davon, was zwischen den Geschlechtern und im Geschlechtsleben Ordnung wäre, von Gesellschaft zu Gesellschaft unterschiedlich und mithin wandelbar.
Brian Moore, Charles Wright, Martin Amis, Johann Herder, Maxim Biller
De Ierse schrijver Brian Moore werd geboren in Belfast op 25 augustus 1921.
Uit: The Luck of Ginger Coffey
Fifteen dollars and three cents. He counted it and put it in his trouser-pocket. Then picked his Tyrolean hat off the dresser, wondering if the two Alpine buttons and the little brush dingus in the hatband werent a shade jaunty for the place he was going. Still, they might be lucky to him. And it was a lovely morning, clear and crisp and clean. Maybe that was a good augury. Maybe today his ship would come in.
James Francis (Ginger) Coffey then risked it into the kitchen. His wife was at the stove. His daughter Paulie sat listless over Corn Flakes. He said Good morning, but his only answer came from Michel, the landladys little boy, who was looking out the window.
Whats up, lad? Coffey asked, joining Michel. Together, man and boy, they watched a Montreal Roads Department tractor clambering on and off the pavement as it shunted last nights snowfall into the street.
Sit down, Ginger, youre as bad as the child, his wife said, laying his breakfast on the kitchen table.
He tried her again. Good morning, Veronica.
His mother was just in, said she, pointing to Michel. Wanting to know how long we were going to keep the place on. I told her youd speak to her. So dont forget to pop upstairs and give our notice the minute you have the tickets.
Yes, dear. Flute! Couldnt a man get a bite of breakfast into him before she started that nattering? He knew about telling Madame Beaulieu. All right.
A boiled egg, one slice of toast and his tea. It was not enough. Breakfast was his best meal; she knew that. But in the crying poverty mood that was on her these last weeks, he supposed shed take his head off altogether if he asked her for a second egg. Still, he tried.
Would you make us another egg? he said.
Make it yourself, she said.
He turned to Paulie. Pet, would you shove an egg on for me?
Daddy, Im late.
Brian Moore(25 augustus 1921 10 januari 1999)
De Amerikaanse dichter Charles Wright werd geboren op 25 augustus 1935 in Pickwick Dam, Tennessee.
Last Supper
I seem to have come to the end of something, but dont know what,
Full moon blood orange just over the top of the redbud tree.
Maundy Thursday tomorrow,
then Good Friday, then Easter in full drag,
Dogwood blossoms like little crosses
All down the street,
lilies and jonquils bowing their mitred heads.
Perhaps its a sentimentality about such fey things,
But I dont think so. One knows
There is no end to the other world,
no matter where it is.
In the event, a reliquary evening for sure,
The bones in their tiny boxes, rosettes under glass.
Or maybe its just the way the snow fell
a couple of days ago,
So white on the white snowdrops.
As our fathers were bold to tell us,
its either eat or be eaten.
Spring in its starched bib,
Winters cutlery in its hands. Cold grace. Slice and fork.
Without apeing the explicatory style of Nabokov's famous Lectures (without producing height-charts, road maps, motel bookmatches, and so on),it might still be as well to establish what actually happens in Lolita: morally. How bad is all this--on paper, anyway? Although he distances himself with customary hauteur from the world of 'coal sheds and alleyways', of panting maniacs and howling policemen, Humbert Humbert is without question an honest-to-God, open-and-shut sexual deviant, displaying classic ruthlessness, guile and (above all) attention to detail. He parks the car at the gates of schoolyards, for instance, and obliges Lo to fondle him as the children emerge. Sixty-five cents secures a similar caress in her classroom, while Humbert admires a platinum classmate. Fellatio prices peak at four dollars a session before Humbert brings rates down 'drastically by having her earn the hard and nauseous way permission to participate in the school's theatrical programme'. On the other hand he performs complementary cunnilingus when his stepdaughter is laid low by fever: 'I could not resist the exquisite caloricity of unexpected delights--Venus febriculosa--though it was a very languid Lolita that moaned and coughed and shivered in my embrace.'
Humbert was evidently something of a bourgeois sadist with his first wife, Valeria. He fantasized about 'slapping her breasts out of alignment' or 'putting on [his] mountain boots and taking a running kick at her rump' but in reality confined himself to 'twisting fat Valechka's brittle wrist (the one she had fallen upon from a bicycle)' and saying, 'Look here, you fat fool, c'est moi qui décide.' The weakened wrist is good: sadists know all about weakspots.
Er wartete auf sie drei Monate lang. Er sortierte seine Fotos, brachte Ordnung in seine Bücher und räumte ein paar Möbel um, und dann wartete er weiter. Dann las er alle Briefe, die er jemals bekommen hatte, und warf die meisten weg, und er kaufte eine große Karte von Indien und hängte sie über sein Bett. Nein, er kaufte keine Karte von Indien, aber er wollte es wirklich tun, während er wartete. Er wartete und wartete und fing an, eine Geschichte darüber zu schreiben, wie er auf sie wartete, aber er wußte nicht, wie sie endete, und dann hörte er wieder auf damit. Zum Schluß machte er gar nichts mehr; er wartete nicht einmal mehr. Er schlief immer weniger, er aß nur noch Brot und Tomaten und gelben
Supermarktkäse, und dann kam sie endlich, sie saßen zusammen bei ihm auf der Couch, und sie sagte: »Es war eine lange Zeit.« »Ja«, sagte er, obwohl er sich fest vorgenommen hatte, so wenig wie möglich zu sagen, »es war eine sehr lange Zeit.« Sie hatte abgenommen auf ihrer Reise, und er fand nicht, daß sie besser aussah als vorher. Sie war müde, aber sie war immer müde, deshalb war sie weggefahren, um nicht mehr müde zu sein, und jetzt kam sie noch müder zurück. Und sie war älter geworden. Älter oder ernster oder härter, das wußte er nicht so genau. Ein grauer Schimmer lag auf ihrer sonnengegerbten Haut, wie ihn sonst nur ältere Frauen hatten, ihr Lächeln war viel zu ernst und überlegen, und ihre Wangenknochen traten noch stärker hervor als früher. Sie stand auf und ging raus, und als sie zurückkam, hatte sie eine bunte Tüte in der Hand.
»Das ist für dich«, sagte sie.
»Danke, meine Liebe«, sagte er. Er machte die Tüte auf. Es war ein kleiner, schwarzer, dicker Elefant aus Mahagoni drin.
»Möchtest du etwas trinken?« sagte er.
»Wasser.«
»Ich hab Wein für dich gekauft.«
»Nein. Wasser«, sagte sie.
Er stand langsam auf und streifte mit seinem Bein ihr Bein. Es war bis auf den flüchtigen Begrüßungskuß ihre erste Berührung seit drei Monaten.
»Wirklich nur Wasser?« rief er aus der Küche, aber sie antwortete nicht. »Kalt oder normal?« rief er wieder, und sie rief leise zurück: »Normal.«
90 Jaar Drs. P, Marion Bloem, Stephen Fry, Jorge Luis Borges, Johan Fabricius, Alexander McCall Smith, Paulo Coelho
Negentig jaar Drs. P.
De Nederlands-Zwitserse schrijver, tekstschrijver, componist, zanger en pianist Drs. P (eig. Heinz Hermann Polzer werd geboren in het Zwitserse Thun op 24 augustus 1919. Dat is vandaag dus precies 90 jaar geleden.
Kloosterlied
Papyrus de Tweede, het teder aanbeden en edele hoofd van de hierarchie
Had redelijke vrede met zedeloosheden als lederen koorhemd en pederastie
"De lust, na het werken", placht hij op te merken, "in kerken de perken te buiten te gaan
Is niet zo sinister, want niemand verliest er; wie kiest er ook anders het priesterbestaan?
Maar zie nu toch hier es, verzuchtte Papyrus, het kwalijke virus van den Tempelier
Het klooster, men proost er, men bloost er niet eens.Iedereen minnekoost er met Oosterse zwier
Al bouwen ze gothisch, ze zijn zo chaotisch exotisch, vooral op erotisch gebied...
Kannuniken gun ik een kans om te frunniken. Broeders zijn loeders, die gun ik het niet
O, kon ik een monnik een tonic zien drinken, een zuster beluster op koffie zien zijn
Dan liet ik hen zwieren, maar nee: deze klieren versieren maar bieren, likeuren en wijn
Voortdurend een kater en watergeklater van non en van pater, van abt en abdis
Dat moet zich wel wreken: men hoort nu al spreken door Brusselse leken van 'Monniken Pis'
De heilige vader werd kwader en kwader, en nam in dit kader een nader besluit:
'In kloostergebouwen geen slempen, geen sjouwen - wel stoken of brouwen, maar zonder geluid
Toch zijn ze me dierbaar, dus eens in de vier jaar doe ik hun plezier daar met een vrije dag
Dan duld ik inschikkelijk hun onverkwikkelijk prikkelgesmikkel en schrikkelgedrag'
Koude
Het absolute nulpunt
Is geen kermisattractie of flauwekulstunt
Het is de allerlaagst denkbare temperatuur
En dan mag men wel spreken van bijzonder guur
In het glaasje kijken
'Indien ik eens uit een vergrootglas mocht drinken
Hoe groot zou ik dan kunnen worden, papa?'
De vraag van de jongen mag achterlijk klinken
Correctie: Martijntje was heus bij de pinken
Wel vijf jaar oud slechts, dus gaat u maar na
De vader verklaarde, didactisch bevlogen
'Geenszins! Een vergrootglas, daar drinkt men niet uit
Uw groei ligt ook stellig niet in zijn vermogen
En als het vergroot is, is 't alleen in uw ogen'
'Hoe gaat zulks precies in zijn werk?' vroeg de guit
'Dat glas is een kijkglas, waardoor ge kunt kijken
En daar het glas bol is ontstaat het visioen
Dat letters of torretjes groter gaan lijken
Het komt doordat lichtstralen af moeten wijken'
En hier moest Martijntje het dan maar mee doen
Drs. P (Thun, 24 augustus 1919)
De Nederlandse dichteres en schrijfsterMarion Bloem werd op 24 augustus 1952 geboren in Arnhem.
Ik was bij de een
Ik was bij de een en dacht na over de ander toen ik schreef over de zon Ik kan niet kiezen tussen passie of geluk. Lik mijn oor Kus mijn schouder Wees plat wees vloers Bijt mijn hart heb ik met potlood in jouw oksels gefluisterd Maar je was blind voor de regen in mijn zon- negedicht Elke zin is een traan die het dansen heeft gemist
Uit: In de kamer van mijn vroeger
Later is vroeger verdwenen. Of nee, vroeger is later, nee, vroeger is nu alweer weg, terwijl later veel eerder dan vroeger zal verdwijnen. En vroeger dacht ik: later wordt het leuk, maar later denk ik: vroeger was het leuker, alleen wist ik dat vroeger over later nog niet. en dat is t leuke van later, dat je weet dat je vroeger nog niet wist wat je later zou weten, terwijl je later, veel later, nou juist alles weer vergeet wat je wist over vroeger, nu, en zelfs later, en zelfs dat er ooit eens iets anders dan heden is geweest.
Marion Bloem (Arnhem, 24 augustus 1952)
De Engelse komiek, schrijver, acteur en presentator Stephen John Fry werd geboren in Londen op 24 augustus 1957.
Uit: Moab Is My Washpot
We are living in a statistically rare and improbable period of British life. The last twenty years are the only twenty years of our history in which children have not been beaten for misbehaviour. Every Briton you can think of, from Chaucer to Churchill, from Shakespeare to Shilton, was beaten as a child. If you are under thirty, then you are the exception. Maybe we are on the threshold of a brave new world of balanced and beautiful Britons. I hope so.
You wont find me offering the opinion that beating is a good thing or recommending the return of the birch. I frankly regard corporal punishment as of no greater significance in the life of most human beings than bustles, hula-hoops, flared trousers, side-whiskers or any other fad. Until, that is, one says that it isnt. Which is to say, the moment mankind decides that a practice like beating is of significance then it becomes of significance. I should imagine that were I a child now and found myself being beaten by schoolmasters I would be highly traumatised by the experience, for every cultural signal would tell me that beating is, to use the American description, a "cruel and unusual punishment" and I would feel singled out for injustice and smart and wail accordingly.
Stephen Fry (Londen, 24 augustus 1957)
De Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges werd geboren op 24 augustus 1899 in Buenos Aires.
Uit: The Modesty of History (Vertaald door Ruth L. C. Simms)
On September 20, 1792, Johann Wolfgang von Goethe (who had accompanied the Duke of Weimar on a military expedition to Paris) saw the finest army of Europe inexplicably repulsed at Valmy by some French militiamen, and said to his disconcerted friends: "In this place and on this day, a new epoch in the history of the world is beginning, and we shall be able to say that we have been present at its origin." Since that time historic days have been numerous, and one of the tasks of governments (especially in Italy, Germany, and Russia) has been to fabricate them or to simulate them with an abundance of preconditioning propaganda followed by relentless publicity. Such days, which reveal the influence of Cecil B. De Mille, are related less to history than to journalism. I have suspected that history, real history, is more modest and that its essential dates may be, for a long time, secret. A Chinese prose writer has observed that the unicorn, because of its own anomaly, will pass unnoticed. Our eyes see what they are accustomed to seeing. Tacitus did not perceive the Crucifixion, although his book recorded it.
Those thoughts came to me after a phrase happened to catch my eye as I leafed through a history of Greek literature. The phrase aroused my interest because of its enigmatic quality: "He brought in a second actor." I stopped; I found that the subject of that mysterious action was Aeschylus and that, as we read in the fourth chapter of Aristotle's Poetics, he "raised the number of actors from one to two." It is well known that the drama was an offshoot of the religion of Dionysus. Originally, a single actor, the hypokrites, elevated by the cothurnus, dressed in black or purple and with his face enlarged by a mask, shared the scene with the twelve individuals of the chorus. The drama was one of the ceremonies of the worship and, like all ritual, was in danger of remaining invariable. Aeschylus' innovation could have occurred on but one day, five hundred years before the Christian era; the Athenians saw with amazement and perhaps with shock (Victor Hugo thought the latter) the unannounced appearance of a second actor.
Jorge Luis Borges (24 augustus 1899 14 juni 1986)
De Nederlandse schrijver Johan Johannes Fabricius werd op 24 augustus 1899 in Bandoeng in Nederlands-Indië geboren..
Uit: De scheepsjongens van Bontekoe
Satanse jongen, hou die bout vast!
k Hou 'm toch vast, baas?
Noem je dat vasthouden? Jij zult nooit een goeie smid worden!
Peter Hajo zweeg even. Wil ik ook niet, pruttelde hij toen.
W-wat zeg je? Wil jij geen smid worden?!
Nee, baas. 'k Wil naar zee.
Meester Wouter, de hoefsmid uit De IJzeren Man, liet de zware voorhamer, die hij juist had opgeheven, van verbazing een seconde lang in de lucht zweven. Toen dreunde een mokerslag; de vonken stoven meester en knecht om het gezicht. Gekkenpraat! zei de hamer in zijn ijzeren taal.
Peter Hajo keek zwijgend naar het roodgloeiende bouteinde.
Hij verstond de taal van de voorhamer! Als hij in het halfdonker van de wintermorgen de rossig-schemerende smederij binnenkwam, had hij buiten al gehoord hoe zijn baas gemutst was.
Zou je niet eens trekken? gromde meester Wouter. Het vuur is zowat uit! Op die manier zou ik de hamer platslaan en de bout zou rond blijven!
Hoe kan ik trekken, baas, als ik...
Ben jij een joffer, dat je die bout niet met één hand kunt vasthouden?
Peter Hajo was geen joffer. Hij klemde zijn rechtervuist om de bout, trok met de linker de blaasbalg, liet het niet merken dat de slagen hem nu tot in de straffe spieren van zijn rug zeer deden. Een brede lach verscheen op zijn met roet overdekte jongenskop toen hij vroeg: En als ik m'n neus moet krabben, baas?
Leg 'm maar op het aambeeld, dan zal ik 'm met m'n hamer krabben! Wat moet je op zee! Haringvissen? Om te verdrinken, zoals je vader, of door de Duinkerkers naar de galeien te worden gebracht?
Ik wil met de walvisvaarders mee, baas. Maar... Peter Hajo slikte wat weg. Jongens van veertien willen zeniet hebben! Je moet zestien wezen. - Vis jij maar stekelbaars, zeggen ze!
De Schotse schrijver en jurist Alexander McCall Smith werd geboren in Bulayawo in het toenmalige Rhodesië (nu Zimbabwe) op 24 augustus 1948. Hij was professor in het medisch recht, maar is tegenwoordig vooral bekend als schrijver van de serie Het beste dames detectivebureau. In 2003 werd hij in Engeland gekozen tot schrijver van het jaar.
Uit: 44 Scotland Street
Pat stood before the door at the bottom of the stair, reading the names underneath the buttons. Syme, Macdonald, Pollock, and then the name she was looking for: Anderson. That would be Bruce Anderson, the surveyor, the person to whom she had spoken on the telephone. He was the one who collected the rent, he said, and paid the bills. He was the one who had said that she could come and take a look at the place and see whether she wanted to live there.
"And we'll take a look at you," he had added. "If you don't mind."
So now, she thought, she would be under inspection, assessed for suitability for a shared flat, weighed up to see whether she was likely to play music too loudly or have friends who would damage the furniture. Or, she supposed, whether she would jar on anybody's nerves.
She pressed the bell and waited. After a few moments something buzzed and she pushed open the large black door with its numerals, 44, its lion's head knocker, and its tarnished brass plate above the handle. The door was somewhat shabby, needing a coat of paint to cover the places where the paintwork had been scratched or chipped away. Well, this was Scotland Street, not Moray Place or Doune Terrace; not even Drummond Place, the handsome square from which Scotland Street descended in a steep slope. This street was on the edge of the Bohemian part of the Edinburgh New Town, the part where lawyers and accountants were outnumbered - just - by others.
Alexander McCall Smith (Bulayawo, 24 augustus 1948)
De Braziliaanse schrijver Paulo Coelho werd geboren in Rio de Janeiro op 24 augustus 1947. Coelho had al vroeg interesse in de literatuur, wat zijn vader beschouwde als een vorm van afwijkend gedrag. Pogingen om hem te "genezen" versterkten echter zijn artistieke belangstelling, die hij uitleefde in de hippie-beweging van Brazilië. Zijn studie rechten staakte hij in 1970 om te gaan reizen door het Latijnsamerikaanse continent, en naar Europa. Later in de jaren zeventig maakte hij met zijn vrouw een reis door Europa, waar het concentratiekamp Dachau grote indruk maakte. Hij had daar een visioen, waarin een man aan hem verscheen. Twee maanden later kwam hij die man in Amsterdam werkelijk tegen. De man raadde hem aan zich te bekeren tot het katholicisme, en een pelgrimsreis naar Santiago de Compostela te ondernemen. Dat leidde tot het boek De pelgrimstocht naar Santiago (1987). Een jaar later verscheen De Alchemist, wat zorgde voor Coelho's internationale doorbraak.
Paulo Coelho leeft met zijn vrouw Christina afwisselend in Rio de Janeiro en in Tarbes in de Franse Pyreneeën.
Uit: Eleven Minutes
Once upon a time, there was a prostitute called Maria. Wait a minute. "Once upon a time" is how all the best children's stories begin and "prostitute" is a word for adults. How can I start a book with this apparent contradiction? But since, at every moment of our lives, we all have one foot in a fairy tale and the other in the abyss, let's keep that beginning.
Once upon a time, there was a prostitute called Maria.
Like all prostitutes, she was born both innocent and a virgin, and, as an adolescent, she dreamed of meeting the man of her life (rich, handsome, intelligent), of getting married (in a wedding dress), having two children (who would grow up to be famous) and living in a lovely house (with a sea view). Her father was a travelling salesman, her mother a seamstress, and her hometown, in the interior of Brazil, had only one cinema, one nightclub and one bank, which was why Maria was always hoping that one day, without warning, her Prince Charming would arrive, sweep her off her feet and take her away with him so that they could conquer the world together.
While she was waiting for her Prince Charming to appear, all she could do was dream. She fell in love for the first time when she was eleven, en route from her house to school. On the first day of term, she discovered that she was not alone on her way to school: making the same journey was a boy who lived in her neighborhood and who shared the same timetable. They never exchanged a single word, but gradually Maria became aware that, for her, the best part of the day were those moments spent going to school: moments of dust, thirst and weariness, with the sun beating down, the boy walking fast, and with her trying her hardest to keep up.
De oom van Eugène had een huis met een tuin. Het huis lag aan een landweggetje in Les Essarts en Les Essarts lag en ligt nog steeds tussen Coignières en Le Perray, of, om het wat breder en voornamer te zeggen: tussen Versailles en Rambouillet. Les Essarts heet trouwens voluit Les Essarts le Roi en de toevoeging betekent, dat het dorp eigenlijk van de koning was, zoals het hele Ile de France van de koning was in de tijd, toen Franse koningen het nog niet verder hadden gebracht dan tot deftige hereboeren in en rondom Parijs op een straal van ongeveer honderd kilometer. Of Les Essarts er gelukkiger door is geworden? Het antwoord op deze vraag moet ontkennend luiden, zodra we het huis en de onmiddellijke omgeving van het huis van de oom van Eugène gaan beschrijven.
De oom van Eugène woonde er trouwens niet. Hij woonde in Parijs in de rue Danvers, die uitkomt op de Boulevard Barbès. Eerste verdieping boven een timmerwinkel. Lawaaiig genoeg overdag en stil genoeg 's avonds. Het lawaai werd veroorzaakt door een elektrische zaag en de stilte door het feit, dat de boulevard met zijn nachtleven zo bijzonder dichtbij was, terwijl niemand in huis er toch ooit iets van hoorde. De oom van Eugène stapte wel eens om een uur of twaalf, te middernacht dus, de trappen af en dan nog twintig stappen in de richting van de boulevard. Daar stond hij dan, als het ware omringd door nachtportiers en met zijn eigen huis op twintig stappen achter zijn rug. Hij voelde zich dan als een kermisleeuw, die op een vage manier naar de woestijn verlangt. Hij heeft op een goede nacht aan dit verlangen toegegeven. Zijn woestijn heeft hij gevonden in Les Essarts le Roi. Een woestijn was het overigens niet.
In die tijd - het was in de dertiger jaren van deze eeuw - reden de treinen naar Versailles en Rambouillet met een zekere frequentie de hele nacht door en ze stopten dan nog onderweg ook, hetgeen tamelijk verwonderlijk mag worden genoemd bij een halte als die van Les Essarts. Want het dorp bestond uit een huis of twintig en die kleine kern lag bovendien nog een half uur lopen van het station af. Toen de oom van Eugène dan ook aan zijn verlangen naar vrijheid had toegegeven en om half drie 's nachts uit de trein, halte Les Essarts, stapte, zag hij in het licht van de stationslantaarn alleen maar het begin van een tamelijk modderige landweg.
Albert Alberts (23 augustus 1911 16 december 1995)
Uit: From Beach Party to Broadway Interview met Rich Orloff in The Dramatist, 2001)
RO:Did it feel like you were at home, once you tried drag?
CB:Yes, it was interesting.I guess other actors have felt that when theyve played a certain character role, maybe, that freed them.Somehow, by getting away from myself, I almost could be more myself.By having the trappings of drag or a female character, I suddenly had much more authority than before, but then I got away from it.After I graduated, I came back to New York and didnt know how I was going to pursue this career.It was easiest to become a solo performer, where I didnt have to pay other actors.For the next eight years, I was a solo performer, and it was almost like I was in vaudeville.
I did an act where I would be in a certain neutral costume and would play these different characters.I love narrative, so it wasnt like an Eric Bogosian play where I played one character then another, it was always a whole story, almost like a screenplay, where I played all the characters.Id spin around, and Id be the old woman.Then Id spin around, and Id be the young man.I had a repertoire of pieces, and I booked myself all over the country.I was so industrious back then, I would show up in Indianapolis. Id make an appointment with the artistic director of a nonprofit theater and do my act for him in his office.Then, I hoped, theyd book me to come back six months later.It amazes me that I did it.I had this circuit worked out, from San Francisco to Chicago and Washington, doing my act.
I performed in front of every audience: gay, straight.Very much like vaudeville, Id perform in movie theaters, bathhouses, bars, nonprofit theaters, and restaurants.I learned so much as a performer and as a writer.I learned economy as a writer, because as a solo performer, with no set, nothing, I had to instantly let the audience know where I am, what the period is, who I am, everything.It was a wonderful experience, but it was a very frustrating period, too.I got to the point where I was good and could sellout on a rainy Tuesday in Santa Cruz.I was a big star in San Francisco and sold out, but I couldnt earn a living.I couldnt find a manager, and I couldnt book myself very solidly.There would be four months with nothing, and so I did every awful job.I was an office temp, an ice cream scooper.For a while, I gave hot tips on the telephone on what sporting events to gamble on.I draw well, so I was a quick-sketch portrait artist on the sidewalk for about ten years, off and on.
Charles Busch (New York, 23 augustus 1954)
De Duitse schrijver en uitgever Ilija Trojanow werd geboren in Sofia, Bulgarije, op 23 augustus 1965. Zijn familie vroeg in 1971 politiek asiel aan in de Bondsrepubliek. Later trok de familie verder naar Kenia, waar Trojanow met af en toe een verblijf in Duitsland tot 1984 woonde. In Nairobi bezocht hij de Duitse school. Van 1985 tot 1989 studeerde hij rechten en ethnologie in München. Daar richtte hij in 1989 de eerste uitgeverij op, in 1002 gevolgd door de uitgeverij Marino-Verlag, en allebei gespecialiseerd in Afrikaanse literatuur. Trojanowverbleef ook langere tijd in India en Zuidafrika. In 1996 verscheen zijn eerste roman Die Welt ist groß und Rettung lauert überall, waarin hij de ervaringen van zijn familie als politieke vluchtelingen en asielzoekers verwerkte.
Uit:Die Welt ist groß und Rettung lauert überall
Vor vielen vielen Würfelwürfen gab es ein tägliches Ereignis in der heimlichen Hauptstadt der Spieler, einer Stadt, die sich so in den Bergen versteckt hielt, daß kein Steuereintreiber sie kannte und selbst die Geographen von Sultanen, Zaren und Generalsekretären sie nicht auf ihren gierigen Karten verzeichneten; in den Bergen, die Balkan heißen. Dieses Ereignis, zuverlässig wie Kirchenglocken, nahm seinen Ausgang vor einer Bank. Zumindest schrieb die Fassade oberhalb des Portals BANKA, und es führte auch eine breite Treppe in den Schatten hinauf, aber seit Erfindung des Würfels war keiner mehr in diese BANKA hineingegangen. Noch nie hatte die Treppe wochentäglich Kunden hinaufgetragen und wieder hinabgeführt, zu Stoßzeiten stöhnend ihre Arbeit erledigt, in der Mittagspause sich aufplusternd abgestaubt, um jegliche Vertraulichkeit mit der Straße von sich zu
weisen. Es gab keine Kunden, die mit Lust oder Bange die Bank betraten, keine eifrigen Gedanken, die sich um eine Reihe bunter Zettel scharten, nicht die routinierten Blicke von Angestellten und nicht die Portionen Illusion, die aus dickhäutigen Behältern herausgenommen, flink abgezählt und nebensächlich über den Schalter geschoben werden.
Was es drinnen gab, wußten die Männer, die tagtäglich vor dem Gebäude warteten, nicht was immer es war, es wurde nicht benötigt. Aber wer hinaustrat, war allseits bekannt: Bai Dan. Er kam aus dem Schatten heraus und zog seine Krawatte zurecht, protokollarisches Zeichen, daß die Alten Berge unverändert geblieben waren, auch an diesem Tag. Das war der Trommelwirbel, Beginn des Beginns. Wer an den Säulen lehnte, richtete sich auf, wer auf dem Boden kauerte, erhob sich. Und die Treppe hinab schritt der scheinbare Bankdirektor, der eigentlich Meister des Spiels in der
heimlichen Hauptstadt der Spieler war.
Willkommen Bai Dan ein Stimmengewirr, aus gutturalem Selbstbewußtsein und zungenstolpernder Nervosität.
Ilija Trojanow(Sofia, 23 augustus 1965)
De Engelse dichter, schrijver, dramaturg en componist Willy Russell werd geboren op 23 augustus 1947 in Whinston bij Liverpool. Hij stamt uit een arbeidersfamilie, werkte als kappersleerling en had later zijn eigen zaak. Toen hij twintig was bezocht hij een avondschool en begon hij met schrijven. Zijn eerste succes was een stuk over de Beatles, genaamd John, Paul, George, Ringo and Bert, in 1974 opgevoerd aan West End. Ook het halfautobiografische Educating Rita uit 1980 werd goed ontvangen. Andere stukken zijn Breezeblock Park, Stags and Hens, One for the Road und Shirley Valentine. In 2000 verscheen zijn eerste roman The Wrong Boy.
Uit: The Wrong Boy
16 June 1991 Birch Services, M62 Motorway
Dear Morrissey,
I'm feeling dead depressed and down. Like a street-lamp without a bulb or a goose at the onset of Christmas time. Anyroad, I thought I'd pen a few lines to someone who'd understand. I know you probably won't answer this; I don't know if it'll even get to you. And, anyhow, even if you wrote back which I know is highly dubious it wouldn't get to me because I'll have gone. The above address is just a service station I'm stopped at. I'll probably not even post it. I'm writing this in the book I use for writing my lyrics and putting my ideas down. It's sort of a journal, I suppose; although that makes it sound more important than it really is. Anyroad, that's what I'm writing in as I sit here amongst the truckers and the tourists and the travellers and the transients. It's just occurred to me that you might have been in this cafeteria yourself, perhaps in the early days, on the way back from a gig and you and the lads pulled in for a cup of tea. It's a sort of comfort, the thought that you could have been here, Morrissey, perhaps even sitting at this very table that I'm sat at now. I wonder what your thoughts were as you sat in this shrine of self-service gratification, with its granary bar and its battered cod and its breadcrumbed haddock beached on a hotplate, far far from the rolling sea. I'm sitting here opposite a dead fat truck driver who's giving me a lift. I wish the bastard hadn't stopped for me. I could have walked here faster. It's taken nearly two hours to get from Manchester to here because he can't drive past a café or a service station without stopping for something to eat.
When I climbed into his cab he said, 'Where y' goin'?'
I said, 'Grimsby.'
He said, 'What for?'
I said, 'To work.'
He nodded over at my guitar. 'What,' he said, laughing at me, 'busking?'
'No,' I said, 'working on a building site!' He looked a bit dubious.
'Just doing a bit of labouring,' I said, 'and making tea and that.'
He nodded. And then he said, 'How come you're going all the way over there to find work?
Willy Russell (Whinston, 23 augustus 1947)
De Oostenrijkse schrijver Gustav Ernst werd geboren in Wenen op 23 augustus 1944. Hij studeerde germanistiek, geschiedenis en filosofie, maar verruilde de studie al snel voor de literatuur. Vanaf 1969 werkte hij als redacteur en uitgever bij het literaire tijdschrift Wespennest. In 1996 was hij mede-oprichter van het Oostenrijkse tijdschrift Kolik. Vanaf de jaren tachtig schrijft hij vooral dramatisch werk.
Uit: Blutbad, Strip und tausend Rosen
Und wie sagt es Uschi Glas, die oft unterschätzte, überragende Schauspielerin, nicht nur des Films, sondern auch der Bühne, vielleicht noch schöner: "Ich höre immer nur Sex, Sex, Sex! Als ob es nichts anderes gäbe." Dieser Satz, meine Damen und Herren, soll das Motto der Festspiele werden. Die Frau Festspielpräsidentin möchte ihn in jedem Programm der Festspiele auf der ersten Seite abgedruckt haben. Es gibt auch schon spezielle vegetarische Menü-Kreationen, die so heißen. Auf dem Festspielhaus soll der Satz in goldenen Lettern verewigt werden. Jede Pressekonferenz soll mit diesem Satz eröffnet werden. Und er ist ab jetzt Bestandteil jedes Künstlervertrags, vor allem mit Regisseuren. Denn es ist nicht nur ein gedachter Satz. Es ist ein gelebter Satz! Von Uschi Glas selbst gelebt! Denn sie hat nicht davor zurückgeschreckt, sich von ihrem langjährigen Ehemann zu trennen, der zwar dieselbe Kunstauffassung hat, aber offenbar eine ganz andere Lebensauffassung. Uschi Glas hingegen fordert auch von ihrem Leben, was sie von der Kunst fordert. Genauso wie hier alle von der Kunst fordern, was sie auch von ihrem Leben fordern. Die klassische Einheit von Leben und Kunst, meine Damen und Herren! Hier bei diesen Festspielen können Sie es erleben! Uschi Glas kann wahrlich, meine Damen und Herren, die Jeanne d'Arc des zeitgenössischen Theaters genannt werden! Und sie wird auch morgen auftreten, wie ich eben erfahren habe, als Ehrengast der diesjährigen Festspiele und diesen Satz rezitieren. Wovon ich morgen in einer Sondersendung berichten werde. Dieser Satz soll auch gesungen werden. Aber das erst im nächsten Jahr. Niemand geringerer als der Festspieldirektor Peter Ruzicka persönlich soll ihn vertonen. Die Uraufführung übertragen wir natürlich live! Ich versuche es, Sie erlauben, meine Damen und Herren, zur Feier des Tages und zu dieser fortgeschrittenen Stunde einmal selber, gewissermaßen als Vorschlag für den großen Komponisten (singt:): "Ich höre immer nur Sex, Sex, Sex! Als ob es nichts anderes gäbe."
Viele Plätze sind schön, am schönsten aber ist es zu Hause, sagte einer der altgedienten Galeerensträflinge. Und tatsächlich, eine geräumige, sonnendurchflutete Behausung kann ohne weiteres gegen einen noch so langen Seeurlaub aufgewogen werden.
Die Schwierigkeiten jedoch, eine alle Bedürfnisse befriedigende Wohnmöglichkeit zu finden, sind bereits seit Erschaffung der Erde nicht zu unterschätzen.
Schon im Garten Eden wurde, kurz nach der Ausweisung des ersten Ehepaares, folgende Tafel am Eingang angebracht:
"Infolge Abreise der bisherigen Mieter: ein Paradies zu vermieten".
Es meldeten sich nur wenige Bewerber. Einer, mit einem dicken Weib im Schlepptau, erklärte nach oberflächlicher Besichtigung der Örtlichkeit, daß sich bei jedem Regen unpasierbare Kotpfützen bilden würden. Und im Winter würde man sich erkälten; er sehe keinerlei Heizvorrichtung.
"Wie lange dauert es denn noch bis zur Erfindung des Feuers?" fragte er.
"Eine Million Jahre", antwortete der Erzengel Gabriel bedauernd.
Der Mietvergtrag kam nicht zustande.
Er wäre sowieso nicht zustande gekommen, weil das dicke Weib allergisch gegen Vögel war:
"Dieses ewig Gezwitscher vertrage ich nicht. Außerdem reagiere ich allergisch auf jede Art von Gefieder."
Damit zog sie ihren Mann zum Ausgang.
"Wir könnten es ja mit Cortison versuchen," rief Gabriel hinter den beiden her.
Aber da waren sie schon verschwunden.
Als nächster kam Ingenieur Glick. Er inspizierte das Objekt mit gewohnter Gründlichkeit und schüttelte immer wieder den Kopf:
"Kein Kühlschrank ... keine Klimaanlage ... ...wir werden im Sommer einen Hitzschlag kriegen!".
Der Erzengel machte sich erbötig, mit Gott dem Herrn über eine mögliche Neugestaltung der Jahreszeiten zu sprechen, aber Glick vermochte diesem Vorschlag nichts abzugewinnen, schon deshalb nicht, weil mittlerweile alles, was da kreuchet, an seinen Beinen hinaufzukreuchen begann. Ob man denn hier noch nichts von Hygiene gehört hätte, fragte er.
Doch, aber Desinfektionssprays könne man nicht verwenden, antwortete Gabriel entschuldigend. Wegen der Äpfel.
Ephraïm Kishon (23 augustus 1924 29 januari 2005)
De Engelse dichter en schrijver William Ernest Henley werd geboren op 23 augustus 1849 in Gloucester.
Ballade of Dead Actors
Where are the passions they essayed,
And where the tears they made to flow?
Where the wild humours they portrayed
For laughing worlds to see and know?
Othello's wrath and Juliet's woe?
Sir Peter's whims and Timon's gall?
And Millamant and Romeo?
Into the night go one and all.
Where are the braveries, fresh or frayed?
The plumes, the armours -- friend and foe?
The cloth of gold, the rare brocade,
The mantles glittering to and fro?
The pomp, the pride, the royal show?
The cries of war and festival?
The youth, the grace, the charm, the glow?
Into the night go one and all.
The curtain falls, the play is played:
The Beggar packs beside the Beau;
The Monarch troops, and troops the Maid;
The Thunder huddles with the Snow.
Where are the revellers high and low?
The clashing swords? The lover's call?
The dancers gleaming row on row?
Into the night go one and all.
Barmaid
Though, if you ask her name, she says Elise,
Being plain Elizabeth, e'en let it pass,
And own that, if her aspirates take their ease,
She ever makes a point, in washing glass,
Handling the engine, turning taps for tots,
And countering change, and scorning what men say,
Of posing as a dove among the pots,
Nor often gives her dignity away.
Her head's a work of art, and, if her eyes
Be tired and ignorant, she has a waist;
Cheaply the Mode she shadows; and she tries
From penny novels to amend her taste;
And, having mopped the zinc for certain years,
And faced the gas, she fades and disappears.
William Henley (23 augustus 1849 11 juli 1903)
De Amerikaanse dichter Edgar Lee Masters werd geboren op 23 augustus 1868 in Garnett, Kansas.
A.D. Blood
If you in the village think that my work was a good one,
Who closed the saloons and stopped all playing at cards,
And haled old Daisy Fraser before Justice Arnett,
In many a crusade to purge the people of sin;
Why do you let the milliner's daughter Dora,
And the worthless son of Benjamin Pantier,
Nightly make my grave their unholy pillow?
Aaron Hatfield
Better than granite, Spoon River,
Is the memory-picture you keep of me
Standing before the pioneer men and women
There at Concord Church on Communion day.
Speaking in broken voice of the peasant youth
Of Galilee who went to the city
And was killed by bankers and lawyers;
My voice mingling with the June wind
That blew over wheat fields from Atterbury;
While the white stones in the burying ground
Around the Church shimmered in the summer sun.
And there, though my own memories
Were too great to bear, were you, O pioneers,
With bowed heads breathing forth your sorrow
For the sons killed in battle and the daughters
And little children who vanished in life's morning,
Or at the intolerable hour of noon.
But in those moments of tragic silence,
When the wine and bread were passed,
Came the reconciliation for us --
Us the ploughmen and the hewers of wood,
Us the peasants, brothers of the peasant of Galilee --
To us came the Comforter
And the consolation of tongues of flame!
Edgar Lee Masters (23 augustus 1868 5 maart 1950)
De Russische schrijver Aleksander Grin (eig. Aleksandr Stepanovitsj Grinevski) werd geboren in Vjatka op 23 augustus 1880. Zijn moeder overleed toen Grin 13 was. Na het voltooien van zijn opleiding, ging Grin naar Odessa, waar hij vele dienstbetrekkingen had, zoals matroos, mijnwerker of bouwvakker. Vaak had hij echter geen betrekking en moest hij zijn toevlucht nemen tot bedelen. Nadat hij het leger in was gegaan, sloot hij zich aan bij de Sociaal-Revolutionaire Partij, en deserteerde. Dit leidde tot zijn arrestatie en gevangenisstraf wegens het bedrijven van revolutionaire propaganda. In 1906 publiceerde hij zijn eerste novelle, maar in hetzelfde jaar werd hij opnieuw gearresteerd in Sint-Petersburg. Hij werd veroordeeld tot 4 jaar verbanning naar Tobolsk in Siberië. Grin ontsnapte echter kort na aankomst in Tobolsk en keerde terug naar Sint-Petersburg. In 1910 werd hij opnieuw opgepakt en verbannen naar Archangelsk. Daar leefde hij samen met zijn vrouw van 1910 tot 1912. Na terugkeer in Sint-Petersburg scheidde hij van zijn vrouw. Hij had tot dan slechts korte verhalen geschreven, maar na de Russische Revolutie zou Grin ook langere verhalen schrijven. In 1921 trouwde hij opnieuw, en in 1924 verhuisde het gezin naar Feodosija op de Krim, zodat Grin dicht bij zijn geliefde zee kon leven. Grin's romantische schrijfstijl was niet geliefd bij de Sovjet uitgeverijen, en het gezin leefde in grote armoede. Grin overleed aan tuberculose in Stari Krim.
Uit: A Trip(Vertaald door Barry Scherr)
The travellerAmmon Root returned to hisnative land after an absence of severalyears. He stayed with Tonar, anold friend ofhis, who was the director of ajoint-stock company and a person with a shady past-but also a fanaticfor decorumand probity. Onthevery dayof hisarrival Ammon quarrelled with Tonar over a newspaper editorial, called his friend a minion of the minister, and stepped outside for a walk.
AmmonRoot was one of thosepeoplewhoaremoreserious than they appear at firstglance. Histravels were not mentioned by the newspapers, nordidtheycausea singlemap tomakethe slightest changeinits depiction of thecontinents, but they were stillabsolutely necessaryfor him. "Tolive means to travel," hewould saytothosepeoplewhowere attached to life just on the side of it that is most warm and steamy, like a hotpie.Ammon'seyes-two eternally greedyabysses-ransacked heavenand earth intheirsearchfor newspoils;abysses-everything he saw plunged
headlong into them and was packed away once and for all in the fearful crush at the bottomofhis memory,to be keptfor his ownuse. In contrast to tourists Ammon saw far more than the museums and churches where the viewers, pretending to be experts, seek ethereal beauty in poorly-executed paintings.
Outof curiosityAmmon Rootstoppedinat a cafeteriathat served vegetarianfood.About ahundred peoplewere sitting in the large rooms, whichsmelled of varnish,paint, freshly-driedwall-paper, and some other particularly abstinentodour. Ammon noticed theabsence of any old people.
Anextraordinary silence, which was out of keeping with even the concept of food, inspired the appetiteof anyonecoming in to be prayerfully delicate and bodiless, like the veryidea of herbivority. The piousbut ruddy faces of the health fanatics castindifferent glances atAmmon. He sat down. The dinner, served to him witha ceremonial and somewhat accentuated solemnity, consisted of a repulsive gruel called "Hercules", fried potatoes, cucumbers, andsomeinsipidcabbage.Ammonpokedaround withhisforkinthis gastronomical paltriness, ateapiece of bread and a cucumber, and drank a glassof water; thenhe snapped open his cigarette case, but he remembered that smoking was prohibited and looked around gloomily. At the tables mouths werechewing sedately anddelicately ina death-likesilence.
Annie Proulx, Dorothy Parker, Wolfdietrich Schnurre, Willem Arondéus
De Amerikaanse schrijfster en journaliste Annie Proulx werd geboren op 22 augustus 1935 in Norwich, Connecticut.
Uit: The Shipping News
Quoyle shambled, a head taller than any child around him, was soft. He knew it. "Ah, you lout," said the father. But no pygmy himself. And brother Dick, the father's favorite, pretended to throw up when Quoyle came into a room, hissed, "Lardass, Snotface, Ugly Pig, Warthog, Stupid, Stinkbomb, Fart-tub, Greasebag," pummeled and kicked until Quoyle curled, hands over head, sniveling on the linoleum. All stemmed from Quoyle's chief failure, a failure of normal appearance.
A great damp loaf of a body. At six he weighed eighty pounds. At sixteen he was buried under a casement of flesh. Head shaped like a crenshaw, no neck, reddish hair ruched back. Features as bunched as kissed fingertips. Eyes the color of plastic. The monstrous chin, a freakish shelf jutting from the lower face.
Some anomalous gene had fired up at the moment of his begetting as a single spark sometimes leaps from banked coals, had given him a giant's chin. As a child he invented stratagems to deflect stares: a smile, downcast gaze, the right hand darting up to cover the chin.
His earliest sense of self was as a distant figure: there in the foreground was his family; here, at the limit of the far view, was he. Until he was fourteen he cherished the idea that he had been given to the wrong family, that somewhere his real people, saddled with the changeling of the Quoyles, longed for him. Then, foraging in a box of excursion momentoes, he found photographs of his father beside brothers and sisters at a ship's rail. A girl, somewhat apart from the others, looked toward the sea, eyes squinted, as though she could see the port of destination a thousand miles south. Quoyle recognized himself in their hair, their legs and arms. That sly-looking lump in the shrunken sweater, hand at his crotch, his father. On the back, scribbled in blue pencil, "Leaving Home, 1946."
At the university he took courses he couldn't understand, humped back and forth without speaking to anyone, went home for weekends of excoriation. At last he dropped out of school and looked for a job, kept his hand over his chin.
Nothing was clear to lonesome Quoyle. His thoughts churned like the amorphous thing that ancient sailors, drifting into arctic half-light, called the Sea Lung; a heaving sludge of ice under fog where air blurred into water, where liquid was solid, where solids dissolved, where the sky froze and light and dark muddled.
Schöne Schippe. Nich, findste auch? Wo hast n die her? Geburtztach. Is ne Gebrauchsanweisung mit bei? Wofür n das? Na, wo willst n buddeln mit der? Vielleicht auf m Hof. Is Spieln verboten. Geh ich auffe Wiese im Park. Darfste nich rauf. Denn im Sandkasten eben. Biste zu groß für. Denn auf m Sportplatz. Biste in n Verein? Schipp ich eben die Hundeknödel weg vonne Straße. Haste da ne Arbeitsbewilligung für? Mensch, aber ich hab se doch nu mal, die Scippe! Das isses ja, das Problem.
Kulisse
Regen- Regen rauscht auf den Rummel. Das Glücksrad verliert seine Farbe, der Würfelbecher wird klebrig; in der Schießbude schlafen die Schüsse. Wills keiner mehr wagen? Will keiner mehr würfeln? Will keiner mehr drehn? Regen- Regen rauscht auf den Rummel.
Wolfdietrich Schnurre (22 augustus 1920 9 juni 1989)
De Nederlandse schrijver en beeldend kunstenaarWillem Arondéuswerd op 22 augustus 1894 in Naarden geboren.
Gedicht XVI (Fragment)
"Waar schemers-wegen keeren tot de nacht, Daar doolt ons wachten op zijn paden, Naar hunner monden zachte daden, Waartoe hun lach ons dwalen bracht;
Doch keert dezelfde voetstap weer; alleen Daalt het zijn ledig woonhuis tegen, Om waar een stem, ver als een avondregen: 'Vergeefs, vergeefs, u wacht er geen.'"
Een haastig leeggeruimde tafel waar ik aan ga zitten, jij op gaat zitten, langzaam tekenen verhoudingen zich af we kunnen er natuurlijk ook mee spelen de woorden zijn nog niet gevallen of je ligt op de grond, werpt iets naar mij op het is een lachje waar we allebei in blijven steken, tot we weggekropen onder het tafelblad de kamer aanzien zwijgend, zij aan zij, wetend een ovenschotel van een verre toekomst hangt ons boven het hoofd en dampt en dampt
Das ein überraschendes Lebenszeichen trobadorischer Art von Beatriz bringt, von Laura als Zeugnis für allseitige Gesundung gewertet
Liebe Laura, natürlich kann niemand von einer achthunderteinundvier-zigjährigen Trobadora ordentliche Lyrik erwarten. Gedichte schreibt man gewöhnlicherweise bis achtzehn, ungewöhnlicherweise bis dreißig, außergewöhnlicherweise bis siebzig. Meinem Alter ist Prosa gemäß, für Professor Wenzel Morolf unpassend. Er arbeitet am Kernphysikalischen Institut der sibirischen Abteilung der Akademie der Wissenschaften der UdSSR. Ich bin ihm hier in Genua begegnet. Gib also bitte umgehend eine Kanzone bei einer entsprechenden Dichterin in Auftrag, die der russischen Sprache mächtig ist. Geld spielt keine Rolle. Das darfst Du der Kollegin natürlich nicht sagen. Um ihr eine Vorstellung von der Schönheit der Erscheinung zu geben, schick ich die schriftliche Teilwiedergabe einer meinem geistigen Fassungsvermögen zugemessenen Rede, die Morolf mir, befragt über seinen Forschungsgegenstand, in einer Hotelhalle gehalten hat. Die gedankliche Eleganz des Herrn hat die von der Dolmetscherin besorgte Rohübersetzung freilich eingeebnet. Sarah Kirsch zum Beispiel erschiene mir geeignet. Läuft Wesselin schon? Schöne Grüße
Beatriz
PS: Laurenzia, liebe Laurenzia mein,
Wann werden wir wieder beisammen sein .
Irmtraud Morgner (22 augustus 1933 6 mei 1990)
De Zweedse dichter Gustaf Fröding werd geboren op 22 augustus 1860 in Alsters gård bij Karlstad.
Beautiful weather
Oer the creek lay clear the heavens,
roasting was the sun,
from the farmyard bell at Haga
clanged a piercing ring, just one.
Brunnskogs church stood grand and gleaming
like a new bride, fine and proud.
Oer the tall birch trees at Berga
like a gauze veil on a ladys bonnet
floated there a cloud.
Roving in my home district
And heres the grove, where the cuckoo sang,
small lasses ran there free,
a barefoot and ragged-skirted gang
plucked berries round each tree,
and here there was sunshine and here was shade
and butterfly orchids in the glade,
I love that grove so fair,
my childhood whispers there.
Vertaald door Mike McArthur
Gustaf Fröding (22 augustus 1860 8 februari 1911)
De Franse dichter, schrijver en vertaler Jean Regnault de Segrais werd geboren op 22 augustus 1624 in Caen.
Sur la carte de Tendre
Estimez-vous cette carte nouvelle Qui veut de Tendre apprendre le chemin ? Pour adoucir une beauté cruelle Je m'en servais encore ce matin. Mais, croyez-moi, ce n'est que bagatelle. Ces longs détours n'ont souvent point de fin, Le grand chemin et le plus sûr de tous, C'est par Bijoux.
Sur cette carte on marque un certain fleuve, Le premier but d'un désir amoureux ; Mais par Bijoux aisément il se treuve Et c'est par là qu'il n'est point dangereux ; Demandez-vous une plus forte preuve, Pour faire voir que, de ce Tendre heureux, Le grand chemin et le plus sûr de tous C'est par Bijoux ?
Si quelquefois sur Estime on s'avance, C'est quand on peut faire estimer ses dons, Car Petits Soins ne vont qu'à Révérence, Et Jolis Vers pris souvent pour chanson Malaisément vont à Reconnaissance, Mais bien plutôt aux Petites-Maisons ; Le grand chemin et le plus court de tous, C'est par Bijoux.
Oubliez donc cette trop longue route Et retenez le chemin de Bijoux ; Avec lui seul vous parviendrez sans doute Et si d'abord Tendre ne s'offre à vous, Séjournez-y quoique le séjour coûte ; Tendre viendra jusques au rendez-vous ; Le grand chemin et le plus sûr de tous, C'est par Bijoux.
Jean Regnault de Segrais (22 augustus 1624 15 maart 1701)
De Franse dichter en schrijver Georges de Scudéry werd geboren op 22 augustus 1601 in Le Havre.
L'été
Environné de feux, et couvert de lumière, Tu sors de l'Océan, Astre de l'Univers ; Et des premiers rayons, de ta clarté première, Tu m'échauffes l'esprit, et m'inspires ces Vers.
Tu brilles de splendeur ; tu brûles toutes choses ; Les Vallons les plus frais, en vain t'ont résisté Tu fais languir les Lis ; tu fais mourir les Roses ; Et la Neige est fondue, aux chaleurs de l'Été.
L'air est étincelant ; la terre est desséchée ; La Palme la plus fière, a la tête penchée ; Le Laurier le plus vert, résiste vainement
Tout fume ; tout périt ; par la celeste flamme ; Mais la plus vive ardeur d'un tel embrasement, M'incommode bien moins que celle de mon âme.
Georges de Scudéry (22 augustus 1601 14 mei 1667)
De Franstalige Roemeense schrijver Panait Istrati werd geboren op 22 augustus 1884 in Brăila, Roemenië. Op de lagere school bleef hij tweemaal zitten. Later werkte hij als kelner en als bakkershulpje. Wel werd hij een hartstochtelijk lezer. Ook maakte hij talrijke reizen en bezocht hij o.a. Parijs, Boekarest, Constantinopel, Alexandrië en Napels. Uit eenzaamheid, ziekte en armoede deed hij in 1921 een zelfmoordpoging, maar hij werd gered. Hij schreef een brief aan Romain Rolland die hem onmidellijk antwoordde. In 1923 werd zijn eerste verhaal gepubliceerd met een voorwoord van Rolland.
Uit: Mes départs
J'avais 12 à 13 ans quand, dans la «chancellerie» de l'Ecole primaire n° 3, de Braïla, M. Moïssesco, le directeur, demanda à ma mère, en lui offrant mon certificat de fin d'études élémentaires obligatoires : - Qu'allez-vous faire de ce garçon ? Poussant un long soupir, la pauvre répondit : - Deh... monsieur le directeur... que voulez-vous que j'en fasse ! Il apprendra un métier quelconque, ou ira se placer... Le dos appuyé à la fenêtre, mon bon directeur tourmenta un moment sa barbiche grise en la frottant entre ses doigts, promena son regard de ma mère à moi, puis, fixant le sol, dit, comme pour lui-même : - Dommage... Et, après une pause : - Vous ne pourriez pas l'envoyer au lycée ? - Non... monsieur le directeur : je suis une femme pauvre et veuve... Une blanchisseuse à la journée... - Dommage... J'avoue que je ne voyais là aucun «dommage» : par contre, je me trouvais heureux d'en avoir fini avec cette corvée de ma belle enfance.
Je bent maar weinig ouder geworden, geloof ik, de stap van je metgezel is aarzelend, zo is de gezondheid ook, de tijd is voorbijgegaan, maar niet als vergelijking, zij is echt voorbij, als een kleine kop koffie, een stuk taart, dat men heeft opgegeten, of misschien weggegooid.
Je bent maar weinig ouder geworden, geloof ik, je vijfenzestigste verjaardag is geen grap, maar wel grappig, want de tijd is voorbijgegaan, als een kleine kop koffie, en we leven nog steeds. Aarzelend. Maar zo is de gezondheid. Dit heb ik toch al gezegd.
Ik ben ouder geworden dan jij, in vijfenzestig jaar. Hoe ben je niet veranderd? Hoe is je metgezel niet veranderd?
Een gedicht is niet genoeg voor een leven. Maar meer mag je niet van me verwachten, het is warm, ik weet niet genoeg. Ik ben veel vergeten. Laten we het stuk taart opeten, want je bent weinig ouder geworden.
Inktvlekken
Dagboeken zijn als leven, data, dag in dag uit. Blauwe, strakke hemels, regen. Als het aan mij lag zou ik zeggen: laat men de dagboeken voltooien, handschriften, thema's doen er niet toe. Gooien
we de mens voor leegoogige, gladgeschoren leeuwen die om het bestaan van een dagboek slechts geeuwen, dan zijn we niet die betere verre vriend of goede buur, al kleden we ons naar de tijd en betalen we zuivere huur.
Er zijn slechte buren geweest. Het theeservies van de mens wiens dagboek als een raam werd dichtgeklapt - glasgerinkel, inktvlekken staat vies
op andermans aanrecht. Maak het nu beter, was het af en breng het terug. Maar alleen de doden mogen vergeven en zij kunnen niet spreken. Hun buren zijn andere doden, eindelijk veilig, zij hebben geen mond of een kaarsrechte rug.
Geen revolver
Voor Bert Schierbeek
Het regent, de laatste bloemen
laten los, maar de mensen bloeien.
Hölderlin leest even helder,
verduistert dan; gordijnen worden
dichtgetrokken overdag. Deuren sluiten
zonder sleutelgat. Het regent hard.
Toch: wezens denken dat de wereld
beter wordt, vrouwen trekken lippenstift
en geen revolver. Vrouwen baden kinderen,
maar de hemel maakt hun water zwart.
Toch: tijd rolt zich uit om mensen langer
tijd te geven en nu zal Hölderlin wat gniffelen
om de laatste peren. Maar hij heeft ongelijk:
het is zijn waanzin die naar de pijpen danst van as.
Het regent, de laatste bloemen
strooien kindjes op de oude aarde.
En Hölderlin buigt zich over zijn gedicht,
schrapt wat woorden, drinkt en bidt.
Rogi Wieg (Delft, 21 augustus 1962)
De Zwitserse schrijver, dramaturg en redacteur Lukas Holliger werd geboren op 21 augustus 1971 in Basel.
Uit: Glas im Bauch Betrachtungen durch verschluckte Brillen
Der Franzose verliess das Hotel in der Absicht seinen Chef, den Deutschen zu erschiessen. Der Franzose hiess Pierre Maigret, den Deutschen nannten sie Gott, weil er sich in Sitzungen gerne von seiner Sekretärin hofieren liess und sämtliche Befehle mit einer Herrschergeste aus dem Musterbuch Michelangelos unterstrich. Gott hiess in Wirklichkeit Andreas Port und verbrachte seinen Sommerurlaub an der spanischen Küste in Begleitung seiner Freundin Katharina.
Der Wind sog die würzige Luft der Pinienwälder über den Felsenstrand und blies den Rauch der Fleisch grillenden Touristen sanft nach Westen. Als auf den roten Felsenkanten Pierre Maigret auftauchte, reparierte Andreas Port gerade mit einem Stück Draht die Sonnenbrille von Christian Dior, die seiner Freundin auf dem Markt heruntergefallen war. Maigret war von Gott in mehreren Sitzungen gedemütigt worden und hatte sich Rache geschworen. Als Pierre im Nachlass seines Vaters, der vergangenen Winter an einer zu spät erkannten Lungenentzündung unerwartet gestorben war, einen Revolver samt Magazin gefunden hatte, war in ihm der Wunsch entstanden, den deutschen Gott abzuknallen. Das Wortabknallen gefiel ihm. Es passte zu Gott wie ein Ei in den Eierbecher. Statt zu kündigen und arbeitslos zu sein, statt alleine in der Junggesellenwohnung zu hocken und darüber nachzudenken, warum er in Darmstadt nie Freunde gefunden hatte, in den ganzen fünfzehn Jahren nicht, hatte Pierre Maigret beschlossen, das Leben von Andreas Port zu beenden und sich anschliessend zu stellen.
Lukas Holliger (Basel, 21 augustus 1971)
De Duitse schrijver Pete Smith werd op 21 augustus 1960 in Soest (Westfalen) geboren als zoon van een Spaanse vader en een Engelse moeder. In Münster studeerde hij germanistiek, filosofie en communicatiewetenschappen. Hij werkt als zelfstandig schrijver en journalist in Frankfurt am Main. Hij schrijft romans, verhalen, hoorspelen en jeugdboeken.
Uit: Verschollen im Mittelalter
Er hatte sich unbeobachtet gefühlt, als er mit seinem Sturmfeuerzeug das Lagerfeuer entzündet und später seine Brote verschlungen hatte. Er war allzu sorglos gewesen - und jetzt sollte er dafür büßen. Der Bauer musste ihm die ganze Zeit über zugesehen haben.
Jetzt erst begriff er dessen Bestürzung. Diese Mischung aus grenzenloser Angst und fassungslosem Erstaunen in seinem Gesicht. Für ihn war er ein Zauberer, »aus dessen Händen Feuer wächst«. Zu allem Überfluss hatte er seine Brote auch noch in Frischhaltefolie eingepackt - in »durchsichtige Haut« - und damit sein Schicksal endgültig besiegelt.
Verdammt, so ist es gewesen, dachte er.
Konzentrier dich, befiehlt er sich, während sein Unterbewusstsein wahrnimmt, dass nicht weit von ihm Holz aufgeschichtet wird. Denk nach, verdammt! Du bist...
»Ich bin doch bloß ein Spielmann«, hört er sich sagen, »und komme von weit her. Ich bringe den hohen Herrschaften meine Lieder dar und schenke ihnen die Weisheit der Welt. Im fernen China hat man mir das Handfeuer und in Mesopotamien das durchsichtige Papier verehrt. Ich habe es für Kaiser Friedrich und Papst Gregor ...«
»Schweig!«, schreit der Hagere und augenblicklich senkt sich eine Grabesstille über den Platz. »Schweig, du Ketzer, und wage nicht, den Heiligen Vater zu besudeln, indem du seinen Namen mit deiner giftigen Zunge formst. Ein Spielmann, ha! Ein schöner Spielmann ist das, dessen Laute jault wie eine kranke Katze! Winseln wirst du, wenn die Flammen nach dir lecken!«
Out walking ties left over from a track Where nothing travels now but rust and grass, I could take stock in something that would pass Bearing down Hell-bent from behind my back: A thing to sidestep or go down before, Far off, indifferent as that curfew's wail The evening wind flings like a sack of mail Or close up as the moon whose headbeam stirs A flock of cloud to make tracks. Down to strafe Bristle-backed grass a hawk fallsthere's a screech Of steel wrenched taut till severed. Out of reach Or else beneath desiring, I go safe, Walk on, tensed for a leap, unreconciled To a dark void all kindness. When I spill The salt I throw the Devil some and, still, I let them sprinkle water on my child.
X.J. Kennedy (Dover, 21 augustus 1929)
De Duitse schrijfster Elisabeth Alexander werd geboren op 21 augustus 1922 in Linz am Rhein. Zij bezocht een huishoudschool in een klooster in Bad Honnef en werkte daarna als hulp in de huishouding en als kindermeisje. Na wat cursussen werkte zij later als boekhoudster. In 1946 werd zij in Heidelberg secretaresse bij het Amerikaanse leger. s Avonds bezocht zij het gymnasium, nam acteerlessen en begon met schrijven. In 1963 begon zij met het publiceren van haar werk en sinds 1970 werkte zij als zelfstandig schrijfster. Elisabeth Alexander overleed op 17 januari van dit jaar.
Traum und Realität
Ich miete mir ein Auto und fahre in die Welt. Das wollte ich schon immer, in die Welt fahren. Mit dem Flugzeug ginge das schneller, aber ich kann mir kein Flugzeug mieten. Ich habe keinen Führerschein für ein Flugzeug, ich habe auch keinen für ein Auto. Da ich aber mehr im Auto als im Flugzeug gesessen habe, geht es gut, das Autofahren.
Ich habe mir das Auto nicht gemietet, weil ich es selber nicht hätte fahren können. Und hätte ich zuerst an den Mann, den passenden, gedacht, hätte ich mir das Mieten des Autos überlegt. Der Traum war schneller von hinnen gezogen als ich wollte, und ich stand mit meinem wunderschönen kleinen Koffer aus Rosenholz auf der Brücke, die hinunterführte zum Schiff. An einer Kreuzfahrt war ich nicht interessiert, und die Frachtkähne haben ebenfalls ihren Reiz verloren.
Der Koffer war ein handlicher, und ich hielt ihn in der Hand, umklammerte den Griff und ging langsam zurück. Ich wollte nicht weitergehen. Ich wollte mich in aller Beschaulichkeit hinsetzen und den Koffer öffnen. Mein Rock war nicht schmutzig, und ich fürchtete auch die feuchte Bank nicht. Gleichgültigkeit lag über dem frühen Morgen und die Sonne war noch fern, sich noch nicht einig darüber, ob sie lieber dem Regen den Vortritt lassen wollte.
Elisabeth Alexander (21 augustus 1922 17 januari 2009)
De Franse schrijver, scenarioschrijver, documentairemaker, filmer en politicusFrédéric Mitterrand werd geboren op 21 augustus 1947 in Parijs.
Uit: Lettres d'amour en Somalie
« Je veux être près de toi au moment de ton départ, je veux que tu me tiennes contre toi lorsque ce sera ma fin, je veux quil y ait un adieu, un au revoir, un à bientôt, je veux une pression de la main qui dise « naies pas peur, je suis encore là ». A linstant du passage, je veux que la tendresse se brise sur la seule vraie frontière que franchit le corps en partance, je veux que les battements du cur qui reste disent « je taccompagne » à ceux du cur qui flanche, je veux des réponses sans appel, des élans sans demande, je veux des cadeaux et des bagages, je veux quun même poids nous écrase alors quil nous déchire, je veux des yeux qui se perdent de droite et de gauche, des téléphones qui sonnent, des escaliers que lon dévale tandis quon saccroche au temps qui va, je veux la peur, leffroi, le désespoir, dès lors quils seront les nôtres, je veux quil ny ait plus de regrets quand il ny aura plus davenir, je veux que les années perdues nous reviennent soudain reconquises lorsquil ny aura plus que des secondes, je veux que le dernier regard de lun soit uniquement pour lautre.»
Frédéric Mitterrand (Parijs, 21 augustus 1947)
De Amerikaanse schrijver Robert Stone wed geboren op 21 augustus 1937 in New York.
Uit: Dog Soldiers
In the course of being fragmentation-bombed by the South Vietnamese Air Force, Converse experienced several thoughts; he did not welcome them although they came as no surprise. One insight was that the ordinary physical world through which one shuffled heedless and half-assed toward nonentity was capable of composing itself, at any time and without notice, into a massive instrument of agonizing death. Existence was a trap; the testy patience of things as they are might be exhausted at any moment. Another was that in the single moment when the breathing world had hurled itself screeching and murderous at his throat, he had recognized the absolute correctness of its move. In those seconds, it seemed absurd that he had been allowed to go his foolish way, pursuing notions and small joys. He was ashamed of the casual arrogance with which he had presumed to scurry about creation. From the bottom of his heart, he concurred in the moral necessity of his annihilation. He had lain there -- a funny little fucker -- a little stingless quiver on the earth. That was all there was of him, and all there had ever been... He was the celebrated living dog, preferred over dead lions.
Robert Stone (New York, 21 augustus 1937)
De Russische dichter Gennadi Ajgi werd geboren op 21 augustus 1934 in het dorpje Sjajmoerzjino in de Tsjoewasjische republiek, aan de Wolga, 400 km ten oosten van Moskou.
AGAIN: IN THE INTERVALS OF SLEEP
what is watching
always comes to an end:
and the day! and the world! . .
it is the unique
the unceasing -
is it over its features
that the soul glides:
like dust! -
and light is not revealed
of the always watching! -
and dust unstable:
not lit! -
is scattered
WORK: MORNING: PAPERS
to V. S.
but you are not the surrounding of such a one
but a stair in yourself where poverty is like skyglow:
oh ice-holes of illness! as if by someone
they were always directed:
with meaning! -
oh in everyone their distribution! -
and they are led in - to tear to pieces:
and so that in the tearing
as if in some manuscript:
what is more important than us
like a certain soul:
not ours - but in our name! -
as through gleams of light would rise:
to disappear
in a shining! -
and "all you all" I think more often:
"oh how can you bear till the end
all that happens
with backs and with clothes?"
I tear the paper: "for I too am not different":
and the ice-holes glimmer. . .
now here now there on the stair
only the cold glimmers - brighter than sunlessness
Vertaald door Peter France
Gennadi Ajgi (21 augustus 1934 21 februari 2006)
De Britse schrijfster Mary Margaret ('Mollie') Kaye werd geboren op 21 augustus 1908 in Shimla, India. Zij trouwde met een militair met wie zij later samen in Kenia, Zanzibar, Egypte, Duitsland en op Cyprus terecht kwam. De band met het land van haar jeugd en haar eerste huwelijksjaren bleef echter sterk. Wereldberoemd werd zij met haar bestseller The Far Pavilions die in 1978 gepubliceerd werd. Dit boek werd gevolgd door Shadow of the Moon en Trade Wind, allebei herziene uitgaven van eerder werk.
Uit: Palast der Winde (The Far Pavillons, vertaald door Emil Bastuk)
Vom Fuß der Mauer bis hinunter zum Plateau waren es nicht mehr als zweihundert Meter, doch brauchte Ash beinahe eine ganze Stunde, um diese Entfernung zu bewältigen. Einmal geriet er auf glatten Schiefer und brauchte eine Weile, bis er Halt fand und wieder sicheren Grund unter den Füßen spürte. Danach bewegte er sich noch vorsichtiger und kam endlich, wenn auch außer Atem und zerkratzt, samt seinem Bündel auf ebenes Gelände.
Über sich erblickte er die steil aufragende Burgmauer und die dunkle Masse des Pfauenturmes. Der Balkon war nicht mehr sichtbar, er lag im Schatten, und Ash wusste, dass jetzt niemand mehr dort war. Möglich, dass fortan keiner mehr hingehen würde, ausgenommen vielleicht Juli, einer sentimentalen Regung folgend. Doch glaubte er nicht, dass sie es oft tun würde. Schließlich war sie ein Kind, sie würde bald vergessen, und keiner würde mehr den Weg zum Balkon kennen, wie ja auch vor ihm und Juli niemand von dem Balkon gewusst hatte.
Alles würde sich verändern. Lalyi würde zum Manne heranreifen, das Tanzmädchen alt und feist werden, ihre Reize und damit ihre Macht verlieren, Koda Dad würde sich zur Ruhe setzen und jemand anderer sein Amt übernehmen. Auch Hira Lal würde alt werden, der Radscha eines Tages sterben und Lalji Herrscher über Gulkote werden. Einzig der Palast der Winde würde unverändert bleiben, Monate, Jahre, Jahrhunderte mochten vergehen, und wenn die Stadt und die Festung längst zerfallen waren, würde der Palast der Winde immer noch stehen, unverändert, unveränderlich.
Ash kniete auf dem felsigen Grund hin und neigte sich ein letztes Mal vor dem Gipfelkranz, berührte mit der Stirn den Boden, wie Koda Dad, wenn er zu Alah betete. Dann erhob er sich, warf sein Bündel über die Schulter und wanderte durch das vom Mond erhellte Land zu dem Hain außerhalb der Stadt.
Arno Surminski, Ernst-Jürgen Dreyer, Maren Winter, Edgar Guest, Charles de Coster, Salvatore Quasimodo
De Duitse schrijver Arno Surminski werd geboren op 20 augustus 1934 in Jäglack in Oostpruisen.
Uit: Jokehnen oder Wie lange fährt man von Ostpreußen nach Deutschland?
Gegen Mittag setzten die Wehen ein. Da Steputat eines der drei Telefone besaß, die es im Dorf Jokehnen gab, konnte er selber die Hebamme in Drengfurt anrufen, die einzige, die in der kleinen Stadt und den umliegenden Dörfern die Kinder ans Licht der Welt brachte, sofern die Klapperstörche sie nicht aus den zahlreichen Poggenteichen der Umgebung fischten. Bis vor einem Jahr war die gute Frau noch zu Fuß auf die Dörfer gekommen, aber die neuen Herren, die es gern sahen, wenn viele Kinder schnell auf die Welt kamen, hatten ihr ein Fahrrad besorgt. Aber was hilft ein Fahrrad im Herzen Ostpreußens! Das reicht doch höchstens für die Angerburger Chaussee, die über Drengfurt an Jokehnen vorbei nach Korschen führt. Auf den je nach Jahreszeit verschlammten oder versandeten Nebenwegen der Dörfer bedeutete ein Fahrrad eher ein Hindernis als eine Erleichterung. Aber immerhin, ein Fahrrad! Steputat beruhigte der Gedanke, daß die Hebamme für die sechs Kilometer von Drengfurt nach Jokehnen nur eine halbe Stunde brauchen würde. Als er Martha nebenan stöhnen hörte, spielte er für einen Augenblick mit dem Gedanken, die Hebamme für zwanzig Reichsmark im Auto kommen zu lassen. Aber das ließ sich nicht machen, nicht in Jokehnen. Die Jokehner würden ihn für verrückt halten, wenn er wegen einer Geburt viel Aufhebens machte. Kinder bekam man in Jokehnen zur Vesperpause hinter der Haferhocke oder beim Kühemelken. Um eins wollte sie in Jokehnen sein. Also gut, nun fahr los mit dem Fahrrad! Hol ihn raus, den kleinen Steputat, damit die Geschichte beginnen kann. Denn es ist seine Geschichte und dazu noch ein bißchen Geschichte der zweihundert Jokehner Seelen. Da radelte sie endlich aus der Drengfurter Vorstadt den Berg hinunter, an den entgegenkommenden Erntewagen vorbei, an den Knechten, die die Mütze zogen vor der Wehfrau. Und sie saß steif auf dem Sattel, ganz aufrecht, und sah ziemlich böse aus, wie eine Amtsperson. Wie sollte Karl Steputat die Zeit bis zum Eintreffen der Wehfrau verbringen? In der Schneiderstube hielt es ihn nicht. Mit seinem Gesellen, dem alten Heinrich aus Masuren, konnte er kein Gespräch über das Kinderkriegen führen. Der verstand davon so viel wie vom Hühnerfühlen. Nein, Steputat mußte hinaus ins Freie.
Arno Surminski (Jäglack, 20 augustus 1934)
De Duitse schrijver, dichter, vertaler en muziekwetenschapper Ernst-Jürgen Dreyer werd geboren op 20 augustus 1934 in Oschatz in Saksen.
Die Brücke
Ein Hampelmann taucht vor euch auf im Dunkeln,
im Fernlicht-Konus weiße Marionette;
er zappelt, wedelt Brillengläser funkeln
und springt beiseite, schrumpft zur Silhouette.
...ein Unfall? Leute, die im Dunkeln munkeln?
ob man zu halten und zu helfen hätte?
nicht fragen! singen! lachen! weiterschunkeln!
gib Gas! und aufgedreht die Popkassette!
da neigt sich ungehört verhallt die Hupe
die Welt, die Kiste stürzt sich von der Piste
des Viadukts, der einbrach knall und fall.
Im Flußbett schlummern andere Vermißte:
die Schrecksekunde, groß wie durch die Lupe,
wird Aufgang eines Lichts schon vor dem Knall.
Ernst-Jürgen Dreyer (Oschatz, 20 augustus 1934)
De Duitse schrijfster Maren Winter werd geboren op 20 augustus 1961 in Lübeck.
Uit: Der Stundensammler
Severin wurde zur Unzeit geboren. Das Jahr hatte sich soeben vollendet und das nächste noch nicht begonnen. Genau zwischen Tag und Nacht, im Wechsel der Sternbilder, als die Erde für einen Augenblick stillstehen wollte, krümmte sich eine kleine Bettelmaid verborgen im Röhricht und biss auf ein Bündel Segge, damit man ihren Wehenschrei nicht hörte. In jenem Moment glitt Severin aus dem Mutterleib und fiel zwischen die jungen Spitzen des Rohrkolbens, die wie Lanzen aus dem Uferschlamm staken. Das Wasser des Dutzenteiches begann gerade zu gefrieren. Myriaden von winzigen Eissplittern schaukelten auf den kleinen Wellen, rieben sich aneinander und rieben die Schilfhalme wund, sodass sich ein feines Sirren über dem ganzen Ufer erhob. Lais kippte vornüber auf die Knie. Sie stützte sich in den Morast und tastete nach Messer und Faden in ihrer Manteltasche. Mit steifen Fingern band sie die Nabelschnur ab. Wie sie es bei Nachbarinnen gesehen hatte, versuchte sie dann die Fessel zu durchtrennen. Sie brauchte mehrere Schnitte dazu. Ihre Haut war nass von Schweiß und Tränen, und der schneidende Wind machte ihren Körper fast empfindungslos. Mit einer mechanischen Bewegung strich sie sich Unterrock und Wollkleid über die Schenkel und zog den abgewetzten Mantel fest um ihre Schultern. Befremdet starrte sie auf das dampfende Häuflein Leben unter sich.
Wie groß der Knabe schon aussah, und weißlich, wie die Larve einer Drohne, die nach Honig verlangte, um nichts weiter zu tun als zu wachsen. Selbst sein erster Laut war fordernd gewesen. Aber seine Augen blickten Lais einsichtsvoll und ernst von unten an. Sollten Neugeborene nicht blaue Augen haben? Konnten sie überhaupt schon etwas erkennen?
For they talk and they walk and they run and they play,
And they have their deep secrets for many a day;
And that boy has a comrade who thinks and who feels,
Who walks down the road with a dog at his heels.
He may go where he will and his dog will be there,
May revel in mud and his dog will not care;
Faithful he'll stay for the slightest command
And bark with delight at the touch of his hand;
Oh, he owns a treasure which nobody steals,
Who walks down the road with a dog at his heels.
No other can lure him away from his side;
He's proof against riches and station and pride;
Fine dress does not charm him, and flattery's breath
Is lost on the dog, for he's faithful to death;
He sees the great soul which the body conceals--
Oh, it's great to be young with a dog at your heels!
Edgar Guest (20 augustus 1881 5 augustus 1959)
De Belgische schrijver Charles de Coster werd geboren in München op 20 augustus 1827.
Uit: De legende en de heldhaftige, vroolijke en roemrijke daden van Uilenspiegel en Lamme Goedzak in Vlaanderenland en elders
Terwijl Uilenspiegel zich laafde aan de levensbron, ontwaakten al de vogelkens in t veld.
Klaas, die mutsaards bond, bezag zijne vrouw, die Uilenspiegel de borst gaf.
Zeg eens, vrouw, sprak hij, hebt ge nog veel van die lekkere melk?
De kruiken zijn vol, man, antwoordde zij, maar dat is niet voldoende om mijn hert te verblijden.
Gij spreekt zoo treurig en het is zoo vroeg nog in den morgen.
Ik denk er aan, dat er geen oortje meer steekt in de tassche, die daar aan den muur hangt.
Klaas nam de tassche van den wand; maar hij had goed schudden, er rinkelde geen geld in. Hij was er onthutst over; doch hij wilde zijne vrouw moed inspreken, en zei:
Waarover bekommert gij U? Hebben wij in de schapraai den koek niet liggen, dien Katelijne ons gisteren gaf? Zie ik daar geen groot stuk vleesch, dat ten minste voor drie dagen goede melk aan t kind zal geven? Die zak boonen daar in den hoek, is die een voorteeken van hongersnood? En dat kuipje boter bestaat toch niet in mijne verbeelding? In mijne verbeelding ook niet, die appelen, welke, met elven in t gelid, op onzen zolder liggen? En de dikke tonne schuimende Brugsche kuite, noodt zij ons niet, met haren vollen buik, tot een gulle drinkpartij?
Als t kind gedoopt wordt, zei Soetkin, moeten er twee oortjes zijn voor den pastoor en één gulden voor t festijn.
Daarop kwam Katelijne het huis binnen met een grooten bundel kruiden en zij sprak:
Aan het kind bied ik de angelica, die den man voor ontucht behoedt en de venkel, die Satan van hem verwijderd houdt....
Hebt gij het kruideken niet, vroeg Klaas, dat guldens aantrekt?
Neen, zegde zij.
Dan ga ik zien of er iets in de vaart is te vinden.
Hij ging heen, met zijn hengel en zijn net, zeker dat hij niemand ontmoeten zou, want het was nog een heel uur vóór oosterzon, wat in Vlaanderen vijf uren zeggen wil.
Manche Menschen haben einen Hang zum Sammeln von mehr oder minder kostbaren Kuriositäten, je nach ihren Mitteln. Auch ich besitze eine kleine, aber, wie gewöhnlich zu Anfang, bescheidene Sammlung. Da ist mein Drama, das ich noch während der Gymnasialzeit in den Lateinstunden geschrieben habe. Da sind ein paar vertrocknete Blumen, die durch neue ersetzt werden müßten, da ist... Ich glaube, weiter habe ich nichts, außer einer sehr alten und abgetragenen Weste. Hier haben wir sie. Das Vorderteil ist verschlossen, der Rücken zerschlissen. Viele Flecken sind darin, Knöpfe fehlen, im vorderen Rand ist ein Loch, sicherlich mit einer Zigarette hineingebrannt. Aber das Merkwürdigste an ihr sind die Schnallen. Der Schnallenhalter ist gekürzt und bestimmt nicht von einem Schneider an die Weste genäht, und die andere Hälfte, der Riegel, ist fast in ganzer Länge von den Zähnchen der Schnalle zerstochen. Wenn man das sieht, ahnt man sofort, daß der Eigentümer dieses Kleidungsstücks wahrscheinlich von Tag zu Tag magerer geworden ist und schließlich jenen Punkt erreicht hat, wo die Weste aufhört, unentbehrlich zu sein, und statt dessen ein bis zum Hals zugeknöpfter Frack vom Bestattungsinstitut sich als weitaus notwendiger erweist.
Aksjonov was de zoon van de schrijfster Jevgenija Ginsburg, die in 1937 het slachtoffer was geworden van de zuiveringsacties van Stalin. Aksjonov studeerde medicijnen en legde zich nadien toe op het schrijven van romans. Hij maakte deel uit van een groep schrijvers die opkwam tijdens de 'dooi' na de dood van Stalin in 1953. Hij beschreef in zijn werken zijn Russische jeugd en zijn zoektocht naar lichamelijke en geestelijke bevrijding uit het carcas van de donkere USSR. In de jaren 70 kwam er een eind aan de periode van betrekkelijke vrijheid en werd zijn werk en dat van anderen verboden. In 1980 werd hem de Russische nationaliteit ontnomen en werd Aksjonov op een vliegtuig naar het buitenland gezet. Hij ging naar Washington, waar hij letterkunde doceerde zonder zich echter uit te geven als dissident. In 1989 keerde hij naar Rusland terug en publiceerde hij Generaties van de Winter, waarin hij het tragische en bijwijlen burleske leven beschrijft van een doktersgezin uit de tijd van Stalin. Hij schreef ook Novy sladostny stil (De nieuwe zachte stijl),Volterjantsy i volterjanki (Als Voltaire),Apelsiny iz Marokko (Sinaasappelen uit Marokko). Aksjonov overleed op 6 juli van dit jaar.
Uit: The New Sweet Style
On August 10, 1982, Alexander Zakharovich Korbach set foot on American soil for the first time. As he was standing in the massive queue at passport control in the Pan Am terminal, the date kept buzzing in his head: there was some further meaning in it. It was only once he was past the checkpoint and alongside the baggage carousel that it came to him: it was his birthday! Every year on this date, he "turned" something, and just now again he had "turned" something: forty-two, was it? No, forty-three. If he had thought a year ago in the Crimea that in a year he would "celebrate" his birthday in a New York airport! August 10, 1982. Forty-three years oldhead hurts from last nightan H-1 visafifteen hundred dollars and three thousand francs in my pocket, I don't feel anything but a "simoom of sensations." His first encounter on American soil happened to be a pleasant, if not a liberating, one. Suddenly, his suitcase arrived, among the first onescame leaping out of the netherworld, displaying a strange agility, not to say excessive familiarity. Looking at the suitcase, Alexander, a man with a penchant for inadequate reflections about insignificant things, thought: Why, here it is, this battered little suitcase, and it's somehow endearing. The heart of the matter, after all, as it turned out, was this: someone killed a large animal somewhere, they made a case out of the hide in Latvia, and now everything "beastly" about it has vanished, and the suitcase has been transformed into an object of nostalgia.
The case went by, collided with a Hindu bundle, and fell over on its side. The next time around Korbach snatched his belongings from among the other bags and took his place in the line for customs inspection.
Customs Officer Jim Corbett was eyeing him from atop a high stool. While it is impossible to examine all the junk coming into the USA, there does exist a system of selective checking, which the professionals have mastered.
Vasili Aksjonov (20 augustus 1932 - 6 juli 2009)
De Amerikaanse schrijfster Jacqueline Susann werd geboren op 20 augustus 1918 in Philadelphia, Pennsylvania. Na een loopbaan als actrice en schrijfster van commercials lukte het haar in 1966 haar roman Valley of the Dolls gepubliceerd te krijgen. Het boek werd meteen een bestseller en brak met meer dan 30 miljoen exemplaren alle verkooprecords. Er volgde een film en een tv-serie.
Uit: Valley of the Dolls
It was a typical Helen Lawson opening. All the right people were in the audience,
waiting to cheer her, to welcome home the Queen. The applause had been deafening
on her entrance, but after ten minutes the air was heavy with flop sweat. Kevin had
felt a surge of hope as Neely sat on the edge of her seat, mentally taking every bow
with Helen. But his hopes were dashed when Neely whispered, I thought she was
old when I first met her. Geez, she was a kid in comparison.
Kevin had to admit Neely was right. Helen was no longer skirting middle age; she
was middle-aged. She had put on a good deal of weight. But her legs were still good,
and she still tossed her long mane of black hair.
Boy, has she been dipping into the dye pots, Neely whispered. I like black hair, but
she must be kidding with that color. Its ebony.
She should use Gillians color black, Kevin commented.
Gives a more natural look.
Nothing could help her, Neely hissed. And now she hasnt even got a good script
going for her. Why did she ever take this show? Shes got loads of dough.
What else is she going to do? Kevin said carefully. An actress is only alive when
shes on stage.
Eh! Neely waved him aside. Thats an old cliché.
Its just started, Anne whispered. It might get better.
Its a flop. I can smell it, Neely answered.
Jacqueline Susann (20 augustus 1918 21 september 1974)
De Noorse dichter en schrijver Tarjei Vesaas werd geboren in in Vinje, Telemark op 20 augustus 1897. Vesaas schreef in het nynorsk, één van Noorwegens officiële talen. In 1934 brak hij door met de roman Det store spelet. Hij is het meest bekend geworden door zijn romans Fuglane (1957) en Is-slottet (1963). De laatste twee zijn ook in het Nederlands vertaald.