Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
15-12-2008
Nicolas Gilbert, Edna O'Brien, Maxwell Anderson, Muriel Rukeyser
De Franse dichter Nicolas Gilbert werd geboren in Fontenoy-le-Château (Vosges) op 15 december 1750. Zijn vader bezat twee kleine boerderijen en was ook burgemeester van de kleine gemeente. Gilbert studeerde aan het collège de lArc te Dôle, waarna hij naar Parijs trok om er zijn geluk als schrijver te beproeven. Hij werd goed ontvangen door dAlembert, aangeraden door Mme de Verpillière, de vrouw van de provoost van de handelaars van Lyon. Gilbert schaarde zich echter niet aan de kant van de filosofen, maar voegt zich bij de reactionairen.Op slechts twintigjarige leeftijd publiceerde hij zijn eerste roman, die onopgemerkt bleef. In 1771 publiceerde hij zijn Début poétique. Hij nam ook deel aan de jaarlijkse wedstrijd van de Académie française met het gedicht Le Poète malheureuxou le Génie aux prises avec la fortune (1772) en een ode aan het Laatste Oordeel (Le Jugement dernier) (1773).Na een verblijf te Nancy, stortte Gilbert zich op de satire en toonde hij zich een waardig opvolger van Juvenalis en Boileau. Hij schreef satirische stukken op Voltaire, Diderot, dAlembert, La Harpe en veroordeelde scherp het atheïsme, de verloedering van de zeden en de literaire decadentie van zijn tijd.
L'amant désespéré
Forêts solitaires et sombres,
Je viens, dévoré de douleurs,
Sous vos majestueuses ombres,
Du repos qui me fuit respirer les douceurs.
Recherchez, vains mortels, le tumulte des villes ;
Ce qui charme vos yeux aux miens est en horreur :
Ce silence imposant, ces lugubres asiles,
Voilà ce qui peut plaire au trouble de mon coeur.
Arbres, répondez-moi !... Cachez-vous ma Sylvie ?
Sylvie, ô ma Sylvie !... Elle ne m'entend pas.
Tyrans de ces forêts, me l'auriez-vous ravie ?
Hélas ! je cherche en vain la trace de ses pas
Nicolas Gilbert (15 december 1750 16 november 1780)
De Ierse schrijfster Edna OBrien werd geboren op 15 december 1930 in Tuamgraney (County Clare). Zij bezocht in Scarriff de National School, in Loughrea de Convent of Mercy en in Dublin het Pharmaceutical College. Zij is de moeder van de schrijver Carlo Gébler. Edna O'Brien werd beroemd met haar roman The Country Girls. De openhartige beschrijving van de vrouwelijke seksualiteit maakten het boek destijds tot een `succès de scandale'. Hoewel O'Brien al sinds 1960 in Londen woont, spelen al haar boeken zich in Ierland af. O'Brien schreef tientallen romans.
Uit: The Lonely Girl
I had been thinking of some way of escaping, but the thought of their chasing me made me frightened.
"This vale of tears," my aunt said desolately. Burying the calf had saddened her. Death was always on her mind. Death was so important in that place. Little crosses painted white were stuck up on roadside ditches here and there to mark where someone had been killed for Ireland, and not a day seemed to pass but some old person died of flu, or old age, or a stroke. Somehow we only heard of the deaths; we rarely heard when a child was born, unless it was twins, or a blue baby, or the vet had delivered it.
"Th' evenings will be getting long soon," I said to my aunt to cheer her up, but she just sighed.
We ate dinner in the kitchen. We had salty rashers, a colander of green cabbage, and some potatoes reheated from the previous day. While we were eating in silence, a car drove up and around by the side of the house. My aunt blessed herself as she saw a stranger help my father out.
"Grand evening," my father said as he came in and handed her a brown paper parcel of meat soggy with blood. The stranger had had some drinks but did not stagger.
"You're settling down!" he said to me. I tried to ignore him by concentrating on peeling a cold potato.
"I met Father Hagerty over in the village, he wants to have a chat with you," he said.
My heart began to race, but I did not say anything.
"You're to go and see him."
I put butter on the potato and ate it slowly.
"D'you hear me?" he said with a sudden shout.
"There, there, she'll go," my aunt said, and she linked him into the back room. The stranger hung around for a few minutes until she came out, and then asked for a pound. We had no money, but we gave him three bottles of porter which had been hidden in a press since Christmastime.
My aunt put them in a paper bag and he went off, swearing. We had no idea where he came from.
We sat by the cooker and listened for my father's call. At about nine o'clock he cried out and I ran in to him.
Edna OBrien (Tuamgraney, 15 december 1930)
De Amerikaanse schrijver Maxwell Anderson werd geboren op 15 december 1888 in Atlantic Pennsylvania.De familie verhuisde vaak en zo bezocht Anderson verschillende scholen. Daarna studeerde hij aan de unversiteiten van North Dakota en van Stanford. Anderson werkte eerst als docent, maar ruilde dat in voor de journalistiek. Hij schreef o.a. voor The New Republic, de New York Globe en de New York World.In 1921 richtte hij Measure op, een tijdschrift voor poëzie. Zijn eerste stuk, White Desert, had weinig succes, maar een jaar later, in 1924, lukte hem met What Price Glory?, de doorbraak. Hij kon van schrijven zijn beroep maken. In 1933 ontving hij de Pulitzer prijs voor het politieke drama Both Your Houses.
Uit: Mary of Scotland
MARY.
I had hoped to see you.
When last you wrote you were not sure.
ELIZABETH.
If I've come
So doubtfully and tardigrade, my dear,
And break thus in upon you, it's not for lack
Of thinking of you. Rather because I've thought
Too long, perhaps, and carefully. Then at last
It seemed if I saw you near, and we talked as sisters
Over these poor realms of ours, some light might break
That we'd never see apart.
MARY.
Have I been so much
A problem?
ELIZABETH.
Have you not? When the winds blow down
The houses, and there's a running and arming of men,
And a great cry of praise and blame, and the center
Of all this storm's a queen, she beautiful --
As I see you are --
MARY. Nay --
ELIZABETH.
Aye, with the Stuart mouth.
And the high forehead and French ways and thoughts --
Well, we must look to it. -- Not since that Helen
We read of in dead Troy, has a woman's face
Stirred such a confluence of air and waters
To beat against the bastions. I'd thought you taller,
But truly, since that Helen, I think there's been
No queen so fair to look on.
MARY. You flatter me.
Maxwell Anderson ( 15 december 1888 28 februari 1959)
De Amerikaanse dichteres, schrijfster en politiek activiste Muriel Rukeyser werd geboren op 15 december 1913 in New York. Zij studeerde af aan de Vassar University in Poughkeepsie (NY). Haar literaire loopbaan begon in 1935 toen haar bundel Theory of Flight door Stephen Vincent Benét gekozen werd om uitgegeven te worden in de Yale Younger Poets Series.Wegens haar feminisme en haar verzet tegen de oorlog in Vietnam voelde zich in de jaren zestig en zeventig ook een nieuwe generatie tot haar werk aangetrokken.
The Poem as Mask
Orpheus
When I wrote of the women in their dances and
wildness, it was a mask,
on their mountain, gold-hunting, singing, in orgy,
it was a mask; when I wrote of the god,
fragmented, exiled from himself, his life, the love gone
down with song,
it was myself, split open, unable to speak, in exile from
myself.
There is no mountain, there is no god, there is memory
of my torn life, myself split open in sleep, the rescued
child
beside me among the doctors, and a word
of rescue from the great eyes.
No more masks! No more mythologies!
Now, for the first time, the god lifts his hand,
the fragments join in me with their own music.
Muriel Rukeyser (15 december 1913 12 februari 1980)
"Van mijn vroege jeugd is tot nu toe onvoldoende studie gemaakt. Ik heb zelf van de eerste vijf jaren van mijn leven geen herinnering behouden. Uit mijn zesde jaar zijn mij vage beelden bijgebleven van een gang, een uitzicht op een speelplaats en van de balkons van een rij huizen waarin mensen woonden die niet bestonden omdat de muren van gele baksteen waren; en dat is alles. Decors dus, maar zonder handelende personen of geluiden. Is er in die eerste vijf jaren iets verschrikkelijks gebeurd? Het zoude mij niet verbazen als dat het geval was, maar ik weet er niets van: het onttrekt zich aan historische waarneming. Al met al heb ik een raar leven gehad, als ik erover nadenk. Niet bizonder, maar wel ongewoon, dat is misschien het juiste woord."
( )
Ik had ten zeerste gedachten, dat weet ik nog goed. Ik dacht eerst ik weet dat mijn Verlosser leeft. Daar begon het mede. En toen dacht ik ik weet dat mijn Bruine Liefdesprins op mij zal wachten en ik op hem, hier of aan gene zijde, waar Liefde en Dood één worden in een eeuwig Geheim. En het zal gezien worden hoe de engelen ons wassen tot wij wederom jong en schoon zijn, en ons rijstepap voeren met zilveren lepels. En de hemel gaat toe.
(...)
" De trein, doem, doem, reed rustig voort, van sombre plaats naar droevig oord. De jongen was weg, en ik dacht dat het wel voorgoed zoude zijn. Hij is inderdaad nooit meer teruggekomen, terwijl hij daar tweeënvijftig jaar de tijd voor heeft gehad. Men huivert bij die gedachte, als men er even bij stilstaat. Zoude hij nog in dit leven zijn? Maar dan zoude hij veel minder aantrekkelijk zijn dan toen. Kaal, op zijn kop, bedoel ik, dat is wel het minste, misschien zelfs met allemaal kleine bultjes. O, die gouden jongenslokken! Hoe meer iets schittert en blinkt, hoe sneller het tot stof en as wordt, die verstuiven op de wind. Want de mens is als gras, dat gisteren was, en morgen hooi is op de tas. "
wat gij nu zijt, was ik voor dezen wat gij nu zijt, was ik voor dezen wat ik nu ben, zult gij dra wezen gaat aan de Looweg in geverfd schabloon het R.K. kerkhof te Coevorden open. Eerbetoon
van ovale bloementrommels op de zerken emaille foto's, Johannes Drie, violenperken en achter aan de weg: het Engelen lot jong bestorven, vroeg bij God
voorbij familie Blaauwgeers en Zouaven ligt op deze akker jongensgraven een Prins beneden blauwglazuren beelden het overschot van dertien jaar. Er spelen eksters. Wit en zwart
hier heeft de dood tot op het bot volhard
op de Nieuwendijk
op de Nieuwendijk. Een schutting met een kier een souteneur, een Prins op tenen, een blauw scholier zij kijken in de diepte. Ik sluit me bij hen aan een tiental heren zwoegt onder een stilgezette kraan
zij strelen met een schepje zachtjes op de aarde op zoek naar iets van oudheidswaarde zij wroeten in verrotting en riolen vinden rijders, roest gereedschap. Eeuwenlang verscholen
poetsen zij bot of been totdat het blinkt herstellen wat historie heeft verminkt
de dichter is tevergeefs een archeoloog al delft hij op het omgekeerde / hemelhoog:
het Kind wordt nimmer opgegraven voorgoed is dood zijn thuis; de haven
Boudewijn Büch (14 december 1943 23 november 2002)
De Franse schrijver Hervé Guibert werd geboren op 13 december 1955 in Saint-Cloud en groeide op in Parijs. Van 1970 tot 1973 woonde hij in La Rochelle. Nadat hij er niet in geslaagd was om filmmaker en acteur te worden wendde hij zich tot fotograferen en journalistiek. In 1977 gaf Régine Deforges zijn eerste boek uit La mort propagande. Guibert greep elke gelegenheid voor zelfpromotie aan en stuurde het boek naar Roland Barthes and Michel Foucault. Met de laatste raakte Guibert dik bevriend. In 1978 kreeg Guibert een baan bij Le Monde en verscheen zijn tweede boek Les aventures singulières.
In 1984 won hij samen met Patrice Chéreau een César voor het script van L'homme blessé. In 1985 verscheen Des aveugles, een roman waarin hij zijn eigen ervaringen als vrijwilliger op een blindeninstituut verwerkt had. In 1983, een jaar voordat Foucault aan aids stierf was bij Guibertsw partner dezelfde ziekte vastgesteld en de schrijver zelf onderging hetzelfde lot. Het werd de aanleiding tot zijn grote doorbraak. In 1990 publiceerde hij À l'ami qui ne m'a pas sauvé la vie en werd hij het centrum van veel mediabelangstelling. Vanaf dat moment wijdde Guibert zich aan het vastleggen van wat hem nog aan tijd resteerde. In 1992 verschenen nog L'homme au chapeau rouge en.Cytomégalovirus.
Uit: Verrückt nach Vincent (Fou de Vincent, vertaald door J. Schlegel)
Was war es? Eine Leidenschaft? Eine Liebe? Eine erotische Zwangsvorstellung? Oder eine meiner Erfindungen? Sah im Schaufenster eines Ladens für Zaubereiartikel eine schwarze Bakelitschachtel, in Form einer fliegenden Untertasse, die über Lupen und Spiegel ein Hologramm erzeugt. Man muß ein Objekt hineinlegen, zum Beispiel ein Goldstück oder einen Ring, damit es sich auf einer transparenten Fläche im Deckel dreidimensional widerspiegelt. Man glaubt, es wegnehmen zu können, es ist aber ungreifbar. Ich komme in Versuchung, das Ding zu kaufen, um etwas darin einzuschließen, das Vincent gehört hat und das mich durch diese eigenartige Illusion an ihn erinnert, aber kein Einfall (eine Haarlocke, ein Foto) entspricht meiner Lust auf den Apparat. Allenfalls für sein Geschlechtsteil wäre dieser Reliquienschrein der rechte Platz. Ich kämme mich nie. Ich reibe mein feuchtes Haar in einem Handtuch und fahre dann mit den Fingern hindurch, um es in Form zu bringen. Gestern, ich weiß nicht, warum, hab ich den kleinen Kamm bemerkt, den mir Vincent geschenkt hat, ganz vereinsamt auf dem Brett im Badezimmer (er hat mir so selten Geschenke gemacht), ich nahm ihn, kämmte mich damit, der Kamm wurde zum magischen Gegenstand. Vincent hatte in dem Kamm seine Zauberformel hinterlassen: «Wenn du mich eines Tages brauchst nimm den Kamm, und ich komme!»
Ich spitze die Ohren, aber das Telefon klingelt nicht. Am nächsten Morgen: Ich kämme mich wieder, vielleicht bekommt der Kamm seine Zauberkraft erst beim zweiten Gebrauch. Tags darauf kämme ich mich noch einmal: Vielleicht wirkt er erst beim dritten Mal, usf.
Hervé Guibert (14 december 1955 27 december 1991)
De Duitse schrijver Andreas Mand werd geboren op 14 december 1959 in Duisburg. In 1982 verscheen zijn eerste boek Haut ab. Ein Schulaufsatz. De (anti-)held van zijn debuut Paul Schade staat ook centraal in zijn verdere werk:Kleinstadthelden (1996), Das rote Schiff (1994), Paul und die Beatmaschine (2006) und Vaterkind (2001). De romans verschenen bij onafhankelijke uitgevers en de avontuurlijke publicatiegeschiedenis laat zich deels in de boeken zelf terugvinden. Bekend werd Mand met Grovers Erfindung (1990), gevolgd door "Grover am See" (1992). Peng. Filmerzählung (1994) en Schlechtenachtgeschichte (2005) sind experimentelle Bücher zijn experimentele boeken.
Uit:Kleinstadthelden
Als ich jung war und alles wichtig war, lebte ich in einer anderen Stadt, zweieinhalb Bahnstunden von meinen Eltern entfernt. Mein Zimmer lag zur Straßenseite im ersten Stock eines schmalen Mietshauses, an einer engen, gepflasterten Straße in der Nähe der Fußgängerzone.
Es war eine Einbahnstraße, durch die nicht viele Autos fuhren, aber wenn doch, hörte man sie durch die einfachen Fensterscheiben ziemlich gut. Morgens hörte man die Anlasser der Wagen, mit denen die Anwohner zur Arbeit fuhren, und tagsüber ein untertouriges Brummen, wenn versprengte Pendler und Einkäufer den letzten freien Parkplatz suchten. Abends sangen die Kneipengänger "Olé, olé, olé" oder "Wir fahren in den Puff von Barcelona" auf dem Rückweg.
Doch all diese Geräusche waren leichter zu ertragen als das unablässige Hämmern und Kreischen von der Großbaustelle, keine 50 Meter weiter. Das Zittern des Bodens übertrug sich auf die Schaumstoffmatratze und weckte mich auf.
Ich hatte einen angenehmen Wohngefährten und ziemlich unangenehme Nachbarn. Gegenüber zum Beispiel war ein Möbelgeschäft, dessen Auslagen mein Auge genauso irritierten wie mein Äußeres den glattrasierten Besitzer und seine Frau. Solange mein Mofa vor ihrem Schaufenster parkte, führten sie richtig Krieg gegen mich. Sie beschwerten sich täglich bei der Vermieterin und gingen dazu über, wie ich natürlich nie beweisen konnte, es nachts heimlich umzukippen. Es gab keinen Hof, in das man es stellen konnte, und der Bürgersteig auf meiner Seite war höchstens einen halben Meter breit. Der Ärger hörte erst auf, als ich mir ein Fahrrad besorgte, das man immerhin in den niedrigen Keller tragen konnte.
Im Flur war kein Platz dafür, das sah ich ein, und im Grunde genommen hat die achtundsiebzigjährige Vermieterin, die im Erdgeschoß wohnte, nur durchgesetzt, was sich aus architektonischen und sozialen Gegebenheiten zwingend ergab. Drei Versprechen hatte sie mir beim Einzug abgenommen: Gardinen aufzuhängen, alle zwei Wochen die Treppe zu putzen und die Haustür auch tagsüber abzuschließen.
Helle Helle, Marianne Fritz, Regina Ullmann, Shirley Jackson, Charles Wolfe
De Deense schrijfster Helle Helle werd geboren als Helle Krogh Hansen in Nakskov op 14 december 1965. Zij debuteerde in 1993 met de bundel prozafragmenten Eksempel på liv [Voorbeeld van leven] waarmee ze op slag één van de literaire boegbeelden van haar generatie werd. In de jaren daarna verschenen er naast twee bundels met korte verhalen - Rester (Resten, 1996) en Biler og dyr (Auto's en dieren, 2000) - ook twee romans van haar hand: Hus og hjem (Huis en haard, 1999) en Forestillingen om et ukompliceret liv med en mand (De gedachte aan een onbekommerd leven met een man, 2002).
Uit: Example of Life (Vertaald Barbara Haveland)
Two streets away, Marianne wakes up with terrible pains in her stomach. She sits up in bed and pulls back the duvet. Her midsection is heaving in a manner over which she has no control. More than anything it looks as though some large creature has started puffing and panting inside her abdomen. She gets up and stands out in the middle of the floor. She does not even have the chance to go over in her mind what she has eaten the day before, whether she could have ingested something that was contaminated, something on the turn; cannot remember what she has had to drink. She presses both hands hard against her stomach to still the creature´s stirrings. The first spurt of vomit lands right at her feet, smelling of damp fur despite its content. This is no animal she has thrown up. It is a letter. At first she thinks it is an A, but when she leans down for a closer look she sees that it is a V. Then the next letter, a K, comes shooting straight up and out of her gullet and she starts throwing up in earnest. A stream of letters pours from her mouth: O and T and J and P; there are several of each character, far more than the standard 26; the entire alphabet escapes from her at least four times. With each letter the pressure in her stomach grows a little easier, until at last there is only a faint ache around her navel, but this too disappears when she spits out the last R and sinks down onto the bed.
This is no animal she has thrown up. It is a letter. At first she thinks it is an A, but when she leans down for a closer look she sees that it is a V. Then the next letter, a K, comes shooting straight up and out of her gullet and she starts throwing up in earnest. A stream of letters pours from her mouth: O and T and J and P; there are several of each character, far more than the standard 26; the entire alphabet escapes from her at least four times. With each letter the pressure in her stomach grows a little easier, until at last there is only a faint ache around her navel, but this too disappears when she spits out the last R and sinks down onto the bed.
Helle Helle (Nakskov, 14 december 1965)
De Oostenrijkse schrijfster Marianne Fritz werd als Marianne Frieß geboren op 14 december 1948 in Weiz in de Steiermark. Zij werkte als zelfstandig schrijfster, afhankelijk van beurzen, in Wenen. De publiciteit schuwde zij, en over haar levensloop is dan ook weinig bekend. In de jaren zeventig was zij getrouwd met de schrijver Wolfgang Fritz. Nog voor het verschijnen van haar debuutroman Die Schwerkraft der Verhältnisse in 1978 ontving zijde Robert-Walser-Preis. Daarna begon zij te werken aan een literair megaproject dat zij de werktitel Die Festung gaf en dat de geschiedenis van de eerste en de tweede republiek Oostentijk tot thema heeft. In 1980 verscheen Das Kind der Gewalt und die Sterne der Romani, zich afspelend in 1921. In 1985 verscheen onder de titel Titel Dessen Sprache du nicht verstehst een roman die, uitgaand van het jaar 1914 de geschiedenis vertelt van een familie Null uit het marktplaatsje Nirgendwo. Fritz bediende zich daarbij van een eigenzinnige vormtaal en vertelstijl die genregrenzen en taalconventies overschrijdt. Deze stijl behield zij in de als trilogie opgezette eerste twee delen van Naturgemäß. Lezers en kritiek waren echter steeds minder bereid haar hierin te volgend. Zo sprak de Faz van Satzbauruine en een Disneyland der Dekonstruktion,
Uit: Naturgemäß III
Du kannst mir vertrauen, liebes Igelkind. Dein mißtrauisches Äugen entbehrt solider Begründung, beruht auf Narben, die künstlich gezüchtet ja! Gezüchtet werden von Verleumdern. Dieser Ruinengott sagt, ich habe mir einen Verfolgungswahn zugelegt, damit ich ihn abschaffen kann; es läge mir wahnwitzig viel daran, ihn stets zu erpressen, sodaß er sich damit abfinden muß: Entweder ich nehme ihm seine Ruinen weg. Oder er bekommt keine Ruinen mehr. Wer nur Ruinen hat, ist ein armer Hund, ein mausetoter Hund. Ein räudiger Hund. Und den Ruinengott zu einem streunenden, weiß Hase Entwederoder wie toten Hund zu erniedrigen, das ist eine nie darf sich das der Ruinengott bieten lassen ungeheuerliche Tätigkeit wider die Windrose, als wüßte die Windrose nicht selber! Wie die Rosewind Windrose zu sein hat! Es läge mir wahnwitzig viel daran, ihn zu ruinieren, auf daß es endgültig langweilig sei auf Erden. Nimmermehr rumort werden kann, nimmermehr bewundert werden kann die Phantasie eines so vollkommenen Gottes, der jeden Plan neu zu gestalten vermag auf ungemein schöpferisch befruchtend-er Weise. Die Weisheit des Ruinengottes ist unschlagbar, sein Einfallsreichtum schlägt jedem Gott das Furchtbare der Wahrheit ins Gesicht: Im Vergleich zum Ruinengott schrumpeln sie allesamt, werden niedliche Kobolde; harmlose Wiedergänger, verkalkten Gedankengängen ausgelieferte Wurstl von Einst-war-ich-Gott-Gespenstern! Muß der Ruinengott was geben? Das Selbstvertrauen fürs Ab!-treten. Ist das ein Ton? Redet einer so rechnend wohl, etwas bleibt immer hängen, unbegründet kann der Haß des Ruinengottes gegen den Menschengott nicht zustande gekommen sein. Alles mein Werk, auch er sei mein Werk! Gerade diese scheußliche Anmaßung! Als wäre ich jemals neugierig darauf gewesen, vor ihm fliehen zu müssen!
Marianne Fritz (14 december 1948 1 oktober 2007)
De Oostenrijks Zwitserse schrijfster Regina Ullmann werd op 14 december 1884 in St. Gallen geboren. Een beroepsopleiding maakte zij nooit af. Wel kreeg zij, ongetrouwd, twee kinderen die door pleegouders werden grootgebracht. Soms lijdend aan zware depressies en erg aan haar moeder hangend, gaf zij lezingen en werd een beetje bekend met haar verhalenbundel Die Landstraße uit 1921. In 1902 was zij met haar moeder naar München getrokken. In 1911 trad zij toe tot de katholieke kerk. Dankzij Rilke, met wie zij sinds 1908 correspondeerde, werd zij financieel geholpen door verschillende personen en (katholieke) instanties. Rond 1920 leerde zij meer schrijvers kennen: Thomas Mann, Robert Musil, Max Pulver en Albert Steffen, tenslotte in 1923 Carl Jacob Burckhardt.
In 1836 moest zij Duitsland verlaten en in 1938 keerde zij terug naar St. Gallen.
Uit: Die Landstrasse
Sommer, aber ein jüngerer Sommer als dieser; ein Sommer, an Jahren noch gleichaltrig mit mir, war damals. Ich war zwar dennoch nicht froh, nicht von Grund aus froh, aber ich mußte es sein in der Art, wie es alle sind. Die Sonne zündete mich an. Sie labte sich an dem grünen Kogel, auf dem ich saß, einem Kogel, der beinah eine heilige Form hatte, und auf den ich mich geflüchtet hatte von dem Staube der Landstraße. Denn ich war müde. Ich war müde, weil ich allein war. Diese lange Landstraße vor und hinter mir Ihr konnten die Schleifen, die sie zog um diesen Kogel, ihr konnten die Pappeln nicht, ihr konnte der Himmel selber nicht ihre Kläglichkeit nehmen. Mir war bange, weil sie mich nach einer kurzen Wanderung schon in ihre Not und Verkommenheit miteinbezogen hatte. Eine unheimliche Landstraße war das. Eine allwissende Landstraße. Da ging nur, wer in irgendeinem Sinne allein gelassen worden war. Ich zog im Widerspruch dazu meinen Mundvorrat aus dem kleinen Reisegepäck. Er war von der Hitze ungenießbar geworden. Ich mußte ihn fortwerfen. Nicht einmal Vögel hätten ihn mehr gemocht. So wurde ich auch dazu von dem Gefühle des Nicht-haben-Könnens noch hungrig und durstig. Und keine Quelle war ringsum. Nur der Kogel selber schien das Geheimnis einer Quelle zu bergen, tief in sich, mir unerreichbar. Und wenn ich auch auf eine nahe Quelle gehofft hätte, so würde ich sie doch nicht zu erreichen gesucht haben. Ich war müde und ohne Tränen doch dem Weinen nahe.
Regina Ullmann (14 december 1884 6 jannuari 1961)
De Amerikaans schrijfster Shirley Jackson werd geboren in San Francisco op 14 december 1919. Jackson schreef een zestal romans en talloze korte verhalen, waarvan haar werk The Lottery (1948) het bekendst is. Typerend voor haar schrijfstijl was de horror- en fantastische inslag waarmee vertellingen waren opgebouwd. Ze was getrouwd met criticus Stanley Edgar Hyman. Recent is de belangstelling voor haar werk weer toegenomen. Zij had invloed op het werk van auteurs als Neil Gaiman, Stephen King, en Richard Matheson.
Uit: The Haunting of Hill House
Eleanor stood perfectly still and looked at the door. She did not quite know what to do, although she believed that she was thinking coherently and was not unusually frightened, not more frightened, certainly, than she had believed in her worst dreams she could be. The cold troubled her even more than the sounds; even Theodoras warm robe was useless against the icy little curls of fingers on her back. The intelligent thing to do, perhaps, was to walk over and open the door; that, perhaps, would belong with the doctors views of pure scientific inquiry. Eleanor knew that, even if her feet would take her as far as the door, her hand would not lift to the doorknob; impartially, remotely, she told herself that no ones hand would touch that knob; its not the work hands were made for, she told herself. She had been rocking a little, each crash against the door pushing her a little backward, and now she was still because the noise was fading. Im going to complain to the janitor about the radiators, Theodora said from behind her. Is it stopping?
No, Eleanor said, sick. No.
Shirley Jackson (14 december 1919 8 augustus 1965)
De Ierse dichter Charles Wolfe werd geboren op 14 december 1791 in Blackhall, County Kildare en ontving zijn opleiding in Bath, Winchester en het Trinity College in Dublin. In 1817 werd hij priester in de Church of Ireland. Hij overleed op 31-jarige leeftijd aan de gevolgen van tuberculose. Het voornaamste, en eigenlijk enige, werk waardoor Wolfe nog altijd bekendheid geniet is zijn gedicht The Burial of John Moore after Corunna (1816) dat in vele bloemlezingen is verschenen.
The Last Rose Of Summer
That strain again? It seems to tell
Of something like a joy departed;
I love its mourning accents well,
Like voice of one, ah! broken-hearted.
That note that pensive dies away,
And can each answering thrill awaken,
It sadly, wildly, seems to say,
Thy meek heart mourns its truth forsaken.
Or there was one who never more
Shall meet thee with the looks of gladness,
When all of happier life was o'er,
When first began thy night of sadness.
Sweet mourner, cease that melting strain,
Too well it suits the grave's cold slumbers;
Too well the heart that loved in vain
Breathes, lives, and weeps in those wild numbers.
Charles Wolfe (14 december 1791 21 februari 1823)
Heinrich Heine (13 december 1797- 17 februari 1856)
De Angolese schrijver José Eduardo Agualusa werd op 13 december 1960 in Huambo geboren. Hij woonde lang in Lissabon, later in Rio de Janeiro. Agualusas eerste roman, A Conjura (De samenzwering) verscheen in 1989, zijn tweede A Feiro dos Assombrados (De markt der verdoemden) in 1992. In 1993 publiceerde hij samen met Fernando Semedo en de fotografe Elza Rocha Lisboa Africana, waarin de culturele invloed van de diverse Afrikaanse groepen op de Portugese maatschappij gedocumenteerd werd. Zijn ambitieuze romanproject Naçao Crioula (Duits: Ein Stein unter Wasser) is gebaseerd op een briefroman van de beroemde Portugese schrijver Eça de Queiroz.
Uit: Das Lachen des Geckos (Vertaald door Michael Kegler)
Beim Abendessen studiert Félix Ventura die Zeitungen, blättert sie aufmerksam durch, und wenn ihn ein Artikel interessiert, streicht er ihn in Lila mit einem Füllfederhalter an. Nach dem Essen schneidet er ihn sorgfältig aus und verstaut ihn in einem Ordner. In einem der Regale der Bibliothek stehen Dutzende von diesen Ordnern. In einem anderen schlummern Hunderte von Videokassetten. Félix nimmt gerne Nachrichtensendungen auf, wichtige politische Ereignisse, alles, was ihm eines Tages nützlich sein kann. Die Kassetten sind alphabetisch sortiert, nach den Namen der Persönlichkeit oder dem Ereignis, um das es geht. Sein Abendessen beschränkt sich auf ein Schüsselchen Caldo Verde, eine Spezialität der alten Esperança, einen Pfefferminztee, eine dicke Scheibe Papaya mit Zitronensaft und einem Tropfen Portwein. In seinem Zimmer, vor dem Zubettgehen, zieht er sich seinen Pyjama so umständlich an, dass ich jedes Mal warte, ob er sich nicht auch noch eine dunkle Krawatte um den Hals bindet.
An diesem Abend störte ihn der schrille Ton der Türklingel bei der Suppe. Das ärgerte ihn. Er faltete die Zeitung zusammen, stand mühsam auf und ging öffnen. Ich sah, wie ein hoch gewachsener Mann hereinkam, distinguiert, mit Adlernase, auffälligen Gesichtszügen und einem üppigen, mit Pomade gezwirbelten Schnurrbart, wie man ihn schon seit über einem Jahrhundert nicht mehr trägt. Seine Augen waren klein und glänzend und schienen sofort von allem Besitz zu ergreifen.
So hört mich an, o meine Knappen: Ab jetzt sind alle Schimmel Rappen. Und alle Rappen heißen Bären, womit wir schon beim Thema wären. Denn Bären ist ab heut verboten bei Tag zu mähen und zu schroten, sowie das Schroten und das Mähen bei Nacht, weil sie dann eh nichts sehen. Befehl ist auch, dass sie ab nun nicht das, was ich befehle tun, denn die Befehle gelten nur von kurz vor zwölf bis tausend Uhr und sollen zu nichts weiter führen, als an den Schlaf der Welt zu rühren. Doch sollte dieser Plan nicht klappen, sind alle Bären wieder Rappen und alle Rappen wieder Schimmel, das gilt auf Erden wie im Himmel, im Jenseits und in dieser Welt und ganz speziell für Bielefeld. So. Stellt das Radio etwas leiser, ich will jetzt schlafen
Euer Kaiser
Robert Gernhardt (13 december 1937 30 juni 2006)
DeJoods-Nederlandse schrijfster Ida Vos (meisjesnaam Gudema) werd geboren in Groningen op 13 december 1931. In haar boeken gaat het dikwijls om haar ervaringen die zij tijdens de Tweede Wereldoorlog opdeed. Het meest werd zij bekend met het boek Wie niet weg is wordt gezien dat in 1982 werd bekroond. Vanaf 1936 woonde ze in Rotterdam. Daar maakte ze in de meidagen van 1940 het Duitse bombardement mee. Vervolgens verhuisden ze naar Rijswijk. Vanaf 1943 zat het gezin Gudema ondergedoken, zij het dat zij en haar zus Esther van hun ouders waren gescheiden.
Na de oorlog was ze een tijdlang kleuterleidster. In 1956 trad ze in het huwelijk waaruit drie kinderen voortkwamen. Halverwege de jaren zeventig was ze een tijdje opgenomen vanwege opgedane trauma's tijdens de oorlog. Dit zette haar er toe aan om daarover te schrijven, eerst in de vorm van gedichten, later verhalenderwijs en nog later in de vorm van kinderboeken. Met name de beknotting van de vrijheid door de Duitse bezetter en wat ze meemaakte tijdens de onderduikperiode staan daarin centraal. Zij schreef zowel voor kinderen als voor volwassenen.
Uit: Wie niet weg is wordt gezien
Is die er nog?
Tegenwoordig weet je niet meer of iemand leeft of dood is.
Iedere keer als ze met mensen bij elkaar zijn die ondergedoken zijn geweest of in een kamp hebben gezeten, hoort ze: Is die er nog?
Heel dikwijls moet dan nee gezegd worden.
Daarom durft ze nooit iets te vragen. Ze komt er na een poosje toch wel achter.
Vandaag is het vrijdag. Op vrijdagavond hebben ze altijd veel visite. Net als vroeger, voor de oorlog, vieren ze met heel veel mensen samen het begin van de sabbat*. Het is bijna net zo gezellig als vroeger, maar toch wel anders. Er wordt niet meer zoveel gelachen.
Die ouwe Jopie was een grapjas, zegt opa 's avonds. Als hij iemand voor de gek kon houden zou hij het niet laten.
Is die er nog?
Nee.
Tante Mietje kon prachtig zingen. Ze zat in een koor.
Is die er nog?
Nee.
Moeder laat een foto zien.
Deze foto is ook ondergedoken geweest, grapt ze.
Ach, zegt pappa. Kijk nou, oom Louis en tante Eva.
Jevgeni Petrov, Jean Rouaud, Emily Carr, Laurens Jan van der Post
De Russische schrijver Jevgeni Petrov werd geboren in Odessa op 13 december 1903. Petrov (pseudoniem voor Jevgeni Petrovitsj Katajev) was de zoon van een Russische geschiedenisleraar en een Oekraïense moeder . Hij studeerde in 1920 af aan het gymnasium in Odessa. In 1920 werd hij correspondent en verslaggever voor de Oekraïense Telegraafmaatschappij. Hij werkte verder in Odessa nog als detective bij de lokale politie. Aanvankelijk had hij weinig ambities om schrijver te worden, maar zijn broer, de schrijver en journalist Valentin Katajev moedigde hem aan om korte verhalen te gaan schrijven. Valentin vertrok in 1922 naar Moskou om daar bij het tijdschrift Goedok te gaan werken. In 1923 volgde Jevgeni zijn broer om eveneens te gaan schrijven voor Goedok waar hij Ilja Arnoldovitsj Fajnzilberg, beter bekend onder het pseudoniem Ilja Ilf ontmoette. Ilja Ilf en Jevgeni Petrov begonnen samen te werken en publiceerden in 1928 hun boek De Twaalf Stoelen dat een van de meest succesvolle boeken uit de Russische literaire geschiedenis werd. Vanaf dat tijdstip zijn de twee schrijvers bekend onder de naam van het duo Ilf en Petrov. Samen met Ilja Ilf reisde Petrov in 1933 en 1934 door Europa. In 1935 en 1936 trokken ze door de Verenigde Staten, hetgeen resulteerde in een nieuw boek, getiteld Amerika Éénhoog.
Uit:The 12 Chairs
Bender himself wasn't losing any time. Renting the meeting hall for 3 rubles, he hurried over to the local chess club, which, for some reason, was located in a corridor of the administration building of a stud farm.
At the chess club sat a one-eyed man, reading an old novel.
"Grandmaster O. Bender!" Ostap declared, taking a seat at the table. "I'm arranging a performance of simultaneous games."
"Just a moment, comrade grandmaster!" the one-eyed man shouted. "Sit down, please. I'll be right with you."
And the one-eyed man ran out. Ostap looked over the chess club office. Hanging on the walls were photographs of racehorses, and on the table was a dusty ledger book with the title "Achievements of the Vasiuki Chess Club in 1925".
The one-eyed man returned with a dozen citizens of various ages. They formed a line and, one by one, stepped up to greet the grandmaster, announcing their names and respectfully shaking his hand.
"I'm on my way to Kazan," Ostap said curtly. "And I'm having a simultaneous exhibition this evening. You should come. But right now, if you'll excuse me, I'm not really in shape for a game. I'm exhausted after the Carlsbad tournament."
The Vasiuki chess enthusiasts gazed at Ostap with childlike admiration. Ostap couldn't stop himself. He felt a rush of new strength and chess ideas.
"You won't believe," he said, "how far chess thought has progressed. You know, Lasker's using vulgar tactics. It's impossible to play with him. He blows cigar smoke on his opponents. And he purposely smokes cheap cigars so the smoke is more disgusting. The chess world is in an uproar."
Jevgeni Petrov (13 december 1903 - 2 juli 1942) Petrov (links) en Ilf (rechts)
De Franse schrijver Jean Rouaud werd geboren op 13 december 1952 in Campbon (Loire-Atlantique). Hij had baantjes in een bibliotheek en als krantenverkoper in een kiosk. In 1988 ontmoette hij Jérôme Lindon, de directeur van Éditions de Minuit. In 1990 verscheen zijn eerste roman Les champs d'honneur die hem onmiddellijk de Prix Goncourtopleverde.
Werk o.a.: Des Hommes illustres, 1993, Les très riches heures, 1997, La Désincarnation, 2001, Les Champs d'honneur, 2005, La fiancée juive, 2008.
Uit: Sur la scène comme au ciel (1999)
« Avec la jeunesse, je me suis toujours bien entendue. Surtout avec la jeunesse laborieuse, celle qui ne rechigne pas à se donner de la peine. C'est grâce à tous ces petits couples qui me faisaient confiance et que j'aidais à composer leur liste de mariage que j'ai tenu si longtemps mon commerce. Sinon, les vieux, au magasin, c'était un concert de plaintes : les verres qui se cassent, les assiettes pas assez creuses pour la soupe, les pensions trop maigres, les mouvements qu'on n'arrive plus à faire, la ceinture de sécurité, le ticket modérateur, les étrangers, le temps qui n'est plus comme avant et les jeunes qui ne savent plus s'amuser. Car bien sûr, eux, ils savent: thés dansants, soirées-loto, moissons à l'ancienne, visite de la criée avec départ en car à trois heures du matin, conférence sur la manière d'enseigner le macramé à ses petits-enfants. Dépêchez-vous de prendre votre retraite, me serinaient-ils, on vous réserve une place. Entendu, comptez sur moi. Dès que j'ai pu, je me suis éclipsée. Officiellement, la cessation de mon commerce était prévue pour le 30 juin. je suis morte le 25. J'espère n'avoir pas fait attendre le car pour la criée. Mais, la preuve que je n'invente rien, aussitôt qu'elles, les jeunes filles, avaient un moment de libre entre deux soins, elles venaient discuter avec moi, se confier, me demander conseil. Elles avaient repéré que je ne les dérangeais pas pour un oui ou pour un non, trop chaud ou pas assez, remonter l'oreiller, baisser le store, et le somnifère qui m'empêche de dormir, quand dautres, et de bien moins atteints, avaient le doigt crispé sur la sonnette, au point qu'ils oubliaient, le temps qu'elles arrivent, ce qui n'allait pas. Depuis la mort de mon mari, j'avais appris à me débrouiller seule, à ne rien demander. Quand on me voyait transporter mes colis, on s'étonnait que je refuse de l'aide, comme si on me suspectait d'être âpre au gain et de ne pas vouloir partager. Je répondais qu'il m'était bien plus pénible d'avoir à expliquer le travail quand le temps que l'autre comprenne j'en avais déjà terminé. Alors à quoi bon. Et puis c'était ma manière d'être libre. Ce qui exaspère toujours, cette manifestation d'indépendance. Là, si j'appelais, c'est que ma voisine était tombée de son lit ou que le flacon suspendu à la potence était sur le point de se vider. »
Jean Rouaud (Campbon. 13 december 1952)
De Canadeese schilderes en schrijfsterEmily Carr werd geboren in Victoria op 13 december 1871. Carr was sterk beïnvloed door het landschap en de culturen van Brits-Columbia en Alaska. Onder invloed van stijlen als postimpressionisme en de Les Fauves, was haar werk vreemd voor de mensen rond haar en bleef het grotendeels onbekend en onerkend door de grote kunstwereld voor vele jaren. Meer dan 10 jaar werkte ze als pottenbakker en andere beroepen en had ze haar artistieke carrière opgegeven. In de jaren 1920 kwam ze in contact met de Group of Seven (van Canadese landschapsschilders), die haar waardevolle contacten opleverde voor haar carrière. Over haar ervaringen met de volken van Brits-Columbia schreef ze het boek The Laughing One. Andere boeken waren The Book of Small,The House of all Sorts en Growing Pains, ...
Uit: The Book of Small
It happened many times, and it always happened just in that corner of the old garden.
When it was going to happen, the dance in your feet took you there without your doing anything about it.You danced through the flower garden and the vegetable garden till you came to the row of currant bushes, and then you danced down it.
Fist came the black currants with their strong wild smell.Then came the red currants hanging in bright tart clusters.On the very last bush in the row the currants were white.The white currants ripened first.The riper they got, the clearer they grew, till you could almost see right through them.You could see the tiny veins in their skins and the seeds and the juice.Each currant hung there like an almost-told secret.
Oh! you thought, if the currants were just a wee bit clearer, then perhaps you could see them living inside.
The white currant bush was the finish of the garden, and after it was a little spare place before you came to the fence.Nobody ever came there except to dump garden rubbish.
Bursting higgledy-piggledy up through the rubbish everywhere, grew a half-wild mauvy-pink flower.The leaves and the blossoms were not much to look at, because it poured every drop of its glory into its smell.When you went there the colour and the smell took you and wrapped you up in themselves.
The smell called the bees and the butterflies from ever so far.The white butterflies liked it best; there were millions of them flickering among the pink flowers, and the hum of the bees never stopped.
Emily Carr (13 december 1871 2 maart 1945)
Totem Walk at Sitka, schilderij van Emily Carr
De Engelstalige en van oorsprong Zuid-Afrikaanse schrijver en officier Laurens Jan van der Post werd geboren in Philippopolis op 13 december 1906. Van der Post maakte de Indonesische revolutie mee als kolonel van de Britse vredesmacht op Java. Nog in de laatste weken van zijn militaire missie zette hij in grote lijnen de geschiedenis van de ondergang van het 'onmetelijke Nederlandse koloniale rijk' op papier. Van der Post had door zijn Zuidafrikaanse afkomst een speciale band met de Nederlandse literatuur. Dankzij zijn oorspronkelijke tweetaligheid (thuis sprak hij zowel Engels als 'hoog-Nederlands') kon hij zich in het Nederlands met de Nederlanders verstaan, maar doorzag hij ook de motieven achter het halsstarrige Nederlandse beleid ten aanzien van Indonesië. Zijn bekendste roman is The Seed and the Sower, die gaat over zijn ervaringen als Japans krijgsgevangene tijdens de Tweede Wereldoorlog. Van der Post was ook een van de peetouders van de Britse kroonprins William.
Uit: The Seed and the Sower
The truth is that from an early age most people found my looks disturbing and many of them were strongly attracted to me on account of my appearance. This again is one of those things I say without pride or humility, without vanity or self-satisfaction. I have long since come to the diamond point of the tumult within myself where facts alone, and nothing but the facts, accurately observed and truly interpreted, can move me. I know that only facts can save me and I long passionately to be able, from the facts of my being, to forge a weapon strong enough to enable me to fight back against the power and pomp of unreality which is marching so boastfully against both me and the spirit of my time. But over this matter of my appearance if I do recognize any other emotion in myself it is one of subtle and pervasive distaste. Perhaps this sounds ungrateful to life which has conferred such favours on me? Yet the truth remains. Part of me strongly resented my looks and blamed them too for what became of me. We had a neighbour who was born a dwarf and, as a child, whenever I saw him I used to pity him and feel grateful that I had not been given his shape. Yet today I am not sure that I should not have envied him. I simply do not know which constitutes the greatest danger to the integrity of being: to attract or to repel; to incur the dislikes or likes of one's fellow men. The dwarf, after all, had only pity to fear and, men being what they are, that is never excessive. But I had their instant, magnetic liking for my enemy and before I knew where, or even who I was, I had become a prisoner of the effect I had on them. The dwarf was firmly shackled to his deformity. But I was shackled not so much to my good looks as to what people, after seeing me, first imagined and then through their imaginations compelled me to be. I know now that from my earliest age the effect that I had on those about me enticed me away from myself, drew me out of my own inner focus of being, and left me irrevocably committed to the role that my admirers and the obscure laws of their magnetic attraction automatically demanded of me.
Laurens Jan van der Post (13 december 1906 - 16 december 1996)
Kader Abdolah, Ahmad Shamlou, John Osborne, Shrinivási, Else Buschheuer,
De Iraanse schrijver Kader Abdolah (pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani) werd geboren in Arak op 12 december 1954. Sinds 1988 woont hij in Nederland. Kader Abdolah groeide op in een streek waar de islam streng werd nagevolgd. Omdat hij hoopte ooit zijn betovergrootvader Qhaem Megham Ferahni na te volgen en schrijver te worden, ging hij zich vanaf zijn twaalfde jaar verdiepen in de westerse literatuur. Daardoor raakte zijn interesse in de westerse samenleving gewekt.Aan de universiteit van Teheran studeerde hij natuurkunde. In die periode sloot hij zich aan bij een linkse partij die zich verzette tegen het bewind van de sjah en later tegen dat van de ayatollahs. Hij schreef voor een illegaal blad en publiceerde twee clandestiene verhalenbundels onder de naam Kader Abdolah. Deze naam nam hij aan als eerbetoon aan twee studiegenoten en door de overheid geëxecuteerde partijleden: Kader en Abdolah. Na zijn opleiding werkte hij als directeur van een emballagefabriek, en zette hij zijn politieke activiteiten voort. Deze activiteiten resulteerden er in dat hij in 1985 uit Iran moest vluchten.
Kader Abdolah maakte zich de Nederlandse taal eigen met behulp van onder meer de kinderboeken van Annie M.G. Schmidt en van Nederlandstalige poëzie. Worstelend met de taal begon hij zijn
verhalen in het Nederlands te schrijven. In 1993 debuteerde hij met de verhalenbundel De adelaars, die meteen bekroond werd met de belangrijke debutantenprijs Het Gouden Ezelsoor. Kader Abdolah schrijft wekelijks een column in de Volkskrant onder het pseudoniem Mirza.
Uit: De boodschapper
Als de avond viel en iedereen in de tenten gegeten had, werd het tijd voor nieuwe magische taferelen. Mensen vormden tientallen cirkels op de grond. Fakkels brandden, verse thee werd rondgebracht. De mensen die lekkernijen verkochten deelden verse zoetigheden uit en de pijpen werden aangestoken.
In één cirkel speelde men muziek, in een andere dansten mooie slavinnen. In een derde cirkel werden slangen en apen getoond, maar iets verderop, aan de stille kant van de karavanserai, filosofeerden de geleerden over hun nieuwe opvattingen over de wereld. Ook werd er gediscussieerd over de teksten van de Bijbel, de Thora en de Avesta van Zarathoestra. Dichters lazen hun laatste gedichten voor en sterrenkundigen tekenden het hemelgewelf naar hun nieuwe bevindingen in verschillende kleuren op de grond.
Als het aan Mohammad had gelegen, zou hij nooit meer naar huis zijn gegaan.
Nieuwsgierig luisterde hij naar de wetenschappers en de sterrenkundigen en hij discussieerde over de teksten van de oude profeten. Hij genoot van de poëzie van de dichters.
Eenmaal thuis kon hij rekenen op een paar dagen ruzie. Ghadidje riep: Waar was je, Mohammad? Heb je ons misschien niet meer nodig? Of ben je soms vergeten dat je toevallig ook nog een vrouw en kinderen hebt? Of denk je: dat bedrijf is toch niet van mij, dat is van de familie van mijn vrouw?'
Daarna keerde de stilte weer. Mohammad ging naar zijn werk en kwam op tijd naar huis, maar je merkte dat iets in hem veranderd was. Hij werd stiller en zijn ogen hadden meer diepte gekregen. Hij was mager geworden en je zag de groeven in zijn gezicht.
Mohammad, waar ben je mee bezig?' hoorde ik Ghadidje vaak tegen hem zeggen.
Kader Abdolah (Arak, 12 december 1954)
De Iraanse dichter, schrijver en journalist Ahmad Shamlou werd geboren op12 december 1925 in Teheran. Aan de basis van zijn gedichten stond de tradionele beeldtaal van dichters als Hafiz en Omar Khayyám. Shamlou vertaalde ook veel uit het Frans en het Duits. Verder schreef hij toneelstukken, verhalen en filmscenarios. Na de val van de regering Mosaddeq in 1953 moest hij onderduiken. Hij werd echter toch gearresteerd en zat 13 maanden lang gevangen. In 1977 verliet hij Iran uit protest tegen de repressie. Hij keerde na de revolutie van 1979 wel terug naar zijn land, maar bleef sceptisch over de nieuwe ontwikkelingen.
Mist
Mist has blanketed the desert, all over. The village lights are hidden. A warm wave pulsates through the desert arteries. the desert
weary tightlipped breathless slowly perspires from every pore in the delirium of the mist.
"- Mist has blanketed the desert," (says the passerby to himself). |"The village dogs are quiet." "Hidden in a dervish cloak of mist, I'll reach home." "Gol Ku doesn't know.
She will see me suddenly at the threshold, In her eye a tear, on her lips a smile,
She will say:
"Mist has blanketed the desert, all over I figured if the mist remained like this till day, Bold men would return from hiding places to dear ones."
Mist has blanketed the desert, all over. The village lights are hidden. A warm wave pulsates through the desert arteries. the desert
weary tightlipped breathless slowly perspires from every pore in the delirium of the mist.
I AM STILL THINKING OF THAT RAVEN
I am still thinking of that raven in the valleys of Yush: with the double rustle of its pair of black scissors it cut a slanting curve from the paper sky and through the dry croaking of its throat is said something to the nearby peak which the weary mountains bewildered under the full sun repeated for long in their rocky skulls. Sometimes I ask myself what a raven with its decisive final presence and its mournful persistent color may have to say to the aged mountains when at high noon it glides over the baked ocher of a wheat-field to soar atop a few aspens which these tired sleepy hermits repeat for long together at summer noontides.
HELENA. Time we end. [Allison nods] I'll just get my things together. I'll see you downstairs.
[EXIT. A slight pause]
JIMMY. [not looking at her, almost whispering] Doesn't it matter to you -- what people do to me? What are you trying to do to me? I've given you just everything. Doesn't it mean anything to you? [Her back stiffens. His axe-swinging bravado has vanished and his voice crumples in disabled rage] You Judas! You phlegm! She's taking you with her, and you're so bloody feeble, you'll let her do it!
[Allison suddenly takes hold of her cup and hurls it on the floor. He's drawn blood at last. She looks down at the pieces on the floor, and then at him. Then she crosses the room, takes out a dress on a hanger, and slips it on. As she is zipping up the side, she feels giddy, and she has to lean against the wardrobe for support. She closes her eyes.]
ALLISON. All I want is a little peace.
JIMMY. Peace! God! She wants peace! [hardly able to get his wrods out] My heart is so full, I feel ill -- and she wants peace! [She crosses to the bed to put on her shoes. Cliff gets up from the table and sits in the armchair. He picks up a paper and looks at that. Jimmy has recovered slightly, and manages to sound almost detached] I rage, and shout my head off, and everyone thinks, "poor chap!" or "what an objectionable young man!" But that girl there can twist your arm off with her silence. I've sat in this chair in the dark for hours. And, although she knows I'm feeling as I feel now, she's turned over and gone to sleep. One of us is crazy. One of us is mean and stupid and crazy. Which is it? Is it me? Is it me, standing here like an hysterical girl, hardly able to get my words out? Or is it her? Sitting there, putting on her shoes to go out with that -- [But inspiration has deserted him by now] Which is it? [Cliff is still looking down at his paper] I wish to heaven you'd try loving her, that's all. [Jimmy watches Allison look for her gloves] Perhaps, one day, you may want to come back. I shall wait for that day. I want to stand up in your tears, and splash about in them, and sing. I want to be there when you grovel. I want to be there, I want to watch it, I want the front seat. [Helena enters, carrying two prayer books] I want to see your face rubbed in the mud -- that's all I can hope for. There's nothing else I want any longer.
HELENA. [after a moment] There's a phone call for you.
JIMMY. [turning] Well, it can't be anything good, can it?
[He goes out]
John Osborne (12 december 1929 - 24 december 1994)
De Surinaamse dichter Shrinivási werd geboren op 12 december 1926 op de grond Vaderszorg, Kwatta, in het district Beneden-Suriname. Zie ook mijn blog van 12 december 2006.
Kathedraal
Ik wist dat deze handen
als eertijds
samengevouwen
tegen mijn voorhoofd
U zouden groeten
in een plechtige buiging
Wees gegroet
En dit kruis
in een onbegrijpelijk gebaar
mij zou ontlasten
bevrijden
van een onwelkome duisternis
en ik Uw voeten
kussen zou
wenende
Wees gegroet
Wanneer het licht
schrijft
in de ramen
als water ongrijpbaar
de namen
en ik met tranen in
mijn ogen
de Stad binnentreed
weet ik U hier.
En Gij
dat ik kwam
als Uw kind
in een eerbiedige buiging
Wees gegroet.
Beschrijf mij
Beschrijf mij
zegt zij zonder een woord
te spreken
de morgen van haar mond
doet mij de hemel open
de pijn ontvalt het hart
en licht licht speelt
uit al haar delen.
Ik hoor
met haar oren
de zon penselen
dit land in zijn aloude pracht
de zee ontspringt
zachtblauw de nacht
haar woorden
witter prevelend op de kusten.
De bergen blozen
omdat de zon
zo minzaam spreekt
en zie de wind
herneemt zijn lied
in al de bladeren.
Beschrijf mij zegt zij
zonder één woord te spreken
de leegte in mij
moest door haar open-
breken
gelijk na elke bui
een oude tak uitwast
het groen, waarvan
zelfs wolken spreken.
Shrinivási (Vaderszorg, Kwatta, 12 december 1926)
De Duitse schrijfster, jouraliste en televisiepresentatrice Else Buschheuer werd geboren op 12 december 1965 in Eilenburg in Sachsen. Zij groeide op als Sabine Knoll in de DDR. In 1984 liet zij officieel haar voornaam veranderen in Else (naar Else Lasker-Schüler). Zij studeerde na het gymnasium bibliotheekwetenschappen aan de Humboldt-Universität in Berlijn. Na de hereniging van Duitsland werkte Buschheuer als journaliste voor o.a. Der Tagesspiegel, Die Welt, die tageszeitung, Emma, Der Spiegel en Stern. In 2001 ging zij naar New York, waar zij tot 2005 bleef wonen. Haar internet dagboek over de aanslagen van 9/11werd druk gelezen. Tegenwwordig presenteert zij bij de Mitteldeutsche Rundfunk een filmmagazine. Haar eerste roman, Ruf! Mich! An!, publiceerde zij in 2000.
Uit:Venus (2005)
Es ist ein dampfend heißer Frühsommertag, als wir durch Manhattan fliegen, auf der Suche nach unserer Sommergeschichte. An der Upper East Side werden wir fündig. Durch ein riesiges blitzblank geputztes Fenster sehen wir eine nackte Frau stehen, reglos neben einem nackten Mann, dieser auch reglos, aber liegend, blutend, aus vielen Wunden, zwischen ihnen ein Messer.
Wir nähern uns der Wohnung, dem Zimmer, betrachten die beiden. Es ist nicht viel Ausdruck im Gesicht des Mannes, denn er ist ja tot. Das ist offenkundig, dass er tot ist, und jeder, der schon mal einen Toten gesehen hat, wird bestätigen, dass der Unterschied zwischen einem lebenden nackten Mann und einem toten nackten Mann derselbe ist wie zwischen einem Fisch im Wasser und einem Fisch in der Dose. Erloschen, entseelt, nichts als der Verwesung ausgesetztes Fleisch.
Auch im Gesicht der Frau ist nichts zu lesen, und das, obgleich sie lebt. Sie ist schön gewachsen, zweifelsohne, ausgestattet mit einem milchweißen Körper, an dessen Hals hektische Flecken wie Klatschmohn wachsen. Breitbeinig steht sie da, Füße nach außen, vor sich hin starrend,
nicht direkt zum Toten am Boden, eher hindurch, vorbei, woanders hin, dorthin, wo keiner ihrem Blick
folgen kann, wir jedenfalls nicht. Die Geburt der Venus fällt uns ein, und wir spüren brennenden Hunger auf die ganz große Tragödie.
Erst nach Minuten öffnet sich Venus Hand, spreizen sich spillerige Klavierfinger, als würden sie das Messer fallen lassen wollen, wenn es nicht schon am Boden läge. Sie läuft einige Schritte zum nächsten Zimmer, Staubflocken tanzen zwischen ihren nackten Füßen, als sie ihren etwas zu dünnen Körper über den Marmorfußboden balanciert, sie reckt ihren ohnehin etwas zu langen Hals, greift nach einem roten Büstenhalter, einer roten Unterhose, einem roten Sommerkleid, rot wie das Blut am Körper des Mannes, am Messer, auf dem Boden, das frische Blut, dessen metallener Geruch in der Luft hängt.
Susanna Tamaro, Beat Sterchi, Patrick O'Brian, Manès Sperber, Gustave Flaubert
De Italiaanse schrijfster Susanna Tamaro werd geboren in Triëst op 12 december 1957. In 1976 trok Susanna Tamaro naar Rome, waar zij nog steeds werkzaam is. Van beroep is zij regisseuse en draaide in die hoedanigheid voor de Italiaanse televisie meerdere documentaires. In 1990 werd ze door Federico Fellini ontdekt, nadat hij haar werk gelezen had (Per voce sola). Tamaro verwierf grote bekendheid met haar roman Va' dove ti porta il cuore (De stem van je hart) uit 1994.
Uit: Erhöre mein Flehen (Rispondimi,vertaald door Maja Pflug)
Das erste Zeichen war vielleicht das Fällen des Baumes. Du hattest mir nichts davon gesagt, diese Dinge gingen Kinder nichts an, und so fraß sich die Säge an einem Wintermorgen in die silbrig schimmernde Rinde, während ich in der Schule völlig teilnahmslos von den Vorzügen des kleinsten gemeinsamen Nenners hörte; während ich auf dem Weg zur Pause den Flur entlangschlurfte, rieselte das Leben des Baums in winzigen Spänen den Ameisen auf den Kopf wie Schnee. Das Ausmaß der Verwüstung traf mich, als ich von der Schule nach Hause kam. Auf dem Rasen klaffte dort, wo der Nussbaum gestanden hatte, ein schwarzer Schlund, der schon in drei Teile zersägte und von seinen Ästen befreite Stamm lag daneben, und ein Mann mit blaurotem Gesicht gab sich inmitten schmutziger Dieselabgase alle Mühe, die Wurzeln auszureißen, indem er mit den großen Zähnen eines Baggers daran zerrte; die Maschine knurrte und fauchte zwischen den Flüchen des Arbeiters, rollte rückwärts, stockte: Die verdammten Wurzeln wollten die Erde nicht loslassen, sie klammerten sich hartnäckig fest, tiefer als vorhergesehen. Mein Baum - der Baum, mit dem ich aufgewachsen war und der mich, davon war ich überzeugt, bis ins Alter begleiten sollte, der Baum, unter dem ich meine Kinder aufziehen wollte - war gefällt worden. Sein Sturz hatte sehr vieles mitgerissen: meinen Schlaf, meine Fröhlichkeit, meine scheinbare Unbekümmertheit. Das Krachen seines Aufpralls, eine Explosion; ein Vorher, ein Nachher; ein verändertes Licht, eine Dunkelheit unterschiedlicher Ausprägung. Dunkelheit des Tages, Dunkelheit der Nacht, Dunkelheit mitten im Sommer. Und aus der Dunkelheit entsteht eine Gewissheit: Schmerz ist der Sumpf, durch den ich waten muss.
Susanna Tamaro (Triëst, 12 december 1957)
De Zwitserse schrijver Beat Sterchi werd geboren in Bern op 12 december 1949. Hij volgde een opleiding tot slager en emigreerde in 1970 naar Canada, waar hij verschillende beroepen uitoefende en een avondopleiding deed. Daarna studeerde hij Engels aan de University of British Columbia bij Vancouver. In 1975 ging hij naar Honduras, waar hij werkte als leraar Engels en de eerste gedichten in het Engels en het Duits schreef. Van 1984 tot 1994 leefde Sterchi als zelfstandig schrijver in een Spaans dorp in de buurt van Valencia. Tegenwoordig woont hij in Bern.
Uit: Die Glasfrau und andere merkwürdige Geschichten
"Es war einmal ein Mann, der hiess Ernest Charron, und er war vor fünfzig Jahren in diese Stadt gekommen, in der man das zweite e in seinem Vornamen vergass. In den letzten Jahren sagten die Leute, die Ernest noch kannten: "Der scharro macht's nicht mehr lange, dem blättert die Haut von den Knochen, wie das Gebrabbel von seinem Kinn tropft." Aber Ernest dachte nicht daran, es noch kürzer oder länger zu machen - er machte es einfach, fand jedoch auch, dass seine Aussprache nicht so nass sein müsste, wie sie war; daran hatten, vermutete Ernest, einige Zahnärzte, die zum Teil schon tot waren, ihre Schuld. Es war Sonntag, und an Sonntagen stand Ernest zwei Stunden später auf als an Werktagen, das hatte er sich mit den Jahren so angewöhnt, denn auch die "Harmonie", seine Stammbeiz, öffnete sonntags erst um zwei. Ernest kramte ein bisschen in seiner grauen Wohnung herum und band sich eine Krawatte um. Seit zehn Jahren war es dieselbe Krawatte, sie glänzte an einigen Stellen ein bisschen zu schwarz, und an einigen Stellen war sie ein bisschen zu matt, aber für Ernest war es eine Krawatte, und wenn er sie umband, war es Sonntag."
Beat Sterchi (Bern, 12 december 1949)
De Engelse schrijverPatrick OBrian werd geboren op 12 december 1914 in Chalfont St. Peter, Buckinghamshire. Nadat hiet hem tijdens WO II niet lukte bij de RAF te komen, werkte hij als geheim agent. Na de oorkog vestigde hij zich eerst in Wales, later in Collioure in het zuiden van Frankrijk.
Voordat hij aan zijn 20 (21)delige serie rond Jack Aubrey begon had hij al vele titels op zijn naam staan en was ook een begaafd vertaler (vanuit het Frans). Maar verkopen deed zijn eigen werk niet echt. Ook zijn zeeverhalen (de serie was hij begonnen op verzoek van zijn uitgever) liepen niet echt geweldig, maar genoeg om van te leven. Pas toen Geoff Hunt, in de jaren '90 de omslagen ging verzorgen vlogen de boeken de winkels uit en werd hij op zijn oude dag een bestseller auteur.
Uit: Blue At The Mizzen
Jack Aubrey was a taut captain: he had been brought up by commanders who looked upon exact discipline and exact gunfire as of equal importance in a man-of-war, but on this occasion he know that he had nothing whatsoever to say; and speaking privately to his first lieutenant he observed, 'Mr. Harding, when things are a little calmer, let us weigh and proceed south-west by west with all the sail she can bear. If any King's ship hails or signals you will reply carrying dispatches and pursue your course, touching neither sheet nor brace.'
'South-west by west it is, sir: and carrying dispatches,' said Harding, and Jack, steadying Stephen by the elbowthe frigate was pitching quite violently by nowguided him to the great cabin, where they sat at their ease on the cushioned stern-lockers that ran across the ship under the elegant, remarkably elegant sash-lights that gave on to the sea.
'I am afraid it is going to turn out a truly dirty night,' said Jack. He stood up and in his sure-footed seaman's way walked over to his barometer. 'Yes,' he said. 'Dirtier than I had thought.' He came back and gazed out at the darkness, full of rain and flying water from the ship's bow-wave, more and more as she increased her way. 'But, however,' he went on, 'I am most heartily glad to be at sea. At one time I thought it could never be done . . . indeed, without Queenie and Lord Keith it never would have been done.' The sternlanterns were now lighting up the frigate's wakeexceptionally broad, white and agitate for a ship with such fine linesbut in spite of the brilliance just aft he could still clearly make out the distant red glow above Gibraltar, where they were still keeping it up in spite of the wind and the rain.
Patrick OBrian (12 december 1914 2 januari 2000)
De Oostenrijks - Franse schrijver, essayist en psycholoog Manès Sperber werd geboren in Zabłotów, Galicië. In 1916 vluchtte zijn familie naar Wenen, waar hij later Alfred Adler leerde kennen. In 1927 verhuisde Sperber naar Berlijn en werd hij lid van de communistische partij. Toen Hitler aan de macht kwam werd hij gearresteerd, maar weer vrijgelaten, omdat hij op dat moment Pools staatsburger was. Hij trok naar Parijs en werkte voor de Internationale, maar verliet de partij in 1938 vanwege de Stalinistische zuiveringen. In zijn werk begon hij zich bezig te houden met het totalitarisme en het individu in de maatschappij. (Zur Analyse der Tyrannis). Sperber schreef ook de romantrilogie Als een traan in de oceaan en een autobiografische trilogie.
Uit: Portrait d'Arthur Koestler
Les yeux fermés, cette figure d'adolescent exprime naïvement la sensualité déçue ou satisfaite; les yeux ouverts, la curiosité, la soif de savoir tout ce qui se cache sous le masque du connu, derrière la partie avouée de la réalité. Depuis les quelques 25 ans que je connais Arthur Koestler, son physique a peu changé. Pourtant, ce quart de siècle a été pour lui bien rempli: il était avec la gauche vaincue en Allemagne, avec les paysans mourants de faim en Ukraine, avec l'émigration militante en France, avec les républicains en Espagne, dans la cellule du condamné à mort à Malaga et à Séville, dans le camp du Vernet, dans la Légion étrangère en Afrique, pendant les grands bombardements dans une prison de Londres, dans l'armée anglaise, en Palestine avec les premiers terroristes sionistes et, plus tard, pendant la guerre judéo-arabe, avec les premières unités de l'armée israélienne.
Quand je l'ai rencontré pour la première fois, c'était un jeune dandy, un journaliste qui venait de faire une carrière vertigineuse. Peu d'années après, à Paris, en 1934, ses préoccupations les plus urgentes étaient: détruire le fascisme, transformer l'univers par la révolution prolétarienne, apprendre à se supporter soi-même et ses camarades, et en attendant, trouver les 10 francs, disons les 5 francs, pour se payer un café-crème, deux petits pains, quelques cigarettes et le billet du train de banlieue qui devait le ramener au grenier où il dormait. Il préparait une série d'articles pour le Parti. L'Intransigeant les publia sous le titre "L'Allemagne souterraine". Nous n'étions pas mesquins - il est possible, même probable, que ces jours-là l'on ait donné au camarade Arthur les moyens de s'acheter en plus de quelques croissants un paquet de celtiques. C'était presque de trop, car la seule chose qu'il voulait, lui, c'était d'être utile à la cause, se dévouer entièrement. C'est pourquoi on l'envoya bientôt en Sarre pour qu'il tente quelque chose d'impossible. Et pour qu'il ne perde pas l'habitude d'assister à nos défaites avant qu'elles ne soient pas nommées triomphes: triomphes dialectiques.
Drôle de garçon: il semblait s'accommoder de tout, sauf de ces métamorphoses par l'encre d'imprimerie, de cette transsubstantation du sang inutilement versé. Il devint de plus en plus incapable de contribuer au mensonge organisé au nom de la vérité, de la cause.
Manès Sperber (12 december 1905 5 februari 1984)
Sur une montagne. A l'horizon, le désert ; à droite, la cabane de Saint-Antoine, avec un banc devant sa porte ; à gauche, une petite chapelle de forme ovale. Une lampe est accrochée au-dessus d'une image de la Sainte Vierge ; par terre, devant la cabane, des corbeilles en feuilles de palmiers.
Dans une crevasse de la roche, le cochon de l'ermite dort à l'ombre.
Antoine est seul, assis sur le banc, occupé à faire ses paniers ; il lève la tête et regarde vaguement le soleil qui se couche.
Antoine.
Assez travaillé comme cela. Prions !
Il se dirige vers la chapelle.
Tout à l'heure ces lianes tranchantes m'ont coupé les mains. Quand l'ombre de la croix aura atteint cette pierre, j'allumerai la lampe et je commencerai mes oraisons.
Il se promène de long en large, doucement, les bras pendants.
Le ciel est rouge, le gypaète tournoie, les palmiers frissonnent ; sur la crotte de porc voilà les scarabées qui se traînent ; l'ibis a fermé son bec pointu et la cigogne blanche, au sommet des obélisques, commence à s'endormir la tête passée sous son aile ; la lune va se lever.
Demain le soleil reviendra, puis il se couchera, et toujours ainsi ! Toujours !
Moi, je me réveillerai, je prierai, j'achèverai ces corbeilles que je donne à des pasteurs chaque mois pour qu'ils m'apportent du pain ; ce pain, je le mangerai ; l'eau qui est dans cette cruche, je la boirai ; ensuite je prierai, je jeûnerai, je recommencerai mes prières, et toujours ainsi ! Toujours !
Oh ! Mon Dieu ! Les fleuves s'ennuient-ils à laisser couler leurs ondes ? La mer se fatigue-t-elle à battre ses rivages ? Et les arbres, quand ils se tordent dans les grands vents, n'ont-ils pas des envies de partir avec les oiseaux qui rasent leurs sommets ?
Il regarde l'ombre de la croix.
Encore la largeur de deux sandales, et ce sera le moment de la prière. Il le faut ! ... Mais pourquoi, dès que j'ai quitté le travail, ne commencerais-je pas mes exercices ?
Une tortue s'avance entre les rochers.
Gustave Flaubert (12 december 1821 8 mei 1880) Parijs Jardin Du Luxembourg: GustaveFlaubert
The first light of dawn peered over the eastern horizon that morning in the month of Bashans, more than four thousand years ago. The high priest of the temple of the god Sothis gazed at the vast expanse of sky with tired eyes, for he had not slept the whole night.
Finding the object of his surveillance, his eyes lit upon Sirius, the auspicious star, its light twinkling in the heart of the firmament. His face glowed with jubilation and his heart quivered with joy. He prostrated himself on the hallowed floor of the temple and gave thanks, crying out at the top of his voice that the image of the god Sothis had appeared in the heavens, announcing to the inhabitants of the valley the glad tidings of the sacred River Nile's inundation. It was a message from His merciful and compassionate hands. The beautiful voice of the high priest woke the sleeping populace and they rose joyfully from their beds. They turned their faces to the sky until their eyes fixed upon the sacred star, and they repeated the incantation of the priest, their hearts awash with gratitude and delight. They left their houses and hurried to the bank of the Nile to witness the first ripples, bearers of bounty and good fortune. The voice of the priest of Sothis resounded through Egypt's still air, announcing the good news to the South: "Come celebrate the holy festival of the Nile!" And they tied up their belongings and set off, great and humble alike, from Thebes and Memphis, Harmunet and Sout and Khamunu, all heading for the capital Abu, in chariots speeding down the valley and boats plowing the billows.
Abu was the capital of Egypt. Its lofty structures were set upon huge slabs of granite, and the sand dunes in between them, long since tamed by the wondrous silt of the Nile, were awash with greenness and fertility. Acacia and doum trees grew there, as well as date palms and mulberries, and the fields were planted with herbs and vegetables and clover. There were vines in abundance and pastures and gardens watered by bubbling streams where flocks grazed. Pigeons and doves circled in the sky. The scent of flowers drifted on the fresh breeze and the chirping of nightingales mingled harmoniously with the songs of myriad birds.
Naguib Mahfouz (11 december 1911 30 augustus 2006)
De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Ludwig Laher werd geboren op 11 december 1955 in Linz. Hij studeerde germanistiek, Engels en klassieke talen in Salzburg en werkte daarna in dezelfde plaats als leraar aan een gymnasium. In 1993 vestigde hij zich in St. Pantaleon en sinds 1998 werkt hij als zelfstandig schrijver. Laher publiceert gedichten, essays, romans,vertalingen, wetenschappelijk werk, hoorspelen en draaiboeken. Hij ontving diverse literaire prijzen.
Uit: Aufgeklappt
Während sich der Freier mit verzweifelter Vehemenz abarbeitet, transferiert der Dichter in ihm das sich anbahnende Desaster geschickt in die beliebte Form des zotigen, umgangssprachlichen Schnaderhüpfels, und der populäre Vortragskünstler Ferdinand Sauter, dem nachgesagt wird, dass er überhaupt keinen Genierer kennt, nimmt den Vierzeiler, da bin ich mir ziemlich sicher, mit entsprechender musikalischer Untermalung selbstverständlich ins Vorstadtwirtshausprogramm auf:
Ich stoß alleweil zua / Und mir kommt nit die Natur / Und jetzt glaub ich schon bald / I bin selber a Hur. Brüllendes Gelächter, Schenkelklopfen, Prost. Noch ein unterspicktes, aber grad so ein scharfes! Man kennt das. Während du schon nachlegst, will ich mich, wenn's gestattet ist, lieber Ferdinand, allerdings doch ein paar Augenblicke länger bei diesem nur an der Oberfläche wenig ergiebigen Text aufhalten, der, hingekritzelt auf die Rückseite eines leeren Versicherungspolizzenformulars, auf verschlungenen Wegen in die Handschriftensammlung des Wiener Rathauses Eingang gefunden hat.
Sauter muß also an die vierzig Jahre oder älter sein. Wie so oft bei ihm geht es nur vordergründig um einen seichten pornographischen Gspaß, und ich traue ihm zu, dass er sich der Schärfe solch unverstellter Gedankensplitter in allen Facetten durchaus bewusst ist, dass er die Schnittwunden in Kauf nimmt und sich trotzdem neben den anderen Kleidungsstücken erneut das enge Biedermeierkorsett auszieht. Es geht wieder einmal um nichts weniger als ums Eingemachte tradierter Selbstdefinition des Mannes.
Ludwig Laher (Linz, 11 december 1955)
De Italiaanse schrijver.Andrea De Carlo werd geboren in Milaan op 11 december 1952. De Carlo groeide op in Milaan. Zijn haat tegen de Noord-Italiaanse stad werd later een terugkerend thema in zijn boeken. Als twintiger woonde hij in de Verenigde Staten en Australië, waar hij onder meer de kost verdiende als leraar Italiaans. Na terugkeer in Italië vestigde hij zich in de buurt van de stad Urbino. Korte tijd later werd zijn eerste roman gepubliceerd: Treno di Panna.Naast het schrijven van boeken componeerde De Carlo muziek en was hij betrokken bij het maken van films. Hij regisseerde de documentaire Le facce di Fellini. De boeken van De Carlo zijn in verschillende talen vertaald, onder meer in het Engels, Nederlands en Duits.
Uit:Das Meer der Wahrheit(Mare delle verità, vertaald door Maja Pflug)
Am Morgen des 24. November lagen draußen mindestens vierzig Zentimeter Schnee, und mein Bruder rief an, um mir zu sagen, dass unser Vater gestorben war.
Nach dem Aufwachen hatte ich die Fensterblenden geöΣnet und eine Weile das Weiß betrachtet, das Bäume und Felder und ferne Häuser einförmig zudeckte bis zum Horizont, wo die welligen Hügel mit dem sehr hellen Grau des Himmels verschwammen. Ich hatte der Stille gelauscht, tief die eisige Lu∫ eingesogen, Atemwölkchen ausgestoßen. Einige Schneeflocken hatten sich mir auf Stirn, Brust und
Hände gelegt, die Kälte war über meine nackte Haut gestrichen.
Zwar schneit es hier in der Gegend zu häu⁄g, als dass man das gleiche Gefühl von Verzauberung wie in der Kindheit emp⁄nden könnte, dennoch fasziniert es mich jedes Mal, wie die Geräusche gedämpfter und die Entfernungen länger werden, wie dürres Holz, Dornengestrüpp, Steine, Löcher und Risse im Boden unter der weißen Oberfläche verschwinden und die Illusion einer einheitlichen Landschaft erwecken. Ich wusste, dass das Staunen über die Verwandlung nicht lange anhalten und schon bald etliche praktische Schwierigkeiten auftauchen würden, doch in den ersten Minuten ließ ich mich verzaubern, während ich mehrere Schichten Baumwolle und Wolle übereinander anzog.
In der Küche hatte ich Tee aufgesetzt und Haferbrei zubereitet, hatte Knie- und Armbeugen gemacht, um mich aufzuwärmen. Beim Frühstück hatte ich in einem Aufsatz über Ozeanströmungen geblättert, den ich brauchte, weil ich an einem Buch über das Überleben aufoffenem Meer nach einem Schiffbruch schrieb. Dann hatte ich prüfend das Telefon abgehoben, und es war absolut stumm. Ich hatte es nicht anders erwartet, denn die Leitungen laufen ein paar Kilometer lang durch einen Wald, ein Gewitter oder ein Windstoß oder eben Schnee genügt, damit die Verbindung ausfällt. Es dauert jedes Mal tagelang, bis jemand kommt und sie repariert, vorausgesetzt, man hat die Geduld, mehrmals täglich die Störungsstelle anzurufen und zu mahnen.
In a letter to Gorky on September 15, 1919 -- which we have already cited - Vladimir Ilyich Lenin replied to Gorky's attempts to intercede in the arrests of members of the intelligentsia, among them, evidently, some of the defendants in this trial, and, commenting on the bulk of the Russian intelligentsia of those years (the "close-to-the-Cadets-intelligentsia"), he wrote: "In actual fact they are not [the nation's] brains, but shit." On another occasion he said to Gorky: "If we break too many pots, it will be its [the intelligentsia's] fault." If the intelligentsia wants justice, why doesn't it come over to us? "I've gotten one bullet from the intelligentsia myself." (In other words, from Kaplan.)
On the basis of these feelings, he expressed his mistrust and hostility toward the intelligentsia: rotten-liberal; "pious"; "the slovenliness so customary among 'educated' people"; he believed the intelligentsia was always shortsighted, that it had betrayed the cause of the workers. (But when had the intelligentsia ever sworn loyalty to the cause of the workers, the dictatorship of the workers?)
This mockery of the intelligentsia, this contempt for the intelligentsia, was subsequently adopted with enthusiasm by the publicists and newspapers of the twenties and was absorbed into the current of day-to-day life. And in the end, the members of the intelligentsia accepted it too, cursing their eternal thoughtlessness, their eternal duality, their eternal spinelessness, and their hopeless lagging behind the times.
And this was just! The voice of the accusing power, echoed and re-echoed beneath the vaults of the Verkhtrib, returning us to the defendants' bench.
Aleksandr Solzjenitsyn (11 december 1918 3 augustus 2008)
J'ai cru, pendant trois ans, te vaincre et te maudire,
Et toi, les yeux en pleurs, avec ton doux sourire,
Au chevet de mon lit, te voilà revenu.
Eh bien, deux mots de toi m'ont fait le roi du monde,
Mets la main sur mon coeur, sa blessure est profonde ;
Élargis-la, bel ange, et qu'il en soit brisé !
Jamais amant aimé, mourant sur sa maîtresse,
N'a sur des yeux plus noirs bu la céleste ivresse,
Nul sur un plus beau front ne t'a jamais baisé !
Jamais
Jamais, avez-vous dit, tandis qu'autour de nous
Résonnait de Schubert la plaintive musique ;
Jamais, avez-vous dit, tandis que, malgré vous,
Brillait de vos grands yeux l'azur mélancolique.
Jamais, répétiez-vous, pâle et d'un air si doux
Qu'on eût cru voir sourire une médaille antique.
Mais des trésors secrets l'instinct fier et pudique
Vous couvrit de rougeur, comme un voile jaloux.
Quel mot vous prononcez, marquise, et quel dommage !
Hélas ! je ne voyais ni ce charmant visage,
Ni ce divin sourire, en vous parlant d'aimer.
Vos yeux bleus sont moins doux que votre âme n'est belle.
Même en les regardant, je ne regrettais qu'elle,
Et de voir dans sa fleur un tel coeur se fermer.
Alfred de Musset (11 december 1810 -2 mei 1857)
De Franse schrijver, politiek filosoof en journalist Alain de Benoist werd geboren in Saint-Symphorien op 11 december 1943. Na zijn opleiding aan het lyceum werd hij politiek journalist voor het maandblad Lectures françaises. In 1961 kwam hij in contact met Amaury de Chaunac-Lanzac (bekender onder zijn pseudoniem François d'Orcival) en aanhanger van de FEN. (Fédération des étudiants nationalistes) In 1962 neemt hij het secretariaat op zich van het FEN-blad Cahiers universitaires, waarin hij zijn eerste filosofische overdenkingen publiceert. Niet lang daarna kWAM hij in contact met Dominique Venner en met de personen die later Europe-Action zouden oprichten, waarbij hij zich direct aansloot. In zijn eerste boeken - Salan devant l'opinion en Le courage est leur patrie, gepubliceerd respectievelijk in 1963 en 1965, nam hij het op voor een Frans Algerije en voor de OAS.
Door de bekroning van zijn bloemlezing Vu de droite (1977) door de Académie française met een Prix de l'Académie française voor essays in 1978, raakte zijn werk bekend bij het grote publiek.
In 1986 publiceerde hij Europe, Tiers monde, même combat : décoloniser jusqu'au bout! - vertaald: "Europa, Derde Wereld, zelfde strijd: dekoloniseren tot op de bodem". Hierin neemt hij een standpunt in dat tegengesteld is aan de traditionele strijdpunten van extreemrechts: er is een alliantie mogelijk tussen anti-imperialisten en hen die vechten voor autonomie van de volkeren van de Derde Wereld.
Uit: Psychologie du Conspirationisme
« On suppose ici connus les traits généraux des théories conspirationnistes ou
théories du complot (all. Verschwörungstheorien, angl. conspiracy theories). Il s'agit de ces théories qui interprètent des pans entiers de l'histoire et singulièrement de l'histoire contemporaine , voire la totalité de l'histoire humaine, comme le résultat de l'intervention de « forces obscures » agissant de façon souterraine pour parvenir à des fins inavouables. La conspiration revêt en général une forme hiérarchique, pyramidale, séparant les manipulés inconscients, les complices actifs et les manipulateurs eux-mêmes. Elle s'emploie à « dominer le monde », c'est-à-dire à contrôler la vie politique, l'activité économique et le tissu social. Elle dispose pour ce faire de relais privilégiés. Elle emploie tous les moyens, y compris les plus
méprisables et les plus odieux, pour substituer aux pouvoirs établis, visibles, l'autorité d'un pouvoir supérieur, occulte, dénué de toute légitimité.
Certaines théories conspirationnistes s'abstiennent de désigner explicitement les responsables de la conspiration et se contentent, par exemple, de parler de « grands initiés », de « courants gnostiques » ou de « supérieurs inconnus ». La plupart, cependant, attribuent la responsabilité du complot à des collectivités ou des catégories de personnes identifiables, soit qu'elles prêtent à des organisations ou des sociétés secrètes existant réellement des ambitions et des pouvoirs démesurés, soit qu'elles postulent la réunion de telle ou telle catégorie de personnes en associations « invisibles » ayant pour but la mise en oeuvre du complot. Tel est le cas des théories bien connues sur le « complot maçonnique » ou encore des théories qui se sont appuyées sur les Monita secreta attribués aux jésuites et sur les
prétendus Protocoles des sages de Sion. Ces théories se combinent d'ailleurs fréquemment entre elles, comme le montre le thème du « complot judéomaçonnique », qui fait de la franc-maçonnerie une « invention juive » destinée aux non-Juifs : la maçonnerie, société secrète, mais visible, se trouve ainsi ramenée à une organisation invisible censée la contrôler.
Alain de Benoist (Saint-Symphorien, 11 december 1943)
Ernst van Altena, Janko Ferk, Paul Kornfeld, Christian Grabbe, Maximilian von Schenkendorf
DeNederlandse dichter, schrijver en vertaler Ernst van Altena werd geboren in Amsterdam op 11 december 1933.Van Altena groeide op in Amsterdam in een sociaal-democratisch milieu. Na de HBS en diverse korte betrekkingen (van kantoormedewerker tot filmassistent) werd hij in 1955 reclametekstschrijver. Vanuit zijn reclameberoep ging hij al gauw radiocabaretteksten maken en daarna ging hij steeds meer theaterteksten en letterkundige teksten schrijven en vertalen. Hij zat enige jaren in het bestuur van de Vereniging voor Letterkundigen, het Fonds voor de letteren, en diverse andere belangenverenigingen voor schrijvers en vertalers. Naast dit alles heeft hij verscheidene radio- en televisieprogramma's gemaakt waarin poëzie en chansons centraal stonden. In 1965 ontving hij de Martinus Nijhoffprijs voor de vertaling van het werk van François Villon. Verder heeft hij vrijwel alle chansons van Jacques Brel vertaald.Ook vertaalde van Altena werk van andere chansonniers, waaronder Georges Brassens, Barbara, Guy Béart, Gilbert Bécaud, Jean Ferrat, Charles Aznavour, Boris Vian en Anne Sylvestre. Voorts toneelstukken van diverse toneelteksten van o.a. Edward Albee, Molière en George Bernard Shaw.In 1994 ontving hij de Hiëronymusprijs voor zijn vertaalwerk.
Ballade om genade
Aan bedelbroeder en devoot Karthuizer monnik, celestijn Aan luibuis en aan lammepoot Aan dienstertjes in bombazijn En lieve liefjes in satijn Aan labbekakken die verguld Maar onbekwaam in liefde zijn Smeek ik genade voor mijn schuld
Aan meisjes, die met borsten bloot Op jacht zijn naar een rijke buit Aan kramers, beed'lend voor hun brood Aan muitemaker en schavuit Aan elke zot die met gefluit Zijn maag en onze oren vult Aan schandknaap en soldatenbruid Smeek ik genade voor mijn schuld
Maar geen genade van de hond Die mij zo snood en boos verried Die maakte dat mijn maal bestond Uit drek en water, anders niet Een wind is al wat ik hem bied Zo is mijn hart van haat vervuld Maar ter voorkoming van verdriet Smeek ik genade voor mijn schuld
Heer, sla hem alle ribben in Ram hem met mokers op zijn bult Op deze wijs, in deze zin Smeek ik genade voor mijn schuld
Ernst van Altena (11 december 1933 14 juni 1999) Boekomslag (geen portret beschikbaar)
De Oostenrijkse dichter, schrijver en rechter Janko Ferk werd geboren op 11 december 1958 in Sankt Kanzian am Klopeiner See, Kärnten. Hij studeerde rechten in Wenen. Ferk is rechter bij het Landesgericht Klagenfurt en doceert ook rechts- en staatsfilosofie en ethiek aan de universiteit daar.
Daarnaast publiceert hij als schrijver, criticusen vertaler.
Uit: Kafka und andere verdammt gute Schriftsteller
Nur für eine erfahrene Dichterin wie Marie-Thérèse Kerschbaumer ist es ratsam, sich in einer Textsorte zu beweisen, für die vor rund achtzig Jahren Rainer Maria Rilke den Maßstab gesetzt hat. Kein Zweifel, Kerschbaumer besteht auf ihre Art, wobei aus manchem Vers aus der Ferne das Echo eines Echos von einem Hölderlin-Gedicht dringt. "Noch ist Musik und der Engel Gesang."
Kerschbaumers Sympathie für das Altgriechische ist bekannt wie ihr ausgeprägtes lateinisches Formgefühl und ihr Stilsinn. Ihr Grundvertrauen in die Poesie besagt, dass deren Sprache sich von der profanen abheben sollte. Ihre Verse sind, wie Julian Schutting im Nachwort feststellt, erhaben, feierlich, "Gespräche mit Engeln, monologisch-meditative Gebete", sie sind, wie er überraschenderweise meint, "die Allüren einer Seherin".
Janko Ferk (Sankt Kanzian, 11 december 1958)
De Duitse schrijver Paul Kornfeld werd geboren op 11 december 1889 in Praag. Zijn voorouders waren rabijnen en talmoedgeleerden. Kornfeld bezocht het gymnasium en studeerde later aan de Karel Ferdinand universiteit. Medestudenten waren o.a. Franz Werfel, Hans Janowitz en Willy Haas. Als ontmoetingsplek diende vaak het koffiehuis Arco, waar ook Max Brod, Franz Kafka, Egon Erwin Kisch, Franz Werfel e.a. vaak kwamen. In 1925 ging Kornfeld voor Max Reinhardt in Berlijn werken en in 1927 voor het Landestheater in Darmstadt. In december 1932 keerde hij naar Praag terug. Vanwege het opkomende nazisme wilde hij niet meer naar Duitsland terug. Bovendien had hij van zijn uitgever het aanbod gekregen een roman te schrijven, waar hij tot aan het eind van zijn leven aan bleef werken. Op 31 oktober 1942 werd hij door de SS gearresteerd. Hij kwam terecht in Polen in het ghetto Litzmannstadt (Łódź), waar hij begin 1943 werd vermoord.
Uit:Legende
Die Wolken waren verflogen, die Landschaft war erhellt. Wladislav war durch die Wälder gegangen, und nun ins freie Land tretend, setzte er sich ermüdet auf einen der Pflöcke, die, frisch in die Erde gerammt, ohne daß er es wußte, sein neues Besitztum begrenzten. Aus starrem Nachdenken erwachend, hörte er Lärm, wandte sich nach dem Hofe und sah einen Zug von Wagen, Menschen und Tieren sich ihm nähern. Er blieb sitzen und ließ ihn an sich vorbeigehen, überhörte alle Zurufe und starrte nur wortlos auf diese Völkerwanderung: eine Schafherde, Pflüge, Ochsen, Pferde, dann viele Wagen, beladen mit allem Hausrat und Feldgerät, Frauen, Körbe und Eimer tragend, Karren, von Männern geschleppt oder geschoben, und wieder Wagen mit Geschirr und Krügen, Frauen mit Kleidern, Männer mit Sätteln auf den Schultern und wieder brüllendes Vieh und knarrende Wagen. Alles wurde an seiner Stelle untergebracht. Fehlte etwas irgendwo, war es bald in Ordnung gestellt. Am Abend war das Haus bereit zu Wladislavs Empfang. Zwölf Mädchen traten vor, um ihn mit Tanz zu feiern, zwölf Männer sangen einen Chor. Wladislav blieb unbewegt. Dann waren alle verschwunden.
Paul Kornfeld (11 dezember 1889 - januari 1943)
De Duitse toneelschrijver Christian Dietrich Grabbe werd geboren in Detmold op 11 december 1801. Ludwig Tieck moedigde hem aan acteur te worden, en hij solliciteert dan ook bij diverse theaters, onder andere te Braunschweig en Hannover. Wanneer al zijn pogingen mislukken, keert Grabbe berooid en verbitterd terug naar Detmold. Plotseling legt hij in 1824 echter alsnog zijn examen af en wordt ambtenaar bij de militaire rechtbank. Hij zal het slechts een paar jaar, tot 1834, volhouden, ofschoon hij tot luitenant wordt bevorderd, en Grabbe vult zijn dagen met lezen; hij verwerkt geschiedenisboeken over Napoleon en werpt zich op Shakespeare. Wanneer Kettembeil hem in 1827 voorstelt, zijn werken voor hem te publiceren, oogst Grabbe meteen succes met Herzog Theodor von Gothland: Zijn cynisme voert hij datzelfde jaar op komische wijze ten top met Scherz, Satire, Ironie und tiefere Bedeutung. Het is tot op vandaag een van de briljantste satires op literatuur in het algemeen, en wordt in de literatuurkritiek als een van de weinige goede Duitse komedies aangezien.
Uit:Scherz, Satire, Ironie und tiefere Bedeutung
Erste Szene
Stube des Schulmeisters.
Schulmeister(sitzt am Tische und schenkt aus einer großen Flasche sich ein Glas nach dem andren ein). Utile cum dulci, Schnaps mit Zucker! - Es wird heute ein saurer Tag, - ich muß den Bauerjungen die erste Deklination beibringen. Ein Bauerjunge und die erste Deklination! Das kommt mir vor als wenn ein Rabe ein rein Hemd anziehen wollte! (Er blickt durch das Fenster.) Alle Wetter, da kommt der schiefbeinige Tobies mit seinem einfältigen Schlingel! Schwerenot, wo verstecke ich meinen Schnaps? - geschwind, geschwind, ich will ihn in meinen Bauch verbergen! ( Er säuft die Bouteille mit einer entsetzlichen Schnelligkeit aus.) Ah, das war ein Schluck, dessen sich selbst Pestalozzi nicht hätte zu schämen brauchen! Die leere Flasche zum Fenster hinaus!
(Tobies und Gottliebchen treten herein.)
Tobies. Wünsche wohl geschlafen zu haben, Herr Schulmeister.
Schulmeister. Danke, Herr Gevatter, danke! - Alles noch wohl in der Familie?
Tobies. So lala! Meine Frau ist gesund, aber mein bestes Schwein liegt in den letzten Zügen. Es stöhnt und ächzt wie ein alter Mann!
Schulmeister. Bedaure, bedaure, sowohl das Schwein als wie den alten Mann!
Tobies. Wie stehts denn am politischen Himmel, Herr Schulmeister? Was sagen die neuen Zeitungen? Hat der Grieche gewonnen? Ist der Erbfeind verjagt?
Schulmeister. Die Aspekten sind nicht ungünstig. Der hamburger Unparteiische hat schon wieder 30 000 Türken totgeschlagen, und der nürnberger Korrespondent fährt unermüdlich fort, die griechischen Jungfrauen der edelsten Geschlechter zu notzüchtigen; auch flüstert man sich aus zuverlässigen Quellen in die Ohren, daß das auseinandergelaufene Heer des Ypsilanti am 25sten künftigen Monats in einer großen Bataille gesiegt hat.
Christian Grabbe (11 december 1801 - 12 september 1836)
De Duitse dichter Maximilian Gottfried von Schenkendorf werd geboren op 11 december 1783 in Tilsit in Oost-Pruisen. Hij volgde een opleiding tot boekhouder en kwam daarna in staatsdienst. In 1809 raakte hij tijdens een duel verwond waardoor hij zijn rechter hand niet meer kon gebruiken. Toch deed hij in 1813 als vrijwillger aan de bevrijdingsoorlogen mee, ook aan de slag bij Leipzig. Hij geldt als een van de belangrijkste dichters tijdens deze oorlogsjaren. Hij schreef o.a. de tekst voor de liederen Freiheit, die ich meine und Wenn alle untreu werden.
Soldaten-Morgenlied
1813.
An Friedrich Baron de la Motte Fouqué.
N.d.W.: Auf auf zum wackern Jagen.
Erhebt euch von der Erde,
Ihr Schläfer aus der Ruh';
Schon wiehern uns die Pferde
Den guten Morgen zu.
Die lieben Waffen glänzen
So hell im Morgenroth,
Man träumt von Siegeskränzen,
Man denkt auch an den Tod.
Du reicher Gott in Gnaden,
Schau' her vom blauen Zelt;
Du selbst hast uns geladen
In dieses Waffenfeld.
Laß uns vor dir bestehen,
Und gib uns heute Sieg;
Die Christenbanner wehen,
Dein ist, o Herr! der Krieg.
Ein Morgen soll noch kommen,
Ein Morgen mild und klar;
Sein harren alle Frommen,
Ihn schaut der Engel Schaar
Bald scheint er sonder Hülle
Auf jeden deutschen Mann,
O brich, du Tag der Fülle,
Du Freiheitstag brich an!
Dann klang von allen Thürmen,
Und Klang aus jeder Brust,
Und Ruhe nach den Stürmen
Und Lieb' und Lebenslust.
Es schallt auf allen Wegen
Dann frohes Siegsgeschrei
Und wir, ihr wackern Degen,
Wir waren auch dabei!
Maximilian von Schenkendorf (11 december 1783 11 december 1817)
De Nederlandse dichter Hans Verhagen ontvangt de P.C. Hooftprijs 2009. Dat heeft de stichting vandaag bekendgemaakt. De P.C. Hooft-prijs voor Letterkunde behoort tot de belangrijkste literatuurprijzen in het Nederlandse taalgebied. De oeuvreprijs wordt jaarlijks afwisselend toegekend voor proza, essayistiek en poëzie. Aan de prijs is een bedrag verbonden van 60.000 euro, deels te besteden aan een literair project.
De dichter, journalist, schilder en programmamaker Hans Verhagen werd geboren in Vlissingen op 3 maart 1939. Verhagen volgde een opleiding in de muziek en in de journalistiek. Hij werkte voor het Algemeen Dagblad en de Haagse Post en was medewerker aan televisieprogramma's van de VPRO, o.m. Hoepla en Het gat van Nederland. Als dichter was Verhagen mederedacteur van de neorealistische tijdschriften Gard Sivik en De Nieuwe Stijl. In zijn eerste cyclische bundel, Rozen & motoren (1963), nam hij afstand van de experimentele poëzie van de Vijftigers.. Zie ook mijn blog van 3 maart 2008.
THERE is another Loneliness That many die without, Not want or friend occasions it, Or circumstances or lot.
But nature sometimes, sometimes thought,
And whoso it befall
Is richer than could be divulged
By mortal numeral.
A POOR torn heart, a tattered heart
A POOR torn heart, a tattered heart,
That sat it down to rest,
Nor noticed that the ebbing day
Flowed silver to the west,
Nor noticed night did soft descend
Nor constellation burn,
Intent upon the vision
Of latitudes unknown.
The angels, happening that way,
This dusty heart espied;
Tenderly took it up from toil
And carried it to God.
There,sandals for the barefoot;
There,gathered from the gales,
Do the blue havens by the hand
Lead the wandering sails.
I SHOULD not dare to leave my friend
I SHOULD not dare to leave my friend,
Becausebecause if he should die
While I was gone, and Itoo late
Should reach the heart that wanted me;
If I should disappoint the eyes
That hunted, hunted so, to see,
And could not bear to shut until
They noticed methey noticed me;
If I should stab the patient faith
So sure I d comeso sure I d come,
It listening, listening, went to sleep
Telling my tardy name,
My heart would wish it broke before,
Since breaking then, since breaking then,
Were useless as next mornings sun,
Where midnight frosts had lain
Emily Dickinson (10 december 1830 15 mei 1886)
De Spaanse schrijver en politicus Jorge Semprún Maura werd geboren in Madrid op 10 december 1923. Na het uitbreken van de Spaanse burgeroorlog ging de familie Semprún in ballingschap, aanvankelijk in een dorp in de buurt van het Franse Lourdes en daarna in Den Haag, waar Semprúns vader ambassadeur van de Spaanse republiek werd. Na de overwinning van het Franco-regime in 1939 en de daaropvolgende sluiting van de Spaans-republikeinse diplomatieke vertegenwoordiging in Nederland verhuisde het gezin naar Parijs. Semprún volgde daar het Gymnasium Henri IV en ging vervolgens aan de Sorbonne filosofie studeren. Na de Slag om Frankrijk en de daaropvolgende bezetting van dat land door Nazi-Duitsland trad Semprún in 1941 toe tot de Francs-Tireurs et Partisans. Een jaar later werd hij lid van de Partido Comunista de España (PCE). In 1943 werd hij door de Gestapo gearresteerd. Hierdoor raakte hij stateloos: omdat hij voor zijn gevangenneming in ballingschap had geleefd, werd hij door het Franco-regime niet als Spaans staatsburger erkend. Na gefolterd en verhoord te zijn in de gevangenis van Auxerre werd hij gedeporteerd naar het concentratiekamp Buchenwald. Na de oorlog keerde Semprún naar Parijs terug en werd hij actief binnen de PCE. Tot 1952 werkte Semprún als vertaler bij de UNESCO. Na de democratisering van Spanje in 1978 keerde Semprún naar zijn vaderland terug en nam hij de Spaanse nationaliteit weer aan. Semprúns eerste boek, dat werd gepubliceerd in 1963, was Le Grand Voyage (De grote reis), waarin hij zijn verblijf in Buchenwald beschreef, aangevuld met fictieve elementen. Van 1988 tot 1991 was Semprún minister van cultuur van Spanje.
Uit: Der Tote mit meinem Namen (Le mort qu'il faut, vertaald door Eva Moldenhauer)
- Wir haben den passenden Toten! schreit Kaminsky.
Er kommt mit großen Schritten herbei, wartet nicht, bis er mich erreicht hat, um die gute Nachricht auszuposaunen.
Ein Dezembersonntag: Wintersonne.
Die Bäume ringsum waren mit Reif bedeckt. Überall Schnee, anscheinend seit jeher. Jedenfalls hatte er den bläulichen Schimmer des Ewigen. Aber der Wind hatte sich gelegt. Seine üblichen Böen auf der Höhe des Ettersbergs, stürmisch, rauh, eisig, gelangten nur noch bis zu der Bodensenke, wo sich das Latrinengebäude des Kleinen Lagers erhob.
Flüchtig hätte man in der Sonne, in der Abwesenheit des todbringenden Windes vergessen, an etwas anderes denken können. Das hatte ich mir gesagt, als ich am vereinbarten Treffpunkt ankam, vor der Baracke der Gemeinschaftslatrinen. Man hätte sich sagen können, daß der Appell gerade zu Ende gegangen war und daß man, wie jeden Sonntag, ein paar Stunden Leben vor sich hatte: eine kostbare kleine Zeitspanne, die nicht den SS-Leuten gehören würde.
Man hätte in der Sonne die Augen schließen, sich ausdenken können, womit man diese verfügbare Zeit, dieses allwöchentliche Wunder ausfüllen würde.
Die Auswahl war nicht groß, es gab präzise Grenzen - wie man sich denken kann. Aber die gibt es wahrscheinlich immer und überall; jedenfalls für den gemeinen Sterblichen. Dennoch war eine, wenn auch eingeschränkte Wahl möglich: eine Ausnahme, ausschließlich den Sonntagnachmittagen vorbehalten, aber real. Man könnte zum Beispiel wählen, sich schlafen zu legen.
Übrigens rannten die meisten Deportierten gleich nach dem Ende des Sonntagsappells zu den Schlafräumen. Sich vergessen, sich verlieren, vielleicht träumen. Sie fielen wie ein Stein auf das Stroh der Bettstellen, schliefen sofort ein. Nach dem Appell, nach der Sonntagssuppe - immer Nudelsuppe; die dickste der Woche; immer willkommen schien das Bedürfnis nach dem erholsamen Nichts zu überwiegen."
Kommt einer von ferne mit einer Sprache die vielleicht die Laute verschließt mit dem Wiehern der Stute oder dem Piepen junger Schwarzamseln oder auch wie eine knirschende Säge die alle Nähe zerschneidet
Kommt einer von ferne mit Bewegungen des Hundes oder vielleicht der Ratte und es ist Winter so kleide ihn warm kann auch sein er hat Feuer unter den Sohlen (vielleicht ritt er auf einem Meteor) so schilt ihn nicht falls dein Teppich durchlöchert schreit
Ein Fremder hat immer seine Heimat im Arm wie eine Waise für die er vielleicht nichts als ein Grab sucht.
Und wenn diese meine Haut zerschlagen sein wird, so werde ich ohne mein Fleisch Gott schauen Hiob
O die Schornsteine Auf den sinnreich erdachten Wohnungen des Todes, Als Israels Leib zog aufgelöst in Rauch Durch die Luft - Als Essenkehrer ihn ein Stern empfing Der schwarz wurde Oder war es ein Sonnenstrahl?
O die Schornsteine! Freiheitswege für Jeremias und Hiobs Staub - Wer erdachte euch und baute Stein auf Stein Den Weg für Flüchtlinge aus Rauch?
O die Wohnungen des Todes, Einladend hergerichtet Für den Wirt des Hauses, der sonst Gast war - O ihr Finger, Die Eingangsschwelle legend Wie ein Messer zwischen Leben und Tod -
O ihr Schornsteine, O ihr Finger, Und Israels Leib im Rauch durch die Luft!
Ich ging durch einen Wald, Da wuchsen viele Herzen. Sie waren rot in Schmerzen, Sie waren stolz und grün und kalt.
Sie rieselten und hingen Von dünnem Ast, Morellenast. Ich wog die sonneneigne Last Und ließ sie schüchtern klingeln.
Ich habe eins gepflückt, Das dunkel schien vor Reife; Es hat mit grüner Schleife Und einer Blume mich geschmückt.
Ein Herz ist heißes Klopfen. Ich ahnte zögernd, daß es bat. Zuweilen, blutschwarz wie Granat, Zersprang ein großer Tropfen.
Es lappte gräserwärts Mit aufgerißnen Schalen. Da schlug aus welken Qualen Ein kleines, kleines blaues Herz
Wunschlied
Du solltest zu mir kommen in der langen Nacht.
Sie hätt aus Silberseide dir ein Bett gemacht.
Drum solltest du bei mir schlafen die ganze lange Nacht;
Mein kleines dunkles Auge war ein tiefer, tiefer Schacht.
Mein Auge war ein Brunnen, im Grunde Geisterlicht,
Da schautest du unter der Wirklichkeit allen Glückes Gesicht.
Träume blieben in Stunden stehn und sahn dich an: Es ist wahr.
Sehnsucht würf den Flügelhut aus ihrem brennenden Haar.
Alles was süß ist und warm ist, leis deine Lider nur streift,
Hätt Nacht in roter gespaltener Frucht für deine Lippen gereift.
Meine Locken wären feines braunes Gras und Kraut,
Aus den Halmen sprängen Blüten, wie du sie nie geschaut.
Blüten von so fremdem Duft, Blüten von so seltnem Schein
Schüteten mit unaufhörlich sachtem Rieseln ganz dich ein.
Aber meine Arme kröchen, listigen Schlangen gleich,
Durch den Blumenwald zu dir, schön und schwellend, bunt und weich.
In schillernde Schlingen verstrickt, in Blütenwehe verschneit -
Könntest du noch erwachen vor lauter Seligkeit?
Gertrud Kolmar (10 december 1894 (?) maart 1943)
De Amerikaanse schrijfster Jacquelyn Mitchard werd geboren in Chicago, Illinois, op 10 december 1951 als oudste van twee dochters. Nadat ze het diploma voor de BA van Engels aan het Rockford College had gehaald in 1973, studeerde zij creatief schrijven aan de University of Illinois at Urbana-Champaign. Vanaf 1984 werkte ze voor The Milwaukee Journal-Sentinel, waarvoor ze een column,"The Rest of Us", schreef.In 1993 ging de man van Mitchard bij haar weg. Mitchard bleef met vijf kinderen achter en had minder dan 1 dollar op de bank. Zij begon haar eerste boeken te schrijven. Haar eerste, The deep end of the Ocean, werd meteen heel goed verkocht.
Uit: A Theory of Relativity
They died instantly.
Or close enough.
Gordon, of course, knew that "instantly," in this context, didn't mean what it seemed to suggest: Several minutes would have passed inside the car after the impact, while the final tick and swoosh of Ray's and Georgia's heart-sent blood swept a pointless circuit, while muscles contracted loyally at the behest of a last volley of neurological commands. But there would have been no awareness, or only a few twilight seconds -- and no memory.
Most of the others in Tall Trees, the McKenna family and their friends, didn't know as much about the biology involved or care to. Small town people, they were accustomed to having something to be grateful for, even death no more physically complex than a power failure. It seemed to many a source of comfort. And as the months unfurled, comfort of any sort was in short supply.
Even Gordon had to admit he was relieved. Couldn't it have been worse, much, much worse?"
Jacquelyn Mitchard (Chicago, 10 december 1951)
De Amerikaanse dichter Thomas Lux werd geboren op 10 december 1946 in Northampton, Massachusetts. Als kind was hij al een boekenwurm die hele middagen in de bibliotheek doorbracht. Hij studeerde aan het Emerson College in Boston, waar hij in de periode1972-1975 ook poet in residence was. In 1975 verscheen zijn eerste bundel Memorys Handgrenade. Lux ontving in 1995 de Kingsley Tufts Poetry Award, een prijs van $50,000, voor zijn bundel Split Horizons. Hij bekleedt tegenwoordig de Bourne chair in poetry aan het Georgia Institute of Technology.
The Road That Runs Beside The River
follows the river as it bends
along the valley floor,
going the way it must.
Where water goes, so goes the road,
if there's room (not in a ravine,
gorge), the river
on your right or left. Left is better: when you're driving,
it's over your elbow across
the road.
You see the current, which is
what the river is: the river
in the river, a thing sliding fast forward
inside a thing sliding not so fast forward.
Driving with, beside, the river's flow is good.
Another pleasure, driving against it: it's the same river
someone else will see
somewhere else downstream -- same play,
new theater, different set.
Wide, shallow, fairly fast,
roundy-stone streambed, rocky-land river,
it turns there or here -- the ground
telling it so -- draining dull
mountains to the north,
migrating, feeding a few hard-fleshed fish
who live in it. One small sandbar splits
the river, then it loops left,
the road right, and the river's silver
slips under the trees,
into the forest,
and over the sharp perpendicular
edge of the earth.
De Amerikaanse dichteres Carolyn Ashley Kizer werd geboren op 10 december 1925 in Spokane, Washington.
Pierre Louÿs, Clarice Lispector, Ara Baliozian, Rumer Godden, Christine Brückner, Eugène Sue, Karl Heinrich Waggerl
De 10e december is een zeer vruchtbare geboortedag gebleken voor schrijvers. Vandaar dat er na deze posting nog een tweede volgt. Kom gerust nog eens kijken later vandaag
De Franse dichter en schrijver Pierre Louÿs werd geboren op 10 december 1870 in Gent als zoon van de Franse advocaat Pierre-Felix Louis. Vrijwel onmiddellijk na zijn geboorte vertrok zijn moeder met hem naar Frankrijk. Hij bracht zijn jeugd door tussen Parijs en Dizzy (Epernay). Bij de dood van zijn moeder (1879) werd hij door zijn vader aan zijn in Parijs wonende oom Georges, man van cultuur en diplomaat, toevertrouwd die voor zijn verdere opvoeding zou zorgen. Hij had ook nog twee oudere broers en met zijn oudste broer Georges had hij tot het einde van zijn leven een heel intens contact.
Op het lyceum Janson-de-Sailly raakt hij bevriend met die andere eenzaat en door literatuur bezetene, André Gide. Tijdens zijn studietijd aan de Sorbonne, periode dat hij intens las en schreef, maakte hij kennis met Régnier, Heredia, Leconte de Lisle, Mallarmé en Paul Valéry. Heel zijn oeuvre steunde op de dubbele tegenstelling: droom-werkelijkheid, vorm-idee. In 1892 verscheen zijn eerste gedichtenbundel Astrarté, in 1894 gevolgd door zijn heel beroemd geworden Chansons de Bilitis. In 1896 werd zijn roman Aphrodite gepubliceerd
Les Nymphes
Oui, des lèvres aussi, des lèvres savoureuses
Mais d'une chair plus tendre et plus fragile encor
Des rêves de chair rose à l'ombre des poils d'or
Qui palpitent légers sous les mains amoureuses.
Des fleurs aussi, des fleurs molles, des fleurs de nuit,
Pétales délicats alourdis de rosée
Qui fléchissent pliés sous la fleur épuisée
Et pleurent le désir, goutte à goutte, sans bruit.
Ô lèvres, versez-moi les divines salives
La volupté du sang, la vapeur des gencives
Et les frémissements enflammés du baiser.
Ô fleurs troublantes, fleurs mystiques, fleurs divines
Balancez vers mon coeur sans jamais l'apaiser
L'encens mystérieux des senteurs féminines.
Aphrodite
Ô Déesse en nos bras si tendre et si petite,
Déesse au coeur de chair, plus faible encor que nous,
Aphrodite par qui toute Ève est Aphrodite
Et se fait adorer d'un homme à ses genoux,
Toi seule tu survis après le crépuscule
Des grands Olympiens submergés par la nuit.
Tout un monde a croulé sur le tombeau d'Hercule,
Ô Beauté! tu reviens du passé qui s'enfuit.
Telle que tu naquis dans la lumière hellène
Tu soulèves la mer,tu rougis l'églantier,
L'univers tournoyant s'enivre à ton haleine
Et le sein d'une enfant te recueille en entier.
Telle que tu naquis des sens de Praxitèle
Toute amante est divine, et je doute,à ses yeux,
Si le Ciel te fait femme ou la fait immortelle,
Si tu descends vers l'homme ou renais pour les Dieux.
Pierre Louÿs (10 december 1870 6 juni 1925)
De Braziliaanse schrijfster Clarice Lispector werd geboren op 10 december 1925 in Podolia (Oekraïne) Zij was van Oekraïens-Joodse afkomst, maar verhuisde naar Brazilië toen ze enkele maanden oud was. Het Portugees werd haar moedertaal. Ze wordt als de belangrijkste Braziliaanse schrijfster van haar tijd beschouwd en tegenwoordig ook gezien als een toonaangevende feministe die vooral over de noden en belangen van de vrouw schreef, en daarbij de menselijke relaties en de (sociale) positie van de vrouw ter discussie stelde.
Uit: Family Ties
When the man reached the highest hill, the bells were ringing in the city below. The uneven rooftops of the houses could barely be seen. Near him was the only tree on the plain. The man was standing with a heavy sack in his hand.
His near-sighted eyes looked down below. Catholics, crawling and minute, were going into church, and he tried to hear the scattered voices of the children playing in the square. But despite the clearness of the morning hardly a sound reached the plateau. He also saw the river which seen from above seemed motionless, and he thought: it is Sunday. In the distance he saw the highest mountain with its dry slopes. It was not cold but he pulled his overcoat tighter for greater protection. Finally he placed the sack carefully on the ground. He took off his spectacles, perhaps in order to breathe more easily, because he found that clutching his spectacles in his hand he could breathe more deeply. The light beat on the lenses, which sent out sharp signals. Without his spectacles, his eyes blinked brightly, appearing almost youthful and unfamiliar. He replaced his spectacles and became once more a middle-aged man and grabbed hold of the sack again: it was as heavy as if it were made of stone, he thought. He strained his sight in order to see the current of the river, and tilted his head trying to hear some sound: the river seemed motionless and only the harshest sound of a voice momentarily reached that heightyes, he felt fine up here. The cool air was inhospitable for one who had lived in a warm city. The only tree on the plain swayed its branches. He watched it. He was gaining time. Until he felt that there was no need to wait any longer.
And meantime he kept watch. His spectacles certainly bothered him because he removed them again, sighed deeply, and put them in his pocket.
Clarice Lispector (10 december 1925 9 december 1977)
How to explain the irrelevance of our contemporary literature? My guess is, some time in their formative years, our writers and versifiers were exposed to the philistine theory that says, the function of literature is to say profound things about noble subjects. Homer sang of gods and heroes, Shakespeare of kings and princes, Tolstoy and Dostoevsky of mighty passions...Since there is nothing noble, heroic, or mighty about our present condition, it follows that it must be avoided or ignored. One cannot produce great literature by writing about petty problems and pusillanimous characters.
This is the only way to explain why our writers continue to write about sunsets and our cultural organizations continue to sponsor seminars on Khorenatsi and Naregatsi... as the nation slides deeper into the quicksands of decline and degeneration.
Chinese saying: "If a man, sitting alone in his room, thinks the right thoughts, he will be heard thousands of miles away."
(...)
I ask a friend from Yerevan: "Is any of the help from America reaching the people in Armenia?"
"Yes," he replies, "and it's making a select few very rich."
"What are the chances of this select few being caught and hung?" I ask next.
"None while I am alive. After that, it's hard to say."
"Another friend who has just returned from a visit to Yerevan, tells me: "In seventy years the situation may become normal but not before."
"That's exactly what our crooks and profiteers are counting on too - seventy years of abundance.
People whose experience of poverty is based on hearsay, think of it as the total absence of all luxuries. But the absence of luxuries is the least offensive thing about poverty. Poverty, real poverty, means constant uncertainty and anxiety over the future, also fear, humiliation, degradation, despair...
Ara Baliozian (Athene, 10 december 1936)
De Engelse schrijfster Margaret Rumer Godden werd geboren op 10 december 1907 in Eastbourne, East Sussex. Zij leefde echter de eerste veertig jaar van haar leven overwegend in India. In 1949 keerde zij terug naar het Verenigd Koninkrijk om zich aan het schrijven te wijden. Ze heeft meer dan zestig, deels zeer succesvolle, boeken op haar naam staan, waaronder The Black Narzissus. The River, The Dolls House, An Episode of Sparrows,Greengage Summer en The Diddakoi. Verschillende van haar romans werden ook verfilmd.
Uit: Five for Sorrow, Ten for Joy
The sound of the bell carried far over the orchards and fields of the convent of Belle Source.
It was the first bell for Vespers, not a bell in a bell tower but a handbell, rung outside by the soeur réglementaire, the bell ringer, and, in ones and twos, the nuns came in, those from the farm and garden shedding their heavy boots and dark blue overalls, all taking off their aprons. Each sister washed her hands in the basin at the end of the corridor, straightened her veil or took off her blue work head-handkerchief and put on her veil, then went to her place in the line where all the community stood. This was the time when each told, before them all, of any fault she had made.
Whatevery day? asked Father Marc, the new aumônier. That seems a little overscrupulous. What faults could they possibly have?
Only faults against charity and Im sure not many. The prioress smiled. But at our Béthanies we need charity as perhaps nowhere else.
And, perhaps, as nowhere else, Marc was to say when he knew them better, these sisters understand the creeping power of sin, if you allow the least crack . . .
I lingered in the garden after recreation and so kept two of my sisters waiting.
I answered Soeur Marie Christine back and was rude. Soeur Marie Christine made a swift movement of reconciliation.
I spoke sharply . . . They were those least cracks; but, like an echo from far far back, far from the steadfastness of Belle Source:
She wouldnt stop crying so I stuffed my handkerchief into her mouth, down and down until . . .
Rumer Godden (10 december 1907 8 november 1998)
De Duitse schrijfster Christine Brückner werd geboren op 10 december 1921 in Schmillinghausen bij Bad Arolsen in Hessen. Daar bezocht zij ook het gymnasium. Na WO II werd zij bibliothecaresse in Stuttgart. Van 1946 tot 1950 was zij verbonden aan de universiteit van Marburg. Daarnaast studeerde zij kunstgeschiedenis, germanistiek en psychologie.In 1954 verscheen haar eerste roman "Ehe die Spuren verwehen". Tot haar grootste successen behoort de romantrilogie "Jauche und Levkojen", "Nirgendwo ist Poenichen" en "Die Quints". Van de eerste twee werd in 1979 en 1980 een televisieserie gemaakt. Eveneens succesvol was het boek "Wenn Du geredet hättest, Desdemona. Ungehaltene Reden ungehaltener Frauen".
Uit:Jauche und Levkojen
Der junge Quindt kehrte nach viertägiger Hotel-Ehe zu seinem Regiment an die Westfront zurück, und die alten Quindts nahmen seine junge Frau mit nach Poenichen. Schnellzug Berlin-Stettin-Stargard, dann Lokalbahn und schließlich Riepe, der die drei mit dem geschlossenen Coupé - nach dem Innenpolster >Der Karierte< genannt - an der Bahnstation abholte. Die junge Frau führte nicht mehr als eine Reihe von Schließkörben und Reisetaschen mit sich. Fürs erste blieb ihre Aussteuer in Berlin, Möbel, Wäsche, Porzellan und Silber für die spätere Berliner Stadtwohnung. Sie würde fürs erste zwei der Gästezimmer im Herrenhaus bewohnen, die sogenannten >grünen Zimmer<. Fürs erste, das hieß: bis der junge Baron heimkehrte, bis der Krieg zu Ende war. Als die Pferde in die kahle Lindenallee einbogen, dämmerte es bereits. Vera sagte, als sie das Herrenhaus am Ende der Allee auftauchen sah: »Das sieht ja direkt antik aus! War denn mal einer von euch Quindts in Griechenland?« Der alte Quindt bestätigte es. »Ja, aber nicht lange genug. Pommersche Antike. « Wo dieses Poenichen liegt? Wenn Sie sich die Mühe machen wollen, schlagen Sie im Atlas die Deutschlandkarte auf. Je nach Erscheinungsjahr finden Sie das Gebiet von. Hinterpommern rot oder schwarz überdruckt mit >z. Z. poln. Besatzungsgebiet< oder >unter poln. Verwaltung<, die Ortsnamen ausschließlich in deutscher Sprache oder die polnischen Namen in Klammern unter den deutschen oder auch nur polnisch. Daraus sollten Sie kein Politikum machen; im Augenblick steht zwar schon fest, daß der Erste Weltkrieg im günstigsten Falle noch durch einen ehrenvollen Waffenstillstand beendet werden kann, aber: Noch ist Pommern nicht verloren!
Christine Brückner (10 december 1921 21 december 1996)
Il marchait d'un air solennel, portant sur un plateau un petit réchaud d'argent de la grandeur d'une assiette, surmonté de sa cloche. A côté de ce plat, on voyait un petit flacon de cristal rempli d'une liqueur limpide et couleur de topaze brûlée. - Paolo, demanda le chanoine, qu'est ce que cette argenterie ? - Elle appartient à M. Appetit, seigneur ; sous cette cloche est une assiette à double fond, remplie d'eau bouillante car il faut surtout, dit ce grand homme, manger brûlant. - Et ce flacon, Paolo ? - Son emploi est indiqué sur ce billet, seigneur, qui vous annonce les mets que vous allez manger. - Voyons ce billet, dit le chanoine. Et il lut : "Oeufs de pintades frits à la graisse de caille, relevés d'un coulis d'écrevisses. N.B. Manger brûlant, ne faire qu'une bouchée de chaque oeuf, après l'avoir bien humecté de coulis. "Mastiquer pianissimo. "Boire, après chaque oeuf, deux doigts de ce vin de Madère de 1807, qui a fait cinq fois la traversée de Rio de Janeiro à Calcutta.
Vom Ochsen und vom Esel hat die Schrift durchaus nichts zu melden. Aber meine Mutter hat mir erzählt, wie es war: Der Erzengel, während Joseph mit Maria nach Bethlehem wanderte, rief die Tiere in der Gegend zusammen, um eines oder das andere auszuwählen, das der Heiligen Familie im Stall mit Anstand aufwarten konnte.
Als erster meldete sich natürlich der Löwe. Nur jemand von königlichem Geblüt sei würdig, brüllte er, dem Herrn der Welt zu dienen.Er werde sich mit all seiner Stärke vor die Tür setzen und jeden zerreißen, der sich in die Nähe des Kindes wagte.
"Du bist mir zu grimmig", sagte der Engel.
Darauf schlich der Fuchs heran und erwies in aller Unschuld eines Gaudiebes seine Reverenz mit der Rute. König hin oder her, meinte er, vor allem sei doch für die leibliche Notdurft zu sorgen. Deshalb mache er sich erbötig, süßesten Honig für das Gotteskind zu stehlen und jeden Morgen auch ein Huhn in den Topf für die Wöchnerin.
"Du bist mir zu liederlich" sagte der Engel.
Nun stelzte der Pfau in den Kreis. Das Sonnenlicht glänzte in seinem Gefieder, rauschend entfaltete er sein Rad. So wolle er es auch hinter der Krippe aufschlagen, erklärte er, und damit den armseligen Schafstall köstlicher schmücken als Salomon seinen Tempel.
"Du bist mir zu eitel" sagte der Engel.
Hinterher kamen noch viele der Reihe nach, Hund und Katze, die kluge Eule und die süß flötende Nachtigall, jedes pries seine Künste an, aber vergeblich. Zuletzt blickte der strenge Cherub noch einem um sich und sah Ochs und Esel draußen auf dem Felde stehen, beide im Geschirr, denn sie dienten einem Bauern und mußten Tag für Tag am Wassergöpel im Kreise laufen. Der Engel rief auch sie herbei. "Ihr beiden, was habt ihr anzubieten?"
"Nichts, Euer Gnaden" sagte der Esel und klappte traurig seine Ohren herunter. "Wir haben nichts gelernt, außer Demut und Geduld. Denn in unserem Leben hat uns alles andere immer nur noch mehr Prügel eingetragen."
"Aber" warf der Ochse schüchtern ein, "aber vielleicht könnten wir dann und wann ein wenig mit den Schwänzen wedeln und die Fliegen verscheuchen!"
"Dann seid ihr die Rechten!" sagte der Engel.
Karl Heinrich Waggerl (10 december 1897 4 november 1973)
With each shot I fired my body shuddered, the impact reverberating through every last joint, leaving an unbearable ringing in my head, sharp and disturbing. Shame kept me from admitting how much I hated firing a gun. I would squeeze my eyes shut as I pulled the trigger, praying that my arm wouldnt tremble during that brief, blinding moment. After every shot I would feel a sudden, overwhelming urge to throw down the weapon as if it were on fire, as if my body could only be whole again once I let go of that lethal appendage gripped in my hand and pressed against my shoulder.
January 1979. Morning. A brisk northerly wind blew through a clear, cloudless sky. It would have been a perfect day for going to the beach, for lounging on the grass beneath a tree, gazing out at the Caribbean. Instead, I found myself at a shooting range with a group of Latin American guerrillas. In my arms, an AK-47. Behind me, observing us as he spoke with a group of people, was Fidel Castro.
Barely half an hour earlier, in an atmosphere reminiscent of a pleasant elementary school field trip, we had arrived at the modern and well-appointed shooting range of the FARthe Fuerzas Armadas Revolucionarias, the Cuban armed forces. Inside the munitions warehouse, where we were to select our weapons of choice, we were like children in a toy store, touching and studying the astonishing array of automatics, semiautomatics, machine guns, and pistols laid out before us. I had only shot with pistols before, and I wanted to know what it felt like to fire a rifle. After choosing our weapons, we went out to the field, and lined up to aim and fire at our targets, which were located directly across a ravine. For the first time in my life I felt the pounding in my shoulders, the power of the machine gun blasts, and the way the body loses balance if the feet are not planted firmly in the ground for support. The others began firing away enthusiastically, but I felt dazed and bewildered, floundering through a world of muffled sounds, as if underwater.
Gioconda Belli (Managua, 9 december 1948)
De Duitse dichter, schrijver en vertaler Michael Krüger werd geboren op 9 december 1943 in Wittgendorf. Hij groeide op in Berlijn. Van 1962 tot 1965 werkte hij als boekhandelaar in Londen. In 1968 werd hij lector bij de Carl Hanser Verlag. In 1986 kreeg hij de leiding over de afdeling literatuur bij deze uitgeverij en in 1995 werd hij bedrijfsleider. Zijn literaire werk beperkte zich eerst tot het schrijven van voor en nawoorden bij bloemlezingen en verzamelbundels, maar in 1976 debuteerde hij zelf met de dichtbundel Reginapoly. Zijn eerste verhaal, Was tun?, verscheen in 1984. In 1991 verscheen zijn eerste roman Der Mann im Turm.
Rede der Erbin
Mein Erbe betrug
14 Millionen Euro in bar
und in Aktien,
dazu eine kleine
Apotheken-Kette im Sauerland
und eine Eigentumswohnung
auf Mallorca.
Da ich mich außerstande sah,
anderen zu befehlen,
verkaufte ich die Apotheken.
Ich komme hin.
Meinen Eltern bin ich dankbar.
Brummelei des Gärtners
Meine Kunden haben zuviel
über Gärten gelesen.
Sie können englische Gärten
von französischen unterscheiden.
Sichtachse, rufen sie
und zeigen auf Stiefmütterchen.
Jemand hat Kartoffelschalen
in den Buchs geschüttet.
Ich muß ihnen erklären,
wie man Schatten züchtet.
Und sie glotzen mich an,
als sei ich ein Animator
auf einer Spielwiese für Rentner.
Michael Krüger (Wittgendorf, 9 december 1943)
De Duitse schrijver en schilder Wolfgang Hildesheimer werd geboren op 9 december 1916 in Hamburg als zoon van joodse ouders. Zijn ouders emigreerden naar Palestina waar hij een opleiding kreeg tot timmerman. Daarna studeerde hij hij schilderkunst en decorbouw in Londen. In 1946 werkte hij als tolk en als griffier bij de processen van Neurenberg. Daarna trad hij toe tot de Gruppe 47 en werd hij zelfstandig schrijver van vooral toneelstukken en hoorspelen. Zijn biografie over Mozart uit 1977 noemde hij zelf wel mein Lebensbuch.
Uit: Mozart
Es wundert uns nicht, daß gerade diese beiden Werke ein Übermaß an emotionaler Interpretation erfahrenhaben, vor allem das g Moll-Werk. In der Tat spricht es eine Sprache, die zum Mitvollzug eines unerklärbaren Vorganges auffordert, einer abwechselnd dringlichen und wieder distanzierten Mitteilung, die auf uns es gibt da wohl kaum eine Ausnahme tief tragisch wirkt. Es läßt sich schließlich nicht leugnen, daß unser rezeptives Potential ja nicht auf ein Abstraktum reagiert, sondern auf Suggestionen aus dem reichen Angebot eines Zauberers. Er gibt uns Erfahrungen ein, legt uns Assoziationen nah, mit Erlebtem, vergangenen Erschütterungen, die sich außermusikalischer Begrifflichkeit entziehen Letzten Endes beruht darauf unser niemals nachlassendes Mozart-Erlebnis: Wir genießen nicht anders al sim Fall Beethoven die Sublimierungen der Katastrophe eines Menschen als Katharsis. In der Hoffnung, diese Quintette absetzen zu können, sah sich Mozart allerdings getäuscht. Im April während der Arbeit am Don Giovanni bot er sie schön und korrekt geschrieben auf subscripzion an,und zwar durch seinen Freund, Ordensbruder und wahrscheinlich schon beginnenden Gläubiger Michae lPuchberg, in dessen Sallizinscher Niederlassungshandlung am hohen Markt die Werke ab Juli zu haben wären; doch vergebens: keiner kaufte sie. Am 25. Juni 1788 verlängerte Mozart die Subskriptionszeit bis 1789, auch das war umsonst. Wien zog kleinere Geister vor, Kozeluch, Dittersdorf, Hummel, Duschek, Eberl,Gyrowetz, und wie sie alle hießen. Mit seelenaufrührender Musik wollte man nichts zu tun haben. Am 23. April 1787 war in Cramers Magazin der Musik (Hamburg) der Bericht des Wiener Korrespondenten über den auf Abwege geratenen Mozart erschienen: Schade, daß er sich in seinem künstlichen und wirklich schönen Satz, um ein neuer Schöpfer zu werden, zu hoch versteigt, wobei freylich Empfindung und Herz wenig gewinnen,seine neuen Quartetten sind doch wohl zu stark gewürzt und welcher Gaumen kann das lange aushalten. Dasselbe Magazin bestätigte ihm denn auchim Jahr 1789, daß er einen entschiedenen Hang für das Schwere und das Ungewöhnliche hat, was wohl auch kaum zu leugnen ist. Ob Mozart zur Zeit dieser Quintette und ihrer Ablehnung das Honorar von hundert Dukaten für den Prager Auftrag des Don Giovanni schon ausgegeben oder noch nicht erhalten hatte, wissen wir nicht.
Wolfgang Hildesheimer (9 december 1916 21 augustus 1991)
De Franse schrijfster Anna Gavalda werd geboren op 9 december 1970 in Boulogne-Billancourt. Na haar literatuurstudie werkte Gavalda achtereenvolgens als verkoopster, arbeidster en au pair, en schreef ze een stuk of wat boeketromannetjes. Vervolgens besloot ze het in de literaire sector te proberen. Haar eerste verhalenbundel, Je voudrais que quelqu'un m'attende quelque part, uit 1999 was meteen een schot in de roos. Het boek ging over de toonbank als warme broodjes en werd door de lezers gehonoreerd met de Grand Prix RTL-Lire 2000.
Uit:Ensemble, c'est tout
Paulette Lestafier nétait pas si folle quon le disait. Bien sûr quelle reconnaissait les jours puisquelle navait plus que ça à faire désormais. Les compter, les attendre et les oublier. Elle savait très bien que cétait mercredi aujourdhui.
Dailleurs elle était prête ! Elle avait mis son manteau, pris son panier et réuni ses coupons de réductions. Elle avait même entendu la voiture de la Yvonne au loin Mais voilà, son chat était devant la porte, il avait faim et cest en se penchant pour reposer son bol quelle était tombée en se cognant la tête contre la première marche de lescalier.
Paulette Lestafier tombait souvent, mais cétait son secret. Il ne fallait pas en parler, à personne.
«À personne, tu mentends? » se menaçait-elle en silence.
«Ni à Yvonne, ni au médecin et encore moins à ton garçon »
Il fallait se relever lentement, attendre que les objets redeviennent normaux, se frictionner avec du Synthol et cacher ces maudits bleus.
Les bleus de Paulette nétaient jamais bleus. Ils étaient jaunes, verts ou violacés et restaient longtemps sur son corps. Bien trop longtemps. Plusieurs mois quelquefois
Cétait difficile de les cacher. Les bonnes gens lui demandaient
pourquoi elle shabillait toujours comme en plein hiver, pourquoi elle portait des bas et ne quittait jamais son gilet.
Le petit, surtout, la tourmentait avec ça :
Alors mémé? Cest quoi ce travail ? Enlève-moi tout ce bazar, tu vas crever de chaud !
Non, Paulette Lestafier nétait pas folle du tout. Elle savait que ses bleus énormes qui ne partaient jamais allaientlui causer bien des ennuis un jour
Anna Gavalda (Boulogne-Billancourt, 9 december 1970)
Marianne: Ich hab mal Gott gefragt, was er mit mir vorhat. Er hat es mir aber nicht gesagt, sonst wär ich nämlich nicht mehr da. -Er hat mir überhaupt nichts gesagt Er hat mich überraschen wollen.
Oskar: Marianne! Hadere nie mit Gott!
Marianne: Pfui! Pfui! Sie spuckt aus.
Stille.
Oskar: Mariann. Gott weiß, was er tut, glaub mir das.
Marianne: Kind! Wo bist du denn jetzt? Wo?
Oskar: Im Paradies.
Marianne: So quäl mich doch nicht
Oskar: Ich bin doch kein Sadist! Ich möchte dich doch nur trösten. Dein Leben liegt doch noch vor dir. Du stehst doch erst am Anfang. Gott gibt und Gott nimmt.
Marianne: Mir hat er nur genommen, nur genommen
Oskar: Gott ist die Liebe, Mariann und wen er liebt, den schlägt er
Marianne: Mich prügelt er wie einen Hund!
Oskar: Auch das! Wenn es nämlich sein muss.
-
Mariann. Ich hab dir mal gesagt, dass ich es dir nie wünsch, dass du das durchmachen sollst, was du mir angetan hast und trotzdem hat dir Gott Menschen gelassen die dich trotzdem lieben und jetzt, nachdem sich alles so eingerenkt hat. Ich hab dir mal gesagt, Mariann, du wirst meiner Liebe nicht entgehn-
Marianne: Ich kann nicht mehr. Jetzt kann ich nicht mehr
Jan Křesadlo, Maksim Bahdanovič, John Milton, Dalton Trumbo
De Tsjechische psycholoog, schrijver en dichter Jan Křesadlo (pseudoniem van Václav Jaroslav Karel Pinkava) werd geboren op 9 december 1926 in Praag. Zie ook mijn blog van 9 december 2006.
Uit: The Purple Anachorete (fragment)
"With green-tinged light, behold, the west was blazing,
in slowly waning, dying conflagration,
after the sun's great disc had settled, lazing,
in its gold-purple furnace of cremation,
out-spanned in splendid vaulted meditation,
hovering, still, inviting breathless gazing:
Yet by-and-by the outspread molten glory
began to fade and greener grew each storey.
And in that green, a castle silhouetting,
arching like backs of dragons or related
monsters, drawn-out, sinuous, outward setting
in droves against clouds green and corrugated,
above the panoply of roofs grey-slated -
feasting the eye, as dark clouds drew their netting
over the stage where bristling gothic spires
and battlements stemmed the horizon's fires.
Infiltrating the skies, with jackdaws ridden,
flurries of bats began to make impression,
leaving their hideaways and dens, well-hidden
and setting off in one prolonged procession,
in their perambulating intercession
then swiftly dwindling, by far distance bidden,
winged coenobites heading for far places:
Their cordon whirled in strands and braided traces..."
You were, like the moon, alone: You lonely lived, you lonely died. Though wide the world with people sown, You were, like the moon, alone. Beauty and light, expanses wide You sought and, far from everyone, You were, like the moon, alone: You lonely lived, you lonely died.
Toward which Time leads me, and the will of Heaven.
All is, if I have grace to use it so,
As ever in my great Task-Master's eye.
John Milton (9 december 1608 8 november 1674)
De Amerikaanse schrijver en sceenwriter James Dalton Trumbo werd geboren op 9 december 1905 in het plaatsje Montrose in Colorado. Dalton groeide op in Grand Junction waar zijn ouders in 1908 naartoe verhuisden. Tijdens zijn universiteitsperiode besefte hij dat hij schrijver wilde worden. Toen zijn vader ontslagen werd volgde Dalton het gezin naar Los Angeles, waar hij zich inschreef aan de University of South California. Hij kon zijn studie niet afmaken omdat hij na de dood van zijn vader in 1926, de zorg voor het gezin op zich moest nemen. Hij had verschillende baantjes. Uiteindelijk kwam hij terecht bij de Davis Perfection Bakery. Dit werk heeft hij jaren gedaan. In deze jaren bleef hij schrijven, meest korte verhalen. Hij verkocht verhalen en schreef zijn eerste roman Eclipse die in 1934 verscheen. In datzelfde jaar kon hij eindelijk de bakkerij vaarwel zeggen omdat hij een baan kreeg als reader bij Warner Bros. Al snel leidde dat tot een baan als junior screenwriter op de afdeling B-films. In oktober 1947 moesten de filmmensen tegen wie een verdenking gekoesterd werd, voor de House Un-American Activities Committee verschijnen. Tien van de gedaagden weigerden antwoord te geven. Dit werd gezien als minachting van de rechtbank en daarvoor werden de tien veroordeeld tot gevangenisstraffen van ongeveer een jaar. Dalton Trumbo was één van hen. De tien werden ook door Hollywood op de zwarte lijst geplaatst. Trumbo heeft 10 maanden in de gevangenis gezeten. Na zijn vrijlating vertrok hij eerst na Mexico, waar hij stug doorging met schrijven. De welvarende tijd was echter voorbij. In de jaren vijftig heeft hij onder pseudoniem een dertigtal scripts geschreven. Voor twee daarvan, Roman Holiday (1953) en The brave one (1957) kreeg hij de oscar hoewel de Academy zich daar niet van bewust was.
Uit: Johnny Got His Gun
He shot up through cool waters wondering whether he'd ever make the surface or not. That was a lot of guff about people sinking three times and then drowning. He'd been rising and sinking for days weeks months who could tell? But he hadn't drowned. As he came to the surface each time he fainted into reality and as he went down again he fainted into nothingness. Long slow faints all of them while he struggled for air and life. He was fighting too hard and he knew it. A man can't fight always. If he's drowning or suffocating he's got to be smart and hold back some of his strength for the last the final the death struggle.
He lay back quietly because he was no fool. If you lie back you can float. He used to float a lot when he was a kid. He knew how to do it. His last strength going into that fight when all he had to do was float. What a fool.
They were working on him. It took him a little while to understand this because he couldn't hear them. Then he remembered that he was deaf. It was funny to lie there and have people in the room who were touching you watching you doctoring you and yet not within hearing distance. The bandages were still all over his head so he couldn't see them either. He only knew that way out there in the darkness beyond the reach of his ears people were working over him and trying to help him.
They were taking part of his bandages off. He could feel the coolness the sudden drying of sweat on his left side. They were working on his arm. He felt the pinch of a sharp little instrument grabbing something and getting a bit of his skin with each grab. He didn't jump. He simply lay there because he had to save his strength. He tried to figure out why they were pinching him. After each pinch there was a little pull in the flesh of his upper arm and an unpleasant point of heat like friction. The pulling kept on in short little jerks with his skin getting hot each time. It hurt. He wished they'd stop. It itched. He wished they'd scratch him.
Dalton Trumbo (9 december 1905 10 september 1976)
Bill Bryson, Louis de Bernières, Mary Gordon, Carmen MartÃn Gaite, Delmore Schwartz, Nikos Gatsos, Jura Soyfer
De Amerikaanse schrijver Bill Bryson werd geboren in Des Moines (Iowa) op 8 december 1951. Zie ook mijn blog van 8 december 2007.
Uit: A Walk In The Woods
We hiked till five and camped beside a tranquil spring in a small, grassy clearing in the trees just off the trail. Because it was our first day back on the trail, we were flush for food, including perishables like cheese and bread that had to be eaten before they went off or were shaken to bits in our packs, so we rather gorged ourselves, then sat around smoking and chatting idly until persistent and numerous midgelike creatures (no-see-ums, as they are universally known along the trail) drove us into our tents. It was perfect sleeping weather, cool enough to need a bag but warm enough that you could sleep in your underwear, and I was looking forward to a long night's snooze--indeed was enjoying a long night's snooze--when, at some indeterminate dark hour, there was a sound nearby that made my eyes fly open. Normally, I slept through everything--through thunderstorms, through Katz's snoring and noisy midnight pees--so something big enough or distinctive enough to wake me was unusual. There was a sound of undergrowth being disturbed--a click of breaking branches, a weighty pushing through low foliage--and then a kind of large, vaguely irritable snuffling noise. Bear!
I sat bolt upright. Instantly every neuron in my brain was awake and dashing around frantically, like ants when you disturb their nest. I reached instinctively for my knife, then realized I had left it in my pack, just outside the tent. Nocturnal defense had ceased to be a concern after many successive nights of tranquil woodland repose. There was another noise, quite near.
Bill Bryson (Des Moines, 8 december 1951)
De Britse schrijver Louis de Bernières werd geboren in Londen op 8 december 1954. De Bernières ging op 18-jarige leeftijd in het leger, maar vertrok daar al na vier maanden. Een grote verscheidenheid aan baantjes volgde daarop. Hij vertrok naar Zuid-Amerika, waar hij onder andere werkte als monteur en als cowboy in Colombia en Argentinië. Zijn eerste drie romans The War of Don Emmanuel's Nether Parts (1990), Señor Vivo and the Coca Lord (1991) en The Troublesome Offspring of Cardinal Guzman (1992) werden naar eigen zeggen geïnspireerd door zijn ervaringen in Colombia en door de schrijver Gabriel García Márquez. In 1993 werd De Bernières gerekend tot de 20 beste jonge Britse romanschrijvers. Het jaar daarop verscheen Captain Corelli's Mandolin, waarmee hij de Commonwealth Writers Prize for Best Book won. Het boek werd een groot succes, werd in vele talen vertaald en in 2001 ook verfilmd. Het succes van het boek leidde tot een grote toename van het toerisme naar het Griekse eiland Kefalonia (Cephalonia), waar het verhaal zich afspeelt. Zijn roman, Birds Without Wings (2004), speelt zich af in Turkije en verhaalt over de lotgevallen van een kleine gemeenschap tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Uit: Birds Without Wings
Yusuf the Tall loved all his children equally, with a passionate adoration that, when he thought about it, sometimes made him lachrymose. If his life were like a garden, then his daughters would be like the roses growing alongside its walls, and his sons would be like young trees that formed a palisade against the world. When they were small he devoted happy hours to their entertainment, and when they grew older he hugged them until their eyes bulged and they thought that their ribs would crack. He had grown to love his wife too, partly because this is what happens when a wife is well chosen, and partly because from her loins had sprung these brooks and becks of happiness.
But now Yusuf the Tall did not know what to do with his hands. It seemed as though they were behaving on their own. The thumb and middle finger of his left hand stroked across his eyeballs, meeting at the bridge of his nose. It was comforting, perhaps, for a scintilla of time. There was no comfort longer than that in this terrible situation. Sometimes his hands lay side by side on his face, the tips of his thumbs touching the lobes of his ears. He had thrown off his fez so that they could stroke his hair backwards, coming to rest on the back of his neck. The maroon fez lay in a corner on its side, so that his wife Kaya kept glancing at it. Despite this awful emergency, and the drama in which she was caught up, her instinct was to tidy it away, even if it were only to set it upright. She sat on the low divan, kneading her fingers, biting her lip and looking up at her husband. She was as helpless as one who stands before the throne of God.
Louis de Bernières (Londen, 8 december 1954)
De Amerikaanse schrijfster Mary Catherine Gordon werd geboren op 8 december 1949 in Far Rockaway, New York. Zij is de dochter van een Italiaans-Ierse moeder en een joodse vader die overgegaan is naar het katholicisme. Gordon kreeg een opleiding aan de The Mary Louis Academy, het Barnard College en aan de Syracuse University. Aan het Barnard College is zij tegenwoordig docente Engels. In 2007 verschenen haar memoires Circling My Mother. Ander werk o.a: The Company of Women (1981), Men and Angels (1985), Spending (1998).
Uit: Pearl (2005)
We may as well begin with the ride home.
It is Christmas night, 1998. The ending of a day that was not unseasonable, except in its failure to fulfill the sentimental wish for spur-of-the moment snow. The sky: gray; the air: cold, with a high of 33 degrees Fahrenheit. Palpable winter but not winter at its worst. Fewer of the poor than usual died on that day of causes traceable to the weather. Perhaps the relatively unimpressive showing of weather-related deaths was due to the relative clemency of the air, the relative windlessness, the relative benevolence that could be counted on by the poor to last, perhaps, eight days, December twenty-fourth through the first of January.
Ten o'clock Christmas night. Four friends drive south on the way home after a day of celebration. They have had Christmas dinner at the house of other friends, a weekend and vacation house in the mountains north of New York. One couple sits in the front of a brown Honda Accord, the other in the back. They are all in their fifties. All of their children are on other continents: one in Brazil, working on an irrigation project; one in Japan, teaching English; one in Ireland studying the Irish language at Trinity College. They were determined not to have a melancholy Christmas, and for the most part they have not.
They leave Maria Meyers off first since she lives in the most northerly part of the city or, as they would say, the farthest uptown.
She opens the door of her apartment on the sixth or top floor of a building on the corner of La Salle Street and Claremont Avenue, a block west of Broadway, a block south of 125th Street, on the margins of Harlem, at the tip end of the force field of Columbia University. Before she takes off her brown boots lined with tan fur, her green down coat, her rose-colored scarf, her wool beret, also rose, she sees the red light of her answering machine.
Mary Gordon (Far Rockaway, 8 december 1949)
De Spaanse schrijfster, vertaalster en journalisteCarmen Martín Gaite werd geboren op 8 december 1925 in Salamanca. Zij studeerde filologie in Salamanca, waar zij ook de schrijver Ignacio Aldecoa leerde kennen. Later besloot zij naar Madrid te verhuizen om daar haar proefschrift over Galicisch-Portugese dichtkunst van de 13e eeuw te schrijven. Daar kwam zij in contact met een hele groep van schrijvers, zoalsMedardo Fraile, Alfonso Sastre, Jesús Fernández Santos, Rafael Sánchez Ferlosio en Josefina Aldecoa. Zij stopte met het schrijven van haar dissertatie en schreef in plaats daarvan verhalen en artikelen. In 1978 ontving zij de Premio Nacional de Literatura voor haar roman El cuarto de atrás. Zij vertaalde werk van Gustave Flaubert, Charles Perrault, Virginia Woolf, Emily Brontë en Natalia Ginzburg in het Spaans en schreef draaiboeken voor de Spaanse televisie. Een van haar meest gelezen boeken is Usos amorosos del dieciocho en España uit 1972.
Uit: The Back Room (Vertaald door Helen Lane)
... AND YET I'D swear that the position was the same-I think I've always slept this way, with my right arm underneath the pillow and my body turned slightly over onto that side, my feet searching for the place where the sheet is tucked in. What's more, if I close my eyes - and I end up closing them as a last, routine resort - I am visited by a long-familiar apparition, always the same: a parade of stars, each with a clown's face, that go soaring up like a balloon that's escaped and laugh with a frozen grin, following one after the other in a zigzag pattern, like spirals of smoke gradually becoming thicker and thicker. There are so many of them that in a little while there won't be any room left for them and they'll have to descend to seek more space in the riverbed of my blood, and then they'll be petals that the river carries away. At the moment they're rising in bunches. I see the minuscule face drawn in the center of each one of them, like a cherry pit surrounded by spangles. But what never changes is the tune that accompanies the ascent, a melody that can't be heard yet marks the beat, a special silence whose very denseness makes it count more than it would if it could be heard. This was the most typical thing back then too. I recognized that strange silence as being the prelude to something that was about to happen. I breathed slowly, I felt my insides pulsing, my ears buzzing, and my blood locked in. At any moment - where exactly? - that ascending multitude would fall and swell the invisible inner flow like an intravenous drug, capable of altering all my visions. And I was wide awake, awaiting the prodigious change, so lightning-quick that there was never a night when I managed to trap the very instant of its sudden stealthy appearance as I lay in wait there, watching for it eagerly and fearfully, just as I'm doing now.
Carmen Martín Gaite (8 december 1925 22 juli 2000)
De Amerikaanse dichter en schrijver Delmore Schwartz werd geboren op 8 december 1913 in New York. Zijn eerste gepubliceerde werk was het korte verhaal uit 1937, In Dreams Begin Responsibilities, dat later samen met andere verhalen in een bundel werd opgenomen. In de daarop volgende dertig jaar verschenen talrijke gedichten, verhalen en stukken. In 1959 kreeg hij voor Summer Knowledge: New and Selected Poems de Bollingen Prize. Het eind van zijn leven werd gekenmerkt door alcoholisme en waanzin. De geschiedenis van deze neerwaartse spiraal ligt ten grondslag aan Saul Bellow's Roman Humboldt's Gift uit 1975.
At This Moment Of Time
Some who are uncertain compel me. They fear
The Ace of Spades. They fear
Loves offered suddenly, turning from the mantelpiece,
Sweet with decision. And they distrust
The fireworks by the lakeside, first the spuft,
Then the colored lights, rising.
Tentative, hesitant, doubtful, they consume
Greedily Caesar at the prow returning,
Locked in the stone of his act and office.
While the brass band brightly bursts over the water
They stand in the crowd lining the shore
Aware of the water beneath Him. They know it. Their eyes
Are haunted by water
Disturb me, compel me. It is not true
That "no man is happy," but that is not
The sense which guides you. If we are
Unfinished (we are, unless hope is a bad dream),
You are exact. You tug my sleeve
Before I speak, with a shadow's friendship,
And I remember that we who move
Are moved by clouds that darken midnight.
Late Autumn In Venice
(After Rilke)
The city floats no longer like a bait
To hook the nimble darting summer days.
The glazed and brittle palaces pulsate and radiate
And glitter. Summer's garden sways,
A heap of marionettes hanging down and dangled,
Leaves tired, torn, turned upside down and strangled:
Until from forest depths, from bony leafless trees
A will wakens: the admiral, lolling long at ease,
Has been commanded, overnight -- suddenly --:
In the first dawn, all galleys put to sea!
Waking then in autumn chill, amid the harbor medley,
The fragrance of pitch, pennants aloft, the butt
Of oars, all sails unfurled, the fleet
Awaits the great wind, radiant and deadly.
Delmore Schwartz (8 december 1913 11 juli 1966)
De Griekse dichter en schrijver Nikos Gatsos werd geboren op 8 december 1911 in Kato Asea in Arcadië. Hij bezocht het gymnasium in Tripoli.Later verhuisde hij naar Athene, waar hij filosofie studeerde. Daar kwam hij in conact met literaire kringen en raakte hij bevriend met de dichter Odysseus Elytis. In 1943 publiceerde hij zijn verzamelde gedichten Amorgos, een belangrijke representatie van het Griekse surrealisme.
Rosewater
When you reach that other world, don't become a cloud,
don't become a cloud, and the bitter star of dawn,
so that your mother knows you, waiting at her door.
Take a wand of willow, a root of rosemary,
a root of rosemary, and be a moonlit coolness
falling in the midnight in your thirsting courtyard.
I gave you rosewater to drink, you gave me poison,
Am nächsten Tag... wurde offensichtlich, dass Dollfuß nicht umfiel. Der Zwerg erklärte in seiner Radiorede, seine Ziele wären: Erweiterung der Rechte des Bundespräsidenten, Einführung eines Ständerates, Geschäftsordnungsreform im Parlament und Schutz der Ruhe und Ordnung. Er hatte in einer endlich gewährten Unterredung den Unterhändlern ungefähr dasselbe mitgeteilt. Diese hatten erwidert, man könne darüber mit sich wohl reden lassen. Daraufhin hatte Dollfuß für Ende des Monats eingehende Verhandlungen in Aussicht gestellt. Aber das Parlament könne er am 15. keinesfalls zusammentreten lassen; er sei nach wie vor entschlossen, diese Sitzung zu verhindern. Gewaltsam? Unter Aufrechterhaltung der Ruhe und Ordnung.
( )
Wir haben noch am 7. der Regierung unsere ehrliche Mitarbeit angeboten! Wir haben anerkannt, dass außergewöhnliche Zeiten außergewöhnliche Maßnahmen erfordern, und waren bereit, der Regierung die Möglichkeit zu solchen Maßnahmen zu geben! Was war der Dank? Was war die Antwort? Ein Verfassungsbruch! Genossen!
I am not a dog lover. A dog lover to me means a dog that is in love with another dog. I am a great admirer of certain dogs, just as I am an admirer of certain men, and I dislike certain dogs as much as I dislike certain men. Mr. Stanley Walker" in his attack on dogs brought out the very sound contention that too much sentimental gush has been said and written about man's love for the dog and the dog's love for man. (This gush, I should say, amounts to about one ten-thousandth of the gush that has been printed and recited about man's love for woman, and vice versa, since Shelley wrote "0' lift me from the grass! I die, I faint, I fall! Let thy love in kisses rain on my lips and eyelids pale.") It is significant that none of the gush about dogs has been said or written by dogs. I once showed a copy of Senator Vest's oration to one of my dogs and he sniffed at it and walked away. No dog has ever gone around quoting any part of it. We see, then, that this first indictment of dogs ' that they have called forth so much sentimental woofumpoofum ' is purely and simply an indictment of men. I think we will find this to be true of most of Mr. Walker's indictments against the canine world: he takes a swing at dogs and socks men and women in the eye.
Mr. Walker began his onslaught with a one-sided and prejudiced account of how a little red chow on a leash (the italics are mine) pulled a knife on Mr. Gene Fowler, a large red man who has never been on a leash in his life. Neither the dog nor the woman who was leading the dog are quoted; we dont get their side of the brawl at all. The knife was not evenexamined for paw prints. Nobody proved anything. There isnt a judge in the world who wouldn't have thrown the case out of court, probably with a sharp reprimand for Mr. Fowler. So far, then, Mr. Walker hasn't got a leg to stand on.
James Thurber (8 december 1894 2 november 1961)
De Amerikaanse dichter en schrijver William Hervey Allen werd geboren op 8 december 1889 in Pittsburgh. Bekend werd hij door zijn fictioele oorlogsdagboek Toward the Flame uit 1926 en door Israfel, een biografie over Edgar Allan Poe. Zijn ontwikkelingsroman Antonio Adverso uit 1933maakte hem echter wereldberoemd. Het werk bestrijkt in negen delen het tijdvak 1780 tot 1840 en beschrijft het leven van de held vanaf zijn jeugd in een weeshuis in Livorno, via het keizerlijke Frankrijk naar Zuid-Amerika, zijn reis naar Afrika als slavenhandelaar, tot uiteindelijk zijn vestiging in El Paso.
VOICE OF LIFE
Dear bird, you are the voice of life itself, A living melody that calls to us With untaught ecstasy; that sings a joy Inherited with being, glorious. Like girls at play, like laughter of a boy, Your song derides the tired and baffled brain That thinks itself to death; you sing again With the immortal freshness of a breath From morning stars above the mist of pain That clings to song about the fields of earth.
What dusty thresholds to what vacant ears Your ecstasy might sweep with song; what dearth Of music starves them through long, silent years, Who are eclipsed from you by birth! Now from this lonely moor you have sprung up Beyond our need, to pour; pour higher yet Your melody into that tilted cup Which all about with clustered gems is set. Now I can hear it spilling back again, Melodious excess through my casement bars, Oh, what delirious madrigals are these To wither out to nothing twixt the stars! Such perfect music, and no ideal ear? Listen! It is the earth that needs to hear.
William Hervey Allen (8 december 1889 28 december 1949)
À Paris, chez Vatelin. Un salon élégant. Porte au fond. Deux portes à droite, deux à gauche. Mobilier ad libitum. Au lever du rideau, la scène reste vide un instant. On ne tarde pas à entendre des rumeurs au fond, et Lucienne, en tenue de sortie, son chapeau un peu de travers sur la tête, fait irruption comme une femme affolée.
Scène I
Lucienne, Pontagnac. LUCIENNE, entrant comme une bombe et refermant la porte sur elle, mais pas assez vite pour empêcher une canne, passée par un individu quon ne voit pas, de se glisser entre le battant et le chambranle de la porte. Ah ! mon Dieu ! Allez-vous en, monsieur !... Allezvous en !...
PONTAGNAC, essayant de pousser la porte que chaque fois Lucienne repousse sur lui. Madame !... Madame !... je vous en prie !...
LUCIENNE. Mais jamais de la vie, monsieur !... Quest-ce que cest que ces manières ! (Appelant tout en luttant contre la porte.) Jean, Jean ! Augustine !... Ah ! mon Dieu, et personne !... PONTAGNAC. Madame ! Madame !
LUCIENNE. Non ! Non !
PONTAGNAC, qui a fini par entrer. Je vous en supplie, madame, écoutez-moi !
LUCIENNE. Cest une infamie !... Je vous défends, monsieur !... Sortez !...
PONTAGNAC. Ne craignez rien, madame, je ne vous veux aucun mal ! Si mes intentions ne sont pas pures, je vous jure quelles ne sont pas hostiles... bien au contraire. Il va à elle.
PONTAGNAC, la poursuivant. Oui, madame, vous lavez dit, fou de vous ! Je sais que ma conduite est audacieuse, contraire aux usages, mais je men moque !... Je ne sais quune chose, cest que je vous aime et que tous les moyens me sont bons pour arriver jusquà vous.
LUCIENNE, sarrêtant. Monsieur, je ne puis en écouter davantage !... Sortez !...
PONTAGNAC. Ah ! Tout, madame, tout plutôt que cela ! Je vous aime, je vous dis ! (Nouvelle poursuite.) Il ma suffi de vous voir et ça été le coup de foudre ! Depuis huit jours je mattache à vos pas ! Vous lavez remarqué.
LUCIENNE, sarrêtant devant la table. Mais non, monsieur.
PONTAGNAC. Si, madame, vous lavez remarqué ! Une femme remarque toujours quand on la suit.
Georges Feydeau (8 december 1862 - 5 juni 1921)
De Amerikaanse schrijver Joel Chandler Harris werd geboren op 8 december 1848 in Eatonton, Georgia. Bekend werd hij vooral door zijn Uncle Remus vervolgverhalen, zoals Uncle Remus and His Friends (1892), and Uncle Remus and the Little Boy (1905) die eerst in de krant verschenen en na de opheffing van de rassenscheiding snel populair werden. Door het gebruik van dialect waren ze ook vernieuwend. Harris schreef ook novelle-achtige verhalen over het landleven in Georgia.
Uit: Stories of Georgia
So far as written records tell us, Hernando de Soto and his companions in arms were the first white men to enter and explore the territory now known on the map as the State of Georgia. Tradition has small voice in the matter, but such as it has tells another story. There are hints that other white men ventured into this territory before De Soto and his men beheld it. General Oglethorpe, when he came to Georgia with his gentle colony, which had been tamed and sobered by misfortune and ill luck, was firmly of the opinion that Sir Walter Raleigh, the famous soldier, sailor, and scholar, had been there before him. So believing, the founder of the Georgian Colony carried with him Sir Walter's diary. He
was confirmed in his opinion by a tradition, among the Indians of the Yamacraw tribe, that Raleigh had landed where Savannah now stands.
There are also traditions in regard to the visits of other white men to Georgia. These traditions may be true, or they may be the results of dreams, but it is certain that De Soto and his picked company of
Spaniards were the first to march through the territory that is now Georgia. The De Soto expedition was made up of the flower of Spanish chivalry,--men Used to war, and fond of adventure. Some of them were soldiers, anxious to win fame by feats of arms in a new land; some were missionaries, professing an anxiety for the souls of such heathen as they might encounter, but even these men were not unfamiliar with the use of the sword; some were physicians, as ready to kill as to heal; some were botanists, who knew as much about the rapier and the poniard as they did about the stamens, pistils, and petals of the flowers; and some were reporters, men selected to write the history of the expedition.
Joel Chandler Harris (8 december 1848 3 juli 1908)
Laat andren 't roemrijk Rhodos, Mytilene of Ephesus bezingen of Corinthe, waar zee van Oost en West den muur bespoelt, of 't Bacchisch Thebe, 't Apollinisch Delphi, het lieflijk dal, waar de Peneios vloeit. De stad der Jonkvrouw zij het levenswerk van menig dichter, die van heind' en veer olijvetakken tot een krans vergaart. In veler mond leve tot Hera's eer Mycene rijk aan goud, Argos aan paarden. Mij heeft noch Sparta met zijn zwarte soep, noch ook Larissa met zijn vette klei zoo 't hart geroerd als 't ruischend Tivoli met steilen waterval en duister woud, met weelgen boomgaard langs de slingerbeek. Zooals 't Zuidwesten soms geen regenvlagen, maar blauwe lucht brengt, die het zwerk verscheurt, laat zoo uw droefheid, Plancus, en uw zorg verlichten door de wijsheid van den wijn, te velde nu, straks thuis in Tivoli! Teukros, die door zijn vader was verstooten, heeft bij een laatst festijn op Salamis geklonken met zijn treurende trawanten: "Waar beter lot, dan hier in 't vaderhuis, ons wenkt, daar gaan wij heen, mijn kameraden! Vertwijfelt niet! Ik zal uw leider zijn. Apollo waarborgt ons Nieuw-Salamis. Helden, die met mij stondt voor heeter vuur, drinkt thans den beker der vergetelheid! Morgen begint opnieuw de groote reis."
Vertaald door Dr. A. Rutgers van der Loeff.
Horatius (8 december 65 v. Chr. - 27 november 8 v. Chr.)
Small bird singing in a bush Small bird in a bush: cars in the street rush past it like the Gadarene swine, line upon line.
Soft feathers fluff in a lean wind, rough as a rasp in the leaves green, brooming the earth clean.
Cognisant of none save the strengthening sun, the blood of its dawn still red on the hill,
it sings and it sings, repetitive rings and showers of sound seeming profound
to the shallows in me, but, in reality, only a birds things: sex and seed, rain on the wings,
consciousness of wamth and light, withdrawal of the night, the winds suddenness, or its silences.
All this I know, and no less know its innocence, my prescience, and which the better sense, and which the finer face, and which the saving grace: self-seeking orison or this simple hymnal to the sun?
Tatamkhulu Afrika (7 december 1920 23 december 2002)
(Mit dem Aufrollen des Vorhanges tritt Franz mit dem Landrat Sternau ein. Sternau ist in einen simplen Überrock gekleidet, Franz trägt ein großes Paket Bücher, in Packpapier emballiert.)
Franz. Wie gesagt, zu Hause ist er nicht, ich habe ihn diesen Morgen schon begegnet - (das Paket auf die vordere Bank ablegend) aber wenn Sie ihn hier erwarten wollen -
Sternau. Sie haben mir auf dem Wege von der Post bis hieher den Mann so lebhaft geschildert, daß ich kaum mehr nötig habe, ihn persönlich kennenzulernen. Nur scheint es, daß Sie mit zuviel Vorliebe -
Franz. Der Magister ist gewiß ein braver, herzensguter Mann!
Sternau. Ich höre aber von Unordnungen im Schulwesen hier auf dem Schlosse; warum schweigen Sie darüber?
Franz(etwas stockend). Weil - (für sich) dieser Fremde hat so etwas Gebieterisches und Vertrauenerweckendes zugleich -
Sternau. Fürchten Sie nicht, durch Offenheit dem Magister zu schaden!
Franz. Er trägt auch gewiß keine Schuld. Die liebe Jugend ist dem guten alten Mann etwas über den Kopf gewachsen, das ist das Ganze.
Sternau. Das passiert diesen Herrn öfters. Das Alter allein ist nicht genug, die Jugend in Respekt zu erhalten, es bringt nur leider oft die entgegengesetzte Wirkung hervor. Aber Sie sollten dann um so mehr - Sie sind ja sein Gehilfe!
Franz. Ach, wenn ich's wäre! Aber er verweigert mir durchaus diesen Titel! »Aufseher« - das ist alles, was er mir zugesteht. Dadurch schmälert er mein Ansehn und hindert mich, so zu wirken, wie ich's gerne möchte.
Sternau. Ist er Ihnen abgeneigt?
Franz. O nein! Aber - man kann ihm's im Grunde nicht verargen - er ist ängstlich, fürchtet immer, seine nicht gesicherte Stellung hier zu verlieren, und will es daher durchaus nicht merken lassen, daß er altershalber schon eines Gehilfen bedürfte.
Sternau(nachsinnend, für sich). Nun - nun - wir werden ja sehn -
Je me suis souvent demandé si d'une certaine manière ce n'est pas la musique à peu près seule qui peut donner la clef, ou même qui est la clef de mon uvre tout entière, philosophique et dramatique
Quand je me demande pourquoi, moi qui fus élevé en dehors de toute religion, dans une famille agnostique, je pris position dès mon adolescence en faveur du christianisme, alors que je ne pouvais en toute sincérité me dire chrétien, je suis tenté de penser que le rôle de la musique a été primordial et c'est avant tout à Jean-Sébastien Bach que je songe et presque exclusivement.
En écoutant ou en lisant les Passions et les Cantates, j'avais l'assurance invincible que ce qui m'était révélé à travers elles présentait une réalité située par-delà toute discussion possible. Mais pouviez-vous être sûr, demandera-t-on, que cette réalité n'était pas simplement celle d'une âme profondément croyante ? Il me faut répondre, usant d'une notion qui devait plus tard mapparaître comme fondamentale : ce qui se livrait à moi, c'était un témoignage, c'était une attestation. Or il ne peut y avoir témoignage ou attestation sans une référence à la réalité attestée. Je puis donc dire en toute certitude que la musique a été pour moi un chemin vers la conversion.
Il faut ajouter ceci, qui est sans doute encore plus significatif : le fait que toute mon enfance avait été assombrie par la mort prématurée de ma mère, enlevée en deux jours par une maladie foudroyante quand j'allais avoir quatre ans, a contribué, je peux le dire en toute certitude, à conférer pour moi une priorité vécue à la question de l'au-delà.
L'abus de la fonctionnalisation est un des traits les plus significatifs du monde dans lequel nous vivons. Le fonctionnarisme, le cancer bureaucratique n'est qu'un aspect particulièrement évident de ce fléau. « La vie dans un monde axé sur l'idée de fonction, écrivais-je en 1933 dans l'essai intitulé Position et approches concrètes du mystère ontologique, est exposée au désespoir. Elle débouche sur le désespoir. En réalité ce monde est vide, il sonne creux ; si elle résiste au désespoir, c'est uniquement dans la mesure où jouent au sein de cette existence et en sa faveur certaines puissances secrètes qu'elle est hors d'état de penser ou de reconnaître. »
I'll tell you another, last caseand there are many others like this. Here's a story which is really tragic. How many of you know about Joan Peters, the book by Joan Peters? There was this best-seller a few years ago [in 1984], it went through about ten printings, by a woman named Joan Petersor at least, signed by Joan Peterscalled From Time Immemorial. It was a big scholarly-looking book with lots of footnotes, which purported to show that the Palestinians were all recent immigrants [i.e. to the Jewish-settled areas of the former Palestine, during the British mandate years of 1920 to 1948]. And it was very popularit got literally hundreds of rave reviews, and no negative reviews: the Washington Post, the New York Times, everybody was just raving about it. Here was this book which proved that there were really no Palestinians! Of course, the implicit message was, if Israel kicks them all out there's no moral issue, because they're just recent immigrants who came in because the Jews had built up the country. And there was all kinds of demographic analysis in it, and a big professor of demography at the University of Chicago [Philip M. Hauser] authenticated it. That was the big intellectual hit for that year: Saul Bellow, Barbara Tuchman, everybody was talking about it as the greatest thing since chocolate cake.Well, one graduate student at Princeton, a guy named Norman Finkelstein, started reading through the book. He was interested in the history of Zionism, and as he read the book he was kind of surprised by some of the things it said. He's a very careful student, and he started checking the referencesand it turned out that the whole thing was a hoax, it was completely faked: probably it had been put together by some intelligence agency or something like that. Well, Finkelstein wrote up a short paper of just preliminary findings, it was about twenty-five pages or so, and he sent it around to I think thirty people who were interested in the topic, scholars in the field and so on, saying: "Here's what I've found in this book, do you think it's worth pursuing?"
Nichts Lächerlicheres und vor allem Kläglicheres aber als die mannigfaltigen Verschwörungstheorien, welche von diesen und jenen aus den verschwindenden oder fast schon verschwundenen Minderheiten gegen die herrschenden Sicherheiten ins Feld geführt werden. Die Juden; die islamische Gefahr; der Balkan in westlicher Hand für den Zugang und Zugriff auf die östlichen und südöstlichen Erdölfelder etc.: Denn die mächtigen und reichen Länder haben gleichwelche Verschwörung oder Munkelei gar nicht nötig; sie sind von vornherein, durch den Stand der Dinge, schon verschworen, natur- und sachverschworen, ohne irgendwelche Packeleien in Hinterzimmerkonferenzen. Verschworenheit ohne Verschwörung: Strahlt das nicht von jedem lässigen Zusammenstehen der gerade Mächtigen - wenn sie es denn sind - in den freien Weitgegenden aus? Als Verschwörer dagegen wirken zunehmend gerade die Leutchen mit den Verschwörungstheorien: kleine, zersplitterte, traurige, hoffnungslose Verschwörer im Niemandsland, oder eben in der Diaspora, verschworen und sich täglich neu verschwörend - für nichts und wieder nichts; Verschwörer ohne Ziel, oder mit unerreichbarem Ziel (ein anderer Augenschein). Wieder so eine verkehrte Welt? Oder doch wieder die richtige - die maßgebliche?
Peter Handke (Griffen, 6 december 1942)
De Poolse dichter Rafał Wojaczek werd geboren in Mikołów op 6 decmber 1945. Zijn vader was leraar aan een gymnasium, zijn moeder werkte voor een uitgeverij. Wojaczek bezocht verschillende gymnasia. Na zijn eindexamen studeerde hij Pools in Krakau, maar brak die studie af en trok naar Breslau, waar hij verschillende baantjes uitprobeerde. Hij leidde een leven van uitspattingen en had een soort zelfvernietigingsdrang. Het leidde tot alcoholisme en zelfmoordpogingen. Een daarvan slaagde in 1971.Hem werd postuum nog de Andrzej-Bursa-Prijs verleend
ich bin die waagerechte
ich bin die waagerechte
du bist senkrecht
du bist der berg
ich bin das tal
ich bin die erde
du bist die sonne
ich bin das schild
du bist das schwert
ich bin die wunde
du bist der schmerz
ich bin die nacht
du bist gott
du bist das feuer
ich bin das wasser
ich bin nackt
du bist in mir
ich bin die waagerechte
nicht immer
du bist senkrecht
auf zeit
ich bin die senkrechte
berg des orgasmus
du bist waagerecht
bei mir
I, Kafka
Heart has overgrown me
I'm all inside
root
White grasses
grow from my
lips
Julia daughter of a eunuch
with lips by her farther
trained
tills my illness
You Have to Fear the Rose . . .
You have to fear the rose; it is the mouth of the wound that bleeds continually inside you.
Because my tongue, oh naked one, cant find you. Tell me you are afraid, Ill believe you exist.
That you exist in yourself; conscious of your body. The body is a shutter the gentlest breezes hand
can turn into a windowpane of blood. A firestorm will seize the neighboring district,
burn out the eyes of every newborn baby, while the blind, grieving mothers lose their hair.
Tell me then, so that only my hair can hear you, so that my skin can tell the lips, with a quick shudder
of whisper, whether you still live in this muddy person; before Ive flowed through it entirely, tell me.
Rafał Wojaczek (6 december 1945 11 mei 1971)
De Duitse schrijver en acteur Dirk Dobbrow werd geboren op 6 december 1966 in Berlijn. Hij werkte na het gymnasium en de toneelschool twee jaar als acteur aan het Stadttheater Lüneburg, daarna bij verschillende theaters in Berlijn, zoals het Schlossparktheater. In 2004 kreeg hij een werkbeurs van de Kulturverwaltung des Berliner Senats. Dirk Dobbrow schrijft romans, theaterstukken en verhalen.
Uit: Der Mann der Polizistin
DaBaby fürchtete die Dunkelkammer wie eine große Maschine. Große Maschine, die ihn gleich verschlucken würde, wenn er den Schlüssel ins Schloß gesteckt, herumgedreht, die Tür zum verbotenen Bezirk geöffnet hätte. DaBaby liebte seine Furcht. Es war eine Furcht, die ihm dieses gewisse Kribbeln verschaffte, ein Kribbeln, das den Rücken hinauf und hinunter fuhr und irgendwo zwischen den Pobacken verschwand, bis es wieder von vorn oben zwischen den Schulterblättern startete. Er knipste die kleine Osram-Funzel an. Funzliges Dämmerlicht sollte ihm genügen, gehörte zur Dunkelkammeratmosphäre dazu, fand er. Er schloß die Metallschränke auf. War nicht weiter schwierig, hier steckte der Schlüssel. Was diese Metallschränke gekostet haben, dachte DaBaby, ein Vermögen, und er zog eine Schublade auf, darein paßten auch die großformatigen Abzüge, Daddys Ausstattung entsprach dem gehobenen Standard, Ma hatte geflucht, als Arbeiter die prächtigen Metallschränke in die Wohnung schleppten, fette teure Ziffer auf dem Lieferschein, Pa zahlte ohne mit der berühmten Wimper zu zucken, hast du dir schon einmal ausgerechnet, fluchte Ma, hast du dir schon einmal ausgerechnet, was deine Arbeit einbringt, CASH meine ich, unterm Strich, und hinter ihrem Fluch zuckte ein riesiges Fragezeichen auf, flatterte durch den Raum, gespenstischer schwarzer Vogel, DaBaby atmete ein, DaBaby schnappte nach Luft, es würde einer der mittelschweren Kräche beginnen, nicht einer der äußerst schweren, ein äußerst schwerer begann, wenn Mammie fragte, was sein H o b b y einbringt, hörte Pa das Wort Hobby, umschrieb jemand seine schweißtreibende Arbeit mit dem Wort Hobby, schwoll ihm am Hals eine Ader, die nichts Gutes versprach.
Op donderdag 11 augustus 1955 klimt Joakim met zijn plunjezak aan boord van een autobus en neemt opgelucht zijn plaats in tussen de anderen. Het is een vierkant voertuig met stoffige raampjes, afgedankt door het leger, en het zal hen naar de bergen brengen. Ook als de bus eenmaal optrekt weigert hij achterom te kijken. Hij weet dat zijn ouders er nog zullen staan, bij de kiosk op de hoek van de Karagözstraat. Vader pet en donkere bril zal hem de rug al hebben toegekeerd. Moeder werpt zeker nog een blik en schikt haar sjaal. Aysel, zijn halfzus, is thuisgebleven. Ze heeft geen afscheid willen nemen. Samen op pad, veertig in uniform gestoken verkenners onderverdeeld in vier patrouilles met ieder een voorman. De autobus ruikt naar benzine en door de zon uitgebeten kunstleer, een geur die hij later precies zal kunnen oproepen. Als ze eenmaal de buitenwijken bereiken, door straten rijden die hij niet meer herkent, komt Djavid langs. Djavid is adjudant nog geen patrouilleleider. Hij deelt reukwater uit aan ieder die zijn handen uitsteekt. Dat is op lange tochten zo de gewoonte, denkt hij; hij durft het niet te vragen. Hij ontvangt het vocht, wrijft het in zijn hals en langs zijn slapen en door zijn haar, sluik zwart haar, niet de krullen van Aysel. Buiten Kusaliman steken ze het schiereiland over. Hij laat voor het eerst de stad achter zich, in zijn eentje op reis. Ze passeren de oliedepots langs de kust en het wit uitgeslagen skelet van een cementfabriek. Dan denderen ze over een brug en gaan langzaam omhoog naar de rand van de hoogvlakte. Tergend langzaam. Om hem heen wordt gepocht. De reis duurt minstens een dag, zeggen zij die jaarlijks meegaan. Soms twee dagen, wanneer er een brug is weggespoeld of de weg door rotsen en boomstronken wordt versperd. En ten slotte is er nog een gevaarlijke pas naar het hoogland.
Henk van Woerden (6 december 1947 - 16 november 2005)
For blows on the fort of evil That never shows a breach, For terrible life-long races To a goal no foot can reach, For reckless leaps into darkness With hands outstretched to a star, There is jubilation in Heaven Where the great dead poets are.
There is joy over disappointment And delight in hopes that were vain. Each poet is glad there was no cure To stop his lonely pain. For nothing keeps a poet In his high singing mood Like unappeasable hunger For unattainable food.
So fools are glad of the folly That made them weep and sing, And Keats is thankful for Fanny Brawne And Drummond for his king. They know that on flinty sorrow And failure and desire The steel of their souls was hammered To bring forth the lyric fire.
Lord Byron and Shelley and Plunkett, McDonough and Hunt and Pearse See now why their hatred of tyrants Was so insistently fierce. Is Freedom only a Will-o'-the-wisp To cheat a poet's eye? Be it phantom or fact, it's a noble cause In which to sing and to die!.
So not for the Rainbow taken And the magical White Bird snared The poets sing grateful carols In the place to which they have fared; But for their lifetime's passion, The quest that was fruitless and long, They chorus their loud thanksgiving To the thorn-crowned Master of Song.
Alfred Joyce Kilmer (6 december 1886 30 juli 1918)
De Franse dichter en romanschrijver Paul Adam werd geboren in Parijs op 6 december 1862. Adam schreef een serie historische romans over de periode van de napoleontische oorlogen en de nasleep daarvan. De eerste aflevering in de reeks, La Force, verscheen in 1899. Samen met Jean Moréas schreef hij Les Demoiselles Goubert, een roman die de overgang markeerde tussen het naturalisme en het symbolisme in de Franse literatuur. Zijn roman Stephanie (1913) pleit voor het 'geregelde' of verstandshuwelijk in plaats van huwelijken gebaseerd op romantische gevoelens.
La première fois quand je l'ai vue
La première fois quand je l'ai vue J'ai tout de suite remarqué son regard J'en étais complètement hagard
Dans ce jardin du Luxembourg Je me suis dit Faut que je l'aborde Pour voir si tous deux on s'accorde
J'ai déposé mon baluchon Alors j'ai vu tes gros yeux doux J'en suis devenu un peu comme fou
Quand je t'ai dit que tu me plaisais Que j'aimerai bien te revoir Tu m'as donné rendez-vous le soir
Et je t'ai dis Oh Pénélope Que tu étais une sacrée belle fille Que je t'aimerai toute ma vie
Quand dans ce lit de marguerites Tu m'as caressé doucement la tête Ma vie entière est une fête
Et sous les regards de la foule J'ai posé ma main sur ta main Vous voyez bien que ce n'est pas malsain
À l'ombre des eucalyptus Je t'ai dit Je veux que tu me suives Je te sentais d'humeur lascive
Alors comme ça dans les tulipes Tu m'as fait une petite promesse Gage d'affection et de tendresse
Si notre amour devait céder Je n'aurais plus qu'à me faire prêtre Je ne pourrai jamais m'en remettre
Car si un jour notre amour rouille Je m'en mordrai très fort les doigts Chérie vraiment je n'aime que toi !
»Der Himmel hat mir in meinen Söhnen die Freude genommen, dich in ihnen erneuert aufwachsen zu sehen, aber jedermann sagt, unsere Sophie habe deinen Geist und deine Augen, so wie man zugleich behauptet, daß sie meinen Mund, meinen Wuchs, und meine Geberden hat. Jede Hofnung auf andere Kinder ist verlohren: da möchte ich wohl, mein Bester! daß wir die Ähnlichkeit, welche dieses einzige Kind mit uns theilt, auf das vollkommenste machen. Gieb, mein Lieber! dem guten Mägdchen jeden Anbau deines Geists, denn es sollte mich sehr freuen, wenn ich einen Theil deines Verstands von Lippen wiedertönen hörte, die den meinigen gleichen. Ich will sie in allen weiblichen Arbeiten unterrichten: Unsere Liebe aber soll sich in ihrem Herzen vereinen.«
Sophie von La Roche (6 december 1730 18 februari 1807)
In this way affectation is avoided or hidden; and now you can see how incompatible it is with gracefulness and how it robs of charm every movement of the body or of the soul, about which, admittedly, we have so far said very little. However, we should not neglect it; for, as the soul is far more worthy than the body, it deserves to be all the more cultivated and adorned. As for what our courtier ought to do in this respect, we shall leave aside the precepts of all the many wise philosophers who have written on the subject, defining the virtues of the soul and discussing their worth with such subtlety; instead, keeping to our purpose, we shall state very simply that it is enough if he is, as we say, a man of honour and integrity. For this includes prudence, goodness, fortitude and temperance of soul, and all the other qualities proper to so honourable a name. And I believe that he alone is a true moral philosopher who wishes to be good; and for this he needs few precepts other than the ambition itself. Therefore Socrates was perfectly right in affirming that in his opinion his teaching bore good fruit when it encouraged someone to strive to know and understand virtue; for those who have reached the stage where they desire nothing more eagerly than to be good have no trouble in learning all that is necessary. So I shall say no more about this.
Baldassare Castiglione (6 december 1478 2 februari 1529)
Hanif Kureishi, Calvin Trillin, Josh Malihabadi, Hans Helmut Kirst, Eugenie Marlitt
De Britse schrijver en regisseur Hanif Kureishi werd geboren op 5 december 1954 in Bromley, Kent, als zoon van een Pakistaanse vader en een Engelse moeder. In 1981 won hij met zijn stuk Outskirts de George Devine Award, een jaar later werd hij door het Royal Court Theatre tot stadschrijver benoemd. In 1990 verscheen zijn eerste roman The Buddha of Suburbia. Hij kreeg er de Whitbread Prize for Best First Novel voor. Er volgden drie films: My Beautiful Laundrette,Sammy and Rosie Get Laid en London Kills Me. My Beautiful Laundrette leverde een Oscarnominatie op.
Uit:Something to Tell You
Secrets are my currency: I deal in them for a living. The secrets of desire, of what people really want, and of what they fear the most. The secrets of why love is difficult, sex complicated, living painful and death so close and yet placed far away. Why are pleasure and punishment closely related? How do our bodies speak? Why do we make ourselves ill? Why do you want to fail? Why is pleasure hard to bear?
A woman has just left my consulting room. Another will arrive in twenty minutes. I adjust the cushions on the analytic couch and relax in my armchair in a different silence, sipping tea, considering images, sentences and words from our conversation, as well as the joins and breaks between them.
As I do often these days, I begin to think over my work, the problems I struggle with, and how this came to be my livelihood, my vocation, my enjoyment. It is even more puzzling to me to think that my work began with a murder -- today is the anniversary, but how do you mark such a thing? -- followed by my first love, Ajita, going away forever.
I am a psychoanalyst. In other words, a reader of minds and signs. Sometimes I am called shrinkster, healer, detective, opener of doors, dirt digger or plain charlatan or fraud. Like a car mechanic on his back, I work with the underneath or understory: fantasies, wishes, lies, dreams, nightmares -- the world beneath the world, the true words beneath the false. The weirdest intangible stuff I take seriously; I'm into places where language can't go, or where it stops -- the "indescribable" -- and early in the morning too.
Giving sorrow other words, I hear of how people's desire and guilt upsets and terrorises them, the mysteries that burn a hole in the self and distort and even cripple the body, the wounds of experience, reopened for the good of the soul as it is made over.
Hanif Kureishi (Bromley, 5 december 1954)
De Amerikaanse schrijver, journalisten columnist Calvin (Bud) Marshall Trillin werd geboren op 5 december 1935 in Kansas City, Missouri. Als humorcolumnist past Trillin in de Amerikaanse traditie van wijlen Art Buchwald en Dave Barry van de Miami Herald. Veel van zijn columns gaan over eten en reizen. Een deel van zijn journalistieke en fictionele werk is serieuzer van aard.
Uit: About Alice
I once wrote that tales about writers families tend to have a relation to real life that can be expressed in terms of standard network-television fare, on a spectrum that goes from sitcoms to Lifetime movies, and that mine were sitcoms. Now that I think of it, maybe they were more like the Saturday-morning cartoons. Alice played the role of the momthe voice of reason, the sensible person who kept everything on an even keel despite the antics of her marginally goofy husband. Years ago, at a conference of English teachers where we were both speakers, the professor who did the introductions said something like Alice and Bud are like Burns and Allen, except shes George and hes Gracie. Yes, of course, the role she played in my stories was based on the role she played in our familyour daughters and I sometimes called her T.M., which stood for The Motherbut she didnt play it in the broad strokes of a sitcom mom. Also, she was never completely comfortable as the person who takes responsibility for keeping things on an even keel; that person inevitably misses out on some of the fun. (I feel the need to break out of the role of straight person, she said in a Nation review of Alice, Lets Eat that cautioned readers against abandoning long-planned European vacations in order to scour the country for the perfect roast polecat haunch.) The sitcom presentation sometimes made her sound stern as well as wise, and she was anything but stern. She had something close to a childs sense of wonderment. She was the only adult I ever knew who might respond to encountering a deer on a forest path by saying, Wowsers!
Calvin Trillin (Kansas City, 5 december 1935)
De Indische dichter Josh Malihabadi werd geboren in Malihabad in Brits India op 5 december 1898. In 1914 studeerde hij af in Cambridge. In 1925 werd hij supervisor voor vertaalwerk aan de univesiteit in Hyderabad, maar hij werd er weggestuurd omdat hij zich in een gedicht tegen de politieke leider van de staat gekeerd had. Hij begon steeds meer te ijveren voor de onafhankelijkheid van India en kreeg uiteindelijk de titel Shaayar-e-Inquilaab (Dichter van de Revolutie).
Beauty And Toil
There she sweats on the road, a beauteous, restless lass,
In scorching sun she breaks the stones, her bangles clink and clash.
what pain is it so strangely mingling with the music,
At each stroke drops of tears trickle down her eyes.
Dust-splattered are her cheeks, her locks embroiled in dust,
Her deep depressed eyes a tender grace reflect.
The blood-red sun sucks her blood without a touch of ruth,
Each heavey hammer stroke tells upon her budding youth.
In the sun her fragrant locks are flying about adrift,
Her limber self is getting wrecked amid the stones and bricks.
Ruddy rays of the sun are drinking undefied,
nectar of narcissus' eyes, the wine of frangipani cheeks.
Clouds of sorrow heavily hang o'er her tender heart,
Are these her cheeks, or roses two which are fading fast?
Through her tatters can be glimpsed her youthful shape, sorrow-gripped,
Like the moon that wanders through bits of drifting clouds.
Josh Malihabadi (5 december 1898 22 februari 1982)
De Duitse schrijver Hans Helmut Kirst werdgeboren op 5 december 1914 te Osterode (voorm. Ost Preussen, nu Polen). Kirst verhuisde als kind veelvuldig daar vader Kirst politieambtenaar was en veelvuldig van standplaats moest wisselen. Hij bezocht o.a. het Kaiser-Wilhelm-Gymnasium in zijn geboorteplaats waarna hij de handlsschool bezocht.Op aanraden van zijn vader nam hij in 1933 dienst in deReichsweht in Köningsberg. In 1941 viel hij met de Wehrmacht Rusland binnen. In 1943 werd hij bevorderd tot luitenant. Van 1943 tot 1945 onderwees hij krijgsgeschiedenis in Schonau (Beieren) en werd uiteindelijk kapitein en leider van de stadsbatterij. In 1946 moest hij voor een commissie verschijnen die hem moest denazificeren. Deze legde hem een publicatie verbod van 2 jaar op. Zijn grote voorbeeld was Erich Maria Remarque en in 1950 kwam zijn eerste boek uit; "Wir nannten ihn Galgenstrick". Dit werd in 1954 gevolgd door zijn beroemde 08/15, een satirisch geschreven verhaal over enkele Duitse soldaten gedurende de oorlog In 1962 had hij enorm succes in de USA met "De nacht der generaals". Kirst won verschillende literatuurprijzen.
Uit: 08/15
Ich übernehme hier das Kommando, sagte der fremde Oberst, der Hauk hieß oder der sich doch zumindest als Oberst Hauk vorgestellt hatte. Und er hatte das mit der unnachgiebigen Höflichkeit eines überzeugten Vorgesetzten getan.
Der Oberst Hauk betrachtete die Offiziere, die sich in dem Birkenwäldchen um ihn versammelt hatten. Sein flächiges, graubleiches Gesicht blieb regungslos. Müdigkeit lag in seinen Augen; doch sie entbehrten nicht einer gewissen Vornehmheit.
Bin ich verstanden worden? fragte der Oberst, und seine Stimme klang sanft fordernd. .....
Hans Helmut Kirst (5 december 1914 - 23 februari 1989)
Am äußersten Ende einer kleinen mitteldeutschen Stadt, da, wo die letzten Gäßchen steil den Berg hinaufklettern, lag das große Nonnenkloster. Es war ein unheimliches Gebäude mit seinen eingesunkenen Fenstern, seinen kreischenden Wetterfahnen und den unaufhörlich um den First kreisenden Dohlenschwärmen. Aus dem Mauergefüge quollen dicke Grasbüschel, und zwischen den zerbröckelten Steinzieraten über dem gewölbten Torweg nickte ein kleiner Wald von Baumschößlingen. Wie zwei altersschwache Kameraden, deren einer den andern stützt, lehnten sich der Bau und ein uraltes Stück Stadtmauer aneinander, und das war vorteilhaft für das Kloster, denn
die Mauer war sehr dick; man hatte ihren breiten Rücken mit Erde belastet, und nun sproßte und blühte es da droben so üppig, als gäbe es keine Mauersteine unter der Erdschicht. Freilich war das Ganze nur ein längliches Blumenbeet, von einem kaum fußbreiten Weg durchschnitten; dafür war es aber auch saubergehalten wie ein Schmuckkästchen. An den Wegrändern blühte ein Kranz weißer Federnelken; Lilien und Nachtviolen standen auf dem Beet, und die glühroten Früchte der Erdbeeren, samt ihren breiten, gezackten Blättern, mischten sich mit dem wilden Thymian, der, am Mauerrand hinabkletternd, seine feinen Zweige behutsam in die Steinritzen legte. Hinter der Mauer lag der ehemalige Klostergarten, jetzt ein wüster ungepflegter Grasfleck, auf dem die wenigen Ziegen der Klosterbewohner ihr karges Futter suchen durften. Aber an der Mauer selbst stand eine ganze Wildnis von Syringen und Haselstauden; die bildeten droben am Gärtchen eine grüne undurchdringliche Wand. Die Syringen hingen im Frühjahr ihre blauen und weisen Blütentrauben über das einzige hölzerne Bänkchen des kleinen Gartens, und ein alter Kastanienbaum breitete seine Äste weit über die Mauer bis in die Straße hinein, deren armselige Häuserreihe hier mündete und von dem letzten Haus nur die Rückwand ohne Fenster sehen ließ.