Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
20-08-2007
Arno Surminski
Arno Surminski (Jäglack, 20 augustus 1934)
De Duitse schrijver Arno Surminski werd geboren op 20 augustus 1934 in Jäglack in Oostpruisen. Bekend werd hij met talrijke verhalen en romans die veelal gaan over zijn geboortestreek en het lot van de mensen die daaruit verdreven werden.
Uit: Vaterland ohne Väter
So geht es den Soldaten: Sie sind Könige, wenn sie nach Hause kommen. Schwester Dorchen zog ihm die Stiefel aus, brachte ihm warme Puschen und machte sich daran, die verstaubten Knobelbecher zu putzen. Opa Wilhelm kam mit der Flasche, Mutter Bertha deckte den Tisch; noch bevor sie Platz nehmen konnten, geschah die Merkwürdigkeit, daß der Heimkehrer morgens um halb sieben im Stubensessel einschlief. So vergingen die ersten fünf Stunden seines Urlaubs im Schlaf. Als er aufwachte, fand er den Tisch festlich geschmückt. Seine Mutter trug Klopse auf und Kartoffelflinsen, zum Nachtisch brachte Dorchen eine Terrine kalter Brotsuppe, in der wie Kaulquappen süße Rosinen schwammen. Sie tafelten stundenlang, gerade so, als sei ein großes Fest, sagen wir mal eine Hochzeit, zu feiern. Auch den kleinen Franzosen holten sie an die gedeckte Tafel; Gerhard erklärte ihm, sein Bruder habe Frankreich besiegt. »Ob es Krieg gibt?« fragte die Mutter in die Brotsuppe hinein. »Ach, was du immer denkst, es ist ja längst Krieg!« Gerhard erzählte, die vielen Soldaten marschierten nach Indien, wo der Pfeffer wächst. Das hatte ihnen der Jungzugführer beim HJ-Unterricht gesagt. Klaren Schnaps für die Männer, die Frauen mußten sich mit Johannisbeerwein begnügen, der im vorigen Sommer gezogen worden war. 1940 war ein guter Weinsommer, wie überhaupt sich jenes Jahr gut anließ. Es wird wieder gute Jahre geben und Wein für kommende Feste. »Noch haben wir von allem genug«, beteuerte die Mutter. Opa Wilhelm nahm den Urlauber beiseite, um ihm zu sagen, die Russen seien gutmütige Menschen, nur wenn sie Wodka bekämen, neigten sie zur Wildheit.
How much grit do you think you've got? Can you quit a thing that you like a lot? You may talk of pluck; it's an easy word, And where'er you go it is often heard; But can you tell to a jot or guess Just how much courage you now possess? You may stand to trouble and keep your grin, But have you tackled self-discipline? Have you ever issued commands to you To quit the things that you like to do, And then, when tempted and sorely swayed, Those rigid orders have you obeyed?
Don't boast of your grit till you've tried it out, Nor prate to men of your courage stout, For it's easy enough to retain a grin In the face of a fight there's a chance to win, But the sort of grit that is good to own Is the stuff you need when you're all alone. How much grit do you think you've got? Can you turn from joys that you like a lot? Have you ever tested yourself to know How far with yourself your will can go? If you want to know if you have grit, Just pick out a joy that you like, and quit.
It's bully sport and it's open fight; It will keep you busy both day and night; For the toughest kind of a game you'll find Is to make your body obey your mind. And you never will know what is meant by grit Unless there's something you've tried to quit.
Howard Phillips Lovecraft (20 augustus 189015 maart 1937)
De Amerikaanse schrijver Howard Phillips Lovecraft werd geboren op 20 augustus 1890 in Providence, Rhode Island.Hij staat erom bekend dat hij zijn horrorverhalen in een sciencefictionachtig kader plaatste. Tijdens zijn leven werd hij niet veel gelezen, maar zijn werk bleek zeer invloedrijk bij schrijvers en fans van horrorverhalen. Veel van Lovecrafts werk is geïnspireerd door zijn eigen nachtmerries. Zijn vader werd, toen Lovecraft drie jaar oud was, gedurende 5 jaar in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen, waarschijnlijk had hij syfilis. Lovecraft werd opgevoed door zijn moeder, die overleed in 1921, door twee tantes en door zijn grootvader, Whipple Van Buren Phillips, die hem aanmoedigde veel te lezen, en die hem ook griezelverhalen vertelde. Ondanks zijn pogingen om veel te schrijven, leefde Lovecraft zeer armoedig. In 1936 bleek hij darmkanker te hebben, maar hij leed ook aan ondervoeding, tot zijn overlijden in 1937.
Uit: The Shadow Out of Time
After twenty-two years of nightmare and terror, saved only by a desperate conviction of the mythical source of certain impressions, I am unwilling to vouch for the truth of that which I think I found in Western Australia on the night of July 1718, 1935. There is reason to hope that my experience was wholly or partly an hallucinationfor which, indeed, abundant causes existed. And yet, its realism was so hideous that I sometimes find hope impossible.
If the thing did happen, then man must be prepared to accept notions of the cosmos, and of his own place in the seething vortex of time, whose merest mention is paralyzing. He must, too, be placed on guard against a specific, lurking peril which, though it will never engulf the whole race, may impose monstrous and unguessable horrors upon certain venturesome members of it.
De Tsjechische schrijfster Sylvie Richterová werd geboren op 20 augustus 1945 in Brno. Na haar eindexamen gymnasium studeerde zij talen en volgde een opleiding tot tolk Frans en Russisch. In 1971 emigreerde zij naar Italië. Zij werkt aan de universiteit van Padua.
Uit: Abc-Buch der Vatersprache
Susanna verließ mit ihrer Familie die Tschechoslowakei im August 1981. Ale fuhr als erster mit einem Lkw, den sie sich inklusive Fahrer gemietet hatten, um Familienmobiliar und verschiedene nützliche Gegenstände, einen Eimer zum Fußbodenwischen, Töpfe, Besteck, Handtücher und auch Bücher, von Brünn nach Wien zu transportieren. Es war nicht viel, aber der kleine Lkw war voll.
In Wien kletterte Ale abgemagert und bleich aus der Fahrerkabine, weil er bis unmittelbar vor der Abfahrt der Großmutter den Umzug in die neue Wohnung in Brünn hatte machen müssen, den Familienbesitz teilen, den Familienbesitz einpacken, schätzen, verzollen, Verzeichnisse über seinen und den Familienbesitz schreiben, die Ausfuhrgenehmigung besorgen für Patenteinweckgläser, leer, einen getäfelten antiken Sekretär, beschädigt, chinesische Porzellanschüsseln, 2 Stück, Kinderschuhe, 6 Paar, etc. Er vollendete auch den Umbau des Einfamilienhauses, das ihm nicht mehr gehörte und in der Zukunft niemals außer in den Erinnerungen gehören sollte, in dem auch ein neues Bad nicht fehlte er hatte es selbst installiert und gekachelt. Und er verabschiedete sich, von der Großmutter, von der anderen Großmutter, von der Großmutter, die er bestimmt noch sehen würde, von der Großmutter, die er
bestimmt nicht mehr wiedersehen würde, vom Großvater und so weiter.
Vergeet niet dat je leeft te midden van dieren paarden, katten, ratten uit de riolen, donker als de vrouw van Salomo, ontzaglijk slagveld met zwaaiende banieren, vergeet niet de hond, met tong en staart in de harmonie met het irreële, noch de groene hagedis, de merel nachtegaal, adder, hommel. Of denk je soms dat je leeft tussen reine mannen en deugdzame vrouwen die niet weten van de kreet van de verliefde kikker, groen als de groenste tak van het bloed. De vogels kijken je aan uit de bomen, en de bladeren weten best dat de Geest dood is, voorgoed het overschot ervan ruikt naar verbrand kraakbeen en uitgebeten plastic; vergeet niet dat je een vaardig en soepel dier bent dat bruuskweg geweld aandoet en alles wil hebben hier op aarde, voor de laatste schreeuw, als het lichaam verval is van verdorde herinnering en de geest naar het eeuwige einde dringt : denk erom dat je het hoogste wezen kunt zijn als liefde je maar goed in hart en nieren treft.
De Duitse schrijver, dichter, vertaler en muziekwetenschapper Ernst-Jürgen Dreyer werd geboren op 20 augustus 1934 in Oschatz in Saksen. Hij studeerde muziekwetenschap, filosofie en kunstgeschiedenis in Weimar, Jena en Leipzig. In 1959 vluchtte hij uit de DDR naar Frankfurt am Main. Van 1961 tot 1972 werkte hij voor het Goethe instituut. Tot 1986 was hij ook alsjournalist werkzaam, o.a. voor de FAZ, de Hessischer Rundfunk en de Bayerischer Rundfunk. In 1993 verhuisde hij naar Kaarst in Nordrhein-Westfalen. De uitgever Klaus Piper verzocht hem in 1959 een roman over de Duitse deling te schrijven. Het boek kwam echter pas in 1974 klaar en de toezegging om te publiceren was al lang ingetrokken. Dreyer gaf het toen in eigen beheer uit. In 1980 kreeg hij er de Hermann Hesse prijs voor. Daarna vond hij er wel een uitgever voor en kreeg het boek deels uitstekende jritieken.
Verkaarstung
Der Herrgott führte sie ins Paradies. »Pfui Teufel!« schrien sie. »Widerlicher Schatten, wo Kröten brüten, Ratten sich begatten, Mikroben, Molche, Kobras, Kolibris!
Die Kronen runter! Licht in das Verlies! Die Schreddermasse kommt auf die Rabatten! Weg das Gehölz! Und rechts und links der Platten wird eingekürzt bis unterhalb des Knies!«
Den siebten Tag verbrachten sie zufrieden in ihrem mit Insektoherbiziden desinfizierten Eden dernier cri! ,
umzirkt von Plastik-Lego-Eisenbahnen, von Lego-Moulin-rouges und Plastikplanen, im Liegestuhl auf ihrer Deponie.
Kurhaus Klassik Open Air
Wie einst zu John, Paul, George und Ringo, so strömt trotz Hexenschuß und Fango, trotz Fußball, Tagesschau und »Django« zu Hundertausenden der Gringo
zur Show von Placido Domingo. Domingo pinselt, singt, tanzt Tango - doch ob Zarzuela, ob Fandango: ich bleibe einsam wie ein Dingo.
Der Dingo wittert, spitzt die Öhrchen - doch was an seine Sinne dringt von Monitoren und Membranen,
hat nichts zu tun mit dem Tenörchen, das fern und winzig, kaum zu ahnen, da vorn womöglich wirklich singt.
De Belgische schrijver Charles de Coster werd geboren in München op 20 augustus 1827. Hij had een Vlaamse vader en een Waalse moeder en studeerde aan de Université Libre de Bruxelles waar hij zich aansloot bij de democratische en anti-clerikale opvattingen. Hij werd eerst journalist en later leraar aan de Koninklijke Militaire School in Brussel. Zijn voornaamste werk La Légende et les Aventures héroïques, joyeuses et glorieuses d'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs viel niet in de smaak in Belgische conformistische kringen. Het was gekend in de hele wereld en vertaald in alle Europese talen, maar in eigen land genegeerd. In de jaren 70 werd het verfilmd in het Russisch, tegen de achtergrond van de Tachtigjarige Oorlog.
Uit: La légende d'Ulenspiegel
A Damme, en Flandre, quand mai ouvrait leurs fleurs aux aubépines, naquit Ulenspiegel, fils de Claes.
Une commère sage-femme & nommée Katheline l'enveloppa de langes chauds &, lui ayant regardé la tête, y montra une peau.
- Coiffé, né sous une bonne étoile! dit-elle joyeusement.
Mais bientôt se lamentant & désignant un petit point noir sur l'épaule de l'enfant:
- Hélas! pleura-t-elle, c'est la noire marque du doigt du diable.
- Monsieur Satan, reprit Claes, s'est donc levé de bien bonne heure qu'il a déjà eu le temps de marquer mon fils?
- Il n'était pas couché, dit Katheline, car voici seulement Chanteclair qui éveille les poules.
Et elle sortit, mettant l'enfant aux mains de Claes.
Puis l'aube creva les nuages nocturnes, les hirondelles rasèrent en criant les prairies, & le soleil montra pourpre à l'horizon sa face éblouissante.
Claes ouvrit la fenêtre, & parlant à Ulenspiegel:
- Fils coiffé, dit-il, voici monseigneur du Soleil qui vient saluer la terre de Flandre. Regarde-le quand tu le pourras, &, quand plus tard tu serasempêtré en quelque doute, ne sachant ce qu'il faut faire pour agir bien, demande-lui conseil; il est clair & chaud: sois sincère comme il est clair, & bon comme il est chaud.
- Claes, mon homme, dit Soetkin, tu prêches un sourd; viens boire, mon fils.
Et la mère offrit au nouveau-né ses beaux flacons de nature.
De Duitse schrijfster Maren Winter werd geboren op 20 augustus 1961 in Lübeck. Zij volgde een opleiding tot poppenspeelster aan het marionettentheater. In 1996 verhuisde zij met haar man naar de Finse eilandengroep Åland. Samen richtten zij een theater op en gaven voorstellingen in Scandinavië en Duitsland. In Finland begon zij ook aan haar eerste historische roman, waarin zij het verleden van haar beroepsgroep beschrijft. In 2003 verscheen Das Erbe des Puppenspielers. In 2006 verscheen een roman overde uitvinder van het zakhorloge Peter Henlein, Der Stundensammler.
Uit:Der Stundensammler
Severin wurde zur Unzeit geboren. Das Jahr hatte sich soeben vollendet und das nächste noch nicht begonnen. Genau zwischen Tag und Nacht, im Wechsel der Sternbilder, als die Erde für einen Augenblick stillstehen wollte, krümmte sich eine kleine Bettelmaid verborgen im Röhricht und biss auf ein Bündel Segge, damit man ihren Wehenschrei nicht hörte. In jenem Moment glitt Severin aus dem Mutterleib und fiel zwischen die jungen Spitzen des Rohrkolbens, die wie Lanzen aus dem Uferschlamm staken. Das Wasser des Dutzenteiches begann gerade zu gefrieren. Myriaden von winzigen Eissplittern schaukelten auf den kleinen Wellen, rieben sich aneinander und rieben die Schilfhalme wund, sodass sich ein feines Sirren über dem ganzen Ufer erhob.
Lais kippte vornüber auf die Knie. Sie stützte sich in den Morast und tastete nach Messer und Faden in ihrer Manteltasche. Mit steifen Fingern band sie die Nabelschnur ab. Wie sie es bei Nachbarinnen gesehen hatte, versuchte sie dann die Fessel zu durchtrennen. Sie brauchte mehrere Schnitte dazu. Ihre Haut war nass von Schweiß und Tränen, und der schneidende Wind machte ihren Körper fast empfindungslos. Mit einer mechanischen Bewegung strich sie sich Unterrock und Wollkleid über die Schenkel und zog den abgewetzten Mantel fest um ihre Schultern. Befremdet starrte sie auf das dampfende Häuflein Leben unter sich.
Iñigo López de Mendoza (19 augustus 1398 25 maart 1458)
De Spaanse dichter Iñigo López de Mendoza werd geboren op 19 augustus 1398 in Carrión de los Condes, Palencia. Mendoza was van adelijke afkomst en diende aan het hof van Johan II van Kastilië en onderscheidde zich in militaire dienst. In zijn laatste levensjaren wijdde hij zich aan de literatuur. Zijn gedichten ontstonden onder invloed van de Italiaanse Renaissance.
SERRANILLA
From Calatrava as I took my way
At holy Mary's shrine to kneel and pray,
And sleep upon my eyelids heavy lay,
There where the ground was very rough and wild,
I lost my path and met a peasant child:
From Finojosa, with the herds around her,
There in the fields I found her.
Upon a meadow green with tender grass,
With other rustic cowherds, lad and lass,
So sweet a thing to see I watched her pass:
My eyes could scarce believe her what they found her,
There with the herds around her.
I do not think that roses in the Spring
Are half so lovely in their fashioning:
My heart must needs avow this secret thing,
That had I known her first as then I found her,
From Finojosa, with the herds around her,
I had not strayed so far her face to see
That it might rob me of my liberty.
I questioned her, to know what she might say:
"Has she of Finojosa passed this way?"
She smiled and answered me: "In vain you sue,
Full well my heart discerns the hope in you:
But she of whom you speak, and have not found her.
Her heart is free, no thought of love has bound her,
Samuel Richardson (19 augustus 1689 4 juli 1761)
De Britse drukker en schrijver Samuel Richardson werd geboren op 19 augustus 1689 inMackworth, Derbyshire. Richardson was de zoon van een meubelmaker en begon rond 1720 een drukkerij. Zijn vrienden vroegen hem een brievenboek samen te stellen voor ongeletterden. Hieruit kwam de eerste Engelse karakterroman voort, getiteld Pamela, or Virtue Rewarded (1740-1741). Richardson legde hiermee de basis voor de briefroman. Het boek werd een onmiddellijk succes en de opvolger, Clarissa, or the history of a young lady (1747-1748) was nog succesvoller.
Uit: Pamela
I am very easy that I have so little to say to them. Not but they are civil to me in the main, for Mrs. Jervis's sake, who they see loves me; and they stand in awe of her, knowing her to be a gentlewoman born, though she has had misfortunes. I am going on again with a long letter; for I love writing, and shall tire you. But, when I began, I only intended to say, that I am quite fearless of any danger now: and, indeed, cannot but wonder at myself, (though your caution to me was your watchful love,) that I should be so foolish as to be so uneasy as I have been: for I am sure my master would not demean himself, so as to think upon such a poor girl as I, for my harm. For such a thing would ruin his credit, as well as mine, you know: who, to be sure, may expect one of the best ladies in the land. So no more at present, but that I am Your ever dutiful DAUGHTER.
Als 'k dood ben zijn mijn kleren rare dingen. De overhemden, nieuw of dragensbroos, de pakken hangend waar ze altijd hingen, steeds wijzend naar omlaag, besluiteloos.
Ik was ze, ik alleen droeg hen altoos. En omdat ze mij vaak vervingen, of omdat ik hen uit hun winkel koos; zij tonen iets van mijn herinneringen.
Oh, vrienden, enigszins van mijn formaat, ik roep U als de dood te wachten staat, (maak ik het sterven bij bewustzijn mee) 'k Geef U of leen, 't zou niet de eerste keer zijn mijn pakken, vormt met hen die mij niet meer zijn dan langs mijn kist een onzwart defilé.
Jerzy Andrzejewski (19 augustus 1909 19 april 1983)
De Poolse schrijver Jerzy Andrzejewski werd geboren op 19 augustus 1909 in Warschau. Zijn eerste verhalenbundel verscheen in 1936 onder de titel Drogi Nieuniknione (De onvermijdelijke wegen). Twee jaar later verscheen de roman Ład serca (Orde van het hart). Tijdens WO II werkte Andrzejewsk voor het Poolse verzet en streed hij voor het behoud van de Poolse cultuur. Zijn ontwikkeling van katholiek tot communistisch schrijver maakte zijn in 1946 verschenen werk Popiół i diament (Duits, Asche und Diamant) duidelijk. In 1976 was Andrzejewski mede-oprichter van de intellectuele oppositiegroep KOR (Komitee ter verdediging van de arbeiders).
Uit: Asche und Diamant(Vertaald door Henryk Bereska)
"Weiter, weiter!" drängte Szczuka. "Wir haben keine Zeit." Podgórski bedeutete dem Posten durch eine Handbewegung seine Eile. Bald war er mit dem Wagen aus dem größten Gedränge heraus und bog in die erste Querstraße ein. "Haben Sie die Gesichter der Leute beobachtet, als sie die Nachrichten hörten?" Szczuka nickte. "Keine Spur von Freude, haben Sie bemerkt?" "Sie haben zu lange darauf warten müssen." "Meinen Sie, es ist nur das?" "Nicht allein", entgegnete Szczuka, auf den Weg starrend. Podgórski drehte am Lenkrad. "Ich weiß, woran Sie denken. Auch ich mache mir oft darüber Gedanken." "Mir Recht." "Aber haben wir schließlich nicht gesiegt?" "Illusionen", brummte Szczuka. "Das ist erst der Anfang. Machen wir uns nichts vor."
Foreigners are people somewhere else, Natives are people at home; If the place youre at Is your habitat, Youre a foreigner, say in Rome. But the scales of Justice balance true, And tit leads into tat, So the man whos at home When he stays in Rome Is abroad when hes where youre at.
When we leave the limits of the land in which Our birth certificates sat us, It does not mean Just a change of scene, But also a change of status. The Frenchman with his fetching beard, The Scot with his kilt and sporran, One moment he May a native be, And the next may find him foreign.
Theres many a difference quickly found Between the different races, But the only essential Differential Is living different places. Yet such is the pride of prideful man, From Austrians to Australians, That wherever he is, He regards as his, And the natives there, as aliens.
Oh, Ill be friends if youll be friends, The foreigner tells the native, And well work together for our common ends Like a preposition and a dative. If our common ends seem mostly mine, Why not, you ignorant foreigner? And the native replies Contrariwise; And hence, my dears, the coroner.
So mind your manners when a native, please, And doubly when you visit And between us all A rapport may fall Ecstatically exquisite. One simple thought, if you have it pat, Will eliminate the coroner: You may be a native in your habitat, But to foreigners youre just a foreigner.
De Iers-Amerikaanse schrijver Frank McCourt werd geboren op 19 augustus 1930 in New York als zoon van een immigrantenfamilie. Toen hij vier jaar was keerde zijn familie naar Ierland terug. Daar groeide hij in armoedige omstandigheden op in het katholieke Limerick. Zijn vader was werkloos en gaf het meeste van zijn uitkering aan drank uit. In 1949 had McCourt genoeg geld om een ticket naar New York te kunnen betalen. Daar werkte hij in hotels en ging hij in het leger. Na zijn diensttijd verdiende hij het geld om een studie te betalen in pakhuizen en op doks. Hij werd leraar en doceerde tenslotte op de gerenommeerde Stuyvesant High School in New York. Na zijn oensionering verwerkte McCourt zijn moeilijke jeugd in de autobiografische roman Angela's Ashes. Het werd met zes miljoen verkochte exemplaren een internationale bestseller en leverde hem in 1997 de Pulitzer prijs op. Ook werd het boek in 1999 door Alan Parker verfilmd. Zie ook mijn blog van 19 augustus 2006.
Uit: Angela's Ashes
First Communion day is the happiest day of your life because of The Collection and James Cagney at the Lyric Cinema. The night before I was so excited I couldn't sleep till dawn. I'd still be sleeping if my grandmother hadn't come banging at the door.
Get up! Get up! Get that child outa the bed. Happiest day of his life an' him snorin' above in the bed.
I ran to the kitchen. Take off that shirt, she said. I took off the shirt and she pushed me into a tin tub of icy cold water. My mother scrubbed me, my grandmother scrubbed me. I was raw, I was red.
They dried me. They dressed me in my black velvet First Communion suit with the white frilly shirt, the short pants, the white stockings, the black patent leather shoes. Around my arm they tied a white satin bow and on my lapel they pinned the Sacred Heart of Jesus, a picture with blood dripping from it, flames erupting all around it and on top a nasty-looking crown of thorns.
Come here till I comb your hair, said Grandma. Look at that mop, it won't lie down. You didn't get that hair from my side of the family. That's that North of Ireland hair you got from your father. That's the kind of hair you see on Presbyterians. If your mother had married a proper decent Limerick man you wouldn't have this standing up, North of Ireland, Presbyterian hair.
James Gould Cozzens (19 augustus 1903 9 augustus 1978)
De Amerikaanse schrijver James Gould Cozzens werd geboren op 19 augustus 1903 in Chicago. Hij studeerde twee jaar aan de universiteit van Harvard, waar hij in 1924 zijn eerste roman Confusion publiceerde. Een paar maanden later, ziek en geplaagd door schulden, verliet hij Harvard, ging naar New Brunswick in Canada en schreef zijn tweede roman Michael Scarlett. Geen van de boeken verkocht goed. Cozzens vertrok naar Cuba om les te geven aan kinderen van Amerikanen. Hij begon korte verhalen te schrijven en verzamelde materiaal voor Cock Pit (1928) en The Son of Perdition (1929). Tijdens WO II diende hij bij de Amerikaanse luchtmacht. Zijn ervaringen daar vormden de basis voor Guard of Honor, zijn romaqn uit 1948 die hem in 1949 de Pulitzer prijs opleverde. Verrassenderwijs werd By Love Possessed in 1957 een enorm succes. Het boek stond vierendertig weken op de The New York Times Best Seller list.
Uit: Snow Falling on Cedars
At the intersection of Center Valley Road and South Beach Drive Ishmael spied, ahead of him in the bend, a car that had failed to negotiate the grade as it coiled around a grove of snow-hung cedars. Ishmael recognized it as the Willys station wagon that belonged to Fujiko and Hisao Imada; in fact, Hisao was working with a shovel at its rear right wheel, which had dropped into the roadside drainage ditch. Hisao Imada was small enough most of the time, but he looked even smaller bundled up in his winter clothes, his hat pulled low and his scarf across his chin so that only his mouth, nose, and eyes showed. Ishmael knew he would not ask for help, in part because San Piedro people never did, in part because such was his character. Ishmael decided to park at the bottom of the grade beside Gordon Ostrom's mailbox and walk the fifty yards up South Beach Drive, keeping his DeSoto well out of the road while he convinced Hisao Imada to accept a ride from him. Ishmael had known Hisao a long time. When he was eight years old he'd seen the Japanese man trudging along behind his swaybacked white plow horse: a Japanese man who carried a machete at his belt in order to cut down vine maples. His family lived in two canvas tents while they cleared their newly purchased property. They drew water from a feeder creek and warmed themselves at a slash pile kept burning by his children--girls in rubber boots, including Hatsue--who dragged branches and brought armfuls of brush to it.
De Amerikaanse dichter Li-Young Lee werd geboren op 19 augustus 1957 in Jakarta, Indonesië. Hij stamt uit een Chinese familie. In 1959 ontvluchtte zijn familie het land vanwege de anti Chinese stemming en kwam via Hongkong, Macau en Japan uiteindelijk in 1964 in de VS terecht. Lee bezocht o.a. de universiteit van Oittsburgh, waar hij zijn liefde voor het schrijven ontwikkelde. Daarna doceerde hij zelf aan verschillende universiteiten, waaronder Northwestern en de University of Iowa. Terukerende themas in zijn poëzie zijn ballingschap en de moed om te rebelleren.
The Gift
To pull the metal splinter from my palm my father recited a story in a low voice. I watched his lovely face and not the blade. Before the story ended, he'd removed the iron sliver I thought I'd die from.
I can't remember the tale, but hear his voice still, a well of dark water, a prayer. And I recall his hands, two measures of tenderness he laid against my face, the flames of discipline he raised above my head.
Had you entered that afternoon you would have thought you saw a man planting something in a boy's palm, a silver tear, a tiny flame. Had you followed that boy you would have arrived here, where I bend over my wife's right hand.
Look how I shave her thumbnail down so carefully she feels no pain. Watch as I lift the splinter out. I was seven when my father took my hand like this, and I did not hold that shard between my fingers and think, Metal that will bury me, christen it Little Assassin, Ore Going Deep for My Heart. And I did not lift up my wound and cry, Death visited here! I did what a child does when he's given something to keep. I kissed my father.
De Engelse schrijver Jonathan Coe werd geboren op 19 augustus 1961 in Birmingham. Coe studeerde aan de King Edward's School en aan Trinity College, Cambridge. Zijn romans, waarin hij vaak sociale en politike themas aansnijdt,kenmerken zich door humor en satire. Zijn roman The Rotter´s Club uit 2001 is autobiografisch getint. Het boek werd zowel voor de radio als voor de televisie bewerkt.
Werk o.a: The Accidental Woman (1987), A Touch of Love (1989), What a Carve Up! (1994), The Closed Circle (2004)
Uit: The House of Sleep (1997)
It was their final quarrel, that much was clear. But although he had been anticipating it for days, perhaps even for weeks, nothing could quell the tide of anger and resentment which now rose up inside him. She had been in the wrong, and had refused to admit it. Every argument he had attempted to put forward, every attempt to be conciliatory and sensible, had been distorted, twisted around and turned back against him. How dare she bring up that perfectly innocent evening he had spent in The Half Moon with Jennifer? How dare she call his gift 'pathetic', and claim that he was looking 'shifty' when he gave it to her? And how dare she bring up his mother--his mother, of all people--and accuse him of seeing her too often? As if that were some sort of comment on his maturity; on his masculinity, even...
He stared blindly ahead, unconscious of his surroundings or of his fellow pedestrians. 'Bitch,' he thought to himself, as her words came back to him. And then out loud, through clenched teeth, he shouted, 'BITCH!'
After that, he felt slightly better.
Huge, grey and imposing, Ashdown stood on a headland, some twenty yards from the sheer face of the cliff, where it had stood for more than a hundred years. All day, the gulls wheeled around its spires and tourelles, keening themselves hoarse. All day and all night, the waves threw themselves dementedly against their rocky barricade, sending an endless roar like heavy traffic through the glacial rooms and mazy, echoing corridors of the old house. Even the emptiest parts of Ashdown--and most of it was now empty--were never silent. The most habitable rooms huddled together on the first and second floors, overlooking the sea, and during the day were flooded with chill sunlight. The kitchen, on the ground floor, was long and L-shaped, with a low ceiling; it had only three tiny windows, and was swathed in permanent shadow. Ashdown's bleak, element-defying beauty masked the fact that it was, essentially, unfit for human occupation. Its oldest and nearest neighbours could remember, but scarcely believe, that it had once been a private residence, home to a family of only eight or nine. But two decades ago it had been acquired by the new university, and it now housed about two dozen students: a shifting population, as changeful as the ocean which lay at its feet, stretched towards the horizon, sickly green and heaving with endless disquiet.
Václav Bolemír Nebeský (18 augustus 1818 17 augustus 1882)
De Tsjechische dichter en vertaler Václav Bolemír Nebeský werd geboren op 18 augustus 1818 in Nový Dvůr. Hij studeerde filosofie, Griekse geschiedenis en Tsjechische literatuur aan de Karelsuniversiteit in Praag. In 1850 werd hij redacteur van het tijdschrift Muzejník, dat hij tot 1861 leidde. Daarnaast was hij secretaris van het Tsjechische museum. In 1874 werd hij ernstig ziek en ging hij met vervroegd pensioen. Zijn grootste liefde was de poëzie. Ook vertaalde hij dramatisch werk van Griekse dichters.
Es war Täuschung und süße Träumerei ...
Es war Täuschung und süße Träumerei, nie verwinde ich diese Zeit; die Erinnerung an meine Liebe macht wie Efeu auf Gräbern sich breit.
Die Erinnerung überglänzt bei weitem meiner Wehmut Abendrot am Horizont, in meinem Herzen will es tönen wie es abends vom Kirchturm kommt.
Für meine Seele wird deine Liebe ein Lied sein wie Nachtigallen, denen im nahen, verwilderten Hain zu spät es ist eingefallen.
De Oostenrijkse schrijver en journalist Hugo Bettauerwerd geboren op 18 augustus 1872 in Baden bij Wenen. In 1899 trok hij naar New York waar hij als correspondent en redacteur bij verschillende kranten werkte. Na zijn terugkeer naar Oostenrijk in 1910 was de Amerikaanse staatsburger redacteur bij de Neue Freien Presse en in 1924 richtte hij het tijdschrift Er und Sie op, Wochenschrift für Lebenskultur und Erotik, dat echter na vijf afleveringen moest stoppen. Zijn roman Die Stadt ohne Juden" uit 1922 werd verfilmd en was bij de première in 1924 aanleiding voor hevige demonstraties. Een half jaar later werd Bettauer in Wenen door een nationaalsocialistische fanaticus doodgeschoten. Ook zijn roman "Die freudlose Gasse" werd verfilmd, en wel met niemand minder dan Greta Garbo.
Uit: Die Stadt ohne Juden
Von der Universität bis zur Bellaria umlagerte das schöne, ruhige und vornehme Parlamentsgebäude eine einzige Menschenmauer. Ganz Wien schien sich an diesem Junitag um die zehnte Vormittagsstunde versammelt zu haben, um dort zu sein, wo sich ein historisches Ereignis von unabsehbarer Tragweite abspielen sollte. Bürger und Arbeiter, Damen und Frauen aus dem Volke, halbwüchsige Burschen und Greise, junge Mädchen, kleine Kinder, Kranke im Rollwagen, alles quoll durcheinander, schrie, politisierte und schwitzte. Und immer wieder fand sich ein Begeisterter, der plötzlich an den Kreis um ihn herum eine Ansprache hielt und immer wieder brauste der Ruf auf:
»Hinaus mit den Juden!«
Sonst pflegten bei ähnlichen Demonstrationen hier und dort Leute mit gebogener Nase oder besonders schwarzem Haar weidlich verprügelt zu werden; diesmal kam es zu keinem solchen Zwischenfall, denn Jüdisches war weit und breit nicht zu sehen, und zudem hatten die Kaffeehäuser und Bankgeschäfte am Franzens- und Schottenring, in weiser Erkenntnis aller Möglichkeiten, ihre Pforten geschlossen und die Rollbalken herabgezogen.