De Nederlandse dichter Ed Leeflang werd
geboren op 21 juni 1929 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Ed Leeflang
op dit blog.
Hij is prins
Hij is prins, hij wil geen onderdanen,
want zij zullen allen in elk geval prinsen zijn:
prins verkoper, prins bloemist,
prins huisvrouw en prins dode.
Zijn wenkbrouw spreekt,
zijn ogen vragen en op
zijn tafel staan de staatsgeheimen
van de dagen.
Kwetsbare prinsen onder elkaar
- met moeders als een tv-serie
zo benauwend vasthoudend -
iedereen wordt een wezen.
Er is geen vrouwlijkheid in deze klas,
er is slechts hoffelijkheid en hoogheid
en hevigheid van schrijven en van lezen.
Wie 's morgens binnenkomt is
een vereerde gast.
Botlopen
We zetten zwinnen in de zandplaat af
met warnetten en joegen stapvoets bot
en schol op, vingen emmers vol.
De kotter op de drooggevallen vlakte
hing scheef, de eerste stilte scheen
te dalen uit de zon, een oever was
er niet.
Uit water waren wij getild, samen
met gesloten schelpen, om tenminste
één keer haast te weten hoe het is: te
zijn gestrand en toch te overleven.
Twee of drie uur zou de eb ons hier
nog dulden. Dan niet meer.
Genoeg om te onthouden dat wij het
onbetwiste midden waren van de ruimte,
die wij opgelucht en nietsontziend
bevisten.
Duinen
Zoals altijd is er een dierenspoor.
Er staan gewone brem, slangenkruid,
ossetong en koekoeksbloemen. Sommige
konijnen begonnen een hol, maar
groeven niet door.
In de spaarbekkens hangt het water;
je zou er munten in kunnen gooien
als in het bassin van een fontein.
Bast is van jonge bomen afgeknaagd.
Zie toch hoe de dag werkelijk wentelt
en er van alles uit de tijd valt, ritselend,
hoe schelpen gaan, knerpend, hoe niemand
meer opraapt, hoe niemand meer ergens
naar vraagt, hoe de wind heengaat:
zonder geest te zijn wat hij afrukt
verwerpend.
Ed Leeflang (21
juni 1929 17 maart 2008)
De Vlaamse dichter, schrijver en journalist Thomas Blondeau werd geboren in
Poperinge op 21 juni 1978. Zie ook Zie ook alle tags voor Thomas
Blondeau op dit blog.
Uit: De Barmhartigheid
Hij lag op bed en
om zijn angst te beheersen, dacht hij aan een beeld van vroeger. Als kind
geloofde hij dat de nacht zich onder het bed verzamelde. Als mensen moe waren,
gingen ze op de matras liggen en door hun gewicht vloeide het duister de kamer
in. Bedden als sponzen vol met inkt. De mensen waren zwaar van alle gedachten
die ze die dag hadden gehad. Dromen persten die gedachten uit, maalden ze fijn
en lieten ze wegwaaien. Zo werden de mensen licht en konden de bedden zich weer
vol zuigen met nacht. Het licht toonde zich en de mensen konden weer gaan
nadenken. Als je overdag onder je bed keek, zag je daar het zwart schuilen. Het
was beter om niet onder het bed te kijken.
Maar de herinnering
hielp niet. Hij sloeg een kruisteken. En nog één en nog één. En nog drie keer
en daarna nog eens. Het hielp niet. Hoorde hij zijn naam?
Hij nam zijn
paternoster en draaide die drie keer om zijn penis. Schoof de kraaltjes heen en
weer. Het vlees draaide zich vast in de schakels tussen de kraaltjes. Het hielp
niet. Hij wist dat hij gezondigd had. Niets gaat ongestraft voorbij. Toen het
licht zijn kamer inkroop, zag hij dat de paternoster dieprode vlekken naliet.
Door de verhuizing
kwam hij aan als nieuweling in het vierde jaar van de middelbare school. Zijn
leeftijdsgenoten hadden hun eigen vriendenkring al gevormd en niemand deed toen
ook de moeite die stille te benaderen. De enige waarmee hij soms sprak was
Laetitia. Een klein rossig ding met springerige krulletjes. Ze hadden kennisgemaakt
omdat ze in dezelfde straat woonden en zo soms samen naar huis fietsten. Ze
vond hem een rustige verschijning en zag dat als een aangename afwisseling van
het imponeergedrag dat jongens van zijn leeftijd vertonen. Het bevreemdde haar
dat hij nooit iets over zichzelf vertelde maar misschien waren hun
fietstochtjes daarvoor te kort. Deze korte momenten van aandacht zorgden ervoor
dat hij verliefd werd op haar. Voed een hongerige en hij zal je vinger
aflikken, nietwaar? Toen hij werd overgeplaatst naar een andere school verloren
ze contact met elkaar.
Thomas Blondeau
(Poperinge, 21 juni 1978)
De Canadese dichteres, essayiste en vertaalster Anne Carson
werd geboren op 21 juni 1950 in Toronto. Zie ook alle tags voor Anne Carson
op dit blog.
Guillermos Sigh
Symphony
Do you hear sighing.
Do you wake amid a sigh.
Radio sighs AM,
FM.
Shortwave sighs crackle in from the Atlantic.
Hot sighs steam in the dawn.
People kissing stop to sigh then kiss again.
Doctors sigh into
wounds and the bloodstream is changed forever.
Flowers sigh and two noon bees float backwards.
Is it doubt.
Is it disappointment.
The world didnt owe me anything.
Leaves come sighing in the door.
Bits of girl sigh like men.
Forgeries sigh twice.
Balthus sighs and
lies about it, claiming it was Byrons sigh.
A sigh may come too late.
Is it better than screaming.
Give me all your sighs for four or five dollars.
A sigh is weightless,
yet it may interrupt the broadcast.
Can you abstain.
What is that hush that carries itself up each sigh.
We hunt together the sigh and I,
sport of kings.
To want to stop is beyond us.
The more sighs shine
the more Im in troublesome kind of silvery stuff
you thought it was the
sea?
Anne Carson (Toronto, 21 juni 1950)
De Poolse dichter en essayist Adam Zagajewski
werd geboren op 21 juni 1945 in Lwów, het huidige Lviv. Zie ook alle tags voor Adam
Zagajewski op dit blog.
Probeer de
verminkte wereld te bezingen.
Probeer de verminkte wereld te bezingen.
Denk weer aan de lange junidagen,
aan de rozijnen, de druppels van de rosé.
Aan de distels die de verlaten erven
van ontheemden stelselmatig overwoekerden.
Je moet de verminkte wereld bezingen.
Je hebt sierlijke zeiljachten en schepen gezien;
een ervan had een lange reis voor de boeg,
een ander wachtte slechts het zoute niets.
Je hebt vluchtelingen gezien die nergens heen
gingen,
beulen gehoord die een lied van vreugde zongen.
Je moet de verminkte wereld bezingen.
Denk aan de momenten waarop jullie samen
in de witte kamer waren en de vitrage bewoog.
Keer terug naar dat concert, toen de muziek losbrak.
In de herfst verzamelde je eikels in het park
en de bladeren wervelden boven de littekens
van de aarde. Bezing de verminkte wereld
en het grijze veertje, dat een lijster heeft verloren,
en het zachte licht dat dwaalt en verdwijnt
en steeds terugkomt.
In mei
Toen ik bij dageraad door het woud wandelde,
in mei, vroeg ik me af waar jullie waren,
zielen van de doden. Waar zijn jullie, jonge
vermisten, waar zijn jullie,
de volledig veranderden?
In het bos heerste grote stilte,
en ik hoorde de groene bladeren dromen,
ik hoorde de droom van de schors waaruit
boten,
schepen en zeilen zullen ontstaan.
Dan, langzaam, begonnen de vogels te
herleven,
distelvinken, lijsters, merels, verborgen
op balkons van takken, elk in een andere
taal,
elk met een andere stem, niets vragend,
zonder bitterheid of spijt.
En ik besefte dat jullie zang zijn,
onvatbaar als muziek, onbegrijpelijk
als muzieknoten, ver verwijderd van ons
zoals wij van onszelf.
Vertaald door Gerard Rasch
Adam Zagajewski (Lwów, 21 juni 1945)
De Britse
schrijver Ian McEwan werd op 21 juni 1948 geboren in de Engelse
garnizoensplaats Aldershot. Zie ook alle tags voor Ian McEwan op dit blog.
Uit: On Chesil Beach
They were young,
educated, and both virgins on this, their wedding night, and they lived in a
time when a conversation about sexual difficulties was plainly impossible. But
it is never easy. They were sitting down to supper in a tiny room on the second
floor of a Georgian inn in
Dorset. In the next
room, visible through the open door, was a fourposter bed, rather narrow, whose
cover was pure white and stretched startlingly smooth, as though by no human
hand. Edward did not mention that he had never stayed in a hotel before,
whereas Florence, after many trips as a child with her father, was an old hand.
Superficially, they were in fine spirits. Their wedding, at St. Marys, Oxford,
had gone well; the service had been decorous, the reception jolly, the sendoff
from school and college friends raucous and uplifting. Her parents had not
condescended to his, as they had feared, and his mother had not significantly
misbehaved, or completely forgotten the purpose of the occasion. The couple had
driven away in a small car belonging to Florences mother and arrived in the
early evening at their hotel on the coast in weather that was not perfect for
mid-June or the circumstances but was entirely adequate: it was not raining, but
nor was it quite warm enough, according to Florence, to eat outside on the
terrace, as they had hoped. Edward thought that it was, but, polite to a fault,
he would not think of contradicting her on such an evening.
Ian McEwan (Aldershot, 21 juni 1948)
De Israëlische
schrijver Alon Hilu werd geboren op 21 juni 1972 in Jaffa. Zie ook alle tags voor Alon Hilu op dit blog.
Uit: House of Dajani
It was not long
before I procured her agreement, then that of her parents, and we were joined
in holy matrimony. My joy knew no bounds. And yet, scarcely a few hours had
passed from our time under the wedding canopy when the first hint of Her Ladyship's
true nature became apparent. We were standing in the bridal chamber, our first
moments alone as man and wife, when I unbuttoned my waistcoat and placed my top
hat on the bureau while Her Ladyship remained immobile in her white wedding
gown.
"Come, let man
rejoice with his wife," I said to her.
"Now is not the
hour," said she.
"Do you feel
nothing?" I queried.
"I wish to rest
awhile," came her response.
She had scarcely
finished speaking when, without waiting for the lantern to be extinguished, she
began removing her clothing until every last stitch was gone, and then she
walked about in her nakedness, her ivory breasts and soft pink nipples taunting
my impatient eyes. Her Ladyship prostrated herself in the bed, turned her back
to me and fell asleep at once.
On the morrow I drew
near her with words of seduction and love, and yet again she was not of a mind
to take part in the intimate relations I had intended. True, she was no longer
tired or fatigued; rather, the cause was in the psyche. To hear her tell it she
was sunk in the despondency of a new bride faced with an act of contrariness
and change, with this shift from the impetuous recklessness of life in the
singular to that of the conjugal, to be husbanded by a husbanding husband.
In order to avoid
causing her grief or, heaven forfend, the famed melancholy of those who place
themselves in the stocks of marriage, I suppressed my desire and left her in
peace. Silently I told myself that I would wait to see when Her Ladyship's
loving passion would awaken and she would come to my bed with reddened cheeks
and flaming nipples, her body sweet and dripping juicily.
Alon Hilu (Jaffa, 21 juni 1972)
Zie voor nog meer schrijvers van de 21e
juni ook mijn blog van 21 juni 2012 deel
1 en eveneens deel 2 en ook deel 3..
|