Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
08-05-2012
Libris Literatuur Prijs voor A. F.Th. van der Heijden
De schrijver A.F.Th. van der Heijden heeft met zijn boek 'Tonio' de Libris Literatuur Prijs gewonnen. Juryvoorzitter Robbert Dijkgraaf, president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, maakte dat maandagavond bekend in het Amstel Hotel in Amsterdam. Aan de prijs is een bedrag verbonden van 50.000 euro. Zie ook alle tags voor A. F. Th. van der Heijden op dit blog.
Uit: Tonio
We kunnen ons wel blijven volhouden dat we zijn leven tot aan 23 mei 2010 nog hebben om in de herinnering te koesteren, maar dat is niet meer hetzelfde leven dat we van nabij gekend hebben. Het is in al zijn verschijningsvormen aangetast door de dood die het afsneed. Geen herinnering is meer puur en onbevangen. Het geheugen verstikt in de schaduw van Tonios vroege einde, en de erin opgeslagen beelden raken in hun vorm en lichtheid aangetast. Het ergste: de ooit zo zuivere herinneringen worden met terugwerkende kracht verklikkers van de dood. Wat ze voorafgaand aan Pinksteren niet hadden, krijgen ze nu: een voorspellende kracht, die zich in het geheugen van de zich herinnerende openbaart. Ze voorspelen het sterven van de jongen die er de hoofdrol in speelt.
( )
Ik schrijf het in de eerste plaats voor jou. Nee, niet voor je zielenrust. Ik hoop juist de aandacht van je ziel te trekken. Hij moet verontrust raken. Via hem wil ik je laten weten dat de pijn die jij een half etmaal lang ondergaan hebt, door ons is overgenomen. Levenslang. Niks rust zacht. In die pijn zijn we voortaan verenigd. Jij, Mirjam en ik. En mocht de ziel bestaan, ook de onze, dan komt met ons sterven aan die vereniging geen einde.
A.F.Th. van der Heijden (Geldrop, 15 oktober 1951)
Uit: The Wind from the East (Vertaald door Samantha Schnee)
Before breaking into a run toward him, in a gesture that had become second nature, he checked Alfonso's fly and confirmed with relief that it was closed. His poor brother-who continued sniffing the air like the slow, confused creature he was-would be the focus of plenty of attention in that sterile, private community, even without holding his sex in the palm of his hand. Arriving at Alfonso's side Juan hugged him carefully, smiling at him, and kissed him on the cheek before putting his arm around his shoulders to guide him. Alfonso moved his head up and down three times in a row, so sharply it seemed he would shake his head from his neck. It was his way of showing agreement. While the two brothers walked along the narrow sidewalk, not unlike a little road up to a dollhouse, the wind swirled a tumult of bougainvillea petals around them, pink, red, purple, inert, light as feathers, and Alfonso Olmedo finally smiled. Tamara, leaning against a wall waiting for them, clutching a colored jewelry box, two books, and a Barbie to her chest, received them with laughter. Her two uncles had blossomed. The petals dusted Alfonso's bald head and Juan's hair, their pants, their shirts, and their arms, giving them a comic but ambiguous appearance, something between two badly camouflaged soldiers and two street mimes that had decided to dress as trees to attract children's attention. Juan shook himself off and brushed the petals off Alfonso while all three laughed, before gently herding his family into the vestibule. As he closed the door he wondered if all this, the new house, the new job, the new town, so many hundreds of miles away, had not been a mistake. He thought to himself that it was still too early to know.
My sweet Laura Lee. Er schloss die Augen und ließ den kühlen Wind seine Haut berühren und sein dunkles Haar zerzausen. Die Melodie des Songs war noch immer da, als sei sie ihm gerade durch die Finger geflossen. Life lay in your eyes, in your smile and your anger and voice. Dann blinzelte er ins Licht der bald untergehenden Sonne. Jemand, der ihn dort hätte stehen sehen, wäre unweigerlich an alte englische Lieder erinnert worden. An Balladen, die Hobos unterwegs auf ihren Gitarren und Mundharmonikas spielen, wenn überall die Sonne am Horizont versinkt und das weite Land in braune und rote Farben taucht. An Geschichten, in denen Männer einsam an den steilen Klippen stehen und aufs Meer hinausblicken, schweigsam, mit bitterem Salz auf den Lippen, die Augen zusammengekniffen, weil die Sonne die Gischt berührt und Traumbilder funkeln lässt. My sweet Laura Lee. Ein ganzes Leben hatte er in diesem Song heraufbeschworen. Er hatte ihn ihr vorgesungen, am Ufer des Red Lake Creek, wo sie damals gezeltet hatten. Es war das Lied ihrer Liebe und von allem, was noch vor ihnen liegen sollte. Life was there 'cause of you. Und jetzt? Er schaute den Möwen hinterher, die über den Wellen im Wind segelten. Sunny war fort. Seit Wochen schon. Die Scherben lagen überall herum. Unter jedem Schritt knirschten sie, leise Schreie, erstickt und krächzend und anklagend. Der dunkle Rhythmus, zu dem er regungslos dastand und den Gedanken nachhing, die nicht mal der Wind mit sich nehmen wollte. Ja, Danny war noch hier, vor dem alten Leuchtturm, dessen Lichter schon lange nicht mehr über die sanften Wogen des Lake Superior glitten.
Vroegvroeg in de morgen. De kinderen stonden op, om manja's op te rapen. Manja's! Van hun eigen erf, waar ze waren komen wonen, al kort geleden! Dan volgden ook amandelen, van voorop op 't erf aan straatkant. Of 't lukte - maar dat werd sluipwerk, kwamen de zusterappelen van buurman aan de beurt: hard labour! Feitlijk fo niets! Vruchten hadden ze genoeg! Maar 't ging nu eenmaal om de spanning die met je meekroop, dwars door de prikkeldraadafscheiding. Als buurman ze zag, jonge...! Maar toch vooral als hun p'pa ze zou zien...!
Ach, hun vader was nóg vroeger opgestaan! Hij had zijn werkbak genomen, vol timmerwerkdinges. Had zijn gefrommelde blauwkakhibroek aan z'n mars getrokken - zoals Mamsi 't scheldend schreeuwde - hij had zijn dwarspet nie vergeten. En hij was op die kraakfiets van 'em geslingerd. Aldus nog minstens tot de hoek zijn evenwicht zoekend op de weg vol kuilen, zou hij aan de asfaltweg komen en naar zijn werk rijen.
Savens zouden ze hem terugzien pas, wanneer dat hij met donker kwam terugkeren, moe en onhoudbaar voor 't eten, 'n krasse tijger die op verscheuren stond.
De twee broertjes Gunno en Drew zetten snelsnel hun kom met manja's neer. Het kon nog net, dat wat ze zouden gaan doen, voordat buurman z'n slaapogen zou opendoen met erfwandelen. Drew hield het prikkeldraad wijd open en duwde Gunno met z'n ene knie tegen diens zijbuik: Maak gauw, voordat iets gebeurt! Doe snel no?! De meisjes, Oslien en KleinNita stonden van spanning op hun kleine slippers te trippelen. Doe snel! Doe snel!
Der Aufstand, von dem hier berichtet wird, hat nicht stattgefunden. Er war auch mehr ein Krieg, der nur von einer Seite geführt wurde, und die andere hat stillgehalten. Wenn er seine Wahrheit hat, so nicht, weil er gewesen wäre, sondern weil er denkbar ist. Man glaubt die Geschichte zu kennen,
aber sie hat mehr in sich, als sich ereignet: auch das Nichtgeschehene, Unterbliebene, Verlorene
liegt in dem schwarzen Berg. All das Ersehnte, nicht Gewagte, und die alte Lust zu handeln. Tief verborgen, verschüttet, zubetoniert der Widerstand; die hellen Haufen, die nicht losgezogen sind, um die Schlacht zu schlagen.
Ich beginne wie ein Narr mit den Fakten.
Am 7. April blieben die Bitterröder im Schacht. Die Frühschicht, die mit 175 Mann in der Grube
war, weigerte sich auszufahren. Auf dieses Signal hin wurde auch übertage das Werk besetzt.
Berndt, mit Fieber angetreten, hielt mit unten aus.
Er hatte den Platz von Rüttemann in der Instandsetzung übernommen, der als Betriebsrat freigestellt
worden war. Barbara hatte Berndt zuhausehalten wollen und ein hartes Gesicht gezogen, weil er krank zur Arbeit ging. Aber Arbeit war nichts, was man ruhen ließ.
Jetzt brannte vorn an der Wache ein Feuer. Dort war seit Jahr und Tag eine Steintafel angebracht:
DIE MACHT SOLL GEGEBEN WERDEN DEM GEMEINEN VOLK. Das war so etwas wie ein Firmenschild des Thomas-Müntzer-Schachts. Wer sie geben soll, war nicht vermerkt, und ob es sie haben will, wurde nicht gefragt. Das Volk hier: arbeitssam, zaumselig; Untertanen über Tag, Untermänner im Schacht.
See, as the prettiest graves will do in time, Our poet's wants the freshness of its prime; Spite of the sexton's browsing horse, the sods Have struggled through its binding osier rods; Headstone and half-sunk footstone lean awry, Wanting the brick-work promised by-and-by; How the minute grey lichens, plate o'er plate, Have softened down the crisp-cut name and date!
LOVE.
So, the year's done with (_Love me for ever!_) All March begun with, April's endeavour; May-wreaths that bound me June needs must sever; Now snows fall round me, Quenching June's fever--- (_Love me for ever!_)
I speak this poem now with grave and level voice In praise of autumn, of the far-horn-winding fall.
I praise the flower-barren fields, the clouds, the tall Unanswering branches where the wind makes sullen noise.
I praise the fall: it is the human season. Now No more the foreign sun does meddle at our earth, Enforce the green and bring the fallow land to birth, Nor winter yet weigh all with silence the pine bough,
But now in autumn with the black and outcast crows Share we the spacious world: the whispering year is gone: There is more room to live now: the once secret dawn Comes late by daylight and the dark unguarded goes.
Between the mutinous brave burning of the leaves And winters covering of our hearts with his deep snow We are alone: there are no evening birds: we know The naked moon: the tame stars circle at our eaves.
It is the human season. On this sterile air Do words outcarry breath: the sound goes on and on. I hear a dead mans cry from autumn long since gone. I cry to you beyond upon this bitter air.
Archibald MacLeish (7 mei 1892 20 april 1982)
De Australische schrijver Peter Carey werd geboren in Bacchus Marsh, Victoria, op 7 februari 1943. Zie ook Zie ook alle tags voor Peter Careyop dit blog.
Uit: Parrot and Olivier in America
My childhood was neither blessed nor tainted by the célérifère, and I would not have mentioned it at all, excepthere it is before us now. Typically, the Austrian draftsman fails to suggest the three dimensions. However: Could there be a vehicle more appropriate for the task I have so recklessly set myself, one that you, by-the-by, have supported by taking this volume in your hands? That is, you have agreed to be transported to my childhood where it will be proven, or if not proven then strongly suggested, that the very shape of my head, my particular phrenology, the volume of my lungs, was determined by unknown pressures brought to bear in the years before my birth. So let us believe that a grotesque and antique bicycle has been made available to us, its wooden frame in the form of a horse, and of course if we are to approach my home this way, we must be prepared to push my uncles hobby across fallen branches, through the spinneys. It is almost useless in the rough ground of the woods, where I and the Abbé de La Londe, my beloved Bébé, shot so many hundreds of larks and sparrows that I bruised my little shoulder blue. Careful Olivier dear, do be careful. We can ignore nose bleeding for the time being, although to be realistic the blood can be anticipated soon enoughspectacular spurts, splendid gushesmy body being always too thin-walled a container for the passions coursing through its veins, but as we are making up our adventure let us assume there is no blood, no compresses, no leeches, no wild gallops to drag the doctor from his breakfast.
I thought that my voyage had come to its end at the last limit of my power,---that the path before me was closed, that provisions were exhausted and the time come to take shelter in a silent obscurity.
But I find that thy will knows no end in me. And when old words die out on the tongue, new melodies break forth from the heart; and where the old tracks are lost, new country is revealed with its wonders.
Rabindranath Tagore (7 mei 1861 7 augustus 1941)
Angehalten von den Behörden, deutsch zu predigen, tat er es auch, aber wenn er etwa die Seelenmesse ansagte für die verstorbene Franziska Kandrzyn, die sieben Kinder zurückgelassen hatte und einen Trinker, der sich als Vater dieser armen Würmer bezeichnete, den sie aber schon einige Jahre vorher aus dem Haus geworfen hatte, so spulte er das zuerst rasch auf deutsch herunter, und die Oberkörper der Beter schwankten in den Bänken hin und her, müde und erschöpft von der schweren Tagesarbeit auf dem Gut oder in der Kohlengrube; sagte er es jedoch etwas langsamer auf polnisch, dann hoben sie ihre Köpfe und hörten genauer hin Swieta Maria6 seufzten sie und sahen sich dabei an, ein Jahr ist es schon her, dass die Franziska weggegangen ist. Und im März oder April, bei den Kreuzwegandachten, rutschte die Gemeinde von einer Kreuzwegstation zur andern, und wenn der Pfarrer Starczewski vor der neunten Station mit seiner schönen, die ganze Kirche ausfüllenden Bassstimme sang: Und Jesus fällt zum dritten Male unter dem Kreuze, dann beteten die Frauen vor sich her: Wir bitten dich, erhöre uns o Herr, die einen deutsch, die andern polnisch, keiner störte sich daran, nicht einmal der Sprechrhythmus veränderte sich dabei. Jene, die nicht Polnisch konnten, waren meistens Beamte, die aus dem Reich hierher versetzt waren, die waren sowieso protestantisch, und dort in der Luther-Kirche waren sie ganz unter sich... So kam es, dass Valeska Wondraczek das Alphabet zuerst deutsch, das Vaterunser zuerst polnisch gelernt hatte, und auch heute noch geschah es, dass ihr das Mariengebet auf polnisch leichter von den Lippen ging, und ihre Gottanrufungen konnte sie sich in einer anderen Sprache gar nicht vorstellen: moj ty Boze kochany...
Horst Bienek (7 mei 1930 7 december 1990) Gedenkplaat aan zijn geboortehuis
Ik was de gróte Minnaar zonder ruste, Die ging hoog-heerlijk in triomf door 't Leven, Jeugdig omklemmend in een stórm van beven Al zielen, gróte en kleine, naar het lustte
Dit Hoog Hart, dat toch nóoit zijn droefheid suste, Droefheid om Liéfde's wil, die géén kon geven: Nu weêr om Zélf's wil, wijl ik zelf moest sneven, Dán wijl ik nédersloeg, wie 'k éven kuste.
Ik brak de harten op mijn tocht, zo glorie-vol -. 't Mijn brak mee, maar, nóg schoner dan te voren, Greep het naar nieuwe, blonde of donkre, lokken;
Liefde vliedt héen thans, maar in haar historie-rol Sta ik geboekt als het Hart Uitverkoren, 't Hárt dat geen Hárt vond en stierf zonder mókken.
Aan een pseudo-volksleider
Gij zijt een bruut en absoluut genieter Van 't heerlijk Leven, waar het zich maar aanbood, Maar zoudt gij even willen worden schaamrood Omdat gij zijt bruut, absoluut verniet'ger
Van al het echte dat naar u zich saamgooit Tot één groot mens-zijn, niet om te verdriet'gen Uw zwak, klein zelf, maar om u te verniet'gen U, mens, die waart voor elk echt mens een aanstoot.
Aanstootje afschuwlijk, die uw klein ikje aanhangt Als één verniet'gend doemen van u zelven. O gij die zijt een ijdeltuit afgrijslijk,
Gij gaat u zelf een gruwbre afgrond delven, Daar 't groot Hollands volk niets meer voor u aanvangt Dan dat het vindt uw houdinkjes vrij prijslijk.
Willem Kloos (6 mei 1859 31 maart 1938)
Hein Boeken en Willem Kloos rond 1900
De Chileens-Amerikaanse toneelschrijver, essayist, dichter, novellist, cartoonist Ariel Dorfmanwerd op 6 mei 1942 in Buenos Aires geboren. Zie ook alle tags voor Ariel Dorfman op dit blog.
Uit: Blake's Therapy
Now look at how our future patient calls Hector in, apologizes for having lost his temper, lets the valet carefully take care of the clothes, the tie, how Graham Blake twitches his head ironically when Hector asks him if he'll be needing condoms. Is that a yes? Is that a no? Even Blake is not clear what he himself answered. What is clear is how he smiles now at his valet. See that smile? It changes his whole face, it's easy to understand why Hector likes his boss, would do anything to make him happy, why we have to be wary of falling under Blake's influence while he's here.
Conclusions, just from this snap of a scene?
Graham Blake is a man used to giving orders. Graham Blake does not like mistreating others, especially subordinates. Graham Blake has more charm than is good for him, he covers up his mistakes with that smile, since he's been a child he's smiled his way out of every mistake he's ever made. Graham Blake may be used, therefore, to getting what he wants, but isn't willing to pay the price. He cares, perhaps excessively, about how the world perceives him, what others say about him.
So this is going to take some time. The treatment. Longer than he expects, longer than I let on when I apprised him at the end of our inaugural session of the extreme measures necessary to remedy his quasi-terminal anguish, relieve him of the condition that medical journals in the future may well call Tolgate's syndrome.
So. Who is this man?
Graham Blake, forty-three years old. Mother died when he was six. Father died when he was eighteen. Two children, one boy, one girl. Divorced. Happily divorced. Meaning it was a good divorce. No cheating on his wife, no beating up on each other, no lawsuits. No bickering in front of the kids, Thomas and Georgina, cute little things, later you can take a look at some outtakes from home movies, courtesy of Graham Blake, model parent. A perfect divorce, perfect and quick like most things in Graham Blake's quick life. Not that he had much choice: He was in partnership, still is, with his wife, Jessica Owen, bioengineer. Kept her maiden name. Yes. A woman bioengineer, specializing in gene manipulation.
Ariel Dorfman (Buenos Aires, 6 mei 1942)
De Oostenrijkse dichter, schrijver, essayist en vertaler Erich Fried werd geboren op 6 mei 1921 in Wenen. Zie ookalle tags voor Erich Fried op dit blog.
AUFHEBUNG ...
Sein Unglück ausatmen können, tief ausatmen, so daß man wieder einatmen kann.
Und vielleicht auch sein Unglück sagen können in Worten, in wirklichen Worten, die zusammenhängen und Sinn haben, und die man selbst noch verstehen kann, und die vielleicht sogar irgendwer sonst versteht oder verstehen könnte.
Und weinen können!
Das wäre schon, fast wieder Glück!
DICH KÜSSEN ...
Wenn ich Dich küsse ist es nicht nur Dein Mund, nicht nur Dein Nabel, nicht nur Dein Schoß, den ich küsse.
Ich küsse auch Deine Fragen und Deine Wünsche. Ich küsse Dein Nachdenken, Deine Zweifel und Deinen Mut, Deine Liebe zu mir und Deine Freiheit von mir. Deinen Fuß, der hergekommen ist und der wieder fortgeht.
Ich küsse Dich wie Du bist und wie Du sein wirst, morgen und später und wenn meine Zeit vorbei ist.
COMPUTERANALYSE ...
Du,
sprach der Computerfachmann zu seiner Freundin, mit Deiner Hardware bin ich zu neunundneunzigkommasex Prozent zufrieden, aber Deine Software lässt noch zu wünschen übrig: Sie muss einfach noch viel, viel benutzerfreundlicher werden.
Uit: Der Tod des Teemeisters (Vertaald door Ursula Gräfe)
Seit damals hat sich nichts verändert:
die Kalligraphie des Prinzen Son-En-Po an der Wand, die Tenmoku-Teeschale aus Ise, das unablässig knisternde und zischende Kohlebecken, das an das Säuseln von Kiefern im Wind erinnert und auf das er so stolz ist. Der Raum entsprach ganz dem Geschmack des ehrwürdigen Herrn Toyobo, der als Wabisukisha ein Liebhaber schlichter Strenge bekannt ist. Er bewirtete mich nach
allen Regeln der Teekunst, und ich wähnte mich wie in einem Traum.
Anschließend holte er eine Teeschale hervor, die Meister Rikyu ihm geschenkt hatte, und stellte sie vor mich hin. Ich war voller Dankbarkeit und fühlte mich von der aufrichtigen, herzlichen Fürsorge des alten Herrn geehrt. Beinahe hatte ich das Gefühl, meinem Meister gegenüber zu sitzen. Wie viele Jahre hatte ich diese ebenmäßige, schwarzglasierte Teeschale mit dem leicht nach innen
abgerundeten Rand, so unsagbar schön und elegant, nicht gesehen!
Chojiro hat sie geschaffen, und für mich sind viele Erinnerungen mit dieser schwarzen Schale verknüpft. Es macht mich froh, daß sie sich nun in der Obhut des ehrwürdigen Toyobo befindet.
Es war bereits stockfinster, als ich den Teeraum des Shinnyodo verließ und mich auf den Heimweg in meineKlause machte, wo ich unser Gespräch noch einmal an mir vorüberziehen ließ und mich einsamen Grübeleien hingab.
Es gab Dinge, die ich Herrn Toyobo hätte sagen sollen, aber nicht gesagt hatte, und Fragen, die ich ihm hätte stellen sollen, indes versäumt hatte zu stellen. Ebenso hatte ich Antworten gegeben, die vielleicht anders hätten lauten sollen. Zweifel plagten mich, warum ich dies und nicht jenes gesagt hatte. Aber natürlich hatte mich nach all den Jahren die erste Begegnungmit einem alten Freund
Meister Rikyus so aufgewählt, daß in meinem Kopf Tausende von Wörtern in heillosem Durcheinander herumwirbelten.
With their round dance the electrons spin chrysalises of that which abides, the inmost cocoons which do not open of their own accord but are of that which abides.
There it is not a matter of hatching out. There it is a matter of tending and protecting the metamorphoses of the inmost deeper-down swaying, the innermost playing of women in dance.
Vertaald door Stephen Klass
Anni
Anni, Glitzerauge. Erinnerst du dich noch? Wir waren damals sieben. Wir versteckten uns im Roggenfeld, auf einem großen Stein, der Hügel der Riesen hieß.
-Rings um uns die gelbe Flut des Roggens. -Rings um uns der gelbe Meerbusen des Roggens, der die lange Zunge des Tannenwaldes umarmte. Anni, erinnerst du dich an die rote Bake der Kate auf dem Kap Horn der Wälder?
Rund um unsere einsame Insel tuschelten die Ähren, ich küsste deinen Mund, blaue Feldmäuse schwammen vorbei wie die Wale dort draußen mitten im Meer. Die Sonne und die Heuschrecken: die Tümmler der Ähren.
Wie ein Schwerer Prahm trieb unsere Pflegemutter auf uns zu. Sie lotste uns heim in den Hafen der Kate. Schläge mit dem Haselnussstock und Schreie wie Notpfiffe. Erinnerst du dich noch, Anni?
Ich fange an, den guten Reisegeist zu spüren, und einige von der Legion Teufel, die ich im Leibe habe, sind schon ausgezogen.
Aber je näher ich der französischen Grenze komme, je toller werde ich. Weiß ich doch jetzt schon, was ich tun werde auf der Kehler Brücke, sobald ich der letzten badischen Schildwache den Rücken zukehre. Doch darf ich das keinem Frauenzimmer verraten.
Gestern abend war ich bei S. Die hatten einmal eine Freude, mich zu sehen! Sie wußten gar nicht, was sie mir alles Liebes erzeugen sollten, sie hätten mir gern die ganze Universität gebraten vorgesetzt. Mir Ärmsten mit meinem romantischen Magen! Nicht der Vogel Rock verdaute das. Die W. hat einen prächtigen Jungen. Ich sah eine schönere Zeit in rosenroter Knospe. Wenn die einmal aufbricht! Wie gern hätte ich ihn der Mutter gestohlen und ihn mit mir über den Rhein geführt, ihn dort zu erziehen mit Schlägen und Küssen, mit Hunger und Rosinen, daß er lerne frei sein und dann zurückkehre, frei zu machen.
In Heidelberg sah ich die ersten Franzosen mit dreifarbigen Bändern. Anfänglich sah ich es für Orden an, und mein Ordensgelübde legte mir die Pflicht auf, mich bei solchem Anblicke inbrünstig zu ärgern. Aber ein Knabe, der auch sein Band trug, brachte mich auf die rechte Spur.
Ich mußte lachen, als ich nach Darmstadt kam und mich erinnerte, daß da vor wenigen Tagen eine fürchterliche Revolution gewesen sein soll, wie man in Frankfurt erzählte. Es ist eine Stille auf den Straßen, gleich der bei uns in der Nacht, und die wenigen Menschen, die vorübergehen, treten nicht lauter auf als die Schnecken. Erzählte man sich sogar bei uns, das Schloß brenne, und einer meiner Freunde stieg den hohen Pfarrturm hinauf, den Brand zu sehen! Es war alles gelogen. Die Bürger sind unzufrieden, aber nicht mit der Regierung, sondern mit den Liberalen in der Kammer, die dem Großherzoge seine Schulden nicht bezahlen wollen. Das ist deutsches Volksmurren, das lass' ich mir gefallen; darin ist Rossinische Melodie.
« Où courez- vous, bonnes gens? Là-bas, assez loin d'ici, par le monde, à travers les arrondissements de Paris et peut-être la banlieue ». Hippolyte Parigot, critique dramatique contemporain de Labiche, met ici en évidence le caractère vivant du théâtre de vaudeville qu'il nomme la "comoedia motoria" à savoir la comédie mouvementée, en opposition à la comoedia stataria des Anciens, plus calme. Cette dimension vaudevillesque est également révélée étymologiquement ; le mot vaudeville est, en effet, formé à partir de deux verbes "vauder" signifiant aller et "virer" (tourner). Le vaudeville est, en outre, une pièce légère entrecoupée de ballets et chansons comiques, relatant des anecdotes satiriques et développant des thèmes assez immoraux comme ceux de la farce, comme ici l'infidélité conjugale. Ce genre théâtral, où l'aspect scénique est très important, aspect participant au divertissement du spectateur, est toutefois bien construit, l'intrigue progresse à grands renforts de quiproquos et coups de théâtre. Un Chapeau de paille d'Italie regroupe toutes ces caractéristiques vaudevillesques et l'intrigue y est farfelue: Fadinard doit retrouver un chapeau de paille identique à celui que son cheval a mangé afin de sauver l'honneur de la femme mariée qui le portait. Cette intrigue va amener Fadinard à repousser sans cesse les obstacles s'y opposant, à suivre aveuglément ce but. L'extrait à l'étude concerne l'ultime obstacle, le chapeau convoité s'accroche à un réverbère sous les yeux du mari trompé. Fadinard parvient finalement à le récupérer et à en coiffer Anaïs, ce qui amène le dénouement de l'intrigue.
Des portraits de Vestris, de Gardel, de Dupont, de Bigottini. Cette loge paraissait un palais aux gamines du corps de ballet, qui étaient logées dans des chambres communes, où elles passaient leur temps à chanter, à se disputer, à battre les coiffeurs et les habilleuses et à se payer des petits verres de cassis ou de bière ou même de rhum jusquau coup de cloche de lavertisseur.
La Sorelli était très superstitieuse. En entendant la petite Jammes parler du fantôme, elle frissonna et dit :
« Petite bête ! »
Et comme elle était la première à croire aux fantômes en général et à celui de lOpéra en particulier, elle voulut tout de suite être renseignée.
« Vous lavez vu ? interrogea-t-elle.
Comme je vous vois ! » répliqua en gémissant la petite Jammes, qui, ne tenant plus sur ses jambes, se laissa tomber sur une chaise.
Et aussitôt la petite Giry, des yeux pruneaux, des cheveux dencre, un teint de bistre, sa pauvre petite peau sur ses pauvres petits os, ajouta :
« Si cest lui, il est bien laid !
Oh ! oui », fit le chur des danseuses.
Et elles parlèrent toutes ensemble. Le fantôme leur était apparu sous les espèces dun monsieur en habit noir qui sétait dressé tout à coup devant elles, dans le couloir, sans quon pût savoir doù il venait. Son apparition avait été si subite quon eût pu croire quil sortait de la muraille.
Gaston Leroux (6 mei 1868 15 april 1927)
Gerard Butler in de filmThe Phantom of the Opera (2004) van Joel Schumacher
Seeing that Beremiz was interested in buying the turban. I said, Such an extravagance seems mad to me. We have only a little money, and we have not yet paid for our lodgings. It is not the turban that interests me, replied Beremiz. Did you notice that this shop is called The Four Fours. This is a coincidence of unusual importance. A coincidence? Why? The name of this business recalls one of the wonders of calculus: using four fours, we can get any number whatsoever. And before I could ask him about this mystery, Beremiz explained by writing in the fine sand that was scattered on the floor. Do you want to get zero? Nothing simpler. Just write: 44 - 44 Here you have four fours in an equation that equals zero. What about the number 1? Here is the easiest way: 44 / 44 This fraction represents the quotient of 44 divided by 44, or 1. Would you like to see the number 2? We can easily use the four fours and write: 4/4 + 4/4 The sum of the two fractions is exactly 2. Three is even easier. Just write the expression (4 + 4 + 4) / 4 Notice that the dividend adds up to 12, which when divided by 4 yields 3. So 3, too, can be made from lour fours.
Júlio César de Mello e Souza (6 mei 1895 18 juni 1974)
Jésus sétait mis à écrire sur le sol avec son doigt, traçant des mots dans la poussière. Il releva la tête, regarda la femme qui tremblait de peur dans lattente dune mort horrible et il dit en la montrant :
-Si quelquun ici na jamais péché, quil lui jette la première pierre.
Baissant la tête, il écrivit de nouveau sur le sol. Un de ceux qui accusaient la femme, sans doute le plus âgé, quitta le groupe et séloigna dans une ruelle. Il fut peu à peu suivi par les autres. Lhomme armé dun bâton sen alla le dernier. Alors, Jésus effaça les traces sur le sol et se redressa. La femme était toujours là, effrayée, misérable.
-Où sont-ils passés ? lui demanda Jésus. Personne ne ta condamnée ?
Ja, einstweilen bin ich noch Schriftleiter, aber schon hat es Röslein erwischt, und sie rüstet sich, ab nächster Woche acht Stunden täglich hier auf dem Schneidertisch zu sitzen und Soldatenmäntel zu nähen; doch bleibt uns wenigstens unsere alte Grete noch erhalten, sie kann mir den Kaffee aufwärmen und das Kraut aus dem Rohr ge-ben, wenn ich von der Ausfahrt mit der Strobler Feuer-wehr zurückkomme, denn dort bin ich nun der Fahrer des Motorwagens geworden! Beim nächsten Angriff auf Mün-chen oder Augsburg steure ich ihn durch die Nacht nach Salzburg, wo die Strobler dann Wache halten. Alle freuen sich schon auf die Fahrt mit mir, nachdem ich nun vier Jahre kein Lenkrad in der Hand gehalten und kenne mich vollends mit Lastwägen nicht aus. Ich denke aber, daß die Uniform mir gut lassen wird, ich werde aussehen wie ein Statist in der Fahnenweihe von Ruederer.
[...]Die Landschaften des Todes gefallen mir sehr; ich freue mich, sie in das letzte Heft zu stellen, und wenn es irgend mit dem Raum zu machen ist, Unter hohen Bäu-men.
Nächste Woche reise ich zu Carossa, um ihm eigen-händig einen Beitrag für das nächste Heft zu entreißen, er tut es nicht billiger.
De Nederlandse schrijver David Pefkoheeft de Gouden Boekenuil gewonnen. Hij krijgt de belangrijkste literaire prijs van Vlaanderen voor zijn boek Het Voorseizoen. Dat heeft de organisator van de prijs, Boek.be, bekendgemaakt. David Pefko werd op 25 december 1983 geboren in Amsterdam. Zie ook alle tags voor David Pefko op dit blog.
Uit: Het Voorseizoen
Opeens moet ik denken aan de foto van haar moeder die op de afzuigkap geplakt zat. Maakt dat niet uit, het is warm daar, Sue, had ik gezegd. Ze had het altijd koud, dat weet je toch, was het antwoord dat me weer op slag verliefd had gemaakt. Je glimlacht, fluistert Anca in mijn oor. Ach ja, ik weet niet of ik nou kan zeggen dat het een slecht huwelijk was, het was meer dat ze na een tijd alles kapotmaakte. Als het aan jou had gelegen waren jullie nu nog bij elkaar geweest? Ja, dat denk ik wel. Ik denk wel eens dat we nu nog samen zouden zijn als ik mijn regenpijp niet had laten vernieuwen. We drinken glaasjes brandewijn. Ik lig languit naast haar op bed. Ze trekt haar benen op en gaat dicht tegen me aan liggen, houdt me stevig vast, zo stevig als mogelijk. Ik zoen alles wat maar in de buurt van mijn mond komt. Vertel verder, fluistert ze in mijn oor. Het is een stom verhaal, Anca, je wilt het niet horen. Kom nou, ik vertel jou ook genoeg stomme dingen, ik vind iets niet zo gauw stom. Nou oké, zeg ik, het was ergens in oktober. De bladeren waren van de bomen gevallen, Wigston is erg mooi in deze tijd van het jaar, weet je dat? Echt heel mooi, alles is roestbruin en vochtig. Maar goed, de goot zat constant verstopt, en toen begon het dagen achtereen te regenen, zo hevig dat we binnenbleven. We speelde spelletjes en Susan kookte de laatste groente uit de tuin. De oogst was gigantisch geweest die zomer en ik had de hele vriezer vol met bonen en courgettes, aubergines, paprikas, ga zo maar door. Die dag maakte ze iets met de courgettes, geloof ik. Ja, ik kan me ook nog precies herinneren wat het was dat ze maakte: een stoofschotel met lamsvlees. Die avond zat de goot zo verstopt dat het regenwater niet meer weg kon. Toen begon de ellende Het eerste kwam de goot naar beneden, met een enorme klap, toen de regenpijp
J. C. Bloem, Petra Else Jekel, Morton Rhue, Miklós Radnóti, Christopher Morley
Bij 5 mei
Bevrijding
Monument door Paul Elshout, Geertruidenberg
Na de bevrijding
Schoon en stralend is, gelijk toen, het voorjaar, Koud des morgens, maar als de dagen verder Opengaan, is de eeuwige lucht een wonder Voor de geredden.
In 't doorzichtig waas over al de brake Landen ploegen weder trage paarden Als altijd, wijl nog de nabije verten Dreunen van oorlog.
Dit beleefd te hebben, dit heellijfs uit te Mogen spreken, ieder ontwaken weer te Weten: heen is, en nu voorgoed, de welhaast Duldloze knechtschap
Waard is het, vijf jaren gesmacht te hebben, Nu opstandig, dan weer gelaten, en niet Eén van de ongeborenen zal de vrijheid Ooit zo beseffen.
Te zien als luchtspiegeling in grachtwateroppervlak
met in je gouden woontoren vierkante appartementen waar schatbewaarders wonen
drijf je zowel op water als in lucht nabijheid in
terwijl langs glazen puien schuiven zij die zeggen: wij kennen het niet het is ons te nabij.
2
Na in lange sessies eiland reeksen zweept het Groninger Museum grachtwater cummulerend golfslag op.
Afzijdig was degene die de puzzel paste, uiteen trok, in water te drijven legde, gangen groef.
Na bruggen, poorten laat ingang de bezoeker zakken naar waar de zoektocht over paviljoenen start,
zichzelf een route tekent: zoet en zwaar, glas en lood, doorschijnende wanden
en niemand die van bouwen wist.
Petra Else Jekel (Arnhem, 5 mei 1980)
De Amerikaanse schrijver Morton Rhue (pseudoniem van Todd Strasser) werd geboren op 5 mei 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Morton Rhue op dit blog.
Uit: Asphalt Tribe
NEW YEARS EVE
Maggot said we should go up to Times Square to watch the ball drop and pick some pockets, but we never got around to it. Instead we hung out in front of the Good Life Deli like we always did. Maggot, Rainbow, 2Moro, and me. A cold mist drifted out of the dark, the little
droplets sparkling in the streetlights. Maggot and me sat under the awning of the newspaper stand on the corner. The damp matted down our hair. Black puddles dotted the street and steam rose like ghosts from the manhole covers. Rainbow sat cross-legged against the wall, loose strands of blond hair falling out of a blue wool cap, her head nodding almost down to her lap. 2Moro leaned against the streetlight with her arms crossed, not saying anything to anyone one, just waiting for someone to say It was one of those nights.when there wasnt much traffic on the streets of New York. Most of the New Years partiers were done with their stupid celebrations and back in the four-walled cells they called apartments. Prisoners of the system, Maggot said. Now, only the newspaper delivery trucks and taxis passed, their tires making squishy noises on the wet, black pavement. Out here in the cold where we werent walled in, we were free to go where we pleased.
Guess the cops have the night off, Maggot said, his brown dreadlocks stringy from the mist; his breath a small cloud of fog.
The rest of the world, too, muttered 2Moro. She was wearing a red-and-orange patchwork jacket, a tight black skirt, and high black boots. Her short dyed red hair was matted down on her forehead like a cap. The piercings in her ears and eyebrow and nose glinted in the streetlight. Tattooed around her neck was a circle of black barbed wire.
Postcard 2 written October 6, 1944 near Crvenka, Serbia
A few miles away they're incinerating the haystacks and the houses, while squatting here on the fringe of this pleasant meadow, the shell-shocked peasants quietly smoke their pipes. Now, here, stepping into this still pond, the little shepherd girl sets the silver water a-ripple while, leaning over to drink, her flocculent sheep seem to swim like drifting clouds.
Postcard 3 written October 24, 1944 near Mohács, Hungary
The oxen dribble bloody spittle; the men pass blood in their piss. Our stinking regiment halts, a horde of perspiring savages, adding our aroma to death's repulsive stench.
Uit: The Isolated Ones: Vincent van Gogh (Les Isolés : Vincent van Gogh)
Yet, this respect and his love for the reality of things does not suffice alone to explain or to characterize the profound, complex, and quite distinctive art of Vincent van Gogh. No doubt, like all the painters of his race, he is very conscious of material reality, of its importance and its beauty, but even more often, he considers this enchantress only as a sort of marvelous language destined to translate the Idea. He is, almost always, a Symbolist . . . who feels the continual need to clothe his ideas in precise, ponderable, tangible forms, in intensely sensual and material exteriors. In almost all his canvases, beneath this morphic exterior, beneath this flesh that is very much flesh, beneath this matter that is very much matter, there lies, for the spirit, that knows how to find it, a thought, an idea, and this Idea, the essential substratum of the work, is, at the same time, its efficient and final cause. As for the brilliant and radiant symphonies of colour and line, whatever may be their importance for the painter in his work they are simply expressive means, simply methods of symbolization. Indeed, if we refuse to acknowledge the existence of these idealistic tendencies beneath this naturalist art, a large part of the body of work that we are studying would remain utterly incomprehensible. How would we explain, for example, The Sower that august and disturbing sower, that rustic with his brutally brilliant forehead (bearing at times a distant resemblance to the artist himself), whose silhouette, gesture, and labour have always obsessed Vincent van Gogh, and whom he painted and repainted so often, sometimes beneath skies rubescent at sunset, sometimes amid the golden dust of blazing noons--how could we explain The Sower without considering that idée fixe. that haunts his brain about the necessary advent of a man, a messiah, sower of truth, who would regenerate the decrepitude of our art and perhaps our imbecile and industrialist society?
George Albert Aurier (5 mei 1865 5 oktober 1892)
»Sei gegrüßt, Petronius,« sagte der Jüngling, als er mit elastischem Schritte das Tepidarium betrat; »mögen alle Götter dir Glück schenken, namentlich Asklepios und Kypris, denn unter ihrem schützenden Beistande kann dir nichts Übles zustoßen.«
»Willkommen in Rom! Mögest du dich der Ruhe nach dem Kriege erfreuen,« antwortete Petronius, indem er seine Hände aus den Falten des weichen Musselingewebes, das ihn umhüllte, hervorstreckte. »Was gibt es Neues in Armenien, und bist du während deines Aufenthaltes in Asien nicht auch nach Bithynien gekommen?«
Petronius hatte früher Bithynien verwaltet, und was mehr bedeuten wollte, sein Amt mit Strenge und Gerechtigkeit geführt. Dies stand in merkwürdigem Gegensatz zu dem Charakter des Mannes, der wegen seiner Weichlichkeit und seines Hanges zur Üppigkeit allgemein bekannt war; daher liebte er es, sich jener Zeiten zu erinnern, weil sie ein Beweis dafür waren, was aus ihm hätte werden können, wenn er gewollt hätte.
»Ich war zufällig in Herakleia,« entgegnete Vinicius. »Corbulo hatte mich dorthin geschickt mit dem Befehl, Verstärkungen zusammenzuziehen.«
»Ach ja, Herakleia! Ich kannte dort ein Mädchen aus Kolchis, für das ich alle hiesigen geschiedenen Frauen, Poppaea selbst nicht ausgeschlossen, hingegeben hätte. Aber das sind vergangene Geschichten. Erzähle mir lieber, was es Neues an der parthischen Grenze gibt. Wahrlich, diese Vologesus, Tiridates, Tigranes und all diese Barbaren sind mir zuwider, welche, wie mir der junge Arulanus erzählt, bei sich zu Hause noch auf allen vieren kriechen und sich nur in unserer Gegenwart als Menschen gebärden. Aber man spricht jetzt viel von ihnen in Rom, wenn auch nur deshalb, weil es gefährlich ist, von etwas anderem zu sprechen.«
»Der Krieg geht schlecht vorwärts, und wenn Corbulo nicht wäre, so könnte er möglicherweise zu einer Niederlage führen.«
Henryk Sienkiewicz (5 mei 1846 - 15 november 1916)
zij wandelt op iets groens, zij wandelt in zwart het water achterna. op haar omgekeerde kop de mensen tegemoet zij wandelt
op de ogen van de stilte, op vossensokken andere wandelende mensen zeggen dat zij zo dun is als een spleet zo
onschuldig als een foetus ze zeggen dat zij vergiftigd is door haar zintuigen dat het hoofd van haar
op twee verschillende voeten lijkt, twee verschillende gelijksoortige vissen met in haar haar een weinig helium verstopt
Wouter Steyaert (Gent, 1982)
De Romeinse dichter Gaius Valerius Catullus werd geboren in 87 v. Chr, in Sirmione bij Verona Zie ook alle tags voor Catullusop dit blog.
Carmina
II
Kleine vogel, speeltje van mijn lieveling, jij, met wie ze zich vermaakt, jij, op haar schoot, jij, naar wiens snavel ze haar vinger uitsteekt om hem tot scherpe pikjes te prikkelen, wanneer ze maar zin heeft, haar blik vonkend van verlangen naar mij, in een lief spel met jou - als tedere troost voor haar pijn, denk ik, zodat de gloed van haar hartstocht tot rust komt - kon ik toch maar met jou spelen zoals zij, en het verdriet dat mijn hart drukt verlichten!
Vertaald door Lucette M. Oostenbroek
LI
Hij schijnt mij aan een god gelijk te zijn, ja, God vergeef mij, meer zelfs dan een god, die naast u zittend onverzadiglijk u ziet, en hoort uw lieven lach, wat mij, verliefden dwaas, slaat met verbijstering; want, Lesbia, zoodra ik u aanschouw, verstomt mijn stem, o Lesbia, mijn tong verstart, een fijne vlam doortrilt mijn heele lijf, het ruischend bloed verdooft mijn ooren, van mijn beide oogen dekt de nacht het licht.
Niets doen, Catullus, is je heele kwaal. Niets doen wekt overdreven sentiment. Niets doen heeft koningsmacht ten val gebracht en stedenbloei.
Vertaald door A. Rutgers van der Loeff.
Catullus (87 v. Chr 54 v. Chr.)
Catullus bij Lesbia door Sir Laurence Alma Tadema, 1865.
Willem Wilmink, Amos Oz, Christiaan Weijts, Monika van Paemel
Bij 4 mei
'Channel Crossing to life in Hoek van Holland
Monument door Frank Meisler
Een foto
Van die razzia's zijn foto's
Jonas Daniël Meijerplein
waar de Duitse militairen
joden aan het treiteren zijn
Een bange man met keurige schoenen
lange jas en vlinderdas
wordt over het plein gedreven
of het daar een veemarkt was
Kijk, daar staan drie Duitse soldaten
met een spottend lachje bij
en daar kijkt een vierde Duitser
misschien toch beschaamd, opzij
Stel je voor je zag die foto
van de man met vlinderdas
en je zou opeens ontdekken
dat het je eigen vader was
Soms moet ik er ook aan denken
hoe het die andere zoon vergaat
die ontdekte, kijk mijn vader
is die lachende soldaat
Willem Wilmink (25 oktober 1936 2 augustus 2003)
De Israëlische schrijverAmos Oz, (eig. Amos Klausner) werd geboren in Jeruzalem op 4 mei 1939. Zie ook alle tags voor Amos Oz op dit blog.
Uit: Scenes From Village Life
The stranger was not quite a stranger. Something in his appearance repelled and yet fascinated Arieh Zelnik from first glance, if it really was the first glance: he felt he remembered that face, the arms that came down nearly to the knees, but vaguely, as though from a lifetime ago. The man parked his car right in front of the gate. It was a dusty, beige car, with a motley patchwork of stickers on the rear window and even on the side windows: a varied collection of declarations, warnings, slogans and exclamation marks. He locked the car, rattling each door vigorously to make sure they were all properly shut. Then he patted the hood lightly once or twice, as though the car were an old horse that you tethered to the gatepost and patted affectionately to let him know he wouldnt have long to wait. Then the man pushed the gate open and strode toward the vine-shaded front veranda. He moved in a jerky, almost painful way, as if walking on hot sand. From his swing seat in a corner of the veranda Arieh Zelnik could watch without being seen. He observed the uninvited guest from the moment he parked his car. But try as he might, he could not remember where or when he had come across him before. Was it on a foreign trip? In the army? At work? At university? Or even at school? The mans face had a sly, jubilant expression, as if he had just pulled off a practical joke at someone elses expense. Somewhere behind or beneath the strangers features there lurked the elusive suggestion of a familiar, disturbing face: was it someone who once harmed you, or someone to whom you yourself once did some forgotten wrong? Like a dream of which nine-tenths had vanished and only the tail was still visible. Arieh Zelnik decided not to get up to greet the newcomer but to wait for him here, on his swing seat on the front veranda. As the stranger hurriedly bounced and wound his way along the path that led from the gate to the veranda steps, his little eyes darted this way and that as though he were afraid of being discovered too soon, or of being attacked by some ferocious dog that might suddenly leap out at him from the spiny bougainvillea bushes growing on either side of the path. The thinning flaxen hair, the turkey-wattle neck, the watery, inquisitively darting eyes, the dangling chimpanzee arms, all evoked a certain vague unease.
Uit: De laatste enclave voor de geest.Een dag in het NIAS
13.00 De reden voor het Limburgs zuurvlees wordt duidelijk: er valt een delegatie van een man of twintig binnen, bijna allemaal met een rugzakje op, merkwaardigerwijs. Navraag leert dat het om een afvaardiging gaat van het P.J. Meertensinstituut, die in onze conference building een workshop over lokale identiteiten volgt, en de Limburgse in het bijzonder. Een cultureel-antropoloog naast me aan tafel, Erik Bähre, is zelf Limburger van geboorte. Zuurvlees wordt traditioneel van paardenvlees gemaakt, weet hij. Bij voorkeur van een witte schimmel, antwoord ik. Erik was gisteravond namelijk op de rug van zon dier het terrein op komen rijden, met een mijter, baard en staf, geflankeerd door Jo Spaans (theologe aan de Universiteit Utrecht) als hoofdpiet. Het was voor het eerst in mijn leven dat het er allemaal exact uitzag als in de prentenboeken, compleet met sikkelmaan die door de kale boomtakken scheen. Gistermiddag had er een lezing over Zwarte Piet op het programma gestaan, die wegens ziekte verviel. Ik vermoed dat anders de jaarlijkse discussie over het racistische karakter van het Sinterklaasfeest aan de orde was gekomen. We hebben nogal wat fellows uit Nigeria en Kameroen, en dat mijn zoon (2) ze abusievelijk voor Zwarte Piet aanzag, is gênant maar vergoelijkbaar. Toen we echter collectief het Daar wordt aan de deur geklopt inzetten, murmelen we wat ongemakkelijk bij de frase: Ook al ben ik zwart als roet, k meen het toch goed. Voor die Afrikaanse jongens is het hier trouwens al helemaal het paradijs op aarde. Ayo Ojebode (van de universiteit van Ibadan, Nigeria) schrijft er een vermakelijke serie over op de site van de Wereldomroep Africans going Dutch. Verbaasd staart hij naar onze fietspaden en trottoirs: We dont have walkways in most cities and so, animals, beggars, pedestrians, cyclists (okada), car drivers, bus drivers, tanker drivers struggle over the same piece of poor road. ( ) In Holland students ask each other, Hows study? In Nigeria, students ask How are you surviving? As if life is warfare or a plague.
Uit:De mens in de stroom van de tijd. Het vrouwbeeld in het werk van Hella Haasse
Toen de leden van het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde mij vroegen om het vrouwbeeld in het werk van Hella Haasse te bespreken: dat is driemaal vrouwelijk, heb ik overwogen de heren in dit gezelschap te vragen de zaal te verlaten, zodat wij dit onderwerp onder deskundigen konden afhandelen. Ik doe dit niet omdat seksisme mij vreemd is, en vooral omdat noch de persoon noch het werk van Hella Haasse zich voor een dergelijke eenzijdige interpretatie leent.
In de eerste romans van Hella Haasse zijn de hoofdpersonages mannen. Net zoals in het werk van mannelijke auteurs vrouwelijke hoofdpersonages voorkomen. Dat is bij schrijvers, vrouwelijk of mannelijk, niet onnatuurlijk.
Wat bij Hella Haasse meteen opvalt is dat zij ook in haar mannelijke personages de mens, of het menselijke, vóór het seksgebondene stelt. Dit in tegenstelling met het vrouwbeeld zoals wij dat uit het werk van veel schrijvers kennen, waar de stereotiepen, of datgene wat als typisch vrouwelijk geldt, vóór het persoonlijke of het menselijke komt.
In Oeroeg, het prozadebuut van Hella Haasse, staat de ambivalente verhouding tussen het Indische en het Hollandse kind centraal. Is het toeval dat Oeroeg en zijn vriend jongens zijn, of is de ontwikkeling van de hoofdpersonages - de vrienden staan niet alleen emotioneel, maar ook politiek-maatschappelijk tegenover elkaar, in de historische context - eerder een, tussen aanhalingstekens, mannelijk gebeuren? Oeroeg is tevens het afscheid van het land van herkomst, een afscheid dat ook een breuk is, waardoor een bewustzijnsproces op gang komt dat veelzijdig is, en naast het persoonlijke ook een historische dimensie heeft. Het standpunt van de schrijfster, het omvatten van het algemene in het persoonlijke, waarbij de menselijke verhoudingen belangrijker zijn dan de geslachtelijke, zonder die te miskennen of te onderschatten, is vanaf het eerste werk betekenisvol voor deze auteur.
There is no end to madness, Jack thinks, once it takes hold. Hadnt those experts said it could take years before it flared up in human beings? So, it had flared up now in him and Ellie.
Sixty-five head of healthy-seeming cattle that finally succumbed to the rushed-through culling order, leaving a silence and emptiness as hollow as the morning Mum died, and the small angry wisp of a thought floating in it: Well, theyd better be right, those experts, it had better damn well flare up some day or this will have been a whole load of grief for nothing. So then. Healthy cattle. Sound of limb and udder and hoofand mind. Not one of them mad as far as I ever saw, Dad had said, as if it was the start of one of his rare jokes and his face would crack into a smile to prove it. But his face had looked like simply cracking anyway and staying cracked, and the words he might have said, by way of a punchline, never left his lips, though Jack thinks now that he heard them. Or it was his own silent joke to himself. Or its the joke hes only arrived at now; We must be the mad ones. And if ever there was a time when Jacks dad might have put his two arms round his two sons, that was it. His arms were certainly long enough, even for his sons big shouldersboth brothers out of the same large Luxton mould, though with all of eight years between them. Tom would have been fifteen then, but growing fast. And Jack, though it was a fact he sometimes wished to hide, even to reverse, already had a clear inch over his father. The three of them had stood there, like the only life left, in the yard at Jebb Farm. But Michael Luxton hadnt put his arms round his two sons. Hed done what hed begun to do, occasionally, only after his wifes death. Hed looked hard at his feet, at the ground he was standing on, and spat.
How wonderful it was wonderful and surprising to be attracted to a guy, to want sex. Diane found, once she was naked with him, that there were things she really liked in his performance, including, foremost, that he was relentlessly, acutely, even obsessively servile. It was fine with Ed to spend a half-hour massaging her feet and squeezing her ankles, followed by nearly equal devoted caressing of her shins and calves; next, moving up, he gave substantial attention to her knees and thighs, and when, in her massage trance, she hoped and believed that his hands would surely go where they would do the most good, Ed didn't go there, he flipped her over instead and massaged, kneaded, stretched, rubbed, pinched, flicked, feathered, licked, kissed, and gently bit her shoulders, neck, back, and butt. Again she believed that he was on the verge of getting a hand between her legs, especially when, while massaging the small of her back, he found the tip of her tailbone. How long was he going to go on with the erotic massage and general body worship without getting to her quim? Would he please just go ahead and do something not frustrating? But she knew, before long, what he had to be waiting for. He was waiting for a display of need. So she took him by the wrist and moved the base of his hand into her pubic hair until his middle fingertip settled on the no-man's-land between her 'front parlor' and 'back door' (those were the quaint, prudish terms of her girlhood), she got him on the node between neighbouring needs (both of which had been explored by johns who almost never tarried). She gave him this particular sign, this clear permission, and he began a careful prodding of her perineum, which was as good a starting place as any for Diane, because it instigated those processes of memory her sexuality required. It triggered memories with the uncanny force of déjà vu, and what she thought of, as Ed slaved away, was a boy from her village who had fingered her adroitly in a greenhouse thick with green tomatoes.
David Guterson (Seattle, 4 mei 1956)
De Nederlandse columnist, schrijver, ex-voetballer, en televisiepersoonlijkheid Jan Mulder werd geboren in Bellingwolde op 4 mei 1945. Zie ook alle tags voor Jan Mulder op dit blog.
Uit: Tom Boonen (Column in Humo, 17 juni 2008)
Wat zou Tom Boonen hebben bezield toen hij die coke snoof? Je weet toch dat er vliegende controles bestaan? Je weet toch dat het minste of geringste verkeerde tabletje dodelijk kan zijn voor je carrière?
Spelers in de Bundesliga bijvoorbeeld, draaien elk onschuldig dropje voor een verkoudheid of officieel bij de Duitse voetbalbond aangemelde zalfje tegen een eczeemallergie drie keer om en laten het daarna nog eens testen door een onafhankelijke arts voordat ze het inslikken.
Boonen snuift op een dag tussen twee voorjaarsklassiekers in een gram coke.
Niet wegens het gebruik van doping of drugs (zo zwaar was de dosis niet), maar om de ergerlijke, aan onnozelheid en brutaliteit grenzende slordigheid van deze toprenner zou Quick-Step hem op staande voet moeten ontslaan.
Op de persconferentie las Tom Boonen een door een advocatenteam opgestelde verklaring voor. Hij zei nog altijd het vertrouwen van Quick-Step te genieten, maar voorlopig op 'low-profile' te gaan. Ploegleider Lefevre maakte bekend dat ontslag niet aan de orde was geweest, en: 'Tom gaat nu toch even in de wachtstand.'
In de wachtstand.
Het einde van een wielrenner kon niet treffender onder woorden worden gebracht.
People in a hall thats lit so brightly It hurts Spoke of religion In the lives of contemporary people And on the place of God
People spoke in excited voices Like in an airport I left them I opened an iron door that had written on it Emergency and I entered within. Great serenity: Questions and answers
My Father
The memory of my father is wrapped up in white paper, like sandwiches taken for a day at work.
Just as a magician takes towers and rabbits out of his hat, he drew love from his small body,
and the rivers of his hands overflowed with good deeds.
My Child Wafts Peace
My child wafts peace. When I lean over him, It is not just the smell of soap.
All the people were children wafting peace. (And in the whole land, not even one Millstone remained that still turned).
Oh, the land torn like clothes That can't be mended. Hard, lonely fathers even in the cave of the Makhpela* Childless silence.
My child wafts peace. His mother's womb promised him What God cannot Promise us.
* The traditional burial place in Hebron of Abraham and the other Patriarchs and Matriarchs of Israel.
Ik kroop onder de struik en vond een kind, een baby nog, met wit gezicht. De armpjes opgericht alsof ze iets of iemand wegduwden, afweerden, weerhielden. De handen daarop horizontaal, voetstukken op pilaren. De blik van het kind zei dat het gevaar voorlopig niet was geweken.
Kon ik het oppakken? Kon ik het in mijn armen nemen en voorovergebogen de geur van het hoofd, de lichte haarinplan- ting waarnemen? Het kind bezag me met minachting. Ik inspecteerde het lichaam op kneuzingen, wondjes, schrammen. Het kind keek mee. Het kind keek waar ik keek.
Verder op de weg staken we een rivier over.
Bomen buigen weg van de kust
Bomen buigen weg van de kust voor het huis schuift een steiger
de rechte gevel en rechte steiger zijn bomen die naar je wuiven
het huis vanuit een rijdende tram helt in de wind die van zee komt
je buigt je hoofd onder de steiger kijkt naar buiten als je thuis bent.
'I just want this so much,' she repeated. 'I really, really do. I want it so much. It's all I ever wanted. Since I was a little girl . . . It's my . . . It's my . . .' At the very last linguistic hurdle, emotion defeated Shaiana and words failed her. 'Dream?' Keely coaxed. 'Is it your dream? Is that what you're trying to tell us? That it's your dream?' 'That's right, Keely,' Shaiana sniffed. 'That is so right. It's my dream.' Keely's bronzed, cadaverously muscular arms enfolded Shaiana's shoulders. Momentarily entwined, they made quite a contrast: the golden girl and the girl with the dream. It all looked slightly uncomfortable as Shaiana's arm (the one which she had raised to wipe away the famous tear) became trapped in Keely's skeletal embrace. Briefly Shaiana's hand rested in the hollow of Keely's armpit and Keely's teeth rattled against Shaiana's big hoop earrings. Neither woman seemed to notice the awkwardness or if they did, they did not care. Emotions were running too high. It was all too much. 'You go, girl,' Keely whispered. 'Just you go, girl.' 'Yeah,' Shaiana sniffed, raising her eyes towards what would have been the stars had it not been daytime and had she not been indoors. 'God gave me this chance and I'm going to rock their asses!'
P. Dienemann Nachf., Buchhandlung und Antiquariat, befindet sich in der Nähe vom Bahnhof Neustadt in einem alten Haus, dessen Eingang man nur über den Hof erreicht. Vor der Haustür liegt ein Gitterrost aus Stahl. Bitte die Füße abtreten, steht auf einem Schild an der Haustür. Vor der Zwischentür liegt ein Fußabtreter aus Bürsten. Bitte die Füße abstreichen, steht auf einem Schild an der Zwischentür. Vor der Ladentür liegt eine Fußmatte aus Kokos. Auf dem Schild an der Ladentür steht, Bitte die Füße sorgfältig abstreichen. P. Dienemann Nachf. ist privat. Privat heißt, daß am Montag geschlossen ist. Hier gehen die Uhren anders, sagt Fräulein Leukroth. Fräulein Leukroth ist die Tochter des Nachfolgers und in einem Alter, in dem das Wort Fräulein eine Offenbarung ist. Sie kommt jeden Morgen mit gesenktem Kopf und kleinen, schnellen Schritten in das Geschäft. Jeden Morgen trägt sie ein anderes Kleid. Die Kleider sehen alle gleich aus. Jeden Morgen trägt Fräulein Leukroth einen Stoffbeutel ins Geschäft, der aussieht wie ihr Kleid. Wenn sie kommt, hat sie einen steifen Arm, der beim Gehen fast den Boden berührt. Bevor sie das Geschäft betritt, hat sie sich zweimal normal und einmal sorgfältig die Schuhe abgetreten. Das Linoleum im Laden ist so oft gebohnert worden, daß es kein Muster mehr hat, nur auf den vier kleinen Kreisen um die Füße eines Tisches ist es noch zu erkennen.
Freitag, 2. Januar Emily und Marlene sind auf dem Land aufgewachsen, haben ihregesamte Kindheit bis in die Pubertät zwischen Feld, Wald,Wiesen und See im Mollberger Haus verbracht. Dennoch wissensie nicht recht, wie mit der umständlichen und antiquierten Technikdes Hauses umzugehen ist. Die Wasserversorgung an- undabzustellen, die Heizungen und Öfen zu bedienen, haben sienicht gelernt, weil das immer von den Erwachsenen erledigt wurde.Jetzt, da sie das Haus nutzen wollen, wächst ihnen mit derleipraktischen Mühen auch Selbständigkeit und Verantwortung zu.Erwachsensein ist eine lästige Angelegenheit. Ich fahre nach Mollberg, um nachzusehen, ob Marlene nachder Party dort das Haus aufgeräumt und winterfest hinterlassenhat; etwas schlechtes Gewissen dabei, weil's so nach Kontrolettiaussieht, rechne zwar nicht mit Chaos, aber doch mit geöffnetenFenstern oder/und laufenden Heizungen. Es ist aber alles tadellosin Ordnung. Das Haus, das immer freundliche Geborgenheitausgestrahlt hat, deprimiert mich in seiner verlassenen Kälte undklammen Unbewohntheit. Seit unserem Umzug vor dreieinhalbJahren haben wir dort kaum einen Handschlag investiert. SchleichenderVerfall macht sich breit, den man spüren, sehen und riechenkann, und sobald die Haustür von außen verschlossen ist,tanzen wieder die Mäuse auf dem Tisch. Wir müssen das Hauswohl verkaufen; die Doppelbelastung können wir uns langfristignicht leisten, und die kommenden Jahre werden finanziell nichtleichter. Als Idylle ihrer Kindheit bleibt das Haus den Mädchenvermutlich sogar besser im Gedächtnis, wenn es ihnen real nichtmehr zugänglich ist.
We are playing lotto. Father enters, his hands behind his leather belt, and looks at us smiling. I feel a great desire to make him like me.
I cannot read yet, but know by heart the inscriptions under all the pictures in my book and pretend to read aloud -- "The spruce is always green," and "The June bug is brown" -- at the same time looking sideways to see what impression it makes on him. He is laughing.
Everything that surrounded father seemed especially important: his study with the vaulted ceiling into which big rings were screwed; [Footnote: It was said that in the days when Prince N. S. Volkonskiy owned the house this had been a storeroom and hams were hung on those rings in the ceiling.] the desk, the big, old- fashioned armchair -- so long that one could stretch out in it as if in a bed; and the peculiar smell, perhaps of leather and perhaps of old paper, which emanated from all his things. It could not possibly occur to me to take a pencil away from his desk or to draw a smiling or a melancholy pig on one of the scraps of paper that littered it.
What a joyous event it was when father played with us! All of a sudden, after dinner, he would call, "Little ones, come along!" We excitedly run and skip after him to his study. In the corner, near grandfather's old-fashioned red washstand, stands a laundry basket. Father throws some rags out of it. "Get in! Who's first?" Vanichka goes in first, because he is the younger. The lid is closed and the basket is carried by father with the help of one of the family or a house guest. Usually this is the task of Aleksandr Nikiforovich Dunayev -- Nikiforych as we call him -- a friend of the family who is very fond of Vanichka and me. Vanichka in the laundry basket is being carried all over the house, I am running after. Finally the basket is deposited in some unusual place -- under the table or on the dresser or in some dark corner. "Vanichka, now guess where you are!" But Vanichka cannot guess, he is too little for that; he only likes to have a ride.
Quand il lui arrivait d'apercevoir son reflet dans un miroir, il songeait qu'une douche serait la bienvenue, mais son cerveau reprenait aussitôt le dessus. Cela peut encore attendre, se disait-il, inutile d e gaspiller du bon savon et de la bonne eau. Il se servait un bol de soupe, dans lequel il avait jeté un flan à la vanille, histoire de faire d'une pierre deux coups, et se rassurait en se répétant que le bien le plus précieux était la faculté de penser et qu'aucune de ses nouvelles manières ne venait l'entraver. Au contraire, il gagnait un temps fou; ce qui le confortait dans l'idée qu'il avait découvert un système de vie tout à fait mirobolant. Le seul ennui, c'était la solitude, chaque jour grandissante. Les commerçants eux-mêmes refusaient de le servir et sa famille se détachait de lui. Les visites, se firent, puis inexistantes. Les habitants du village ne lui parlaient plus, il parlaient de lui et c'était même un de leurs sujets favoris. Celui qui, autrefois avait porté le surnom de grand sage, se faisait maintenant appeler le grand sale et les gens riaient, ils riaient et se vengeaient, de quoi? C'est un mystère qui en vaut un autre. Toujours est-il que la réputation du Baron Hachem était épouvantable. Dans ce désert, une seule personne se tourna vers lui. C'était Malki, le voyou. - Vous et moi, on est pareils, lui dit-il un jour. - Comment ça, demanda le Baron Hachem, tout étonné qu'on lui adresse la parole. - Personne ne nous aime, mais on s'en fiche. On se fiche de tout et surtout des autres. - Jeune homme, dit le Baron Hachem, tu te méprises. J'aime mes semblables et je fais tout ce qui est en mon pouvoir pour améliorer leur quotidien en mettant à l'épreuve la sagesse de mon grand âge.
Wat je zei was onverdund. En het bleek ook efficiënt: ik zie niks meer. Mijn hoofd is proper nu en wit. Het is gedaan.
Ik duwde eerst mijn ogen in en hield mijn hoofd naar achteren. Dan goot ik de gaten vol met eau de javel en white spirit.
Dat alles weggaat is een waan. Het is de lucht die ijlig is. Geef me tijd om bij te komen.
Begraaf me waar ik water vroeg en laat me zijn - buiten bereik - van vis.
Dit is de eeuw van de knoppen
Dit is de eeuw van de knoppen. Elke foto wordt sceptisch bekeken, ook al toont ze de realiteit. Flatteus verlicht en charmant gekadreerd lijkt elk zwembad de moeite (privé).
Dit is de eeuw van de weldoeners en de doorligwond. Echte schapenvacht vermindert de schuifkrachten. Synthetische schapenvacht wordt afgeraden. Dit is de eeuw van de moeilijk te sluiten peignoir.
Dit is de eeuw ook van medleys helaas, van spierwitte luxe en voodoo en stocks. Elke dag sterven er mensenvrienden. We zijn zeker van bijkans niks. Maar we tonen ons lichaam zoals het is.
The woman was like the word never, a special charm rose up from her neck, a kind of forgetfulness where her eyes were safe, the woman settled in my left side.
Watch out watch out I'd scream watch out but she possessed me like love, like the night, and the last signals I made that autumn settled down quietly under the surf of her hands.
Sharp sounds exploded inside me, rage, sadness, fell down in shreds, the woman came down like a sweet rain on my bones standing in the solitude.
She left me shivering like someone condemned and I killed myself with a quick knife-thrust, I'll spend all my death laid out with her name, it will be the last thing to move my lips.
He was born on the edge of a disastrous day
he was born on the brink of a disastrous day face to face with another just like it but in the split or opening between the two he had a kind of warm feeling so
he saw happiness as a sudden break in the heart of those identical doomed barren painful times
when his life was snuffed out his eyes were soft with subdued anger or were falling like autumn leaves in hard transparent sheets
that toured the world and toured the heart yet no one breathed a word to sergeant MacIntire about this
Der Mund eines Mädchens, das lange im Schilf gelegen hatte, sah so angeknabbert aus. Als man die Brust aufbrach, war die Speiseröhre so löcherig. Schließlich in einer Laube unter dem Zwerchfell fand man ein Nest von jungen Ratten. Ein kleines Schwesterchen lag tot. Die anderen lebten von Leber und Niere, tranken das kalte Blut und hatten hier eine schöne Jugend verlebt. Und schön und schnell kam auch ihr Tod: Man warf sie allesamt ins Wasser. Ach, wie die kleinen Schnauzen quietschten!
Nachtcafé
Der Frauen Liebe und Leben. Das Cello trinkt rasch mal. Die Flöte rülpst tief drei Takte lang: das schöne Abendbrot. Die Trommel liest den Kriminalroman zu Ende.
Grüne Zähne, Pickel im Gesicht winkt einer Lidrandentzündung.
Fett im Haar spricht zu offenem Mund mit Rachenmandel Glaube Liebe Hoffnung um den Hals.
Junger Kropf ist Sattelnase gut. Er bezahlt für sie drei Biere.
Bartflechte kauft Nelken, Doppelkinn zu erweichen.
B-moll: die 35. Sonate Zwei Augen brüllen auf: Spritzt nicht das Blut von Chopin in den Saal, damit das Pack drauf rumlatscht! Schluß! He, Gigi! -
Die Tür fließt hin: Ein Weib. Wüste ausgedörrt. Kanaanitisch braun. Keusch. Höhlenreich. Ein Duft kommt mit. Kaum Duft. Es ist nur eine süße Verwölbung der Luft gegen mein Gehirn.
Lara shook her head. She'd been to India with her mother on a bus, through Belgium, Germany, Greece and Turkey, through Iran (although they'd called it Persia to make the days pass faster) into Afghanistan and across the Khyber Pass. She'd been to Scotland too, had lived there for seven years, so maybe that didn't count, but she'd never been to Italy.
He was still looking at her. 'I thought maybe you'd like to come.'
'With you?'
He nodded.
'Really? I mean yes. I would.'
They smiled at each othera seal on their pact, and then spirals of alarm, of dread, of delirious excitement shot through her body with such force that her appetite disappeared and finishing her breakfast seemed suddenly as arduous a task as being asked to plough a field.
Lara's father, Lambert Gold, lived in a dark and thickly padded flat halfway up a wide, carpeted stairway. There was a small kitchen, a small sitting room, a large study, and a bedroom into which she'd only ever glanced, but which had a pale-green plant of such beauty growing up against one wall that it always surprised her, it seemed so out of keeping with the dark interior of the rest of the flat. Through the half-open door the heart-shaped leaves and twining stems seemed to be actually breathing, stretching towards the light, shivering very slightly in a breeze, the leaves always in spring colour, whatever time of year. This plant was the one thing that reminded her that Lambert had ever known her mother. She also had a plant, a lemon-scented geranium on a low table beside her bed, but unlike Lambert'sfor which she didn't have a namethe geranium was forever changing, ageing, growing new shoots, darkening and lightening with the time of year. The stalk was gnarled and brown, the dead leaves dropped in a little curling pile on to the plate below, but when you rubbed against it a scent so rich and airy filled the room that it made you stop whatever you were doing, and breathe in.
Esther Freud (Londen, 2 mei 1963)
De Duitse dichter en schrijver Novalis werd geboren in Oberwiederstedt op 2 mei 1772. Zie ook alle tags voor Novalis op dit blog.
The sailor hears the voice of the Lorelei he looks at his watch and jumps in the water
MARC GREETS THINGS IN THE MORNING
Hi boy with the bike on the vase on the bloom ploom ploom hi chair by the table hi bread on the table hi fisher-of-fish with the pipe and hi fisher-of -fish with cap cap and pipe of the fisher-of-fish
H i i i i fish hi little fish hi tiny fishy-fine of mine
In dem strengen Internat in den Alpen Hochsavoyens, wo ich zu der Zeit lebte, gab es außer Lateinlehrbüchern und einem vom Verlag J. de Gigord eigens für katholische Lehranstalten herausgegebenen Handbuch mit Ausgewählten Stücken nur wenige Bücher. In der Jugend überfliegt man mehr, als man liest.
Es gab ein Exemplar von Pascals Gedanken, die in ihrer Knappheit Schauer hervorrufen können, dank derer man über das Lesen das ursprüngliche Staunen wiederfindet. Der Blick stockte bei der unendlichen Bewegung: der Punkt, der alles erfüllt, der Augenblick der Ruhe. Unendlich ohne meßbare Größe, unteilbar und unendlich. Das war kein Begreifen, sondern ein Ergriffenwerden. Das ewige Schweigen dieser unendlichen Räume erschreckt mich. Es war das gleiche, was mir eben passiert war, allein, im Schlafsaal ganz oben im Haus, ein plötzliches Gepacktsein, das einem den Atem verschlägt.
Der Körper war also so nah an den Worten, daß Gedanken erbeben lassen und den Atem nehmen konnten. Unter den Ausgewählten Stücken waren auch die Maximen von La Rochefoucauld, dessen heller Zynismus, wohltuende Bosheiten und Bedeutungsumkehrungen den Stoff des Denkens prägten. Es zog einem den Magen zusammen bei diesen schnellen, zugespitzten Maximen, durch sie erwies sich die französische Sprache als lebhaft, flink und präzise. Im Körper hinterließ dieses schlanke Französisch, das stracks auf sein Ziel losging, einen sonderbar schneidenden, fast heiteren Eindruck.
Sei ganz ruhig. Das Leben besteht nicht aus Sensationen, es läuft nicht davon, es bietet keine verpaßten Gelegenheiten, es wird nicht einmal weniger mit dem Jahren. Dreh dich nur beiläufig um : Es wird mehr.
Uit: Im schönsten Fall
Liebe ist beweglich,
eine unüberschaubare Teilchenmasse,
eine selbstgewisse inwendige Form,
ich kann sie ziehen lassen.
Mitunter fühle ich sie irgendwo anstoßen,
in der Halsgegend, mal unter den Achseln
stupst sie mich, ein großer sanfter Fisch, der gleichmütig beidreht,
De Duitse schrijver Tilman Rammstedt werd geboren op 2 mei 1975 in Bielefeld. Na de middelbare school en vervangende dienstplicht in Bielefeld studeerde Tilman Rammstedt een aantal dingen, vooral filosofie en literatuur, eerst in Edinburgh, toen in Tübingen en Berlijn. Maar nog tijdens zijn masterscriptie over beelden van de oorlog brak hij zijn studie echter af en schreef hij zijn eerste boek, Erledigungen vor der Feier (2003). In voorgaande jaren werkte hij veel met de illustrator Silke Schmidt samen en trad hij op met de kunstenaarsgroep "violett" en "monamur", o.a. in Berlijn, Zürich en Moskou. 2001-2006 was hij lid van de Lesebühne "Visch &Fersel." Ramstedt is ook songwriter en muzikant in de groep "Fön", waarmee hij in 2004, onder het pseudoniem McCoy, de avonturenroman Mein Leben als Fön publiceerde. In 2005 werd zijn roman Wir bleiben in der Nähe gepubliceerd, in 2008 volgde "Der Kaiser von China". Voor twee stukken van muziektheater ensemble "leitundlause", geregisseerd door Matthias Rebstock schreef hij de teksten: "Referentinnen. Geschichten aus der zweiten Reihe." (2008) en "Brachland. Geschichten vom Nichts." (2010)
Uit:Der Kaiser von China
Franziska sagte, dass ich sofort kommen solle, sie sagte etwas von Identifizieren, sie sagte etwas von Einäschern, sie sagte etwas von Stammbuch, mich ließ sie dabei kaum zu Wort kommen. "Wie geht es dir?", fragte ich in eine ihrer seltenen Atempausen hinein. "Wie soll es mir schon gehen", sagte sie, "beschissen natürlich", dabei schluckte sie, "Beeil dich", sagte sie dann noch, bevor sie auflegte, was sie immer sagt und immer auch meint, auch wenn es ihr dann doch nie schnell genug geht, weil es ganz unmöglich ist, sich so zu beeilen, wie Franziska sich das vorstellt, weil niemand so schnell ist wie Franziska, immer wartet sie auf einen, immer dreht sie sich nach einem um, immer beendet sie die Sätze für einen, weil sie nicht nur schneller spricht, sondern auch schneller hört als andere, sie hört Dinge, die noch gar nicht gesagt worden sind, manchmal noch nicht einmal gedacht. Franziska ist immer schon schnell gewesen, sechs aufeinanderfolgende Jahre, so fand ich heraus, war sie Jugendmeisterin im Sprint, das ist alles dokumentiert, von Anfang an ging es ihr nicht rasch genug, zwei volle Monate ist sie zu früh auf die Welt gekommen, lernte dennoch, so zumindest behauptet es ihre Mutter, noch in ihrem ersten Jahr Laufen und Sprechen, Franziska wurde vorzeitig eingeschult, um dann noch zwei Klassen, die sechste und die elfte, zu überspringen; ich habe vergessen, in wie viel Semestern sie ihr Jurastudium absolvierte, es war eine lächerlich kleine Zahl, bei ihrer Mutter hängt ein gerahmter Zeitungsausschnitt ("Im Dauerlauf durchs Examen", daneben ein Foto, Franziska, die den Fuß auf einen Stapel Gesetzbücher stellt wie auf ein erlegtes Stück Großwild). Ab diesem Zeitpunkt ist wenig gesichert, und sie selbst weicht Fragen aus, anscheinend ging sie in die USA, um zu promovieren, anscheinend arbeitete sie eine Zeit lang für Kanzleien, die, wie sie es ausdrückt, "davon leben, dass jemand einen Finger in seinen Cornflakes findet", anscheinend bekam sie dann selbst eines Tages Ärger mit der Justiz, "ein Missverständnis", behauptet sie und lächelt so, dass man ihr nicht glaubt. Franziska spricht nicht gern über ihre Vergangenheit, "Die ist immer schon so lange her", sagt sie, kneift die Augen ein paarmal zusammen und wechselt das Thema. Bevor Franziska meine Frau wurde, ist sie meine letzte Großmutter gewesen. "Ihr werdet euch jetzt öfter sehen", hat mein Großvater gesagt, damals, beim ersten gemeinsamen Abendessen mit ihr, bei dem alles stimmen sollte, und tatsächlich, überraschenderweise, alles stimmte. Franziska ging den Tisch entlang, gab reihum jedem von uns die Hand, und wir stellten uns vor. "Keith", sagte ich, "Echt?", fragte Franziska, und als ich nickte, strich sie mir Anteil nehmend über den Arm. "Ich werde dich nie so nennen."
Romenu heeft er nog wat vrije dagen aangeplakt. Binnenkort weer de gebruikelijke berichten.
Noordeinde door Floris Arntzenius(1864 - 1925)
Koninginnedag
Ze kwamen aan uit Veghel, Vaals en Vorden Ter ere van hun jarige vorstin Met bloemen en prullaria van tin Met kussens, koeken, kannetjes en borden
Toch ging er al meteen aan het begin Een bange vraag door de oranje horde: Waar is de prins? Hij is toch wel in orde? Hoe zit dat? Had Prins Claus vandaag geen zin?
Prins Claus wou inderdaad maar al te graag Een keer aan de joecheisasa ontbreken De prins was op de vrijmarkt in Den Haag
Hij zat daar met een lach en een sigaar Met vóór hem op een vieze, wollen deken De goedbedoelde troep van vorig jaar.
Romenu heeft even vrij vandaag. Morgen weer de gebruikelijke berichten en ook de schrijvers van de 28e april.
Three Boys on the Shore door Winslow Homer, 1873
Middagzee
Vlakke middagzee plooit even Aan heur rand in vlotte reven Van het doode tij: Ruischingen als ademhalen Die in langer stilten dalen, Murmelen voorbij.
Lichtdoorvloeide neevlen kleuren Al de kommen die zij beuren Bij het hemelsche gezicht, Dat de schepen die er gleeën Langs de verre stille zeeën, Zweven in 't verwolkte licht.
Over wazen wallen henen Stort de zon in overlenen Stroomen klaren gloed; Van de stralen die zij wasschen In de grondelooze plassen, Stijgt een gouden gloed.
Jonge ranke knapen waden Door de spiegelende baden, Zingend hand in hand, Naar waar neevlen openschijnen En de zuivre kusten lijnen Van een zalig land.
Hoeveel huid heb je maagdelijk gehouden om te strelen om ook mij te warmen hoeveel zicht heb je nog op de donkere kamer van je archief waarin sporen van ons en reikt je gehoor ver genoeg om te ervaren dat alles eindeloos beweegt van mij af sinds ik naar jou
toe nou: ruik het bloed dat spat uit mijn zevenmijlslaarzen de verbloemde adem van nog een gloed- nieuwe dag te lang monddood
ach ik weet het, mijn lief: je hebt de smaak te pakken gekregen van een bestaan dat je tegen- staat weiger niet als slotstuk nog mij te beproeven.
frustratie
spiraal van leven
maakt me
lang
doorzichtig
dun
ik glijd poreuze
vlakten
in
bloedrode misdaad
gelige liefde
zwarte wanhoop
zilveren
korruptie
poreus leven
ik
zonder bloed
zonder ziel
geen doel
gemaakt door
spiraal van leven
begrijp alles
kan leven
Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)
De Armeense dichter Hovhannes Shiraz werd geboren op 27 april 1915 in Alexandropol in het toenmalige Russische rijk (tegenwoordig Gyumri). Zie ook alle tags voor Hovhannes Shirazop dit blog..
Und der Kontrolleur begann, beschwichtigt, sich das Kinn zu streicheln und den Zimmerboden zu betrachten, während der Doktor fortfuhr: »Ein angesehener junger Mann, ein hübscher junger Mann...«
»Bitte recht sehr, Herr Doktor! Bitte!«
»Ein junger Mann mit den schönsten Aussichten, aber ein Beamter und gar von drüben herüber! Sie können voll Gold hängen, und kämen doch nicht an. Wissen Sie, wie man euch Altbayern Sie sind aus dem Bayreuthschen, ich weiß, weiß, gleichviel man hat euch alle auf dem Strich!«
»Aber warum denn?«
»Warum! Fragen Sie lang, warum! Man sieht alle Stellen mit euch besetzt, man verabscheut die Maut, man stellt sich in Opposition, man jubelt der Linken im Landtag zu, kurz, man regt sich auf. In Zweibrücken und sonst gärt's unter Bürgern und Beamten.
»Ah«, sagte der Kontrolleur, »was soll denn gären?«
»Es gärt«, versicherte Doktor Flax. »Meinen Sie, der Siebenpfeiffer gibt Ruh? Da kennen Sie ihn schlecht. Geben Sie acht, ob's nicht bald losgeht wie voriges Jahr in Paris, Brüssel, Braunschweig, Warschau. Man hat die rote Kappe schon in der Tasche. Und wenn die Freiheitsbäume in die Höhe wachsen, na! Ich möcht' Ihren Kopf nicht auf meinen Schultern sitzen haben. Fühlen Sie ihn nicht wackeln? He? Wir wohnen hier in einer heißen Ecke, müssen Sie wissen, auf der Hackmesserseite. Nehmen Sie sich in acht, Herr Kontrolleur. Und wenn die Burschen von Oberhofen hören, was Sie herführt, na! Die Hiebe! In Ihrer Haut möcht' ich nicht stecken!«
... A sa voix se leva le prince des Aèdes, Et son Luth animé, plein de souffles ardents, Si douloureusement vibra sous ses doigts raides,
Que les tigres rayés et les lions grondants Le suivaient, attendris, et lui faisaient cortège, Doux, avec des lambeaux de chair entre les dents.
Choeur monstrueux conduit par un divin Chorège ! Les grands pins, pour mieux voir l'étrange défilé, En cadence inclinaient leurs fronts chargés de neige.
Les gouttes de son sang sur le Luth étoilé Brillaient. Charmant sa peine au son des notes lentes, L'Aède, fils du ciel, se sentit consolé :
Car tout son coeur chantait dans les cordes sanglantes.
At ten I read Mayakovsky had died, learned my first word of Russian, lyublyu; watched my English teacher poke his earwax with a well-chewed HB and get the class to join his easy mocking of my essay where I'd used verdant herbage for green grass. So he was right? So I hated him! And he was not really right, the ass. A writer knows what he needs, as came to pass.
At twenty I got marching orders, kitbag, farewell to love, not arms, (though our sole arms were stretchers), a freezing Glentress winter where I was coaxing sticks at six to get a stove hot for the cooks, found myself picked quartermaster's clerk 'this one seems a bit less gormless than the bloody others' did gas drill in the stinging tent, met Tam McSherry who farted at will a musical set.
At thirty I thought life had passed me by, translated Beowulf for want of love. And one night stands in city centre lanes they were dark in those days were wild but bleak. Sydney Graham in London said, 'you know I always thought so', kissed me on the cheek. And I translated Rilke's Loneliness is like a rain, and week after week after week strained to unbind myself, sweated to speak.
At forty I woke up, saw it was day, found there was love, heard a new beat, heard Beats, sent airmail solidarity to Saõ Paulo's poetic-concrete revolution, knew Glasgow what? knew Glasgow new somehow new with me, with John, with cranes, diffusion of another concrete revolution, not bad, not good, but new. And new was no illusion: a spring of words, a sloughing, an ablution.
At fifty I began to have bad dreams of Palestine, and saw bad things to come, began to write my long unwritten war. I was a hundred-handed Sindbad then, rolled and unrolled carpets of blood and love, raised tents of pain, made the dust into men and laid the dust with men. I supervised a thesis on Doughty, that great Englishman who brought all Arabia back in his hard pen.
At sixty I was standing by a grave. The winds of Lanarkshire were loud and high. I knew what I had lost, what I had had. The East had schooled me about fate, but still it was the hardest time, oh more, it was the worst of times in self-reproach, the will that failed to act, the mass of good not done. Forgiveness must be like the springs that fill deserted furrows till they wait until until
At seventy I thought I had come through, like parting a bead curtain in Port Said, to something that was shadowy before, figures and voices of late times that might be surprising yet. The beads clash faintly behind me as I go forward. No candle-light please, keep that for Europe. Switch the whole thing right on. When I go in I want it bright, I want to catch whatever is there in full sight.