Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
11-02-2009
Johannes van Melle, Lydia Francis Child, Marie-Joseph Chénier, Bernard de Fontenelle, Honoré d'Urfé, Rudolf Hans Bartsch
Dat was toen in het jaar 1914, het jaar van de rebellie en de tijd waar ik nu van spreek was Oktober.
Het was prachtig weer, echt lenteweer. Dat heb je niet altijd in Oktober. Als het gaat zoals het tegenwoordig gaat, dan is het een van de onaangenaamste maanden van het jaar: warmte en droogte en veel wind erbij. Het gras kan niet uitspruiten en het vee wordt mager en gaat dood. Nee, Oktober is niet altijd de liefelike maand waar hij voor gehouden wordt. Maar Oktober 1914 was mooi. Toen had het vroeg en veel geregend; de boeren hadden het oude gras afgebrand en in de natte grond was net opnieuw welig uitgesproten. Dan is Transvaal mooi. Dan is het hele uitzicht van laagten en bulten en randen en ruggen groen, heldergroen, dat in de verten blauw wordt. En het is stil, want dat is gewoonlik zo; als het eenmaal goed geregend heeft houden de winden op met waaien; en de grond riekt en de bomen bloeien, de vruchtbomen en tamme bomen, en de wilde bomen in het veld en alles lijkt vrolik en onbezorgd. Zo was Oktober 1914, de maand dat de rebellie uitbrak.
Het huis van Bart Nel stond in de laagte, een brede laagte van zwarte grond, de beste grond van de plaats; een strook rijke, platliggende, bevloeibare aarde, die tussen de meer zandige glooiingen in lag alsof daar eenmaal een rivier van modder was geweest, die toen was opgedroogd. Door die laagte kronkelde een spruit, Kafferkraal se loop genoemd. Hij kwam vanuit de rand, die Kafferkraal in het Westen afsloot, uit fonteinen, grote plekken drassig veld waar het water onzichtbaar naar boven kwam en waar fijne straaltjes en gedruppel zich verenigden tot een stroompje, sterk genoeg om de dammen van het achttal boeren van Kafferkraal zo te vullen, dat zij hun akkers zelfs in de droogste jaren konden bevloeien.
Johannes van Melle (10 februari 1887 8 november 1953)
"I always thought he was the best Indian I ever knew," answered Sally; 'and within these three years he has altered so much that he seems almost like an Englishman. After all, I believe matches are foreordained."
"I don't know concerning that," rejoined Mary. "I am sure I am happier than I ever expected to be after Charles's death, which is more than I deserve, considering I broke my promise to my dying mother and deserted my father in his old age."
While conversation of this nature was going on at home, Hobomok was pursuing his way through the woods, whistling and singing as he went, in the joyfulness of his heart. He had proceeded near half a mile in this way, when he espied an eagle, soaring with a flight so lofty, that he seemed almost like a speck in the blue abyss above. The Indian fixed his keen eye upon him, and as he gradually lowered his flight, he made ready his arrow, and a moment after the noble bird lay fluttering at his feet.
"A true aim that, Hobomok," said a voice which sounded familiar to his ears. He raised his head to see from whence it proceeded. Charles Brown stood by his side! The countenance of the savage assumed at once the terrible, ashen hue of Indian paleness. His wounded victim was left untouched, and he hastily retreated into the thicket, casting back a fearful glance on what he supposed to be the ghost of his rival. Brown attempted to follow; but the farther he advanced, the farther the Indian retreated, his face growing paler and paler, and his knees trembling against each other in excessive terror.
"Hobomok," said the intruder, "I am a man like yourself. I suppose three years agone you heard I was dead, but it has pleased the Lord to spare me in captivity until this time, and to lead me once more to New England. The vessel which brought me hither lieth down a mile below, but I chose the rather to be put on shore, being impatient to inquire concerning the friends I left behind. You used to be my good friend, Hobomok, and many a piece of service have you done for me. I beseech you feel of my hand, that you may know I am flesh and blood even as yourself."
Lydia Maria Francis Child (11 februari 1802 - 7 juli 1880)
En 1593, le bruit courut que les dents étant tombées à un enfant de Silésie, âgé de sept ans, il lui en était venu une dor, à la place dune de ses grosses dents. Horstius, professeur en médecine dans luniversité de Helmstad, écrivit en 1595 lhistoire de cette dent, et prétendit quelle était en partie naturelle, en partie miraculeuse, et quelle avait été envoyée de Dieu à cet enfant pour consoler les chrétiens affligés par les Turcs. Figurez-vous quelle consolation, et quel rapport de cette dent aux chrétiens ni aux Turcs. En la même année, afin que cette dent dor ne manquât par dhistoriens, Rullandus en écrit encore lhistoire. Deux ans après, Ingolstetetus, autre savant, écrit contre le sentiment que Rullandus avait de la dent dor, et Rullandus fait aussitôt une belle et docte réplique. Un autre grand homme nommé Libavius ramasse tout ce qui avait été dit de la dent, et y ajoute son sentiment particulier. Il ne manquait autre chose à tant de beaux ouvrages, sinon quil fût vrai que la dent était dor. Quand un orfèvre leut examinée, il se trouva que cétait une feuille dor appliquée avec beaucoup dadresse ; mais on commença par faire des livres, et puis on consulta lorfèvre.
Rien nest plus normal que den faire autant sur toutes sortes de matières. Je ne suis pas si convaincu de notre ignorance par les choses qui sont, et dont la raison nous est inconnue, que par celles qui ne sont point, et dont nous trouvons la raison. Cela veut dire que non seulement nous navons pas les principes qui mènent au vrai, mais que nous en avons dautres qui saccommodent très bien avec le faux.
Bernard de Fontenelle (11 februari 1657 - 9 januari 1757)
Le triste berger, la voyant partir avec tant de colère, demeura quelque temps immobile, sans presque savoir ce quil tenait en la main, quoiquil eût les yeux dessus. Enfin, avec un grand soupir, revenant de cette pensée, et reconnaissant ce ruban : « Sois témoin, dit-il, ô cher cordon, que plutôt que de rompre un seul des nuds de mon affection, jai mieux aimé perdre la vie, afin que, quand je serai mort, et que cette cruelle te verra, pour être sur moi, tu lassures quil ny a rien au monde qui puisse être plus aimé que je laime, ni amant plus mal reconnu que je suis. » Et lors, se lattachant au bras, et baisant la bague : « Et toi, dit-il, symbole dune entière et parfaite amitié, sois content de ne me point éloigner à ma mort, afin que ce gage pour le moins me demeure de celle qui mavait tant promis daffection. » À peine eut-il fini ces mots que, tournant les yeux du côté dAstrée, il se jeta les bras croisés dans la rivière. »
Honoré d'Urfé (11 februari 1568 1 juni 1625)
De Oostenrijkse dichter en schrijver Rudolf Hans Bartsch werd geboren op 11 februari 1873 in Graz. Zijn roman over Schubert, Schwammerl, was een van de succesvolste boeken in het Oostenrijk van voor WO II. Hij schreef ook het gedicht Herbstchor an Pan dat in 1911 door de destijds meest gespeelde componist Joseph Marx op muziek werd gezet voor gemengd koor, orgel en groot orkest. Der Herbstchor an Pan werd vorig jaar nog door het BBC Symphony Orchestra & Chorus o.l.v. Jiří Bělohlávek opgenomen voor het Label Chandos, samen met ander koorwerk van Marx.
Der Herbstchor an Pan (Fragment)
Der große Flurgott, trunken und schwer, Raunte sich schaurig in Schlaf, Bis heute ein Tag, hochlodernd und hehr, Seine Träume mit Lichtstrahlen traf. Es fuhr ein Wind von Südwesten daher, Da brannte der Wald wie ein Abendmeer Und Leben und Werden Ist wieder auf Erden; Es spielen die flitternden Birken voll Gold, Es kichert der Bach, der die Kiesel rollt: Erring' es dir, Seele, Und deine Tage zähle! Ah!
Grämlich dahinter Dehnt sich der große Pan Und weil ihm noch vom Reife fror: "Ist noch nicht Winter? Windräder sprechen empor?" Nein, du müder Flurgott; nein! Es brach noch einmal das Glück herein Und Tage voll köstlichem Sonnenschein Wie Angst um Liebe, die treulos wird sein, Festhaltende, bebende Angst um das Lebende!
Rudolf Hans Bartsch (11 februari 1873 7 februari 1952)
Ich weiß doch: nur der Glückliche Ist beliebt. Seine Stimme Hört man gern. Sein Gesicht ist schön.
Der verkrüppelte Baum im Hof Zeigt auf den schlechten Boden, aber Die Vorübergehenden schimpfen ihn einen Krüppel Doch mit Recht.
Die grünen Boote und die lustigen Segel des Sundes Sehe ich nicht. Von allem
Sehe ich nur der Fischer rissiges Garnnetz. Warum rede ich nur davon Daß die vierzigjährige Häuslerin gekrümmt geht? Die Brüste der Mädchen Sind warm wie ehedem.
In meinem Lied ein Reim Käme mir fast vor wie Übermut.
In mir streiten sich Die Begeisterung über den blühenden Apfelbaum Und das Entsetzen über die Reden des Anstreichers. Aber nur das zweite Drängt mich zum Schreibtisch
Bertolt Brecht (10 februari 1898 14 augustus 1956)
De Noorse schrijver Johan Harstad werd geboren op 10 februari 1979 in Stavanger. Harstad studeerde literatuurwetenschape en debuteerde in 2001 met een verhalenbundel. In 2002 werd hem het prestigieuze Bjørnson stipendium toegekend. Buzz Aldrin, waar ben je gebleven? is zijn romandebuut. Harstad werkt als grafisch vormgever en schrijft ook voor toneel en televisie.
Uit: Buzz Aldrin, wo warst du in all dem Durcheinander (Vertaald door Ina Kronenberger)
Der Mensch, den du liebst, besteht zu 72,8 Prozent aus Wasser, und es hat seit Wochen nicht geregnet. Hier stehe ich, mitten im Garten, die Füße fest auf dem Boden. Ich habe mich über die Tulpen gebeugt, Handschuhe an den Händen, Arbeitsschuhe an den Füßen, eine kleine Heckenschere zwischen den Fingern, es ist früh am Morgen, April 1999, und es wird langsam wärmer, irgendwas tut sich, ich habe es gemerkt, als ich heute in der Dämmerung aus dem Auto gestiegen bin und das Tor zur Gärtnerei aufgemacht habe, die Luft war milder, hatte rundere Ecken bekommen, ich konnte endlich die Winterstiefel wegstellen und gegen die blauen Joggingschuhe eintauschen. Ich stehe im hinteren Garten bei den Blumen, mühsam gepflanzt, dicht an dicht in ihren Beeten und Kästen herangewachsen, der Boden hebt sich, wölbt sich grün, und ich lehne mich zurück, in den letzten Tagen hatten wir Sonne, eine hochstehende Sonne, aber jetzt sind Wolken von der Nordsee herangezogen, Kumuluswolken, und die Sonne verschwindet in kurzen Abständen, zuerst nur sekundenlang, dann vergeht jedesmal mehr Zeit, bis sie wieder durchkommt, ich lehne mich zurück, halte das Gesicht nach oben, kneife die Augen zusammen. Ich stehe da und warte. Und dann sehe ich ihn, irgendwo dort oben, dreihundert, vielleicht tausend Meter über mir, den ersten Tropfen, der sich löst, zu mir herunterschießt, es wird gleich regnen, in wenigen Sekunden wird es in Strömen gießen, und es wird nie mehr aufhören, so wird es sich zumindest anfühlen, als wäre der Ballon endlich geplatzt, und ich sehe nach oben, ein einziger Tropfen auf dem Weg zu mir, auf direktem Kurs, die Geschwindigkeit nimmt zu, und das Wasser muß bei diesem Tempo seine Form verändern, der erste Tropfen fällt, und ich rühre mich nicht, bis ich spüre, daß er mich mitten auf der Stirn trifft, zur Seite wegexplodiert und sich in winzige Fragmente teilt, die auf meiner Jacke landen, auf den Blumen unter mir, den Schuhen, den Gartenhandschuhen. Ich senke den Kopf. Und es beginnt zu regnen.
Johan Harstad (Stavanger, 10 februari 1979)
De Noorse schrijfster en journaliste Åsne Seierstad werd geboren in Oslo op 10 februari 1970. Seierstad studeerde aan de Universiteit van Oslo, waar ze afstudeerde in het Russisch, het Spaans en in de ideeëngeschiedenis. Van 1993 tot 1996 deed ze voor het Noorse Arbeiderbladet (sinds 1997 de (Dagsavisen) verslag vanuit Rusland en vanaf 1997 vanuit China. Van 1998 tot 2000 werkte ze voor de Noorse nationale omroep Norsk Rikskringkasting, waarvoor ze reportages maakte over Kosovo. Haar eerste boek Met de rug naar de wereld, Portretten uit Servië uit 2000 is een relaas van deze jaren.Haar tweede boek, De boekhandelaar van Kaboel uit 2002, is een relaas van haar verblijf bij een gezin in Kabul, na de Oorlog in Afghanistan in 2001. Deze roman bracht in Noorwegen een debat teweeg over deze oorlog, die voordien nog geen plek had in de Noorse publieke opinie. Het boek kwam in een ander daglicht te staan nadat boekhandelaar Shah Mohammad Rais, het gezinshoofd dat Seierstad gastvrijheid had verleend, in 2003 te Noorwegen een aanklacht indiende tegen Seierstad en de uitgever van het boek, omdat de privacy van het gezin was geschonden. De aanklacht werd niet ontvankelijk verklaard.In 2007 verscheen De engel van Grozny waarin ze verslag doet van de maanden die ze doorbracht in Tsjetsjenië na de Tweede Tsjetsjeense Oorlog.
Uit: Der Buchhändler aus Kabul(Vertaald door Holger Wolandt)
Sie verliert sie die ganze Zeit aus dem Blick. Die bauschende Burkha sieht aus wie alle anderen bauschenden Burkhas. Himmelblau überall. Ihr blick fällt auf die Erde. Im Schmutz kann sie ihre dreckigen Schuhe von den anderen dreckigen Schuhen unterscheiden. Sie kann die Borten der weißen Hosen sehen und den Saum des purpurroten Kleid darüber ausmachen. Den Blick auf die Erde gerichtet, geht sie im Basar herum. Eine hochschwangere Burkha folgt ihr keuchend. Sie hat Mühe, mit dem energischen Tempo der zwei ersten Schritt zu halten.
Die "führende Burkha" ist bei den Lakenstoffen stehen geblieben. Sie befühlt sie und begutachtet die Farben durch das Fadengitter. Sie verhandelt mit nicht sichtbarem Mund. Ihre Augen sind gerade noch als Schatten durch das Geflecht zu erkennen. Die Burkha feilscht mit fuchtelnden Händen, ihre Nase wie ein Schnabel unter den Stoffalten vorgeschoben. Schließlich entscheidet sie sich, tastet nach ihrer Tasche und streckt eine Hand mit ein paar blauen Scheinen vor. Der Ladenverkäufer misst weißen Stoff mit hellblauen Blumen ab. Er verschwindet in der Tasche unter der Burkha.
Der Duft von Safran, Knoblauch, Pfeffer und frisch frittierter Pakora, in Kichererbsenteig ausgebackenes Gemüse, dringt durch den steifen Stoff und mischt sich mit Schweiß, Atemluft und starker Seife. Das Nylon über dem Mund ist so dicht, dann man seinen eigenen Atem riechen kann.
Sie flattern weiter auf eine Teekane aus Aluminium der billigsten russischen Machart zu. Befühlen, verhandeln, feilschen und sich erneut handelseinig werden. Die Kanne findet ebenfalls unter der Burkha Platz, die sich über Tassen und Gefäße, Matten und Bürsten breitet und dabei immer größer wird. Hinter der ersten Burkha kommen die beiden weniger zielstrebigen.
On they went, singing 'Eternal Memory', and whenever they stopped, the sound of their feet, the horses and the gusts of wind seemed to carry on their singing.
Passers-by made way for the procession, counted the wreaths and crossed themselves. Some joined in out of curiosity and asked: 'Who is being buried? - 'Zhivago,' they were told.
- 'Oh, I see. That explains it.' - 'It isn't him. It's his wife.' - 'Well, it comes to the same thing. May she rest in peace. It's a fine funeral.'
The last moments flashed past, counted, irrevocable. 'The earth is the Lord's and the fullness thereof, the earth and everything that dwells therein.' The priest scattered earth in the form of a cross over the body of Marya Nikolayevna. They sang 'The souls of the just'. Then a fearful bustle began. The coffin was closed, nailed and lowered into the ground. Clods of earth drummed on the lid like rain as the grave was filled hurriedly by four spades. A mound grew up on it and a ten-year-old boy climbed on top.
Only the numb and unfeeling condition which comes to people at the end of a big funeral could account for some of the mourners' thinking that he wished to make an address over his mother's gave.
He raised his head and, from his vantage point, absently surveyed the bare autumn landscape and the domes of the monastery. His snub-nosed face was contorted. He stretched out his neck. If a wolf cub had done this it would have been obvious that it was about to howl. The boy covered his face with his hands and burst into sobs. The wind bearing down on him lashed his hands and face with cold gusts of rain. A man in black with tightly-fitting sleeves went up to the grave. This was Nikolay Niolayevich Vedenyapin, the dead woman's brother and the uncle of the weeping boy; he was a priest who had been unfrocked at his own request.
He went up to the boy and led him out of the graveyard.
Boris Pasternak (10 februari 1890 - 30 mei 1960)
De Joods-Oostenrijks-Britse schrijver Jakov Lind (pseudoniem van Heinz Landwirth) werd geboren in Wenen op 10 februari 1927. Zie ook mijn blog van 10 februari 2008.
Uit: Selbstporträt (Vertaald door Jakov Lind en Günther Danehl)
Als die Deutschen eines Freitagmorgens in Österreich einmarschierten (Freitag, der Dreizehnte!), hatte Gott auf immer bei mir verspielt. Der Krieg gegen die Juden begann praktisch tags darauf. Am Samstag war ganz Wien ein riesiges Hakenkreuz. Falls Gott das gewollt hatte, und angeblich geschah ja alles nach seinem Willen, mußte er ein schändliches Ungeheuer sein, halb Krampus, halb feuerspeiender Drache. Und doch tat dieser gleiche Gott (die Deutschen, der Teufel) hier und dort etwas Gutes. Mir verschaffte er den lange herbeigewünschten Vorwand, nicht mehr regelmäßig die Schule zu besuchen. Hausaufgaben waren, Gott sei Dank, reine Zeitverschwendung geworden. Die Stadt hatte jetzt an Phrasen mehr zu bieten als hypothetische Dreiecke und lateinische Sätze. Im Sprechchor gebrüllte Naziparolen und marschierende SS- und SA-Formationen waren ein schöner und aufregender Unterricht in Philosophie, Politik und Soziologie. Ein Tscheche namens Navratil war Österreicher, ein Pole mit unaussprechlichem Namen war ebenfalls Österreicher. Italiener, Ungarn, Rumänen - allesamt Österreicher. Nicht aber ein Jude mit dem gut deutschen Namen Landwirth - nein. Ein Jude konnte nicht Österreicher sein. Ein Jude war eine Hyäne, ein Schwein, ein Schweinehund, ein Hund, ein Untermensch, ein Verbrecher, Lügner, Ungeheuer; nach dem 13. März war er alles dies und Schlimmeres amtlich. Ein neues Bewußtsein erwachte.
Vaardige handen die mijn wonden dichten En de dodelijke pijn verlichten Geen donkere tunnel Met aan het einde oogverblindend licht Maar een vertrouwd gezicht Door wolkenflarden klinkt mijn naam Bij het omfloerste zonlicht door het toegedekte raam de god die mij het leven liet was mij nabij vandaag en hoefde mijn gezelschap niet of ik in hem geloof of niet hij had geloof in mij en liet mij vrij
Carry-Ann Tjong-Ayong (Paramaribo, 10 februari 1941)
De Nieuwzeelandse dichteres Fleur Adcock werd geboren op 10 februari 1934 in Auckland, maar woonde van 1939 toto 1947 in Engeland. Zij studeerde aan de Victoria University in Wellington en trouwde met twee literaire persoonlijkheden uit Nieuwzeeland, in 1952 met Alistair Campbell, en na gescheuden te zijn, in 1962 met Barry Crump, om na een jaar weer te scheiden en in Engeland te gaan wonen.
Happy ending
After they had not made love
she pulled the sheet up over her eyes
until he was buttoning his shirt:
not shyness for their bodies- those
they had willingly displayed- but a frail
endeavour to apologise.
Later, though, drawn together by
a distaste for such 'untidy ends'
they agreed to meet again; whereupon
they giggled, reminisced, held hands
as though what they had made was love-
and not that happier outcome- friends.
Fleur Adcock (Auckland, 10 februari 1934)
De Duitse dichteres en schrijfster Margarete Hannsmann werd geboren op 10 februari 1921 in Heidenheim. Na haar opleiding tot actrice trouwde zij met de uitgever Heinrich Hannsmann. Toen deze overleden was werkte zij o.a. bij de radio en als poppenspeelster. Vanaf 1967 was zij de levenspartner van de schilder en graficus HAP Grieshaber. Zij was actief in de vredes- en milieubeweging. Zij debuteerde in 1964 met de bundel Tauch in den Stein.
Liebe
Solang du sie machst
solang du in bist
solang du meinst
das ist´s
weißt du die Hälfte
Erst wenn du out bist
den Mond anheulst
als Steppenwolf
durch die Straßen
schnürst
Weil du sie suchst
weil du sie nicht findest
weil du´s nicht kriegst
besitzt du sie ganz
wirst du ganz von ihr besessen
Margarete Hannsmann (10 februari 1921 29 maart 2007)
De Franse schrijver, journalist en avonturier Joseph Kessel werd geboren op 10 februari 1898 in Clara, Entre Rios, Argentinië als zoon van Russische joden. Hij groeide echter op in Frankrijk en begon zijn loopbaan als correspondent buitenland. Hij kreeg al snel de naam van avonturier die over de hele wereld reisde. In 1940 sloot hij zich aan bij de Résistance. Zijn bekendste titel is wellicht Belle de Jour, door Luis Buñuel in 1967 verfilmd. Zijn succesvolste boek is de roman Le Lion uit 1958 dat sindsdien steeds weer opnieuw als klassiek boek (voor de jeugd) wordt uitgegeven.
Uit:Le Lion
« Auprès de leau étaient les bêtes.
Jen avais aperçu beaucoup le long des routes et des pistes- Kivou- Tanganyika, Ouganda, Kenya- au cours du voyage que je venais dachever en Afrique Orientale. Mais ce nétaient que visions incertaines et fugitives : troupeaux que le bruit de la voiture dispersait, silhouettes rapides, effrayées, évanouies.
Lorsque, parfois, javais eu la chance dépier quelque temps un animal sauvage çà son insu, je navais pu le faire que de très loin ou en cachette, et pour ainsi dire frauduleusement.
Les attitudes que prenaientdans la sécheresse de la brousse les vies libres et pures, je les contemplais avec un singulier sentiment davidité, dexaltation, denvie et de désespoir. Il me semblait que javais retrouvé un paradis rêvé ou connu par moi en des âges dont javais perdu la mémoire. Et jen touchais le seuil. Et ne pouvais le franchir.
De rencontre en rencontre, de désir en désir frustré, le besoin était venu- sans doute puéril, mais toujours plus exigeant- de me voir admis dans linnocence et la fraîcheur des premiers temps du monde.
Et, avant de regagner lEurope, javais résolu de passer par un des parcs royaux du Kenya, ces réserves où des ois dun extrême rigueur protègent les bêtes sauvages dans toutes les formes de leur vie. Maintenant elles étaient là. »
Joseph Kessel (10 februari 1898 23 juli 1979)
De Engelse schrijver en essayist Charles Lamb werd geboren in Londen op 10 februari 1775.Lambs plaats in de Engelse letteren is omgekeerd evenredig aan zijn vrij kleine oeuvre. Zijn biografie werd meermaals geschreven, zijn brieven verschenen in twee delen, voor verzamelaars en studenten is er een complete bibliografie, en er is een Companion to Charles Lamb, een naslagwerk over personen en plaatsen die in zijn leven en werk een rol hebben gespeeld. Zijn bekendste werken zijn Essays of Elia en het boek Tales from Shakespeare dat hij samen met zijn zuster schreef.
Uit: Essays Of Elia (Oxford In The Vacation)
I can here play the gentleman, enact the student. To such a one as myself, who has been defrauded in his young years of the sweet food of academic institution, nowhere is so pleasant, to while away a few idle weeks at, as one or other of the Universities. Their vacation, too, at this time of the year, falls in so pat with ours. Here I can take my walks unmolested, and fancy myself of what degree or standing I please. I seem admitted ad eundem. I fetch up past opportunities. I can rise at the chapel-bell, and dream that it rings for me. In moods of humility I can be a Sizar, or a Servitor. When the peacock vein rises, I strut a Gentleman Commoner. In graver moments, I proceed Master of Arts. Indeed I do not think I am much unlike that respectable character. I have seen your dim-eyed vergers, and bed-makers in spectacles, drop a bow or curtsy, as I pass, wisely mistaking me for something of the sort. I go about in black, which favours the notion. Only in Christ Church reverend quadrangle, I can be content to pass for nothing short of a Seraphic Doctor.
The walks at these times are so much one's own -- the tall trees of Christ's, the groves of Magdalen! The halls deserted, and with open doors, inviting one to slip in unperceived, and pay a devoir to some Founder, or noble or royal Benefactress (that should have been ours) whose portrait seems to smile upon their over-looked beadsman, and to adopt me for their own. Then, to take a peep in by the way at the butteries, and sculleries, redolent of antique hospitality: the immense caves of kitchens, kitchen fire-places, cordial recesses; ovens whose first pies were baked four centuries ago; and spits which have cooked for Chaucer! Not the meanest minister among the dishes but is hallowed to me through his imagination, and the Cook goes forth a Manciple.
Charles Lamb (10 februari 1775 - 27 december 1834)
De Duitse dichter, schrijver en medicus Daniel Wilhelm Triller werd geboren op 10 februari 1695 in Erfurt. In 1718 promoveerde hij in Halle in de medicijnen. In 1730 werd hij lijfarts van de erfprins van Nassau-Saarbrücken, in 1746 van de keurvorst van Sachsen. Daarnast was hij een bekende dichter en fabeldichter.
Der Bach und die Wiese
Es rann ein Bach durch eine Wiese,
Die an den schönsten Blumen reich
Und einem kleinen Paradiese
An wundervoller Anmut glich.
»Ach«, rief sie, »willst du nicht verweilen?
Siehst du nicht meine Schönheit an?«
»Nein«, sprach der Bach, » ich muss jetzt eilen;
Dass ich den Lauf vollenden kann.«
Er war auch nicht gar weit gekommen,
Da ward er von dem Erdenschlund
Unwiederbringlich eingenommen
Und sank in schlammerfüllten Grund.
Er war unachtsam fortgeflossen
Und hatte von der Wiesen Pracht,
Weil er nur auf den Lauf bedacht,
Gar nichts gesehn, gar nichts genossen.
Ob gleich die Blumen hier und da,
Zu beiden Seiten, aufgeschossen,
Nahm er doch nicht die Schönheit wahr.
Ach, welche Wahrheit wird allhier uns vorgestellt!
Ist nicht der Mensch der Bach, die Wiese nicht die Welt?
We skip. They have reached Williamstown and have been conveyed to their hotel, a surprisingly large building for a small city, a tall hexagon, all dark marble outside and crystal and mirrors inside. In her room a dialogue takes place. 'Will you be comfortable?' asks the son. 'I am sure I will she replies. The room is on the twelfth floor, with a prospect over a golf course and, beyond that, over wooded hills. 'Then why not have a rest? They are fetching us at six thirty I'll give you a call a few minutes beforehand.' He is about to leave. She speaks. 'John, what exactly do they want from me?' 'Tonight? Nothing. It's just a dinner with members of the jury. We won't let it turn into a long evening. I'll remind them you are tired.' 'And tomorrow?' 'Tomorrow is a different story. You'll have to gird your loins for tomorrow, I am afraid.' 'I have forgotten why I agreed to come. It seems a great ordeal to put oneself through, for no good reason. I should have asked them to forget the ceremony and send the cheque in the mail.' After the long flight, she is looking her age. She has never taken care of her appearance; she used to be able to get away with it; now it shows. Old and tired. 'It doesn't work that way, I am afraid, Mother. If you accept the money, you must go through with the show.' She shakes her head. She is still wearing the old blue raincoat she wore from the airport. Her hair has a greasy, lifeless look. She has made no move to unpack. If he leaves her now, what will she do? Lie down in her raincoat and shoes?
The two that swung in Birmingham, with ordered step
from off the gallows floor,
Now march beside McGrath and Harte, and the boys blown up at Castlefin,
Its fiery roar lights the wasted flesh of D'Arcy and McNeela,
Kelly, Reynolds, McCafferty made whole again to join in strict array
this dead march past on Easter Day.
Come now the lonely ones, all solitary they pass,
Maurice O'Neill, Dick Goss, George Plant, young Williams, Casey, Glynn, O'Callaghan,
On Jackey Griffith's right, comes Paddy Dermody,
So quick avenged by one as dear to us - tho' not as yet departed to the Columns of the Night.
'Rocky' Burns rises up from Chapel Lane, Charlie Kerins lives, and laughs again.
Perry and Malone from Parkhurst come to march beside McCaughey and greet the Easter dawn.
Behind the files of Easter Week,
And all the gallant dead of yesteryear they come,
Their step a hope, a dread salute
To you who march their way,
And pledge your word this Easter Day.
Brendan Behan (9 februari 1923 20 maart 1964)
Standbeeld in Dublin
De Nederlandse dichter, essayist, historicus en politicus Geerten Gossaert (eig. Frederik Carel Gerretson) werd geboren in Kralingen op 9 februari 1884. Gerretson studeerde sinds september 1906 te Utrecht. Hij volgde er colleges wijsbegeerte. In Utrecht leerde hij P.H. Ritter jr. kennen, met wie hij een levenslange vriendschap zou onderhouden, en Marcellus Emants, met wie hij overwoog samen een roman te schrijven. Van december 1906 tot oktober 1907 verbleef hij in de Verenigde Staten en Mexico, waar hij rondzwierf en lessen Latijn gaf op een Public High School te El Paso (Texas). Na terugkeer naar Europa in oktober 1907 vestigde hij zich te Brussel voor de studie sociologie aan het Institut Solvay.Gerretson reisde in 1919 voor de BPM naar Nederlands-Indië, China, Korea, Japan, Venezuela, Mexico en de Nederlandse Antillen. In 1925 werd hij aan de Rijksuniversiteit Utrecht benoemd tot bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van Nederlandsch-Indië, vergelijkende koloniale geschiedenis en volkenkunde van Nederlandsch-Indië en van 1938 tot 1954 ook als buitengewoon hoogleraar in de constitutionele geschiedenis van het Koninkrijk.Hij behoorde, samen met P.N. van Eyck en Pieter Geyl, tot de redactie van het tijdschrift Leiding (1930-1931). Daarnaast werkte hij mee aan Ons Tijdschrift (1911-1914) en Dietsche Stemmen (1915-1917). Verder was hij in de loop der tijd medewerker van De Beweging, Polemios, Roeping en De Groene Amsterdammer. Als dichter werd hij bekend onder het pseudoniem Geerten Gossaert met het gedicht "De moeder" uit de bundel Experimenten van 1911.
De Moeder
Hij sprak en zeide In 't zaêl zich wendend: Vaarwel, o moeder, Nooit keer ik weer... En door de lanen Zag zij hem gaan en Sprak geen vervloeking maar weende zeer.
Sprak geen vervloeking... Doch, bijna blijde, Beval de maagden: Laat immermeer De zetels staan en De lampen aan en De poort geopend, de slotbrug neer.
En toen, na jaren, Melaats, een zwerver Ter poorte klaagde: Uw zóon keert weer... Zag zij hem aan en Vond gene tranen, Voor zoveel vréugde geen tranen meer.
De bloeiende amandeltak
Ik sluimerde in den bloemenhof, in 't malsche gras gelegen;
Toen wekte mij een zwoele geur de heuchnis van weleer...
En op mijn' moeden wenkbrauwboog voelde ik, vertroostend, wegen
Een wichtelooze vrouwehand, zacht streelend, héén en wéér.
En 'k stamelde in mijn droom: Waarom? Gunt gij dan geen vergéten?
Dit weinige, o liefste mijn, is àl wat ik begeer:
Eén uur van ongestoorden slaap uw goedheid niet te wéten,
Eén stonde niet van ú te zijn, o liefde wreed en teer!
Maar als ik mijnen blik ontlook ontwaarde ik slechts een venkel
Bezwangrend met zijn zwoelen geur de broeiende atmosfeer,
En over mijne leedverwoeste trekken wiegelde enkel
Een bloeiende amandeltak zijn schaduw, héén en wéér.
Geerten Gossaert (9 februari 1884 - 27 oktober 1958)
De Duitse dichter, schrijver, vertaler en uitgever Rainer Maria Gerhardt werd geboren op 9 februari 1927 in Karlsruhe. Hij volgde een opleiding bij een verzekeringsbedrijf. Na bij een bombardement in 1942 zijn huis verloren te hebben zette hij de opleiding voort in Wenen. In 1947 bezocht hij lezingen over filosofie aan de universiteit van Freiburg en probeerde hij aansluiting te vinden bij de moderne Amerikaanse poëzie(Ezra Pound, William Carlos Williams, Charles Olson en Robert Creeley). Samen met zijn vrouw vertaalde hij hun werk ook en publiceerde het in door hem uitgegeven tijdschrift fragmente en in zijn gelijknamige uitgeverij. Hij kreeg wel waardering voor zijn werk: in Duitsland van Ernst Robert Curtius, Alfred Andersch und Hans Magnus Enzensberger, internationaal van William Carlos Williams, André Breton, Max Ernst en Jean Arp, maar niet bij een breder publiek. Dat dreef hem er toe in 1954 een einde aan zijn leven te maken. Naar aanleiding van zijn 80e geboortedag werd in 2007 zijn verzameld werk uitgegeven onder de titel »Umkreisung«.
für renate
der wind bricht auf diese nacht quirrt weint habe die nacht gesehen kann nicht schlafen der bruder ist fortgegangen ich höre die tür hat geknarrt nun ist sie verschlossen ich habe fusstapfen gesehen in frischer erde CATULLUS CATULLUS keine kraft wenn nicht diese: eine geschichte von dir und mir keine kraft wenn nicht diese von dir und mir hat kein auge sich aufgetan hat kein vogel berichtet hat der wind nicht geschrien keine kraft wenn nicht du und ich eine passage metaphysik oder liebe CATULLUS CATULLUs pauper amavi CATULLUs.
1. satz: ausfahrt
I
Keinem ist hauch gegeben.
Es schwingen, fallen tauben ins gebreite.
Vergilbter neben kräuselt welke weite,
Und schwarze stümpfe stossen ins gewölk.
Der wunde wald stürzt dunkel hin zum bache,
Und schreiend wälzen sich zur falben flache
Purpurne himmel über rot gebälk.
Die feste stadt streckt kalte schattenarme
zur erzesader und zum vogelschwarme.
Die Fischer aus den faulen flächen fliehn.
Und häuser neben häusern auferstehen
Und fallen nieder und die winde wehen.
Es treibt der blauen tauben flug dahin.
Rainer Maria Gerhardt (9 februari 1927 27 juli 1954)
De Amerikaanse dichteres Amy Lowell werd geboren op 9 februari 1874 in Brookline, Massachusetts.Zij stamde uit een voorname familie uit Boston. Haar broer Percival Lowell werd een beroemde astronoom en een andere broer Abbott Lawrence Lowell werd president van Harvard. Zelf studeerde zij niet, maar ontikkelde zij zich door ontzettend veel te lezen. In 1910 werden haar eerste gedichten gepubliceerd in de Atlantic Monthly en in 1912 verscheen haar eerste bundel A Dome of Many-Coloured Glass die tot haar grote teleurstelling maar een bescheiden succes kende. Voor haar bundel What's O'Clock kreeg zij postuum de Pulitzer Prijs. In 1912 leerde Lowell haar levenspartner da Russell kennen, met wie zij tot aan haar dood samen bleef.
Aubade
As I would free the white almond from the green husk So I would strip your trappings off, Beloved. And fingering the smooth and polished kernel I should see that in my hands glittered a gem beyond counting.
The Matrix
Goaded and harassed in the factory
That tears our life up into bits of days
Ticked off upon a clock which never stays,
Shredding our portion of Eternity,
We break away at last, and steal the key
Which hides a world empty of hours; ways
Of space unroll, and Heaven overlays
The leafy, sun-lit earth of Fantasy.
Beyond the ilex shadow glares the sun,
Scorching against the blue flame of the sky.
Brown lily-pads lie heavy and supine
Within a granite basin, under one
The bronze-gold glimmer of a carp; and I
Reach out my hand and pluck a nectarine.
The Taxi
When I go away from you The world beats dead Like a slackened drum. I call out for you against the jutted stars And shout into the ridges of the wind. Streets coming fast, One after the other, Wedge you away from me, And the lamps of the city prick my eyes So that I can no longer see your face. Why should I leave you, To wound myself upon the sharp edges of the night?
Amy Lowell (9 februari 1874 - 12 mei 1925)
Zie voor nog meer schrijvers van de 9e februari ook de vorige blogs van vandaag.
Zur Verleihung des Grillparzerpreises der Akademie der Wissenschaften in Wien mußte ich mir einen Anzug kaufen, denn ich hatte plötzlich zwei Stunden vor dem Festakt eingesehen, daß ich zu dieser zweifellos außerordentlichen Zeremonie nicht in Hose und Pullover erscheinen könne und so hatte ich tatsächlich auf dem sogenannten Graben den Entschluß gefaßt, auf den Kohlmarkt zu gehen und mich entsprechend feierlich einzukleiden, zu diesem Zwecke suchte ich das mir von mehreren Sockeneinkäufen her bestens bekannte Herrengeschäft mit dem bezeichnenden Titel Sir Anthony
auf, wenn ich mich recht erinnere, war es Dreiviertelzehn, als ich den Salon des Sir Anthony betrat, die Verleihung des Grillparzerpreises sollte um elf stattfinden, ich hatte also noch eine Menge Zeit. Ich hatte die Absicht, mir, wenn schon von der Stange, so doch den besten Reinwollanzug in Anthrazit anzuschaffen, dazu die passenden Socken, eine Krawatte und einHemd von Arrow, ganz fein, graublau gestreift. Die Schwierigkeit, sich in den sogenannten feineren Geschäften gleich verständlich zu machen, ist bekannt, auch wenn der Kunde sofort und auf die präziseste Weise sagt, was er will, wird er zuerst einmal ungläubig angestarrt, bis er seinen Wunsch wiederholt hat. Aber natürlich hat der
angesprochene Verkäufer auch dann noch nicht begriffen.
Thomas Bernhard (9 februari 1931 12 februari 1989)
I am a man you can trust, is how my customers view me. Or at least, I'm guessing it is. Why else would they hand me their house keys before they leave for vacation? Why else would they depend on me to clear their attics for them, heave their air conditioners into their windows every spring, lug their excess furniture to their basements? "Mind your step, young fellow; that's Hepplewhite," Mrs. Rodney says, and then she goes into her kitchen to brew a pot of tea. I could get up to anything in that basement. I could unlock the outside door so as to slip back in overnight and rummage through all she owns--her Hepplewhite desk and her Japanese lacquer jewelry box and the six potbellied drawers of her dining-room buffet. Not that I would. But she doesn't know that. She just assumes it. She takes it for granted that I'm a good person. Come to think of it, I am the one who doesn't take it for granted. On the very last day of a bad old year, I was leaning against a pillar in the Baltimore railroad station, waiting to catch the 10:10 a.m. to Philadelphia. Philadelphia's where my little girl lives. Her mother married a lawyer there after we split up.
Ordinarily I'd have driven, but my car was in the shop and so I'd had to fork over the money for a train ticket.
C'est le caméraman qui est venu la chercher. Il lui a dit que Gilles voulait la voir, que c'était très important, qu'il fallait venir tout de suite car ils reprenaient la route aussitôt après, qu'il n'y en avait que pour quelques minutes. Elle l'a suivi, ils ont pris la petite rue derrière l'église, ils sont descendus au bord du torrent, à l'abri des regards. Personne n'a vu l'homme qui l'attendait la prendre dans ses bras, personne n'a vu la petite Marie se dégager de son étreinte, personne ne l'a entendue crier : Qu'est-ce que c'est que cette histoire ? Personne ne l'a vue envoyer une gifle à cette vedette de télévision locale, personne n'a vu cet homme policé se saisir violemment de la jeune fille, par peur qu'elle n'attire l'attention lui bâillonner la bouche avec sa main, l'entraîner dans la neige.
Alina Reyes (Bruges, 9 februari 1956)
De Japanse schrijver Natsume Sōseki werd geboren als Natsume Kinnosuke op 9 februari 1867 in Edo. Hij behoort tot de beroemdste schrijvers uit de Meiji-tijd. Zijn loopbaan als schrijver begon met de publicatie van een kort verhaal (Ik, de kater) in het literaire tijdschrift Hototogisu. De reacties waren zo positief dat hij kort daarna de novelle "Botchan" publiceerde. Toen hij zijn naam als schrijver daarmee gevestigd had gaf hij in 1907 zijn professorenbaan aan de universiteit van Tokyo op om zich volledig aan het schrijven te wijden.
Uit:Botchan
A reckless streak runs in my family, and it's been dogging me since I was a kid. In elementary school I jumped out of a second-floor window and hurt myself so badly I had to stay in bed for a week. Why did I do such a stupid thing, you ask? No particular reason. I was just sticking my head out to check the view from the new second floor, and one of my classmates shouted up, "You think you're so great, but I bet you're too chicken to jump down from there! Buck b'cawk!" He was just kidding around, but I did it anyway. The janitor had to carry me home. When I got there, my father's eyes went wide. "Who the hell puts themselves in traction jumping from a second-floor window?" he asked. "I'll make sure not to get hurt next time," I told him. Another time, one of my relatives gave me a knife from America. When I held the blade up to the sunlight to show my friends how awesome it was, one of them said, "It's shiny enough, but it doesn't look like it'd cut worth shit." "Shut up, buttmunch. It'll cut anything you like," I said. "OK, smart guy. Cut your finger," he ordered. "Is that all? Watch this," I said, and cut a diagonal line into the ball of my right thumb. Luckily the knife was small and the thumb-bone was hard, so my thumb is still attached to my hand. But the scar will be there until I die.
Natsume Sōseki (9 februari 1867 9 december 1916)
Maurits Sabbe, Rahel Sanzara, Anthony Hope, Vasily Zhukovsky, Karoline Brachmann
De Vlaamse schrijver Maurits Sabbe werd op 9 februari 1873 te Brugge geboren.
Uit: Een verwaarloosd Hoekje onzer Literatuur
Deze gewijzigde opvattingen wachten niet lang om zich te openbaren in de literatuur. Leo de Meyere in zijn Prosopopėe d'Anvers, in 1594 uitgegeven, laat reeds inzien hoe men in het Zuiden geen vereering meer koestert voor de helden der zestiendeeuwsche beroerten en hoe men Oranje voorstelt als de oorzaak van al de kwalen, die het land hadden getroffen. De staten waren in zijn handen maar een speelbal. Hij had den ondergang van Antwerpen bewerkt. L. de Meyere prijst daarentegen Philips II en de andvoogdes Margaretha van Parma, die het belang van land en godsdienst voorstonden. Zelfs Alva wordt geroemd. Zoo hij zwaard en vuur en galg gebruikte tegen de hydra van ketterij en opstand, dan was het zooals de geneesheer, die in erge gevallen ook genoodzaakt wordt de groote middelen te bezigen. Aartshertog Ernest wordt begroet als een schild en weer voor degenen, die trouw waren gebleven aan vorst en kerk.
In het Zuiden werd de hoop om de beide Nederlanden nog ooit te vereenigen al spoedig opgegeven en onder den drang der politiek-militaire gebeurtenissen werd de meerderheid onzer bevolking beslist anti-Hollandsch gezind. Holland en zijn bondgenoot Frankrijk, die in de 17e eeuw op onzen bodem zoo herhaaldelijk oorlog voerden, waren hier, de enkele jaren van het Bestand te nauwernood uitgezonderd, de groote vijanden.
Maurits Sabbe (9 februari 1873 12 februari 1938)
De Duitse schrijfster, actrice en danseres Rahel Sanzara (eig. Johanna Bleschke) werd geboren op 9 februari 1894 in Jena. In 1912 volgde zij een opleiding tot boekbinden in de Harz. In 1913 ging zij naar Berlijn waar zij de arts en schrijver Ernst Weiß leerde kennen, met wie zij 20 jaar lang samen bleef. In 1916 debuteerde zij als actrice in een film, waarna zij toneellessen ging volgen en tot 1924 als actrice bleef werken. In 1926 debuteerde zij als schrijfster met Das verlorene Kind. Vanwege het gevoelige thema van de moord op een vierjarig kind baarde het boek veel opzien. Het haalde binnen korte tijd verschillende oplages en werd in elf talen vertaald. Ze zou er de Kleist-Preis voor krijgen, maar weigerde die. Haar verdere literaire werk was minder succesvol.
Uit: Das verlorene Kind
Und doch geschah es, daß er, als er vierzehn Jahre alt war, im Dunkeln sich fürchtete. Es war eine sonderbare Furcht, ohne greifbaren Grund. Sie überfiel ihn zum erstenmal, als er, vor Freude über die Genesung eines lange und schwer erkrankten Kameraden schlaflos, in einer Nacht am Fenster des Schlafsaales stand. Sein Herz schlug; er fühlte noch die Berührung, mit der der Wiedergenesene seine Hand ergriffen und sie zart, aber freudig gedrückt hatte. In der Erschütterung, die diese Erinnerung in ihm hervorbrachte, bereitete sich in seinem Innern die große Ahnung der Liebe vor; der Knabe ahnte, daß nicht nur die Menschen ihm zu Freunden waren, sondern daß auch er Freund den Menschen bedeuten konnte, er begriff, daß er einmal als Mann lieben würde. Obwohl ihm diese Offenbarung aus reinstem Herzensgefühl kam, rührte sie doch mit ihrem Glück bis ins Tiefste auch seinen Körper auf. Und diesem zum erstenmal gefühlten Glück drängte sich plötzlich die zum erstenmal gefühlte Furcht entgegen. Finsternis erschreckte ihn. Es war eine mondlose Nacht. Um ihn schliefen die anderen, er sah sie nicht, er hörte nur ihren Atem. Dunkelheit war auch um sie, aber eine andere, hellere Dunkelheit als die, die um ihn stand. Er fühlte sie um seinen freudig erregten Körper geschmiegt, eng wie eine zweite Haut, in der er eingefangen war mit allen Strömen seines Blutes. Er fühlte sie als eine böse, drohende, wesenlose Macht, die sein mit Freude erfülltes Herz bezwang, es mit abgrundtiefer Furcht durchschauerte, aber es ließ ihn nicht fliehen, nicht an Gott denken, den gütigen Erfüller aller seiner Gebete, regungslos mußte er stehenbleiben, mußte der Furcht gehorchen, der entsetzten Traurigkeit seines Herzens sich hingeben. Am Tage war dann alles wieder heiter, eben und schön.
Rahel Sanzara (9 februari 1894 8 februari 1936)
De Britse advocaat en schrijver Sir Anthony Hope Hawkins werd geboren op 9 februari 1863 in Londen. Hij debuteerde metA Man of Mark (1890). Vanaf 1894 richt hij zich volledig op het schrijven. The prisoner of Zenda uit dat jaar werd een klassieker onder de avonturenromans. Hope werd in 1918 geridderd
Uit: The prisoner of Zenda
As soon as we reached the Ruritanian frontier (where the old officer who presided over the Custom House favoured me with such a stare that I felt surer than before of my Elphberg physiognomy), I bought the papers, and found in them news which affected my movements. For some reason, which was not clearly explained, and seemed to be something of a mystery, the date of the coronation had been suddenly advanced, and the ceremony was to take place on the next day but one. The whole country seemed in a stir about it, and it was evident that Strelsau was thronged. Rooms were all let and hotels overflowing; there would be very little chance of my obtaining a lodging, and I should certainly have to pay an exorbitant charge for it. I made up my mind to stop at Zenda, a small town fifty miles short of the capital, and about ten from the frontier. My train reached there in the evening; I would spend the next day, Tuesday, in a wander over the hills, which were said to be very fine, and in taking a glance at the famous Castle, and go over by train to Strelsau on the Wednesday morning, returning at night to sleep at Zenda.
Anthony Hope(9 februari 1863 8 juli 1933)
De Russische dichter en vertaler Vasily Andreyevich Zhukovsky werd geboren op 9 februari (29 januari) 1783 inMishenskoe bij Tula. Hij introduceerde de Romantiek in Rusland, met name door zijn vertalingen van o.a. Engelse, Duitse en Franse dichters. In 1812 sloot hij zich aan bij het Russische leger in de strijd tegen Napoleon. Daarop volgend schreef hij o.a. de hymne God, behoed de tsaar! Zie ook mijn blog van 29 januari 2007.
The Boatman
Driven by misfortune's whirlwind, Having neither oar nor rudder, By a storm my bark was driven Out upon the boundless sea. "midst black clouds a small star sparkled; "Don't conceal yourself!" I cried; But it disappeared, unheeding; And my anchor was lost, too.
All was clothed in gloomy darkness; Great swells heaved all round; In the darkness yawned the depths I was hemmed in by cliffs. "There's no hope for my salvation!" I bemoaned, with heavy spirit... Madman! Providence Was your secret helmsman.
With a hand invisible, 'midst the roaring waves, Through the gloomy, veiled depths Past the terrifying cliffs, My all-powerful savior guided me. Then-all's quiet ! gloom has vanished; I behold a paradisical realm... Three celestial angels.
Providence - O, my protector! My dejected groaning ceases; On my knees, in exaltation, On their image I did gaze. Who could sing their charm? Or their power o'er the soul? All around them holy innocence And an aura divine.
A delight as yet untasted - Live and breathe for them; Take into my soul and heart All their words and glances sweet. O fate! I've but one desire: Let them sample every blessing; Vouchsafe them delight - me suffering; Only let me die before they do.
Vasily Zhukovsky (9 februari 1783 - 12 april 1852) Portret door Orest A. Kiprenski
De Duitse dichteres en schrijfster Karoline Louise Brachmann werd geboren op 9 februari 1777 in Rochlitz. Onderwijs kreeg ze van haar moeder die een ontwikkelde domineesdochter was. In Weißenfels leerde Brachmann Sidonie und Friedrich von Hardenberg (Novalis) kennen. Novalis zorgde ervoor dat enkele gedichten van haar in Schillers blad Horen gepubliceerd werden en Schiller gaf ook een bundeltje van haar uit. Toen haar ouders en zus overleden probeerde zij als schrijfster haar kost te verdienen. Uitblijvend succes en een ongelukkige liefde brachten haar ertoe zichzelf in de rivier de Saale te verdrinken.
Treue Liebe
Laß stürmen hin, laß stürmen her, mein Herz und zage nicht! Sey ruhig wie der Fels im Meer, an dem die Woge bricht.
Zwar trennt von ihr, für die du schlägst, Dich grausam das Geschick, sey dennoch ruhig, Herz! du trägst in dir dein Leid und Glück.
Sie bleibt dein Theil, sie bleibt dein Gut, wie fern du von ihr bist. Wer raubte, was mit Felsenmuth ein liebend Herz umschließt!
So wahr' es denn in tiefster Brust, dieß Kleinod fest und rein! Wenn alles du verlassen mußt, bleibt treue Lieb' allein.
Sie ist dir Trost, sie ist dir Licht, wenn Alles dich verläßt, wenn Alles wankt und stürzt und bricht, steht sie doch ewig fest
Karoline Brachmann(9 februari 1777 17 september 1822)
heeft iets te maken met de manier waarop hij adem haalt
ergens tussen koekhappen en het gapen van de bingovrouw gebeurde het
fossiel van krokodil tegelwijs uit crisisjaren wantrouwen nu de kaalheid nadert
hoor hem steggelen in TL gang:
het is hier geen hotel en rot op met die cliniclown
dit is de wachtkamer dit is de stoel waarop mijn opa slaapt
Het Grote Vergeten voor Gerrit Kouwenaar
Zoals een weduwnaar alleen zijn verleden nog kan wegen met gekromde rug het hoofd buigt en de kruimels van de tafel veegt als waren het zijn dagen zo poetst hij de vlekken weg omarmt hij het vergeten
Uit: The Fast Life of a Beat Hero (Biografie door David Sandison)
The time between New Years 1956 and April 1958 was a period of general uncertainty and renewed spiritual doubt for Neal Cassady. He remained haunted by Natalies death. In a penitent 1958 letter to Father Harley Schmitt, Neal would write: I became involved with a younger most sensitive girl who, when the money was gone and apparently despairing because of disappointment in me, committed suicide by leaping off the roof while I slept on in lazy indifference below.
Suicide was an egregious sin in the eyes of Cayces followers, and Caycean thought was still a potent force in the Cassady household even though Neal and [Neal's wife] Carolyns adherence to it marked them as eccentrics to many friends and acquaintances. Then suddenly in 1956 it seemed that, for once, Neal and Carolyn were not as alone in their belief as they thought. A much wider interest in reincarnation was stimulated by the publication, in January of that year, of The Search for Bridey Murphy. This bestselling faction book by hypnotist Morey Bernstein focused on Colorado housewife Virginia Tighe and her apparent hypnotic regression into a past life as a nineteenth-century Irishwoman. The same year a movie of the book cast Teresa Wright as Virginia Tighe (renamed Ruth Simmons in the screenplay) and even depicted Edgar Cayce, whose own posthumous fortunes were considerably revived by the Bridey Murphy craze (despite subsequent suspicions that Virginia Tighe had simplyif imaginativelyrecycled colorful tales gleaned from an elderly Irish neighbor).
Ich wollte in der Stille sein. Bin in den Wald gegangen. Und habe mich im Spinnennetz Der Einsamkeit gefangen.
Immer
Ich liebe immer. Die Entzückungen der Seele. Die in ein Auge sieht, das Antwort gibt, Sie sind es, die ich schamlos stehle. Und niemand weiß, wen ich geliebt, als nur der eine, den ich anseh, Für eine Stunde, einen Tag, Und der mit eingeht in mein Fernweh. Nach dem ich immer wieder frag.
"Mir passiert es sehr oft, und zwar immer, wenn ich beim Schreiben von Geschichten wieder von vorne beginne, daß deren erstes Wort mir im Mund gefriert, ehe ich es aussprechen könnte wie ein Ort oder der Name eines Ortes, wo noch nie jemand gewesen ist, weil ich mit dieser Geschichte immer wieder jene Orte suche, wo noch niemand gewesen sein kann, um somit neue, unbetretbare Welten zu erfinden, aber ich bleibe schon beim ersten Wort meiner Geschichte stehen und stecken; ich versuche also, dieses Wort auf ein Blatt Papier zu schreiben. Das scheint sehr gut zu gelingen, und beinah wäre das Wort von dem Stift, den ich ergriffen habe, niedergeschrieben worden. Doch kurz bevor er das Wort geschrieben hat, stellt der Stift in meiner Hand sich deutlich als jener Stift eines Forschungsschiffes heraus, das schon vor hundert Jahren mit einer Expedition ins nördliche Eismeer aufgebrochen war und damals unmittelbar nach dem Beginn der Expedition in Vergessenheit geriet, weil das Schiff bis heute noch immer fossiliert in einem versteinerten Nordlichtquader wie eine Fliege im Bernstein steckengeblieben ist und noch immer steckt, dort, verschollen, vergessen, bis jetzt, bis mein Stift quer durchs arktische Eis des Papiers zu diesen nach wie vor in einem riesigen Lichtkristall steckengebliebenen Mitgliedern dieser vergessenen Expedition vorzudringen versucht, mit meiner wie ein Eisbrecher sich zu dem weißen Eispanzer hinüberschreibenden, ihn zerschneidenden Feder des Stifts, um an den erstarrten Minen dieser Leute abzulesen, wo denn der gesuchte Ort, den auch sie noch nicht ganz erreicht hatten, denn etwa liege ..."
The rules of the New Haven Youth League required that each kid play at least ten minutes in each game. Exceptions were allowed for players who had upset their coaches by skipping practice or violating other rules. In such cases, a coach could file a report before the game and inform the scorekeeper that so-and-so wouldn't play much, if at all, because of some infraction. This was frowned on by the league; it was, after all, much more recreational than competitive.
With four minutes left in the game, Coach Kyle looked down the bench, nodded at a somber and pouting little boy named Marquis, and said, ''Do you want to play?''
Achter de boot werd het witte kielzog, dat zich tot Ellis lsland uitstrekte, steeds langer, langzamerhand tot een flets meloengroen vervagend. Aan de ene zijde was, in een flauwe bocht, de lage, vaalbruine kustlijn van Jersey, terwijl de rondhouten en masten aan de waterkant de hemel met een lijn van franje versierden; aan de andere zijde was Brooklyn, vlak, met veel watertorens; de kranen van de haven. En daarvoor, op haar hoge voetstuk oprijzend uit die stijgende, woelende schittering van zonverlicht water meer naar het westen toe, de Vrijheid. De snel rondwentelende schijf van de late middagzon daalde schuin achter het beeld, en voor hen aan boord die er naar staarden, waren haar gelaatstrekken verdonkerd door schaduwen, haar diepten leeg, haar massa's glad gestreken tot één enkel vlak. Tegen de lichtende hemel waren de stralen van haar stralenkrans scherpe punten van duisternis die de lucht de sporen gaven; schaduw vervlakte de toorts die ze droeg tot een zwart kruis tegen smetteloos licht - het zwart geworden gevest van een gebroken zwaard. Vrijheid.
It was on Sunday, the 24th of May, 1863, that my uncle, Professor Lidenbrock, came rushing suddenly back to his little house in the old part of Hamburg, No. 19, Königstrasse. Our good Martha could not but think she was very much behindhand with the dinner, for the pot was scarcely beginning to simmer, and I said to myself: Now, then, well have a fine outcry if my uncle is hungry, for he is the most impatient of mortals. Mr. Lidenbrock, already! cried the poor woman, in dismay, half opening the dining-room door. Yes, Martha; but of course dinner cant be ready yet, for it is not two oclock. It has only just struck the half-hour by St. Michaels. What brings Mr. Lidenbrock home, then? Hell probably tell us that himself. Here he comes. Ill be off, Mr. Axel; you must make him listen to reason. And forthwith she effected a safe retreat to her culinary laboratory. I was left alone, but not feeling equal to the task of making the most irascible of professors listen to reason, was about to escape to my own little room upstairs, when the street-door creaked on its hinges, and the wooden stairs cracked beneath a hurried tread, and the master of the house came in and bolted across the dining-room, straight into his study. But, rapid as his flight was, he managed to fling his nutcracker-headed stick into a corner, and his wide-brimmed rough hat on the table, and to shout out to his nephew: Axel, follow me.
Upon the pleasant veranda of Pere Antoine's cottage, that adjoined the church, a young girl had long been seated, awaiting his return. It was the eve of Easter Sunday, and since early afternoon the priest had been engaged in hearing the confessions of those who wished to make their Easters the following day. The girl did not seem impatient at his delay; on the contrary, it was very restful to her to lie back in the big chair she had found there, and peep through the thick curtain of vines at the people who occasionally passed along the village street. She was slender, with a frailness that indicated lack of wholesome and plentiful nourishment. A pathetic, uneasy look was in her gray eyes, and even faintly stamped her features, which were fine and delicate. In lieu of a hat, a barege veil covered her light brown and abundant hair. She wore a coarse white cotton 'josie,' and a blue calico skirt that only half concealed her tattered shoes. As she sat there, she held carefully in her lap a parcel of eggs securely fastened in a red bandana handkerchief. Twice already a handsome, stalwart young man in quest of the priest had entered the yard, and penetrated to where she sat. At first they had exchanged the uncompromising 'howdy' of strangers, and nothing more. The second time, finding the priest still absent, he hesitated to go at once. Instead, he stood upon the step, and narrowing his brown eyes, gazed beyond the river, off towards the west, where a murky streak of mist was spreading across the sun.
Es hatte den ganzen Tag geregnet. Helene trat ans Fenster und blickte hinaus. Noch immer rann die graue Flut von Himmel nieder. Noch immer das leise Picken der Tropfen an den Fensterscheiben. Noch immer das eintönige Rieseln und Rauschen. Noch immer das Stöhnen des Windes im Ofenrohr.
Helene hatte genäht und dann einen kurzen Brief geschrieben. Nun war es sechs Uhr und die Dämmerung kam schon geschlichen. Wie Nebel auf der See die stillgleitenden Schiffe einhüllt, sank Traurigkeit über die Frau. Ein trübe Melancholie von den schutzigen, naßglänzenden Straßen, von den kahlen, triefenden Baumzweigen, die sich vor ihren Augen wie in Schmerzen wanden, aus der schweren feuchten Luft schien sie durch die mit Dunst und Gerinnsel bedeckten Fensterscheiben zu ihr einzudringen.
Helene seufzte ungeduldig. Sie hatte gehofft, der Regen werde aufhören, daß sie noch ein wenig ausgehen könne. Sie war ja nicht unbescheiden gewesen und hatte gleich auf Sonnenschein und blauen Himmel gerechnet. Nur ein wenig ausruhende Stille in der Natur.
Es lag ihr so schwer auf der Brust . . .
Und jetzt rauschte es wieder heftiger, das feine Rieseln wurde ein hartes Klatchen, große Blasen tanzten auf den braunen Lachen über dem Pflaster.
Gabriele Reuter (8 februari 1859 18 november 1941)
Charles Dickens, Emma McLaughlin, Christine Angot, Anna Świrszczyńska, Peter Carey, Gay Talese, Alban Nikolai Herbst, A. den Doolaard, Harry Sinclair Lewis
The stone faces on the outer walls stared blindly at the black night for three heavy hours; for three heavy hours the horses in the stables rattled at their racks, the dogs barked, and the owl made a noise with very little resemblance in it to the noise conventionally assigned to the owl by men-poets. But it is the obstinate custom of such creatures hardly ever to say what is set down for them.
For three heavy hours, the stone faces of the chateau, lion and human, stared blindly at the night. Dead darkness lay on all the landscape, dead darkness added its own hush to the hushing dust on all the roads. The burial-place had got to the pass that its little heaps of poor grass were undistinguishable from one another; the figure on the Cross might have come down, for anything that could be seen of it. In the village, taxers and taxed were fast asleep. Dreaming, perhaps, of banquets, as the starved usually do, and of ease and rest, as the driven slave and the yoked ox may, its lean inhabitants slept soundly, and were fed and freed.
The fountain in the village flowed unseen and unheard, and the fountain at the chateau dropped unseen and unheard - both melting away, like the minutes that were falling from the spring of Time - through three dark hours. Then, the grey water of both began to be ghostly in the light, and the eyes of the stone faces of the chateau were opened.
Lighter and lighter, until at last the sun touched the tops of the still trees, and poured its radiance over the hill. In the glow, the water of the chateau fountain seemed to turn to blood, and the stone faces crimsoned. The carol of the birds was loud and high, and, on the weather-beaten sill of the great window of the bedchamber of Monsieur the Marquis, one little bird sang its sweetest song with all its might. At this, the nearest stone face seemed to stare amazed, and, with opened mouth and dropped under-jaw, looked awe-stricken.
Charles Dickens (7 februari 1812 9 juni 1870)
Portret doorSamuel Drummond
De Amerikaanse schrijfster Emma Lanier McLaughlin werd geboren op 7 februari 1974 inElmira, New York. Op de universiteit raakte zij bevriend met Nicola Kraus en samen schreven zij he Nanny Diaries.In Amerika was Dagboek van een nanny een enorm succes: er werden binnen vier maanden meer dan 500.000 exemplaren verkocht en het boek prijkte maandenlang op de bestsellerlijsten van The New York Times en Publishers Weekly. In 2004 verscheen Citizen Girl, in 2007 Dedication.
Uit:The Nanny Diaries
The dark vestibule, wallpapered in some gloomy Colefax and Fowler floral, always contains a brass umbrella stand, a horse print, and a mirror, wherein I do one last swift check of my appearance. I seem to have grown stains on my skirt during the train ride from school, but otherwise I'm pulled together--twin set, floral skirt, and some Gucci-knockoff sandals I bought in the Village. She is always tiny. Her hair is always straight and thin; she always seems to be inhaling and never exhaling. She is always wearing expensive khaki pants, Chanel ballet flats, a French striped Tshirt, and a white cardigan. Possibly some discreet pearls. In seven years and umpteen interviews the I'm-mom-casual-in-my-khakis-but-intimidating-in-my- $400-shoes outfit never changes. And it is simply impossible to imagine her doing anything so undignified as what was required to get her pregnant in the first place. Her eyes go directly to the splot on my skirt. I blush. I haven't even opened my mouth and already I'm behind. She ushers me into the front hall, an open space with a gleaming marble floor and mushroom-gray walls. In the middle is a round table with
Emma McLaughlin (Elmira, 7 februari 1974)
Emma McLaughlin and Nicola Kraus
De franse schrijfster Christine Angot werd geboren op 7 februari 1959 in Châteauroux. Zij is er om bekend dat zij in haar boeken op soms schokkende en niets ontziende wijze persoonlijke ervaringen verwerkt. De kritiek is dan ook verdeeld: de een prijst haar directheid, de ander verwijt haar exibitionisme.
Uit: Le Marché des Amants
Marc était chaleureux et sympathique, il avait envie de rapports intimes, tout en étant réservé il aimait parler. C'était un intellectuel de la rive gauche, décontracté, rieur, pas très grand, petites lunettes pour lire qu'il posait sur le bout du nez au lieu de les mettre et de les enlever, il lisait la carte au restaurant puis levait les yeux par-dessus pour vous parler. Il avait une voiture pour les longues distances, un scooter pour aller d'un rendez-vous à un autre en évitant les encombrements, un vélo parce qu'il aimait ça: sa pensée restait active, pendant qu'il se déplaçait à un rythme tranquille, en silence, il réfléchissait. Il aimait faire le marché, la cuisine aussi. Les cèpes. De temps en temps un très bon restaurant. Il aimait bien. Il s'occupait de ses enfants, même s'il les voyait peu, il était séparé de leur mère depuis trois ans. Il travaillait beaucoup. Il avait toujours beaucoup travaillé. Il faisait une belle carrière, il avait un bon salaire. Il habitait dans le quartier de Paris qui correspondait à ses centres d'intérêt, et lui permettait en même temps d'avoir une vie de famille. Le quatorzième. Le travail, l'école, les lieux de rendez-vous étaient proches les uns des autres. Il lisait beaucoup, allait au cinéma une fois par semaine, de temps en temps au spectacle. Il recevait les invitations mais évitait les premières, il était rédacteur en chef d'un journal culturel, si parfois il y allait, c'était pour gagner du temps, ça évitait d'avoir à réserver soi-même, c'était tout. D'un point de vue social ce genre de sortie lui déplaisait. Il critiquait ce milieu, cette ambiance tout en disant «m'enfin on va pas parler de ça». Il préférait voir sa vie en dehors de «cette espèce de zoo», il était contraint de s'y mêler, de très loin et en observateur, mais ne se sentait pas sali, pas touché. »
Christine Angot (Châteauroux, 7 februari 1959)
De Poolse dichteres Anna Świrszczyńska werd geboren op 7 februari 1909 in Warszawa. Zij begon met het publiceren van gedichten in de jaren dertig. Tijdens de bezetting van Polen gedurende WO II zat zij in het verzet, tijdens de opstand van Warschau was zij militair verpleegster. De beroemde dichter en vertaler Czesław Miłosz vertaalde later werk van haar naar het Engels.
The Second Madrigal
A night of love
exquisite as a
concert from old Venice
played on exquisite instruments.
Healthy as a
buttock of a little angel.
Wise as an
anthill.
Garish as air
blown into a trumpet.
Abundant as the reign
of a royal Negro couple
seated on two thrones
cast in gold.
A night of love with you,
a big baroque battle
and two victories.
In een blauwe pyjama
Ik slaap in een blauwe pyjama, rechts van mij slaapt mijn kind. Ik heb nooit gehuild, ik zal nooit sterven.
Ik slaap in een blauwe pyjama, links van mij slaapt mijn man. Ik heb mijn hoofd nooit tegen de muur geslagen, ik heb het nooit uitgegild van angst.
Hoe breed is dit bed niet dat er plaats is voor zoveel geluk.
Vertaald door Jo Govaerts en Karol Lesman
Anna Świrszczyńska (7 februari 1909 14 augustus 2004)
There were no photographs of the boy's father in the house upstate. He had been persona non grata since Christmas 1964, six months before the boy was born. There were plenty of pictures of his mom. There she was with short blond hair, her eyes so white against her tan. And that was her also, with black hair, not even a sister to the blonde girl, although maybe they shared a kind of bright attention. She was an actress like her grandma, it was said. She could change herself into anyone. The boy had no reason to disbelieve this, not having seen his mother since the age of two. She was the prodigal daughter, the damaged saint, like the icon that Grandpa once brought back from Athensshining silver, musky incensealthough no one had ever told the boy how his mother smelled. Then, when the boy was almost eight, a woman stepped out of the elevator into the apartment on East Sixty-second Street and he recognized her straightaway. No one had told him to expect it. That was pretty typical of growing up with Grandma Selkirk. You were some kind of lovely insect, expected to know things through your feelers, by the kaleidoscope patterns in the others' eyes. No one would dream of saying, Here is your mother returned to you. Instead his grandma told him to put on his sweater. She collected her purse, found her keys and then all three of them walked down to Bloomingdale's as if it were a deli.
I am not now, nor have I ever been, fond of the game of soccer. Part of the reason is probably attributable to my age and the fact that when I was growing up along the southern shore of New Jersey a half century ago, the sport was virtually unknown to Americans, except to those of foreign birth. And even though my father was foreign-bornhe was a dandified but dour custom tailor from a Calabrian village in southern Italy who became a United States citizen in the mid-1920shis references to me about soccer were associated with his boyhood conflicts over the game, and his desire to play it in the afternoons with his school friends in an Italian courtyard instead of merely watching it being played as he sat sewing at the rear window of the nearby shop to which he was apprenticed; yet, as he often reminded me, he knew even then that these young male performers (including his less dutiful brothers and cousins) were wasting their time and their future lives as they kicked the ball back and forth when they should have been learning a worthy craft and anticipating the high cost of a ticket to immigrant prosperity in America! But no, he continued in his tireless way of warning me, they idled away their afternoons playing soccer in the courtyard as they would later play it behind the barbed wire of the Allied prisoner of war camp in North Africa to which they were sent (they who were not killed or crippled in combat) following their surrender in 1942 as infantrymen in Mussolini's losing army. Occasionally they sent letters to my father describing their confinement; and one day near the end of World War II he put aside the mail and told me in a tone of voice that I prefer to believe was more sad than sarcastic, "They're still playing soccer!"
"Irenes Stolz. Der glühte wie eine Grundierung in ihrem ägyptischen Blick. Der gab ihr die Haltung, wenn sie sich schminkte. Immer saß er gerne dabei, saß auf dem Toilettendeckel und schaute ihr bewundernd zu. Was sie gar nicht schätzte. Bitte, Fichte, laß mich allein. Sie war so intim dann, so grenzenlos selbstbewußt, selbstverliebt; selbst wenn sie masturbierte, war sie nicht inniger mit sich als in solchen Momenten ..."
Er zijn mensen wier ogen opengaan net zo snel als een deur wanneer er hard aan getrokken wordt: zo zie je niets, en dan opeens het hele binnenste van het huis. Hun hoofd lijkt het kastje van een kiektoestel: eerst is er niets dan het gladde rustige slapen, altoos eender, net als het gladde doffe overtrek van het kiekkastje. Maar dan wordt er plotseling op een geheimzinnig veertje gedrukt, en het glanzende oog, dat diep binnenin sliep, schiet met een ruk naar voren en kijkt je groot aan.
Maar zo ontwaakte Wampie nooit. Haar wakkerworden leek meer op het langzame neerdwarrelen van een blaadje van tak tot tak en dan in glijvlucht naar de grond. Want opstaan deed Wampie nooit: ze viel altijd uit bed. Wanneer ze voelde dat ze wakker moest worden, omdat de wekker twee keer afgelopen en er drie keer op haar deur gebonsd was (een keer door haar zusje, een keer door moeder en een slotbons van vader, die bonst zoals alleen een man bonzen kan, die haastig naar kantoor moet, en dan zijn ganse ergernis over de afgelopen en komende vier en twintig uur, plus over het feit, dat hij een geliefde maar ogenschijnlijk luie dochter heeft, in één machtige bons ontlaadt) - dan, door die slag wanhopig losgeschud uit de boom harer dromen, die nog tussen de sterren doorgroeide hoewel het allang dag was, dwarrelde ze naar omlaag.
"Carol was discovering that the one thing that can be more disconcerting than intelligent hatred is demanding love. "She supposed that she was being gracefully dull and standardized in the Smails' presence, but they scented the heretic, and with forward-stooping delight they sat and tried to drag out her ludicrous concepts for their amusement. They were like the Sunday-afternoon mob starting [sic] at monkeys in the Zoo, poking fingers and making faces and giggling at the resentment of he more dignified race.... They were staggered to learn that a real tangible person, living in Minnesota, and married to their own flesh-and-blood relation, could apparently believe that divorce may not always be immoral; thatÊ illegitimate children do not bear any special and guaranteed form of curse; that there are ethical authorities outside of the Hebrew Bible; that men have drunk wine yet not died in the gutter; that the capitalistic system of distribution and the Baptist wedding-ceremony were not known in the Garden of Eden; ... that there are Ministers of the Gospel who accept evolution; that some persons of intelligence and business ability do not always vote the Republican ticket straight; ... that a violin is not inherently more immoral than a chapel organ... 'Where does she get all them the'ries?' marveled Uncle Whittier Smail..."
Harry Sinclair Lewis (7 februari 1885 - 10 januari 1951)
Patricia De Landtsheer, Paul Nizan, Laura Ingalls Wilder, Thomas Killigrew, Lioba Happel, Heinz Czechowski, Ludwig Winder, Johann Nepomuk Vogl, Rhijnvis Feith
De Vlaamse dichteres en schrijfster Patricia De Landtsheer werd geboren in Dendermonde op 7 februari 1952. Na haar humaniorastudies ging zij te Aalst bestuurssecretariaat studeren. Eigenlijk wilde zij lerares worden, maar zij werd schrijfster. Vooral van jeugdboeken, maar ook van enkele romans als Vluchtheuvel (1983) en Sporen (1986)
de hemel houdt de adem in
de hemel houdt de adem in sterren gaan blinken, de maan met knipoog zucht, verglanst in dit onmetelijk heelal
waarin wij nietig jij een stip een lichtpunt waarbij de barsten in ons hart weer helen
de pijn om het verlies ons zalvend achterlaat gemis slaat ons vaak neer heel ons wezen richten wij
naar jou tot het licht in ons is wij niet langer hunkeren naar wat voorbij is
maar nederig buigen dragen koesteren en aanvaarden dit gemis
Patricia De Landtsheer (Dendermonde, 7 februari 1952)
J'avais vingt ans. Je ne laisserai personne dire que c'est le plus bel âge de la vie. Tout menace de ruine un jeune homme : l'amour, les idées, la perte de sa famille, l'entrée parmi les grandes personnes. Il est dur à apprendre sa partie dans le monde. À quoi ressemblait notre monde ? Il avait l'air du chaos que les Grecs mettaient à l'origine de l'univers dans les nuées de la fabrication. Seulement on croyait y voir le commencement de la fin, de la vraie fin, et non de celle qui est le commencement d'un commencement.
Paul Nizan (7 februari 1905 23 mei 1940)
De Amerikaanse schrijfster Laura Elisabeth Ingalls Wilder werd geboren in Pepin (Wisconsin) op 7 februari 1867.Ze was een dochter van de Amerikaanse pioniers Caroline en Charles Ingalls. Met haar ouders reisde ze per huifkar naar Kansas, Minnesota, Iowa en South Dakota. Vaak bouwde haar vader een huis als ze op een nieuwe bestemming aankwamen. Nu staan er op die plaatsen replica's van die huizen. Uiteindelijk bleef de familie in De Smet (South Dakota). Daar maakte Almanzo Wilder Laura Ingalls het hof en ze trouwde met hem op 25 augustus 1885. Ze kregen 1 dochtertje: Rose op 5 december 1886. De familie Wilder vertrok naar Florida, dit verblijf was echter kort, na een aantal maanden kwamen ze terug naar De Smet. In 1894 vertrokken ze voorgoed naar Missouri. In Mansfield, Missouri staat het huis waar ze met haar man de rest van haar leven woonde. Haar dochter Rose werd ook schrijfster en in welke mate zij haar moeder beïnvloed heeft is niet duidelijk. Laura schreef haar jeugdherinneringen op, dat resulteerde in verschillende boeken (de serie "Het Kleine Huis"), die sterk autobiografisch zijn. Hierin beschrijft ze het leven en werk van alle dag.
Uit: Little House on the Prairie
A long time ago, when all the grandfathers and grandmothers of today were little boys and little girls or very small babies, or perhaps not even born, Pa and Ma and Mary and Laura and Baby Carrie left their little house in the Big Woods of Wisconsin. They drove away and left it lonely and empty in the clearing among the big trees, and they never saw that little house again. They were going to the Indian country. Pa said there were too many people in the Big Woods now. Quite often Laura heard the ringing thud of an ax which was not Pa's ax, or the echo of a shot that did not come from his gun. The path that went by the little house had become a road. Almost every day Laura and Mary stopped their playing and stared in surprise at a wagon slowly creaking by on that road. Wild animals would not stay in a country where there were so many people. Pa did not like to stay, either. He liked a country where the wild animals lived without being afraid. He liked to see the little fawns and their mothers looking at him from the shadowy woods, and the fat, lazy bears eating berries in the wild-berry patches.
Laura Ingalls Wilder (7 februari 1867 - 10 februari 1957)
De Engelse toneelschrijver en -manager Thomas Killigrew werd geboren in Londen op 7 februari 1612. Al voor de Engelse Burgeroorlog schreef Killigrew voor het toneel: de tragi-komedies Claracilla en The Prisoners en zijn bekendste stuk, het vrijmoedige The Parson's Wedding, dat stamt uit 1637. Als theatermanager trad hij niet altijd even bekwaam op en maakte ruzie met zijn acteurs, die hij vervolgens weer omkocht om voor hem te blijven spelen.Hij produceerde stukken van onder meer Aphra Behn, John Dryden, William Wycherley, Francis Beaumont en John Fletcher. Tevens bezat hij de rechten op het repertoire van de King's Men, waardoor ook werk van William Shakespeare kon worden opgevoerd,vaak in een (niet altijd geslaagde) herschreven vorm. Killigrew stond bekend als een scherpzinnig en geestig man. Pepys omschrijft hem als 'de nar van de koning', die het bestond zelfs hooggeplaatsten te bespotten zonder daarvoor bestraft te worden
Uit: Thomaso, or the Wanderer
Pedro.: WHAT ? The death of the brave General has
begot discourse and change in Madrid ; I
hear the Action too, though most Noble,
traduc'd by his Enemies; Wretches that
durst not look upon the dangers his gallant
Mind broke through daily: Their Envy will not let him find
peace in his Grave neither.
Johan.: That cloud is dispers'd now; 'tis true, at first we had
the report of a total rout, and that the Enemy advanc'd to Pampalone ,
with which the affrighted people began to fall into some
passion against him, who had been so unlucky as to command
that day.
Carlo.: But when they were for certain inform'd of the following
Action, How, contrary to all hope, he had engag'd and stop'd the
Enemy, and at the rate of his own life purchas'd their safety by
throwing himself into certain dangers, The whole City lamented
his loss, and he has been honour'd and mourn'd for as a General
Parent.
Thomas Killigrew (7 februari 1612 - 19 maart 1683)
Antoon van Dyck:Thomas Killigrew en Lord William Crofts
De Duitse dichteres, schrijfster en vertaalster Lioba Happel werd geboren op 7 februari 1957 in Aschaffenburg. In 1981 begon zij aan een studie sociale pedagogie, maar zij verruilde die voor germanistiek en Spaans. Daarna werkte zij als zelfstandig schrijfster in Berlijn. Na langere verblijven in Engeland, Ierland en Spanje vestigde zij zich in Lausanne. Zij debuteerde in 1987 met de bundel Vers, Reim und Wecker.
Ich habe einen Apfel gegessen
Er war makellos giftig und rund Ich habe ein stilles Tier verschluckt In der Farbe eines mythos-verwobenen Morgen Ich war böse gewesen und jetzt lächle ich Ich war zornig Und jetzt danke ich Gott Für einen letzten glücklichen Tag
Lioba Happel (Aschaffenburg, 7 februari 1957)
De Duitse dichter, schrijver en vertaler Heinz Czechowski werd geboren in Dresden op 7 februari 1935. Na een opleiding tot grafisch tekenaar en gewerkt te hebben als o.a. technisch tekenaar studeerde hij van 1958 tot 1961 aan het Institut für Literatur "Johannes R. Becher" in Leipzig. In 1957 werden zijn eerste gedichten gepubliceerd. Czechowski werkte verder nog als lector in Halle en als dramaturg in Magdeburg. Vanaf 1973 is hij zelfstandig schrijver.
Uit: Die Pole der Erinnerung
Manchmal habe ich das Gefühl, mein bestes literarisches Material, nämlich die Kindheit während des Kriegs und der Nachkriegszeit, bisher vernachlässigt zu haben. Es erinnert mich daran, wie schwer es ist, zu beschreiben, wie sich die Fleischermeisterin hinter der geschlossenen Jalousie an einem
Sommermittag gut hörbar mit einem ihrer Gesellen vergnügte.
Es hatte sich, wie so vieles, unter uns herumgesprochen, was die Fleischermeisterin in den Mittagsstunden hinter heruntergelassener Jalousie trieb. Also standen wir heimlich lauschend im
Vorgarten unter dem Parterrefenster der Fleischermeisterin ...
Es gab ein Häuschen am Gaußgäßchen in Alt Trachau, in dem angeblich eine Hexe lebte. Überhaupt erschien uns der Rundling slawischen Ursprungs mit seinen damals noch intakten
Bauernhöfen voller Geheimnisse. Hinter den meist gut verschlossenen Toren der Dreiseitenhöfe, durch deren Ritzen wir einen Blick riskierten, waren die Bauernfamilien unter sich ...
Beim Bauern Trobisch konnte man, wenn man Glück hatte, ein Glas Buttermilch trinken. Gleich hinter dem Dörfchen fuhr auf der Leipziger Straße die Linie 13 nach Radebeul. Das Dorf war von Mietskasernen der Jahrhundertwende umstellt. In einem dieser Häuser auf der Teichstraße lebte der Maler Rosenhauer, der eine winterliche Szene gemalt hat: eine alte Frau, ein Kuchenblech tragend, die die Straße überquert ... Von ihm wußten wir freilich nichts, und das erwähnte Bild sah ich Jahrzehnte später. Trotzdem gehört die kuchenblechtragende Frau zu den Polen der Erinnerung ...
De Duitstalige, Oostenrijks - Tsjechische schrijver Ludwig Winder werd geboren op 7 februari 1889 in afov / Mähren. Naast Franz Kafka en Max Brod behoorde hij tot de belangrijkste schrijvers van de Praagse kring. Vanaf 1914 werkte hij voor Bohemia, de op een na oudste krant in Oostenrijk-Hongarije. In 1917 debuteerde hij als romanschrijver met Die rasende Rotationsmaschine. In 1939 ging hij in ballingschap naar Engeland. In 2001 werd zijn roman "Die jüdische Orgel" (over de joodseAlbert die in het getto vannWarschau opgroeit) opnieuw uitgegeven door de Wiener Residenz Verlag.
Uit: Die jüdische Orgel
Die Frau empfand keine Zurücksetzung. Einmal - im ersten Ehejahr - hatte sie sich von Freundinnen verleiten lassen, zum Photographen zu gehen, in einen großen berauschenden Spiegel zu blicken. Die Perücke, die sie als fromme Jüdin tragen mußte, flog zu Boden, Haar umfloß die erglühten Wangen, der Mund begann kokett zu lächeln. Nach zwei Tagen brachte der Photograph die Bilder ins Haus. Wolf Wolf stampfte auf, schrie gewaltig, zerriß die Bilder. Eins wurde von Lotte gerettet, verwahrt. Seit damals war nichts als Frömmigkeit. Wolf, Religionslehrer, Rabbiner, Matrikenführer, Kantor, Schächter, unterrichtete schon um sechs Uhr morgens, in den zerfallenen Räumen der alten Schule zitterte geprügelte Jugend; Talmud, Midrasch wurde erklärt und verklärt. Täglich um acht Uhr morgens stand Wolf im Schlachthof, ein scharfes Messer in den Händen, rituell-gefühllos schnitt er Gänsen, Hennen, Tauben den schreienden Hals durch, er warf die toten Tiere im Bogen an die Mauer, wischte das Blut am Ärmel ab. Dann setzte er das Talmudstudium fort und erschrak, wenn es ihn vergnügte, denn mit Frömmigkeit, die zur Freude wurde, glaubte er schlecht seinem Gott zu dienen.
Ludwig Winder (7 februari 1889 16 juni 1946)
De Oostenrijkse dichter en schrijver Johann Nepomuk Vogl werd geboren op 7 februari 1802 in Wenen. Hij schreef hoofdzakelijk gedichten, balladen, novellen en essays. Veel van zijn balladen werden op muziek gezet door o.a. Carl Loewe, Franz von Suppé, Carl Gottfried Salzmann en Franz Schubert.
Ein Friedhofsgang
Beim Todtengräber pocht es an:
»Mach auf, mach auf, du greiser Mann!«
»Thu' auf die Tür' und nimm den Stab,
Mußt zeigen mir ein theures Grab!«
Ein Fremder spricht's mit strupp'gem Bart,
Verbrannt und rauh nach Kriegerart.
»»Wie heißt der Teure, der euch starb
Und sich ein Pfühl bei mir erwarb?««
»Die Mutter ist es, kennt ihr nicht
Der Marthe Sohn mehr am Gesicht?«
»»Hilf Gott, wie groß, wie braun gebrannt,
Hätt' nun und nimmer euch erkannt.««
»»Doch kommt und seht, hier ist der Ort,
Nach dem gefragt mich Euer Wort.««
»»Hier wohnt, verhüllt von Erd' und Stein,
Nun Euer todtes Mütterlein.««
Da steht der Krieger lang und schweigt
Das Haupt hinab zur Brust geneigt.
Er steht und starrt zum theuren Grab
Mit thränenfeuchtem Blick hinab.
Dann schüttelt er sein Haupt und spricht:
»Ihr irrt, hier wohnt die Todte nicht.«
»Wie schlöß' ein Raum, so eng' und klein
Die Liebe einer Mutter ein?!« -
Johann Nepomuk Vogl (7 februari 1802 16 november 1866)
Het menselijk geslacht valt als de blaadren af: Wij worden en vergaan, - de wieg grenst aan het graf. - Daartussen speelt een droom een treurspel met het harte; De smart wijkt voor de vreugd, de vreugd weer voor de smarte; De koning klimt ten troon, de slaaf buigt voor hem neer; De dood blaast op het spel, - en beiden zijn niet meer.
Rhijnvis Feith (7 februari 1753 - 8 februari 1824)
Thomas von Steinaecker, Annelies Verbeke, Dermot Bolger, Pramoedya Ananta Toer, Heinz Kahlau, Felix Mitterer, John Henry Mackay
De Duitse schrijver en journalist Thomas von Steinaecker werd geboren op 6 februari 1977 in Traunstein. Hij studeerde literatuurwetenschap in München en aan de universiteit van Cincinnati en promoveerde in 2006. Tijdens zijn studie schreef hij bijdragen voor o.a. www.textem.de und Kultur & Gespenster. Zijn eerste hoorspel werd in 2007 uitgezonden door de Bayerische Rundfunk Voor zijn debuutroman Wallner beginnt zu fliegen ontving hij de Aspekte-Literaturpreis, de Bayerische Kunstförderpreis en de Literaturförderpreis der Deutschen Wirtschaft.
Uit: Geister
"Es ist Ulrikes 26. Geburtstag. Zu allem Überfluss. Nicht dass seine Eltern darüber offen reden würden. Es sind diese kleinen Gesten und wie nebenbei gemachten Bemerkungen, die Jürgen killen. Letzten Samstag zum Beispiel. Da saßen sie beim Abendessen. Schon eine ganze Weile war das Gespräch über einen Arbeitskollegen seines Vaters verstummt [Jürgen war in Gedanken völlig bei seinen schwachsinnigen Alpträumen oder besser: ihren Folgen gewesen], als sein Vater in das Besteckklappern hinein diesen Satz, nur diesen einen, sagte als ob er laut denke und ihm schon die ganze Zeit ein Monolog durch den Kopf rausche. Vielleicht wäre sie verheiratet.
Thomas von Steinaecker (Traunstein, 6 februari 1977)
De Vlaamse schrijfster Annelies Verbeke werd geboren op 6 februari 1976 in Dendermonde. Zij studeerde ze Germaanse Taal- en Letterkunde (Engels en Nederlands) aan de universiteit van Gent en volgde ze een cursus scenarioschrijven aan het Rits in Brussel. Ze gaf een jaar lang les aan een middelbare school, waar ze vooral leerde dat ze haar geluk niet in het onderwijs moest zoeken en werkte kortstondig als verkoopster van waterbehandelingsinstallaties. Eind 2003 verscheen haar debuutroman Slaap!. Ze ontving hiervoor de Vrouw en Kultuur Debuutprijs 2004, de Debuutprijs 2004 en het Gouden Ezelsoor 2005. In januari 2006 verscheen haar tweede roman Reus. In oktober 2007 verscheen Groener Gras, een verhalenbundel over winnen en verliezen.
Uit: Slaap
Ik fietste door de donkere straten op zoek naar leven, vervuld van energie. Het was drie uur in de ochtend. Lege pleinen, zwarte laantjes, hier en daar een wakkere duif. Die beesten waren totaal van de kaart sinds de komst van de straatlantaarn. Zou die snel breken, een duivennek? Waarschijnlijk niet. Taaie rakkers, die vliegende ratten. Natuurlijk zag ik soms een mens. De stad slaapt nooit, zogezegd. Ik vond het echter hoogst onaangenaam te moeten constateren dat het geen collega's waren. Ze hadden al nachtrust gehad, op zijn minst een tukje gedaan. Zo niet, dan gingen ze er eentje doen. De rotzakken. Ik zou ze leren. Mijn verbolgenheid richtte zich niet tegen de late wakers of de vroege vogels. Nog minder tegen de eigenaars van de enkele verlichte ramen die ik zag. Zoals die van de hoeren, wanneer sliepen de hoeren? Die vraag kreeg ik niet meer uit mijn hoofd. Ik reed naar het Glazen Straatje en wandelde erdoor met mijn fiets aan de hand. De meeste dames schenen weinig plezier te scheppen in mijn verschijning. Enkelen bekeken mij met een hoogmoedige en tegelijk medelijdende blik. Durf je niet? Durf je niet?
Annelies Verbeke (Dendermonde, 6 februari 1976)
De Ierse schrijver en uitgever Dermot Bolger werd geboren op 6 februari 1959 in Dublin. Bolger bezocht het Beneavin College, een katholieke De La Salle-jongensschool in Finglas en werd daarna fabrieksarbeider. Tussen 1979 en 1984 werkte hij in een boekwinkel. Al toen hij zeventien jaar was richtte hij de Raven Arts Press op die zich tot een alternatieve uitgeverij van Ierse poëzie en proza ontwikkelde en een motor: werd van de cultuurscene. Tot 1992 bleef hij er de leiding aan geven. Bolger debuteerde in 1980 met de bundel The Habit of Flesh. In 1985 verscheen zijn eerste roman Night Shift.
Uit: The Journey Home
The branches were strewn above them like distorted mosaics of crucifixions, the hawthorn bushes blocking out the few isolated stars to ensnare them within a crooked universe of twigs and briars. Nettles raised their leaves in the wind like the ears of startled dogs to sway a few inches from where his hand lay. Hano could feel their sting on his wrist and longed to rub it in the soothing grass. But he lay motionless, his other arm around her shoulder in the position they had landed when they slid into the overgrown ditch, and listened to the heavy boot-steps ring out on the tarmacadam above his head.
The feet halted with a squeak of polished leather inches from his skull. Hano, gazing at the figure who stretched skyward, could see the man's thick moustache when he shone the torch up before his features were lost as the arc of light picked its way along the hedge and fields by the road. Hano moved his hand down to cover Katie's lips though he felt himself more likely to cry out than her. She lay crushed against him, her body relaxed despite their awkward position. It seemed as if danger was a more powerful drug than any peddled on the street and she was adrift, eyes closed, lips slightly open, within its depths. The slow, regular inhaling of her breath came so faintly that she might have been a small night creature in its natural habitat. His own breathing sounded explosive to him. The man was bound to hear, to shine the light down and call out to the others, to finish it before it had begun. This was her world, not his, and he was lost within it. His numb fury had evaporated and all he felt now was fear.
On the night of October 13, 1965, when I was picked up by the military, I was at home editing a collection of short stories by President Soekarno, which he had written under a pen name.
It's a mystery to me why I was exiled. Prior to my arrest and imprisonment I had never been threatened and even to this day I still don't know, and have never been officially informed of, the reason for my arrest and imprisonment.
Also unknown to me is why the whole incident ever took place. For myself, as a student of both ancient and modern Indonesian history, I see behind almost all the monumental events in this nation's history something I'll call "Factor X," namely an external factor that has played a determinantal role in the shaping of Indonesia. During my years in prison I spent a great deal of time trying to discover who or what was Factor X in this case.
After I was led from my house that night, my military escorts and I were immediately surrounded by a mob of masked men who had gathered outside my house, all of whom were armed with knives or other kinds of blades. At that point, my hands were tied behind my back and the rope that bound my wrists was then looped around my neck. In the early days of the Indonesian revolution that kind of knot was a sure sign that the captive was to be killed.
From my home I was taken that night to the Army Strategic Reserve Command Post and, later, to the Regional Military Command. Following my captors' instructions, I had carried a bag of belongings with methey told me they had come "to remove me from harm's way" and that I should take my work with mebut at the latter place, my typewriter and an unfinished manuscript I had brought along were taken from me.
Pramoedya Ananta Toer (6 februari 1925 30 april 2006)
So kalt, wie dieser Winter war, darf niemals mehr ein Winter sein. Sonst friere ich mit Kleid und Haar bis in die Seele ein.
Ich weiß nicht, wieviel Kälte da der Frost in meine Haut gebracht. Ich fror nicht außen, doch ich fror im Herzen Tag und Nacht.
Der Frost, der mir die Seele schnitt, fror Blumen in die Augen ein. Sie schmolzen unter deinem Blick und sollten Tränen sein.
So kalt, wie dieser Winter war, darf niemals mehr ein Winter sein. Sonst friere ich mit Kleid und Haar bis in die Seele ein.
Sommerlied
Durch deine Haare seh ich den Himmel scheinen. Auf deiner Haut liegt Sonne, und der See Hat zwischen deinen braunen Armen Wellen, Und rings um deinen nackten Fuß ist Klee.
Dort wo du hinschaust, geht ein Wind vorüber, Die Bäume über dir sind von ihm voll. In deinen Händen riecht die Luft nach Ernte, Als ob die Zeit der Reife kommen soll.
Ich seh dich an und seh durch dich den Sommer. Ich bin der Gast in dieser Sommerruh. Ich möchte so gern noch etwas bleiben. Der Sommer meint es gut mit mir. Wie du.
HEDWIG: 1946 is es schon losgangen. Da ham's ma schon die Hälfte vom Haus weggnommen. Obwohl i erst vier Jahr später zum Bauen anfgangen hab. Des müssen S'Ihnen vorstellen.
JOURNALIST: (versteht es nicht) Wie?
HEDWIG: Mein Ehemann war ja vermißt. Im Weltkrieg. 1945 hat er elftausend Schilling geerbt. Die elftausend Schilling wollt i haben, um den Grund zu kaufen. I hab des Geld kriegt, aber dafür hat des Pflegschaftsgericht meinen Mann als Hälfteeigentümer ins Grundbuch eingetragen. Als Hälfteeigentümer der gesamten Liegenschaft! I hab dann des Haus gebaut, im Schweiße meines Angesichts, und mein Mann, der keinen Finger grührt hat, der kriegt die Hälfte. Is des gerecht?
JOURNALIST: Weiß ich nicht.
Der Fotograf sieht die neugierige Frau Krautschneider, richtet lässig mit einer Hand die Kamera auf sie und fotografiert sie, sofort verschwindet sie, macht das Fenster zu.
HEDWIG: Also bitte! Ein Toter bekommt die Hälfte eines Hauses, das überhaupt noch nicht existiert! Wenn sie doch wenigstens gwartet hätten, bis i fertig war mit dem Bau. Dann hätten sie gsehn, daß des Haus im Jahre 55 natürlich schon viel mehr wert war als zweiundzwanzigtausend Schilling! (Schreit plötzlich zum Haus:) Schalt endlich die Negermusik aus!
Ein verlorener, verträumter Ausdruck lag in den Augen des Kindes, als er endete; Furcht vor dem Leben und Sehnsucht nach ihm zugleich.Da packte den Dichter das unbezwingliche Verlangen, in diese reine unberührte Seele, die keiner verstand, wie ein klares, kostbares Glas, aus dem noch niemand getrunken, als der Erste die ersten Tropfen unvergänglicher Schönheit, das Elixier seines eigenen Lebens, zu gießen und zu sehen, wie es sich in ihr spiegelte, übermächtig wurde sein Verlangen, und es dünkte ihm köstlich zu sein, dieser Erste zu sein nach freier Wahl.Und von seinen Lippen klangen plötzlich die Verse, die er liebte, die Verse seiner angebeteten Großen, die ihm vertraut waren, ihrem Sinn und ihrem Klange nach bis in ihr letztes Geheimnis. Und sie waren, wie sie tönten und schwollen, wie das Grollen des Meeres bald, und bald wie das Klagen des Windes in den Dünen ...Er sprach und sprach, rastlos, wie sie ihm kamen, ohne Zusammenhang, aber alle waren sie gebadet wie in Glanz, und wie beschienen von einem zitternden Lichte. Er wußte es wohl: der kleine Knabe konnte sie nicht verstehen. Sie mußten ihm dunkel und geheimnisvoll sein, wie das Meer und die Nacht und das Leben es ihm waren. Aber er sollte sie auch nicht verstehen; er sollte sie nur hören.
Und wie er sich nicht gescheut hätte, vor den Ohren des Kindes aus den stummen Saiten eines Instruments unverstandene Klänge zu locken, so scheute er sich nicht, vor ihnen die Klänge der Worte zu entfalten in ihrer unerhörten Pracht, deren innerste Seele Musik war, und mit keinem Verstände begriffen werden konnten.
(...)
Dann, als sein Blick die Augen des Knaben traf, stockte er. Sie waren auf seine Lippen gerichtet mit einem unaussprechlichen Ausdruck von Erwartung und Angst, erschrocken fast und doch begierig. Da wußte er, daß er eine Seele zu ewiger Sehnsucht nach der Schönheit geweckt hatte, und er hielt inne. Der Becher sollte nicht auf einmal gefüllt werden in roher Hast. Nun sein Boden bedeckt war mit dem reinen Stoff unversieglicher Kraft, konnte das Leben hineinschütten, was es wollte: er würde absorbieren und kristallisieren, was an Unreinem hinzugeschüttet werden mochte. Und was immer aus diesem Kinde werden mochte es war ein Dichter. Sein würden alle Leiden und alle Herrlichkeiten des Lebens sein, und alles mußte er tragen, so gut er es vermochte ...
"Also ich fliege und bin so aufgeregt! Bin gerade nach Hause gekommen. Neben mir steht eine Pralinenschachtel. Ich esse daraus, aber die mit Cremefüllung beiße ich nur an, um zu sehen, ob eventuell Nuss drin ist, sonst mag ich sie nicht. Und quetsche sie dann wieder zusammen, dass sie wie neu aussehen. Und morgen schenke ich sie meiner Mutter und Therese. Die Scchachtel ist von Conrad Veidt- Armin heißt er- eigentlich hasse ich diesen Namen, weil er in der Illustrierten mal als Reklame für ein Abführmittel gebraucht wurde. Und immer, wenn er mal vom Tisch aufstand, musste ich denken "Armin, hast du heute morgen auch Laxin genommen? " und ich musste idiotisch lachen und er fragte "Warum lachst du so silbern, du süßes Geschöpf" "
De Italiaanse dichter en schrijver Sergio Corazzini werd geboren op 6 februari 1886 in Rome. Toto 1898 bezocht hij het Collegio Nazionale in Spoleto. Wegens geldgebrek moest hij de opleiding echter aan een eenvoudig gymnasium voltooien en bij een verzekeringsmaatschappij gaan werken. Door zijn eerste publicaties werd hij in een kleine kring bekend, die later als Crepuscolari een avantgarde vormde (Aldo Palazzeschi, Marino Moretti e. a.) Corazzinis zes dichtbundels verschenen tussen 1904 en 1906: In het voorjaar van 1906 verergerde zich bij hem de tbc (waar zijn hele familie aan te lijden had). Ook een sanatoriumbezoek baatte niet. Toen hij stierf was hij pas 21 jaar.
The despair of a poor sentimental poet
'Why do you call me poet? I am no poet I am but a weeping child I have only tears to offer to the silent world Why do you call me poet? My wretchedness is the wretchedness of everyman My happiness was of the simple kind So simple that I could only confess it With embarrassment Today I think of death I am ill indeed And each day I die a little As do all things So I am not a poet Poets must lead a different life But I can only die Amen.
Sergio Corazzini (6 februari 1886 17 juni 1907)
De Duitse schrijver Wilhelm Schmidtbonn (eig. Schmidt) werd geboren op 6 februari 1876 in Bonn. Hij studeerde filosofie en literatuurwetenschappen in Bonn, Berlijn, Göttingen en Zürich. Voor WO I schreef hij voornamelijk toneelstukken, eerst in naturalistische, later in neoromantische stijl. Zijn latere werk is meer verhalend. Themas zijn vaak het Rijn-landschap rondom Bonn en zijn bewoners. In zijn laatste historische roman Albertus Magnus ging hij op zoek naar de wortels van het christelijk-sociale mensbeeld, zoals Pius X! Dat al in de encycliek "Quadragesimo anno" uit 1931 had geschetst.
Uit: Albertus Magnus
Es war das Jahr 1260, neben ihm schritt wie einst auf der großen Wanderung der vielerprobte und dem Herzen zugewachsene Ägid. Doch führte diesmal, anders als früher, ein Reitknecht im Lederkoller ein Pferd hinterher, das vor allem eine Auswahl Bücher trug. Des Tieres Hufe und schnaubender Atem klangen bald als vertraute Musik in diese neue Wanderung hinein. Auch seiner Freude beim morgendlichen Aufbruch oder seinem Unwillen, wenn die abendliche Unterkunft allzu spät erreicht wurde, gab das schöne braun und weiß gefleckte Tier durch ein lebendiges Wiehern Ausdruck. Eigensinnig ging es morgens nicht von der Stelle, bis die dreiköpfige Gruppe vollzählig war und zusammen den Weg antrat, weder Albert noch Ägid durften fehlen, die auf Waldpfaden manche Krümmungen des Flusses abzuschneiden im Sinn hatten und darum später aufbrachen. Unterhaltsam war für alle immer der Anblick, wenn das Pferd aus einer aus dem Wald springenden Quelle trank oder bei der Mittagsrast von selber zu Kühlung bis an den Leib in das seichte Uferwasser des Rheins und später des Mains schritt.
Wilhelm Schmidtbonn (6 februari 1876 - 3 juli 1952)
Portret doorGabriele Münters
De Duitse dichter en schrijver Alfred Mombert werd geboren op 6 februari 1872 in Karlsruhe. Hij studeerde rechten in o.a. Leipzig en Berlijn. In 1906 gaf hij zijn beroep als advocaat op om zich volledig aan het schrijven en reizen te wijden. In 1934 werd zijn werk, dat door Martin Buber en Richard Dehmel hoog gewaardeerd werd, door de nazis verboden. In 1941 kwam hij in een kamp in Zuid-Frankrijk terecht. Hij werd ernstig ziek, kwam vrij, maar stierf een half jaar later in Zwitserland aan de gevolgen van zijn gevangenschap.
Es war zur Nacht
Es war zur Nacht, da ich ins Meerhorn stieß. Es war zur Nacht, da ich zum Aufbruch blies. Es war zur Nacht, da ich den Strand verließ. Mein Boot lag in der Mondquelle. Ich stand in vollendeter Helle. Ich stand schlafähnlich starr auf silbernem Kies.
Tu y crois si bien à ces idées-là, mon cher, que tu as abandonné l'adultère, l'amour, l'ambition, tous les sujets apprivoisés du roman moderne, pour écrire l'histoire de Gilles de Rais - et, après un silence, il ajouta: - Je ne reproche au naturalisme ni ses termes de pontons, ni son vocabulaire de latrines et d'hospices, car ce serait injuste et ce serait absurde; d'abord, certains sujets les hèlent, puis avec des gravats d'expressions et du brai de mots, l'on peut exhausser d'énormes et de puissantes oeuvres, l'Assommoir, de Zola, le prouve; non, la question est autre; ce que je reproche au naturalisme, ce n'est pas le lourd badigeon de son gros style, c'est l'immondice de ses idées; ce que je lui reproche, c'est d'avoir incarné le matérialisme dans la littérature, d'avoir glorifié la démocratie de l'art!
Oui, tu diras ce que tu voudras, mon bon, mais, tout de même, quelle théorie de cerveau mal famé, quel miteux et étroit système! Vouloir se confiner dans les buanderies de la chair, rejeter le suprasensible, dénier le rêve, ne pas même comprendre que la curiosité de l'art commence là où les sens cessent de servir!
Tu lèves les épaules, mais voyons, qu'a-t-il donc vu, ton naturalisme, dans tous ces décourageants mystères qui nous entourent? Rien. - Quand il s'est agi d'expliquer une passion quelconque, quand il a fallu sonder une plaie, déterger même le plus bénin des bobos de l'âme, il a tout mis sur le compte des appétits et des instincts. Rut et coup de folie, ce sont là ses seules diathèses. En somme, il n'a fouillé que des dessous de nombril et banalement divagué dès qu'il s'approchait des aines; c'est un herniaire de sentiments, un bandagiste d'âme et voilà tout!
Joris-Karl Huysmans (5 februari 1848 12 mei 1907)
The uneasy spring of 1988. Under the pretext of drug control, suppressive police states have been set up throughout the Western world. The precise programming of thought, feeling, and apparent sensory impressions by the technology outlined in bulletin 2332 enables the police states to maintain a democratic facade from behind which they loudly denounce as criminal perverts and drug addicts anyone who opposes the control machine. Underground armies operate in the large cities, enturbulating the police with false information through anonymous phone calls and letters. Police with drawn guns erupt at the senator's dinner party, a very special dinner party too, that would tie up a sweet thing in surplus planes.
"We been tipped off a nude reefer party is going on here. Take the place apart, boys, and you folks keep your clothes on or I'll blow your filthy guts out."
We put out false alarms on the police short wave directing patrol cars to nonexistent crimes and riots which enables us to strike somewhere else. Squads of false police search and beat the citizenry. False construction workers tear up streets, rupture water mains, cut power connections. Infra-sound installations set off every burglar alarm in the city. Our aim is total chaos.
Loft room, map of the city on the wall. Fifty boys with portable tape recorders record riots from TV. They are dressed in identical grey flannel suits. They strap on the recorders under gabardine topcoats and dust their clothes lightly with tear gas. They hit the rush hour in a flying wedge, riot recordings on full blast, police whistles, screams, breaking glass, crunch of night sticks, tear gas flapping from their clothes. They scatter, put on press cards, and come back to cover the action.
William S. Burroughs (5 februari 1914 2 augustus 1997)
De Hongaarse, Duitstalige, schrijfster en vertaalster Terézia Mora werd geboren op 5 februari 1971 in Sopron
Uit: Gier
In zehn Jahren wirst du kaputt sein. So sagt der Mann zu mir. Ton in Ton. Die Stimme, der Anzug, die Haare. Perlgrau. Ein gar nicht so betrunkener Moderator. Er schließt mein Buch. Literaturliteratur. In zehn Jahren wirst du kaputt sein.
Ich bin noch fürs Fernsehen geschminkt, das Gesicht rotlichtgelähmt, nur die Lippen, die arbeiten automatisch. Vitello tonnato, sugo, Salami taktisch in Scheiben, wozu eine Gabel, meine welschen Fingernägel zwischen Cocktailtomaten, Kapern, Oliven, eingelegt im eigenen virginen Öl, passend zu
mir, die ich fast wie die Jungfrau, beata Beatrix, die Haare drapiert, wie eine Wasserleiche, auf Bildern, schwarz und weiß, herumhänge überall. Du wirst enden wie die Bachmann, sagt der Mann. Am Ende nichts gutes mehr gemacht und dann verbrannt. Literaturliteratur. Die Bachmann, aha.
Später wird dieser Typ gänzlich den Halt verlieren und mit dem Gesicht gegen eine Wand fallen, aber jetzt ist er noch so gut wie nüchtern, als er spricht. Sätze, in denen kein einziges Wort stimmt.
Sowas wird mir neuerdings viel gesagt - Passen Sie auf, Sie werden verheizt! Hier, ein Medikament mehr, nicht daß Sie am Ende in Flammen stehen! - so viele Sätze mit Feuer drin, meine Haare rotflackernd auf einem Kissen, in einer Küche, der Nacken geräuchert, in der Kammer, in der Schlinge, am Haken, Knochen verkohlt im Krematorium, Baumwurzeln im gerodeten Regenwald. In zehn Jahren wirst du kaputt sein. Warum in zehn Jahren? Warum nicht in zehn Minuten? Warum nicht jetzt? Sind sie zu stark, bist du zu schwach, sage ich und beiße zu.
Blossom deep down, mountain tops swaying, wind stretched out in rest, the tree stands frozen.
Then suddenly a flowering, and in my heart's center you burn in me, tree.
Nowhere is there rest in me, I cry out in flames, a sea swelling in all things.
Then they too - blossom and tree - twitch, having already reddened with sweetness.
Hands
Like rare animals they move up and down And lie deep at the bottom of the sea; Moon-colored is the stone, like a wound Set in flowering plumage.
I fear this hidden motion, Like wind held up in branches; So few fingers, in figures, Will excite thoughts in me.
The sea divides so that I can reach it - In swaying underbrush of crystal night
This hand, extended flat yet softly sunk, There before my pallid face.
I don't know whether the little bones, Rinsed by the sea, will drift and mingle, Or if, wrapped in clouds, They will reach up for music and dance.
I know that dreams without fragrance, Like dead fingers rigid in the joints, Do not give shrouded magic For which the living call in sleep.
Vertaald door Johannes Beilharz
Henriette Hardenberg (5 februari 1894 26 oktober 1993)
De Zwitserse schrijver Reto Finger werd geboren op 5 februari 1972 in Bern en groeide op in Rumendingen. Hij bezocht het gymnasium in Burgdorf, waarna hij in Zürich en Amsterdam rechten studeerde. In 1996 schreef hij naar aanleiding van 250 jaar Pestalozzi het stuk Bekannt/Verkannt. In 1999 studeerde hij af. In 2002 kreeg hij een deeltijdbaan bij de arondissementsrechtbank in Zürich. Daarnaast nam hij opdrachten voor theaterstukken aan en schreef hij hoorspelen. Vanaf de zomer van 2002 is hij zelfstandig schrijver. In 2006/2007 was hij de huisschrijver van het Nationaltheater Mannheim.
Uit: Kaltes Land
«Gestern Nacht lag ich wach / In einem fremden Zimmer / Ohne mich zu bewegen / Damit der Helmut nicht aufwacht / Und wissen will / Warum ich nicht schlafen kann / Fick deine Mutter / Hatte jemand geschrieen / Vor meinem Fenster / Immer wieder / Fick deine Mutter / Es klang wie ein Kind in großer Not / Ich hätte nachsehen müssen / Ohne den Helmut zu wecken / Fick deine Mutter / Ich kenn mich nicht aus / Mit Kindern.»
Sandra Paretti, Rudolf Lorenzen, Albert Paris Gütersloh, Johan Ludvig Runeberg, Madame de Sévigné, Honorat de Bueil
De Duitse schrijfster Sandra Paretti (eig. Irmgard Schneeberger) werd geboren op 5 februari 1935 in Regensburg. Zij studeerde muziekwetenschappen en germanistiek in München, Parijs en Rome. In 1960 promoveerde zij tot docor in de filologie en begon zij als journaliste te werken voor de Münchner Abendzeitung. Na haar succesvolle eerste roman Rose und Schwert (1967) werd zij zelfstandig schrijfster. Zij ontwikkelde zich tot een van de meest gelezen Duitse schrijfsters met een oplage van 30 miljoen boeken in 28 talen. Paretti maakte zelf een einde aan haar leven nadat zij ongeneeslijk aan kanker was komen te lijden. Zij schreef haar eigen rouwadvertentie voor de Neuen Zürcher Zeitung waarin zij haar besluit toelichtte.
Uit: Der Winter der ein Sommer war
Bald alle Wochen hörten wir nämlich neue ängstigende Geschichten von eingebrachten Deserteurs, die, wenn sie noch so viele List gebraucht, sich in Schiffer und andre Handwerksleuthe, oder gar in Weibsbilder verkleidet, in Tonen und Fässer versteckt, u. d. gl. dennoch ertappt wurden. Da mußten wir zusehen, wie man sie durch zoo Mann, achtmal die lange Gasse auf und ab Spißruthen laufen ließ, bis sie athemlos hinsanken-und des folgenden Tags aufs neue dran mußten. Lebensgeschichte des Armen Mannes im Tockenburg, Zürich 1789 Die Kirschbäume blühten zum zweitenmal, und die Menschen begannen sich zu fürchten vor diesem Jahr, dessen Sommer nicht enden wollte. Die Scheunen hatten die Ernte kaum fassen können, aber die Erde schien nicht müde zu sein. Die Wintersaat wuchs so schnell, daß die Bauern den ersten Frost herbeisehnten, um diesem Wunder, das ihnen unheimlich war, ein Ende zu machen. Die Unerschöpflichkeit dieses Jahres 1775 erfüllte die Menschen mit Mißtrauen. Der Überschwang eines allzu blauen Himmels und einer allzu warmen Sonne bedrückte sie; sie waren es nicht gewohnt, daß ihnen so reichlich gegeben wurde. Wie hätte es auch anders sein können, da sie alles nur zur Leihe hatten: Besitz, Freiheit und Leben, geborgt und jederzeit abrufbar. Wie hätten sie das je vergessen können, da sie doch zu Füßen der Festung lebten, die Kaserne und Gefängnis in einem war. Aus dem welligen Land stieg sie steil empor. Der graue spitze Kegel verdüsterte den hellsten Tag und riß in das Blau des Himmels eine dunkle, drohende Kluft. Immer mußten die Menschen, die hier lebten, die Festung sehen, und wenn es nur ihr großer wandernder Schatten war, der immer einen Streifen Landes um die Sonne betrog.
Sandra Paretti (5 februari 1935 13 maart 1994)
De Duitse schrijver en journalist Rudolf Lorenzen werd geboren op 5 februari 1922 in Lübeck. Hij groeide op in Bremen en werd opgeleid tot scheepsmakelaar. Na WO II studeerde hij grafische vormgeving en begon hij te werken in de reclamebranche. Met zijn verhaal Kein Soll mehr und kein Haben won hij in 1957 een prijs van de Süddeutsche Zeitung. Het motiveerde hem om door te gaan met schrijven. Er volgden essays, feuilletons, reportages en satires, maar ook verhalen en short stories. In 1959 verscheen zijn eerste roman Alles andere als ein Held. In 1962 gevolgd door Die Beutelschneider.
Uit: Alles andere als ein Held
Wieder wurden an diesem Abend viele Biere und viele Schnäpse getrunken. Robert, der dem Paar gegenübersaß, konnte beobachten, daß Nanny heute entfesselter war als sonst. Sie lachte und zeigte ausgiebig ihre spitzen Zähne, sie kniff Albert, und sie legte ihren Oberkörper über seinen Schoß in dem Augenblick, als er seine linke Hand auf ihre Schulter legte. Durch diese Bewegung glitt Alberts Hand hinunter auf ihre Hüfte, und durch ein leichtes Hochziehen des Rockes deutete Nanny an, daß er, wenn er Lust habe, ihre Hüfte anzufassen, dies auch unter dem Kleid tun könnte. Robert sah von seinem Platz gegenüber die Stelle, wo ihr Strumpf aufhörte und ein nackter, weißer, sehr dünner Schenkel begann. Sein Freund, nun mutiger geworden, küßte sie auf das Haar und legte dabei in sein Gesicht einen Ausdruck von Abwesenheit, um sich nicht dessen schämen zu müssen, was mittlerweile seine linke Hand tat. Diese war inzwischen am oberen Ende des dünnen Schenkels angekommen, wo die weißen Spitzen ihres Höschens ihn abschlossen, wobei man noch einige Zentimeter des nackten Gesäßansatzes sah. Als Nanny Roberts Blicke bemerkte, zog sie schnell den Rock herunter und sagte zu ihm: Ihr seid ja alle gleich! Dann forderte sie ein weiteres Bier. Das alles, dachte Robert, habe ich nun auch bald selbst und für mich ganz allein. Dann verließ er vorzeitig das Lokal, weil er glaubte, daß sein Freund nun gern mit Nanny allein sein wollte. Diese Erlebnis hatte bei Robert die Vorfreude auf die Verabredung mit Fräulein Tredup noch erhöht. Er zitterte, allerdings weniger aus Freude als aus Angst, daß irgend etwas an diesem Sonntag nicht gelingen könnte. Immer wieder malte er sich ihr Bild aus: so klein wie Nanny, nur etwas kräftiger und das Haar von unbedeutendem Blond. Die Kinnpartie war im Verhältnis zum übrigen Gesicht etwas zu lang, doch das Dümmliche, das sich hierdurch ergab, wurde durch eine starke und freche Oberlippe ausgeglichen. Fräulein Tredup trug kleine silberne Ohrringe und um den Hals eine kleine silberne Kette.
Rudolf Lorenzen (Lübeck,5 februari 1922)
De Oostenrijkse schilder en schrijver Albert Paris Gütersloh (eig. Albert Conrad Kiehtreiber) werd geboren op 5 februari 1887 in Wenen. Hij geldt als de vader van de Weense School van het Fantastisch Realisme. Hij bezocht het gymnasium in Melk en Bozen, zou priester worden, maar nam in plaats daarvan acteerlessen en werkte een tijd als acteur, o.a. in Berlijn. In 1909 debuteerde hij als beeldend kunstenaar met een serie tekeningen tijdens de Internationalen Kunstschau in Wenen. Na het verschijnen van zijn expressionistische roman Die tanzende Törin trok hij naar Parijs om zich verder te bekwamen in de schilderkunst. Terug in Wenen werd hij een leerling van Gustav Klimt en behoorde hij met Egon Schiele en Josef Hoffmann tot diens kring. Tijdens WO I leerde hij in het oorlogsperscentrum Hugo von Hofmannsthal, Hermann Bahr, Robert Musil, Heimito von Doderer en Franz Blei kennen. Met Blei gaf hij 1918/19 het tijdschrift Die Rettung uit. Na WO II werkte hij jarenlang voor de Akademie der bildenden Künste in Wenen.
Uit: Heimito von Doderer / Albert Paris GüterslohBriefwechsel 1928 -1962
Cagnes sur mer, 23. August 28
Werter Freund,
(...)
Und so wenig ich selber einen romantischen Menschen abgebe, so sehr erscheint und ist auch die Fähigkeit in artibus polyglott zu reden, romantisch. Wenn man mich, wie dies leider schon geschehen ist, wegen der barocken Möglichkeit des Sichverwandelns ohne Aufgabe des wesentlichen Substrats wenn man mich also mit Kokoschka verglichen hat, der in literis ein schwindelhafter Amateur, eine Art Cagliostro des expressionistischen Zeitchens, oder mit Barlach, der seinen Dostojewski in norddeutsche Tunke gelegt, kalt auf dem Theater serviert, so vergißt man, wie wenig die auf die Szene tretenden Maler und Bildhauer von dem mitbringen, was sie in ihrem Metier können und man nennt sie, wegen ihrer Geste des Schreibens, Schreibende; so wie die Hausmeister einen Lokalreporter Schriftsteller nennen. Sich verwandeln heißt nicht: in der neuen Gestalt auch das Bewußtsein und die Fähigkeiten der alten zu tragen : es heißt, bei gleichem Skelette, durchaus unvermögend zu sein, die eben verlassene Gestalt und ihre besondern Kräfte zu beschwören. Das
Andere wäre und ist Taschenspielerei. Wird bei der Verwandlung auch nur ein Minimum der früheren Potenz nicht mitverwandelt, so entsteht Dilettantismus und wir haben es nicht mit echter Verwandlung zu tun. Soviel wieder für heute, da andere Arbeiten drängen. Die nächste freie halbe Stunde gehört dann wieder meinem Biographen.
Herzlichst Ihr Gütersloh
Albert Paris Gütersloh (5 februari 1887 16 mei 1973)
Portret door Egon Schiele
De Fins-Zweedse dichter en schrijver Johan Ludvig Runeberg werd geboren op 5 februari 1804 in Jakobstad. Hij studeerde aan de academie van Turku. Zijn beroemdste werk is Fänrik Ståls sägner(Duits: Fähnrich Stahl), dat in 1848 en 1860 in twee delen verscheen. Het bestaat uit 35 gedichten, voornamelijk balladen over helden uit de Finse Oorlog van 1808/09. Het eerste gedicht werd de Finse nationale hymne. De 5e februari wordt in Finland nog steeds gevierd als Runeberg-dag.
Ons land (Fragment)
O Land, o land, ons vaderland,
Klink luid, o dierbaar woord!
Waar zoekt een berg der wolken rand.
Waar schuilt een dal, waar schuimt een strand,
Geliefder dan bij ons in 't Noord,
In onzer vaadren oord?
Ons land is arm, zoo oordeel' hij,
Die enkel goud begeer',
De vreemdling ga ons trotsch voorbij,
Maar wij, dit land beminnen wij,
Ons is 't met heuvel, heide en scheer
Een goudland toch en meer.
Wij minnen 't klaatrend golfgeklots
Der beekjes heldren sprank,
Het droef gesuis in 't dennenbosch,
En sterrenlicht en zomerdos -
Ja, al wat ooit door kleur of klank
Ons hart bewoog tot dank.
Hier voerden onze vaadren strijd
Met wapen, woord en ploeg;
Hier was 't in blijde' en bangen tijd,
Als 't lot hen drukte of heeft verblijd,
Dat hoog het Finsche harte sloeg,
Hier, dat het duldde en droeg.
Johan Ludvig Runeberg (5 februari 1804 6 mei 1877)
Vous n'y êtes pas. Il faut donc à la fin vous le dire : il épouse, dimanche, au Louvre, avec la permission du Roi, Mademoiselle , Mademoiselle de ... Mademoiselle... Devinez le nom : Il épouse Mademoiselle, ma foi ! par ma foi ! ma foi jurée ! Mademoiselle, la grande Mademoiselle ; Mademoiselle, fille de feu Monsieur ; Mademoiselle, petite-fille de Henri IV ; mademoiselle d'Eu, mademoiselle de Dombes, mademoiselle de Montpensier, mademoiselle d'Orléans ; Mademoiselle, cousine germaine du Roi ; Mademoiselle, destinée au trône ; Mademoiselle, le seul parti de France qui fût digne de Monsieur. Voilà un beau sujet de discourir. Si vous criez, si vous êtes hors de vous-même, si vous que nous avons menti, que cela est faux, qu'on se moque de vous, que voilà une belle raillerie, que cela est bien fade à imaginer ; si enfin vous nous dites des injures : nous trouverons que vous avez raison ; nous en avons fait autant que vous. Adieu ; les lettres qui seront portées par cette ordinaire vous feront savoir si nous disons vrai ou non.
A Paris, ce lundi 15e décembre 1670 Madame de Sévigné
Madame de Sévigné (5 februari 1626 18 april 1696)
Et moi seul resterai-je en proie à la tristesse ? Passerai-je sans fruit la fleur de ma jeunesse ? Que me servent ces biens dont en toute saison Le voisin envieux voit combler ma maison ? Que me sert que mes blés soient l'honneur des campagnes ? Que les vins à ruisseaux me coulent des montagnes ? Ni que me sert de voir les meilleurs ménagers Admirer mes jardins, mes parcs et mes vergers, Où les arbres plantés d'une égale distance Ne périssent jamais que dessous l'abondance ? Ce n'est point en cela qu'est le contentement, Tout se change ici bas de moment en moment, Qui le pense trouver aux richesses du monde Bâtit dessus le sable, ou grave dessus l'onde, Ce n'est qu'un peu de vent que l'heur du genre humain, Ce qu'on est aujourd'hui l'on ne l'est pas demain, Rien n'est stable qu'au Ciel, le temps et la fortune Règnent absolument au-dessous de la lune.
Honorat de Bueil (5 februari 1589 21 januari 1670)
Look at it this way, love, I tell her: no more slops to empty.
I get no rise out of her, game as she is, my poor desperate daughter, her head is locked on one thing and one thing only: how to escape her inescapable fate. How many I've seen go this way, daughters, stepdaughters, whateversome just turn up at my door, I'm never quite sure whose they are or where they come frombut I know where they go: to be drowned, hung, stoned, beheaded, burned at the stake, impaled, torn apart, shot, put to the sword, boiled in oil, dragged down the street in barrels studded on the inside with nails or nailed into barrels with holes drilled in them and rolled into the river. Their going always sickens me and the deep self-righteous laughter of their executioners causes the bile to rise, and for a time thereafter I unleash a storm of hell, or at least what's in my meager power to raise, and so do my beautiful wild daughters, it's a kind of violent mourning, and so they come down on us again and more daughters are caught up in what the Reaper calls the noble toils of justice and thus we keep the cycle going, rolling along through this timeless time like those tumbling nail-studded barrels.
Of course, the child, naked and spread-eagled and shackled to the floor below me, expects me to get her out of this somehow. I'm a witch, I should be able to do something. And it's true, I do have a few tricks, though in general it's more useful to be thought a witch than to be one. An aura lingers on, accruing respect, but tricks are only tricks and they come and go. Magic rings and slippers are misplaced or stolen, unbreakable rods get broken, spells collapse for a fault in the grammar or a memory lapse. To which I'm increasingly given, as if my inborn malice were being mocked by my own particulates. Nevertheless, I've gotten in here only because I've been able to change into a bleating lamb and put her jailors in a trance.
Uit: "Jetzt gibt es da niemanden" (In: Die Zeit, 29 december 2007)
Nach der Ermordung Benasir Bhuttos fürchten Pakistans Intellektuelle, unter ihnen auch Bhutto-Kritiker, den Zerfall des Landes. Mancher gibt Präsident Musharraf die direkte Verantwortung an Bhuttos Tod.
Eine Kugel findet ihr Zuhause. Eine Kriminelle ist tot. Stunden später brennt Karachi, nicht mit der Trauer der Massen, sondern mit der Wut der Verarmten: tägliche Frustrationen, sonst ungehört in den Betonkorridoren der Macht.
In Karachi setzt der Staub sich nicht, sondern implodiert in Flammen und in mitternächtlichen Schreien und Lachen - und Plünderungen. Farbenfrohe Busse verbrennen zu schwarzen Skeletten. Fahrräder werden gestohlen und gehen in Feuer auf. Eine orangefarbene Opfergabe des Ärgers frisst sich in den Nachthimmel hinein.
Und selbst zum Morgengrauen kann der Staub sich nicht setzen: kann der Staub nur gebrochen werden. Die Toten muss man beerdigen, solange die Erde noch warm, während Mütter und Witwen auf großen öffentlichen Plätzen trauern, bevor das Militär aufmarschiert unter schreienden Sirenen, die den Klang ihrer Trauer ertränken.
Im gutbürgerlichen Stadtteil Defense sind die Straßen still. Unser Atem ist angehalten hinter den verschlossenen Türen. Unsere Tore werden beschützt, von Wachen mit Waffen. Unsere Ohren sind taub vom Luxus der Distanz.
Jenseits der Brücke schicken brennende Reifen Rauchsäulen als Gummiopfer in den Himmel: ziehen den Mob an, der brummt. Männer in billigen Sandalen und Pullovern aus zweiter Hand: Männer, die wie Tage ohne Wasser riechen und wie Nächte in zerschlissenen Tüchern.
Heute Nacht riechen sie angeschmort.
Heute Nacht tragen sie das Feuer in sich und Blut an ihren Händen.
July, 2005. It was the summer of her Chevette, of J.P. and letting her hair grow. The last summer, the best summer, the summer theyd dreamed of since eighth grade, the high and pride of being seniors lingering, an extension of their best year. She and Nina and Elise, the Three Amigos. In the fall they were gone, off to college, where she hoped, by a long and steady effort, she might become someone else, a private, independent person, someone not from Kingsville at all.
The sins of the Midwest: flatness, emptiness, a necessary acceptance of the familiar. Where is the romance in being buried alive? In growing old?
She did not hate the town, as, years later, her sister would tell one lover. Not Kim, not the good daughter. She loved the lake, how on a clear day you could see all the way to Canada from the bluffs. She loved the river, winding hidden in its mossy gorge of shale down to the harbor. She even loved the slumping Victorian mansions along Grandview her father was always trying to sell, and the sandstone churches downtown, and the stainless steel diner across from the post office. She was just eighteen.
At the Conoco, on break, she liked to cross the lot and then the onramp and stand at the low rail of the overpass, French-inhaling menthols in the dark as traffic whipped past below, taillights shooting west into the future. Toledo was three hours away, on the far side of Cleveland, far enough to be another country. Trucks lit like spaceships shuddered under her feet, dragging their own hot wind, their trailers full of unknown cargo. Slowly, night by night, the dream of leaving was coming true -- with her familys blessing, their very highest hopes. She could not regret it. She could only be grateful.
Stewart O'Nan (Pittsburgh, 4 februari 1961)
De Oostenrijkse toneelschrijver Werner Schwab werd geboren in Graz op 4 februari 1958. Na zijn studie aan de Weense kunstacademie van 1978 tot 1982, leefde Werner Schwab teruggetrokken op een boerderij in de Steiermark. Daar maakte hij ruimtelijke objecten onder meer van vlees en kadavers en schreef hij zijn eerste korte teksten. Pas in 1990 legde hij zich op het schrijven van toneelstukken toe met het stuk De presidentes. In de vier jaren tussen dit stuk en zijn dood op nieuwjaarsdag 1994 schreef hij de overige 15 toneelstukken. Zeven van zijn stukken beleefden hun première pas na zijn dood. Schwab stierf waarschijnlijk aan een alcoholvergiftiging.
Uit: Sein letzter Text
Lieber ?
Die Mama ist schon ganz unverfroren eine speckige Drecksau. Da verabschieden sich die Schinkenfleckerl nun schon tagelang von einer jeglichen Genießbarkeit, nachdem sie unter der Schirmherrschaft der allgemeinen Unappetitlichkeit schleimgeboren werden mußten, weil der Osterschinkenspeck der längst verdauten Auferstehungstage schon ranzig geschwitzt hat und die Fleckerlnudeln freilich längst abgelaufene Beerdigungsnudeln waren, aber deswegen halbpreislich veranschlagt, und trotzdem glänzen die Schinkenfleckerl täglich auf dem Tisch und duften wie ein ungewaschener Schlachthof.
Aber innerhalb der Schinkenfleckerl befinden sich haufenweise lebensgünstige Vitamine, sagt
die Mama, und bevor unsere Körper die nicht verbrannt haben, kocht sie keine neuen
Gerichte, die neue Urteile über unsere Verdauungen aussprechen.
In der Siedlung wird die Mama vordergründig umfangreich bewundert, weil sie in den
Geschäften immer gute Ratschläge ausstreut, wie man mit einer schwer bewaffneten Einkaufspolitik
den niedrigen Wert der Geldscheine unterlaufen kann. Andererseits rollen die Geschäftsleute gleich die jeweiligen Augen, wenn die Mama die Geschäfte überfällt mit sich, und die eintretende Lebensmittellosigkeitskundschaft betrachtet immer erst einmal mit kreisenden Köpfen das Lebensmittelgeschäft, ob die gierige Mama schon da ist, bevor sie in die Innereien des Geschäfts eindringen. Aber meistens ist die Mama schon da und hat sich die besten Gemüseabfälle aus dem Magazin schon kostenschonend ausliefern lassen.
It took the sea a thousand years, A thousand years to trace The granite features of this cliff, In crag and scarp and base.
It took the sea an hour one night, An hour of storm to place The sculpture of these granite seams Upon a woman's face.
The Ground Swell
Three times we heard it calling with a low, Insistent note; at ebb-tide on the noon; And at the hour of dusk, when the red moon Was rising and the tide was on the flow; Then, at the hour of midnight once again, Though we had entered in and shut the door And drawn the blinds, it crept up from the shore And smote upon a bedroom window-pane; Then passed away as some dull pang that grew Out of the void before Eternity Had fashioned out an edge for human grief; Before the winds of God had learned to strew His harvest-sweepings on a winter sea To feed the primal hungers of a reef.
E. J. Pratt (4 februari 1882 26 april 1964)
De Deense schrijver, criticus en filosoof Georg Brandes werd geboren op 4 februari 1842 in Kopenhagen. Brandes studeerde rechten en filosofie in Kopenhagen en reisde vervolgens door heel Europa. Van 1877 tot 1882 woonde hij in Berlijn. Door zijn reizen en lezingen maakte hij zich verdienstelijk voor de kennis van de Scandinavische literauur in de rest van Europa. Aan de andere kant introduceerde hij Friedrich Nietzsche in Denemarken. Hij schreef o.a. boeiende essays over Goethe, Michelangelo, William Shakespeare en Voltaire. Qua literaire stroming is hij in te delen bij het realisme en naturalisme. Ook wordt hij wel gezien als de vader van het antiklerikalisme in Denemarken.
Uit: Recollections Of My Childhood And Youth
He was little and looked at the world from below. All that happened, went on over his head. Everyone looked down to him.
But the big people possessed the enviable power of lifting him to their own height or above it. It might so happen that suddenly, without preamble, as he lay on the floor, rummaging and playing about and
thinking of nothing at all, his father or a visitor would exclaim:
"Would you like to see the fowls of Kjöge?"
And with the same he would feel two large hands placed over his ears and the arms belonging to them would shoot straight up into the air. That was delightful. Still, there was some disappointment mingled with it. "Can you see Kjöge now?" was a question he could make nothing of. What could Kjöge be? But at the other question: "Do you see the fowls?" he vainly tried to see something or other. By degrees he understood that it was only a phrase, and that there was nothing to look for.
It was his first experience of empty phrases, and it made an impression.
It was just as great fun, though, when the big people said to him:
"Would you like to be a fat lamb? Let us play at fat lamb." He would be flung over the man's shoulder, like a slaughtered lamb, and hang there, or jump up and ride with his legs round the man's hips, then climb valiantly several steps higher, get his legs round his shoulders, and behold!
Georg Brandes (4 februari 1842 19 februari 1927)
Grigore Vieru, Alfred Andersch, Jacques Prévert, Louis Ferron, Jean Richepin, Carl Michael Bellman
De Moldavische dichter en schrijver Grigore Vieru werd geboren in Pereita op 4 februari 1935. In 1957 maakte hij zijn debuut met een gedichtenbundel voor kinderen. Het jaar erop studeerde hij af aan de "Ion Creangă Pedagogische Staatsuniversiteit" in Chişinău in de richtingen geschiedenis en filologie. In 1959 werd hij uitgever van het Nistru-magazine, uitgegeven door de Moldavische schrijversbond. Van 1960 tot 1963 was hij hoofduitgever van de "Cartea Moldovenească"-uitgeverij. Voor zijn boek "Versuri pentru cititorii de toate vârstele" ("Poëzie voor alle leeftijden") kreeg Vieru in 1967 de Moldavische prijs voor jeugdliteratuur. Zijn boek "Uw Naam" werd het jaar daarop opgenomen op het hedendaags liteartuurcurriculum van de Moldavische universiteiten, maar door de publicatie van het gedicht "Mannen van Moldavië", een aflevering van het Nistru-magazine werd het boek vanwege de geldende censuur geschrapt. Hij bezocht Roemenië in 1973 voor de eerste maal. Op uitnodiging van de voorzitter van de Roemeense schrijversbond bezocht Vieru in 1974 en Boekarest, Constanţa, Iaşi en steden in Transylvanië. In 1978 publiceerde de "Junimea"-uitgeverij de "De Vrijdagster ", Vieru's eerste werk in het Roemeens. In 1989 werd hij parlementslid van Moldavië en was hij betrokken bij de toenadering tussen Moldavië en Roemenië. In 2000 kreeg Vieru de "Eminescu" medaille van de regering van Roemenië.
I have nothing to do with you death
I have nothing to do with you death, I dont even hate you at all, The others will curse you I know Same way they will slander the light.
But what would you do and how would you live, If youd have a mother, and shed die? What would you do and how would it be, If youd had children and theyd die?!
I have nothing to do with you death, I dont even hate you at all, You are mighty and Im feeble, But my life is mine alone.
I am not afraid of you death, I can only feel pity for you, You never had mother yourself, You never had children of yours.
Gebe zu, daß mich solche Gedanken in der Zeit, in der konformiert wurde, nur selten beschäftigen. In der übrigen Zeit lief meine Kindheit ab wie ein Uhrwerk. Wenn ich an sie denke, ergreift mich wieder der Langeweile, das mich umklammert hielt, als ich zwischen den charakterlosen Fassaden der bürgerlichen Mietshäuser aufwuchs, aus denen der Münchener Stadtteil Neuhausen besteht. Meine damals schon bebrillten Augen in einer Landschaft verwaschener Häuserfronten, toter Exzierplätze, aus roten Ziegelwänden zusammengesetzer Kasernen..."
( )
Ich haßte die Arbeit, die mich jeden Morgen um acht Uhr vor den Kontenrahmen einer Verlagsbuchhandlung zwang,und ich ignorierte die Gesellschaft, die sich ringsum mich, als Organisationsform den totalen Staat errichtete. Der Auswegden ich wählte, hieß Kunst. Im ganzen war es ziemlich dumme Beschäftigung."
Alfred Andersch (4 februari 1914 21 februari 1980)
C'est la guerre c'est l'été Déjà l'été encore la guerre Et la ville isolée désolée Sourit sourit encore Sourit sourit quand même De son doux regard d'été Sourit doucement à ceux qui s'aiment C'est la guerre c'est l'été Un homme avec une femme Marchent dans un musée désert Ce musée c'est le Louvre Cette ville c'est Paris Et la fraicheur du monde Est là tout endormie Un gardien se réveille en entendant les pas Appuie sur un bouton et retombe dans son rêve Cependant qu'apparaît dans sa niche de pierre La merveille de l'Égypte debout dans sa lumière La statue d'Osiris vivante dans le bois mort Vivante à faire mourir une nouvelle fois de plus Toutes les idoles mortes des églises de Paris Et les amants s'embrassent Osiris les marie Et puis rentre dans l'ombre De sa vivante nuit.
Du diable si je pouvais m'attendre à être un jour légataire, pour si peu que ce fût, du vieux docteur Amable Cherpillaud !
Sans doute, il avait été, jadis, le camarade de quartier Latin puis le collègue de mon père. Pas son ami, d'ailleurs ! De cela j'étais certain, leurs relations, si anciennes, n'ayant eu, à aucune époque, rien d'intime. Quant à moi, personnellement, je l'avais à peine fréquenté, même au temps lointain où j'allais chaque année, passer mes vacances chez mes parents à Wimeurs-les-Eppes. Je l'avais connu, alors, surtout de réputation, et plutôt comme une sorte de pauvre imbécile à qui je ne témoignais pas grande sympathie. Enfin, au cours de ces vingt dernières années, ne retournant plus là-bas depuis la mort de mes parents, je l'avais tout à fait perdu de vue.
Il n'y avait donc pas de raison plausible pour que le bonhomme eût pensé à me coucher sur son testament, et encore moins pour qu'il y eût pensé sous une forme aussi singulière et romanesque.
Mais il fallait bien, cependant, me rendre à l'évidence. La lettre du notaire était là, devant mes yeux ébahis. Elle me faisait savoir que le docteur Amable Cherpillaud me léguait... un pli scellé, lequel devait m'être remis en mains propres, sous la condition expresse que j'aurais, après avoir lu ce pli, à le brûler en présence du susdit notaire.
Jean Richepin (4 februari 1849 12 december 1926)
THE TRADESMEN of Bridgepoint learned to dread the sound of Miss Mathilda, for with that name the good Anna always conquered.
The strictest of the one price stores found that they could give things for a little less, when the good Anna had fully said that Miss Mathilda could not pay so much and that she could buy it cheaper by Lindheims.
Lindheims was Annas favorite store, for there they had bargain days, when flour and sugar were sold for a quarter of a cent less for a pound, and there the heads of the departments were all her friends and always managed to give her the bargain prices, even on other days.
Anna led an arduous and troubled life.
Anna managed the whole little house for Miss Mathilda. It was a funny little house, one of a whole row of all the same kind that made a close pile like a row of dominoes that a child knocks over, for they were built along a street which at this point came down a steep hill. They were funny little houses, two stories high, with red brick fronts and long white steps.
This one little house was always very full with Miss Mathilda, an under servant, stray dogs and cats and Annas voice that scolded, managed, grumbled all day long.
Sallie! cant I leave you alone a minute but you must run to the door to see the butcher boy come down the street and there is Miss Mathilda calling for her shoes. Can I do everything while you go around always thinking about nothing at all? If I aint after you every minute you would be forgetting all the time, and I take all this pains, and when you come to me you was as ragged as a buzzard and as dirty as a dog. Go and find Miss Mathilda her shoes where you put them this morning.
Wie erschaffen mich die technisch erzeugten Bilder, mich und dich und unsere Körper, was sagen die Röntgenbilder, wo und was strahlen sie uns ein, und wir, strahlen wir mit ihnen raus aus der Diagnose, das sind wir, wir scheinen, oho, und geben das Bildnis ab, das Magnetresonanz-Aufnahmebildnis, du feuerst auf was hin, die Wellen flitzen hin, auf was, auf was, wo bin ich, wer sind sie, immer nur im Bild oder im Wort, es bleibt sich gleich, ob mit Danja vor dem Kohlenladen oder mit Lacans Kindern in Damen und Herren, oder mit Pokisa im Bett, einmal die Wunde geöffnet, auch wenn sie trocken ist, kein Blut, nur Magnetismus oder Spannung, und schon läuten und zittern alle im Aufnahmetakt der Aufzeichnungsgeräte, so schwingen wir und sind Teilchen der Teilchen, dass wir uns brechen und Resonanz abgeben, anbieten, Resonanz sind, alles im Bild also, wir brauchen sie oder sie brauchen uns, den Widerstand, dort wo sich was bricht, dort ändern sie ihre Wellenlänge und breiten die Bilder wie die Computertomografien und die Ultraschallbildsequenzen über den Leib aus, Arten des Wissens, fragte sich Franz, aber welche sind hier im Spiel damals, heute und:...
Ferdinand Schmatz (Korneuburg, 3 februai 1953)
De Oostenrijkse schrijver Michael Scharang werd geboren in Kapfenberg in de provincie Steiermark op 3 februari 1943. In 1960 begon hij aan zijn studie dramatiek, filosofie en geschiedenis aan de Universiteit van Wenen. Hij behaalde zijn doctoraatstitel met een proefschrift over Robert Musil. Tijdens zijn studie schreef hij zijn eerste literaire werken en essays en publiceerde hij in het tijdschrift manuskripte.Scharang nam het initiatief tot de Arbeitskreis österreichische Literaturproduzenten (1970-73). In 1973 was hij een van de mede-oprichters van de Grazer Autorenversammlung, die hij in 1989 verliet. Hij was gedurende vijf jaar lid van de Oostenrijkse Kommunistische Partij (1973-1978). In deze periode schreef hij ook zijn roman Charly Traktor (1973). Tijdens de steirischer herbst van 1974, verdedigde Scharang fel een anti-kapitalistisch concept van literatuur. In 1976 schonk hij de helft van het prijzengeld van de Oostenrijkse Staatsprijs voor Literatuur weg voor de oprichting van het Weense culturele centrum Rotpunkt.Scharang schrijft niet alleen romans, essaybundels en scripts, hij regisseert ook en levert regelmatig bijdragen aan Oostenrijkse en Duitse kranten en tijdschriften (o.a. Konkret, manuskripte, Die Presse, Profil, Der Standard, Wespennest).
Uit: Kunst, Kampf, Kanzler
Die internationale Arbeiterbewegung stolpert immer dann ins Unglück, wenn sie sich nur auf Theoretiker verläßt und nicht auch auf Dichter. In Österreich wurde dieser Fehler vermieden. Marx galt nie mehr als Nestroy. Letzterer läßt einen Revolutionär, welcher beobachtet, wie jemand aus Angst vor der Revolution auf seine Haustür schreibt, Eigentum sei heilig, sagen, nicht dieser Trottel sei das Problem, sondern der Umstand, daß die Arbeiter jenen Satz in ihr Herz geschrieben hätten. Die österreichischen Arbeiter, dieserart über sich aufgeklärt, hielten viel von sich, nicht aber hielten sie sich für ein historisches Subjekt, wodurch ihnen nicht jedes, aber manches Unglück erspart blieb.
Das Korrektiv zu Friedrich Engels war in Österreich, insbesondere in der libertären Provinz, Oscar Wilde. Bei allem Respekt vor Engels Liebe zur strengen Gesetzmäßigkeit ließ man sich vom ausschweifenden Wilde gern daran erinnern, daß der Sozialismus letztlich ein dienstbares Vehikel ist für den neuen Individualismus, in dessen Diensten der Sozialismus wirkt, ob er es wahrhaben will oder nicht.
Der nächste große Dichter, auf den die österreichische Sozialdemokratie hörte, war Karl Kraus, auch wenn die Verständigung mit der im Getöse des Ersten Weltkriegs schwerhörig gewordenen Sozialdemokratie schwer fiel. Kraus allein hielt sein schützendes Wort über die kleine Republik und deren bürgerliche Demokratie, denn nach seiner Ansicht war die Unvollkommenheit des Neuen und Kleinen besser als die Verkommenheit der übergroßen und übermächtigen Monarchie, eine Ansicht, der die Sozialdemokratie sich schon 1945 begeistert anschloß.
Selige Paare seh ich in den Tanzsaal gleiten, Selige verlassen ihn zur späten Nacht, und aus den helldurchschienenen Fenstern klingt Musik. Walzerweisen sind im winterlichen Dorf doppelt wärmend, fliegen fröhlich über schneebedeckten Platz. Märsche dröhnen, Foxtrotts takten, Tangos weinen liebesherzlich. Wer will Trauermienen zeigen, nicht eine, nicht einer. Ich steh und blick hinauf die Treppe, die widerhallt, ich stehe da als eisig kalter Jungegeselle ganz ohne Geld, tret mir die Füße warm und spür der Nacht als meiner Braut spottvollen Kuß.
The old man sits on the edge of the narrow bed, palms spread out on his knees, head down, staring at the floor. He has no idea that a camera is planted in the ceiling directly above him. The shutter clicks silently once every second, producing eighty-six thousand four hundred still photos with each revolution of the earth. Even if he knew he was being watched, it wouldnt make any difference. His mind is elsewhere, stranded among the figments in his head as he searches for an answer to the question that haunts him.
Who is he? What is he doing here? When did he arrive and how long will he remain? With any luck, time will tell us all. For the moment, our only task is to study the pictures as attentively as we can and refrain from drawing any premature conclusions.
There are a number of objects in the room, and on each one a strip of white tape has been affixed to the surface, bearing a single word written out in block letters. On the bedside table, for example, the word is table. On the lamp, the word is lamp. Even on the wall, which is not strictly speaking an object, there is a strip of tape that reads wall. The old man looks up for a moment, sees the wall, sees the strip of tape attached to the wall, and pronounces the word wall in a soft voice. What cannot be known at this point is whether he is reading the word on the strip of tape or simply referring to the wall itself. It could be that he has forgotten how to read but still recognizes things for what they are and can call them by their names, or, conversely, that he has lost the ability to recognize things for what they are but still knows how to read.
Uit: Der letzte Gerechte. Andrzej Szczypiorski (Biografie door Marta Kijowska)
Selbst als Szczypiorski im Ausland längst den Ruhm eines Schriftstellers von europäischem Rang genoß, brachten sie ihm keineswegs nur Sympathie und Anerkennung entgegen. Er hatte zwar unter ihnen viele Freunde und Bewunderer, doch gleichzeitig rieben sich an ihm immer wieder die Geister. Weshalb nun? Ging es um die literarische Qualität seiner Werke? War es sein internationaler Erfolg, der die Neider auf den Plan rief? Irritierte das hohe Ansehen, das er ausgerechnet im »feindlichen« Deutschland genoß? Trug man ihm immer noch die heiklen Kapitel seiner Biographie nach? Störte man sich an dem höhnisch-moralistischen Ton, den er gern in seiner Publizistik anschlug? Die kürzeste Antwort auf all diese Fragen lautet: Es war alles zugleich. Was Szczypiorski wohl am meisten schmerzte, war die Hartnäckigkeit, mit der ein Teil der polnischen Kritiker ihm den Anspruch auf einen Platz unter den Größten der polnischen Gegenwartsliteratur verweigerte. Der deutsche Journalist Richard Heimann hatte nämlich recht, als er einmal schrieb: »Es mag für den deutschen Leser kaum möglich erscheinen, aber eine literarische Qualität wollen ihm seine Landsleute nur mit Widerwillen attestieren. Szczypiorskis Literatur ist in Polen bestenfalls zweite Liga. Diese Skepsis der Polen hatte freilich mehrere Gründe, die allesamt in der Vergangenheit lagen. Zum einen hießen die Favoriten der intellektuellen Elite der sechziger und siebziger Jahre Tadeusz Konwicki, Jerzy Andrzejewski oder Kazimierz Brandys - Szczypiorskis Prosa, mit Ausnahme von Eine Messe für die Stadt Arras, war zu konventionell, um ihren Geschmack zu befriedigen.
Andrzej Szczypiorski (3 februari 1928 16 mei 2000)
Uit: Histoire de ma vie (Vertaald door Paul Bady , Li Tche-houa , Alain Peyraube , Martine Vallette-Hémery)
Cependant, si j'ai changé subitement de profession, ce ne fut pas seulement pour cette raison. Un homme seul n'a jamais empêché l'histoire de tourner. Vouloir s'opposer au changement, c'est le pot de terre contre le pot de fer. A lutter contre son temps, on épuise ses forces et on ne fait que s'attirer des ennuis. En revanche, un pépin qui vous arrive à vous tout seul est souvent beaucoup plus dur à supporter : il peut vous rendre fou du jour au lendemain. Et quand on en est à trouver normal de se jeter dans la rivière ou qu fond d'un puits, il n'y a, ça va sans dire, rien d'étrange à abandonner son métier pour en prendre un autre. En soi, un événement qui ne touche qu'un individu est peu important, mais lorsqu'il vous tombe sur le dos et que vous êtes seul à le porter, il vous écrase : un grain de riz, c'est minuscule, et pourtant, pour la fourmi qui le transporte, c'est une charge exténuante. Pour vivre, on a besoin de respirer, mais lorsqu'il vous arrive un ennui, on a le souffle coupé et on perd la tête. L'homme est une si petite chose ! Ma guigne à moi aura été d'être astucieux et gentil avec les gens. A première vue, ça peut paraître invraisemblable : c'est pourtant absolument vrai, je le jure. Si ça ne m'était pas arrivé à moi-même, jamais je n'aurais cru la chose possible. Mais voilà, c'est bien sur moi qu'elle était tombée. Sur le coup, j'ai cru vraiment devenir fou. Maintenant que vingt ou trente ans se sont écoulés, quand j'y songe, ça me fait plutôt sourire, comme s'il s'agissait tout bonnement d'une fable. Mais j'ai compris à présent que les qualités qu'on peut avoir ne vous profitent pas nécessairement.
Lao She (3 februari 1899 24 augustus 1966)
De Zweedse schrijverHenning Mankell werd geboren in Stockholm op 3 februari 1948. Hij woont afwisselend in Mozambique en in zijn vaderland Zweden. Zie ook mijn blog van 3 februari 2008.
Uit: Depths
They used to say that when there was no wind the cries of the lunatics could be heard on the other side of the lake. Especially in autumn. The cries belonged to autumn. Autumn is when this story begins. In a damp fog, with the temperature hovering just above freezing, and a woman who suddenly realises that freedom is at hand. She has found a hole in a fence. It is the autumn of 1937. The woman is called Kristina Tacker and for many years she has been locked away in the big asylum near Säter. All thoughts of time have lost their meaning for her. She stares at the hole for ages, as if she does not grasp its significance. The fence has always been a barrier she should not get too close to. It is a boundary with a quite specific significance. But this sudden change? This gap that has appeared in the fence? A door has been opened by an unknown hand, leading to what was until now forbidden territory. It takes a long time for it to sink in. Then, cautiously, she crawls through the hole and finds herself on the other side. She stands, motionless, listening, her head hunched down between her tense shoulders, waiting for somebody to come and take hold of her.
Henning Mankell (Stockholm, 3 februari 1948)
De Duitse schrijfster Annette Kolb werd geboren op 3 februari 1870 in München.Zij was de derde dochter van een Duitse vader en een Franse moeder. Haar vader, Max Kolb, was een buitenechtelijk kind van ofwel de latere koning Maximilian II of van de hertog Max Joseph in Bayern. In het eerste geval zou Lodewijk II een halbroer van hem zijn geweest, in het tweede geval was hij een halfbroer van de latere Oostenrijkse koningin Elisabeth (Sissy).Annette Kolb publiceerde in 1899 uit eigen middelen haar eerste werk, Kurze Aufsätze. Tijdens WO I zette zij zich in voor het pacifisme. Zij ging in 1916 in ballingschap naar Zwitserland. Rainer Maria Rilke was zeer lovend over haar romans en nmet de schrijver René Schickele verbond haar een levenslange vriendschap. In 1933 emigreerde Kolbe naar Parijs, zij werd Frans staatsburger, in 1941 volgde de vlucht naar de VS. Na de oorlog keerde zij naar Europa terug (Parijs, München en Badenweiler). Naast essays en romans publiceerde zij ook portretten en levensbeschrijvingen van Mozart, Schubert, Briand en Lodewijk II en Richard Wagner.
Uit: Briefe einer Deutsch-Französin
Du weißt: ich hatte mich von meinen deutschen Landsleuten dadurch vielfach unterschieden, daß ich immer so stolz darauf war, ihnen anzugehören, und daß ich im Ausland mit der aufgezogenen Fahne meines Deutschtums so begeistert herumging. Aber du hast auch gehört, wie unermüdlich ich ihnen zurief: Die Verschmelzung Eurer Wesensart mit der Eurer westlichen Brüder ist für das Heil Europas unerläßlich und die Stunde für eine Anleihe ihrer Qualitäten hat geschlagen. Denn nicht eher seid Ihr die Berufenen. Jawohl! Ich weiß es schon, Ihr seid gründlicher, männlicher, Euer Geist ist weiter ausgebuchtet. Aber Ihr seid die politisch Ungeschulten, die Unpolitischen par excellence. Ihr versteht es nicht, mit den Franzosen auszukommen, was noch alle anderen Nationen fertig brachten.
(...)
Die meisten Deutschen sind ja, was die Franzosen anbelangt, von einer Oberflächlichkeit, die sonst gar nicht in ihrem Charakter liegt; dafür wird im gegebenen Fall die Oberflächlichkeit mit entsprechender Gründlichkeit betrieben[ ].
An der kleinen Station, die nicht weit hinter Breslau an dem großen Schienenstrange liegt, der, Schlesien durchquerend, Berlin mit Wien verbindet, war zu später Abendstunde der Eisenbahnzug angekommen.
Es war keiner von den Kurierzügen; wenige Fahrgäste nur saßen in den Wagen verteilt; auf der Station stiegen nicht mehr als zwei Reisende aus. Dies waren zwei Männer, von denen der eine, der bejahrter und dicker als der andre war, sogleich von dem Gepäckträger des Bahnhofs in Empfang genommen und begrüßt wurde. Er schien am Orte bekannt zu sein, und das war natürlich genug, denn es war der Arzt, der in der kleinen, etwa zwei Meilen hinter der Station landeinwärts gelegenen Stadt seinen Wohnsitz hatte.
»Ist der Wagen da?« fragte er den Gepäckträger; dem er seine Reisetasche anvertraute; er war offenbar nur zu einem kurzen Ausfluge von Hause fort gewesen.
»Is da, Herr Dukter,« erwiderte jener; »die Frau Dukter hat och den Mantel für'n Herrn mit eingelegt, wird aber nicht nötig sein, is scheenes Wetter heut abend zur Nacht.« Jetzt wandte sich der Arzt an den Mitreisenden.
»Wollen Sie nicht auch nach fahren?« Und er nannte den Namen des Städtchens.
Der Angeredete bejahte. Er wollte am nächsten Tage noch weiter ins Land hinein; darum hatte er die Absicht gehabt, in der Stadt zu übernachten.
Ernst von Wildenbruch(3 februari 1845 15 januari 1909)
Just like the Jews, he said. Denied religious liberty by all, they extend it to everyone. He thought that might be a good motto for the new state, but as the freighter approached land he added, Id feel more like a traveler to Israel if theyd let me see one good synagogue. But the Jewish religion was an internal thing, a system for organizing life rather than building edifices, and no Jewish religious structures were visible.
Even at the dockside his introduction to the Jewish state was postponed, for the firs man who recognized him was a genial, good-looking Arab in his late thirties, dressed nattily inwestern clothes, who called from the shore in English, Welcome! Welcome! Everythings ready. Two generations of British and American archaeologists had been greeted with this heartening call, either by the present Jemail Tabari or by his famous uncle, Mahmoud, who had worked on most of the historic digs in the area. Dr. Cullinane, from the Biblical Museum in Chicago, was reassured.
For many years he had dreamed of excavating one of the silent mounds in the Holy Land, perhaps even to uncover additional clues to the history of man and his gods as they interacted in this ancient land; and as he waited for the freighter to tie up he looked across the bay to Akko, that jewel of a seaport, where so much of the history he was about to probe had started. Phoenicians, Greeks, Romans, Arabs, and finally Richard the Lion Heart and his Crusaders had all come to that harbor in glorious panoply, and to follow in their footsteps was for an archaeologist like Cullinane a privilege. I hope I do a good job, he whispered.
James A. Michener (3 februari 1907 - 16 oktober 1997)
De Britse toneelschrijftster Sarah Kane werd geboren op 3 februari 1971 in Essex. De opvoering van haar eerste stuk, Blasted (Opgeblazen), leidde in 1995 tot een groot schandaal in de Britse pers en het gevolg was dat de zalen zich vulden als nooit tevoren. Blasted, een stuk dat barst van de wanhoop en het geweld (verkrachting, moord, kannibalisme, oorlog) werd door Kane zelf omschreven als 'quite a peaceful little play'. Haar tweede stuk, Phaedra's Love (De liefde van Phaedra), opgevoerd in 1996, is een navertelling van de Griekse mythe, die bij Kane toch nog een stuk bloederiger eindigt dan in het origineel van Seneca. Cleansed (Genezen), haar stuk uit 1998, speelt in een ziekenhuis waar een psychiater zich als een beul gedraagt tegenover zijn patiënten. Ook in 1998 verscheen het stuk Crave (Hunkeren), ditmaal onder een pseudoniem om het stuk niet te belasten met haar naam. Hierin vertellen vier mensen, A, B, M en C, elkaar verhalen die zich zo met elkaar vervlechten dat ze uiteindelijk één schreeuw om liefde worden, liefde die niet wordt gegeven, niet wordt beantwoord. In 4.48. Psychosis (Psychose om 4.48 uur), een stuk dat postuum werd opgevoerd in 2000, is de vrouwelijke hoofdpersoon opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis Sarah Kane pleegdezelfmoord op 20 februari 1999, toen ze net achtentwintig was geworden, door zich aan haar schoenveters op te hangen in de wc van het ziekenhuis waar ze was opgenomen na een eerdere zelfmoordpoging. Zij leed aan zware depressies.
Uit: Crave
...and sit on the steps smoking till your neighbour comes home and sit on the steps smoking till you come home and worry when you're late and be amazed when you're early and give you sunflowers and go to your party and dance till I'm black and be sorry when I'm wrong and happy when you forgive me and look at your photos and wish I'd known you forever and hear your voice in my ear and feel your skin on my skin and get scared when you're angry and your eye has gone red and the other eye blue and your hair to the left and your face oriental and tell you you're gorgeous and hug you when you're anxious and hold you when you hurt and want you when I smell you and offend you when I touch you and whimper when I'm next to you and whimper when I'm not and dribble on your breast and smother you in the night and get cold when you take the blanket and hot when you don't and melt when you smile and dissolve when you laugh and not understand why you think I'm rejecting you when I'm not rejecting you and wonder how you could think I'd ever reject you and wonder who you are but accept you anyway and tell you about the tree angel enchanted forest boy who flew across the ocean because he loved you and write poems for you and wonder why you don't believe me...
Zodra de dag aanbreekt, meestal nog vóór het ogenblik waarop wij vanzelf opduiken uit de slaap, komt de kleine cavalcade uit de kinderkamer aan iedere vorm van geleidelijk ontwaken bij voorbaat paal en perk stellen. Twee paar snelle beentjes trappelen over het zeil, twee energieke kleine lichamen storten zich op ons. Ik houd mij slapende, maar zij laten zich niet voor de gek houden. Door mijn oogharen heen zie ik boven mij het onderzoekende waakzame gezichtje van de jongste: onder verwarde krullen breed voorhoofd, bolle wangetjes, twee blinkende bedrieglijk onschuldige ogen. Terwijl zij dromerig ea schalks tegelijk naar mij tuurt, als een van die barok-engeltjes bij wie zij in molligheid en buitelzucht niet achterstaat, knijptzij mij deskundig hard in mijn arm en eist: mamma opstaan, pap koken.
De oudste heeft een rutschbaan ontdekt, de dekenhelling tussen mijn opgetrokken knieën en het bed, en laat zich daar gillend van plezier met veel overbodig gespartel telkens opnieuw langs omlaagglijden. Er is geen ontkomen meer aan, wij moeten er iut. In de buizen van de waterleiding het ruisende en gorgelende geluid, signaal van ochtendacdviteit bij zij- en bovenburen. Op straat nadert het flessengerinkel van de melkboer. De kinderen trekken de overgordijnen open, melden dat de zon schijnt, dat er vogels in de tuin zitten. Het kleintje, wijdbeens voor de glazen deur, herhaalt tot in het oneindige de bezwerende tweetonige kreet in mineur die zij iedere ochtend tot de vogels richt: Duifie... kom nou...
Dit is het ogenblik waarop dromen en halfdromen verbannen, ideeën, visioenen en projecten die zich in de korte spanne tijds tussen slapen en waken op de voorgrond van het denken dringen, aandacht, vormgeving eisend, tijdelijk teruggewezen moeten worden. Nu komt, langzaam maar onafwendbaar, het oppermachtige mechaniek van de werkdag op gang, de motor die van pool tot pool door alle etmalen heen de menselijke bedrijvigheid aanzet. De vroege ochtend is nog chaos. In een onderdeel van een seconde moet de eerste beslissende slag geleverd worden om tegenzin en moedeloosheid, de afweerhouding van de onwillige geest voor de Sisyphus-arbeid die te wachten ligt, te overwinnen.
There was no hope for him this time: it was the third stroke. Night after night I had passed the house (it was vacation time) and studied the lighted square of window: and night after night I had found it lighted in the same way, faintly and evenly. If he was dead, I thought, I would see the reflection of candles on the darkened blind for I knew that two candles must be set at the head of a corpse. He had often said to me: "I am not long for this world," and I had thought his words idle. Now I knew they were true. Every night as I gazed up at the window I said softly to myself the word paralysis. It had always sounded strangely in my ears, like the word gnomon in the Euclid and the word simony in the Catechism. But now it sounded to me like the name of some maleficent and sinful being. It filled me with fear, and yet I longed to be nearer to it and to look upon its deadly work.
Old Cotter was sitting at the fire, smoking, when I came downstairs to supper. While my aunt was ladling out my stirabout he said, as if returning to some former remark of his: "No, I wouldn't say he was exactly . . . but there was something queer . . . there was something uncanny about him. I'll tell you my opinion. . . ." He began to puff at his pipe, no doubt arranging his opinion in his mind. Tiresome old fool! When we knew him first he used to be rather interesting, talking of faints and worms; but I soon grew tired of him and his endless stories about the distillery.
"I have my own theory about it," he said. "I think it was one of those . . . peculiar cases. . . . But it's hard to say. . . ." He began to puff again at his pipe without giving us his theory. My uncle saw me staring and said to me: "Well, so your old friend is gone, you'll be sorry to hear."
"Who?" said I.
"Father Flynn."
"Is he dead?"
"Mr. Cotter here has just told us. He was passing by the house."
I knew that I was under observation so I continued eating as if the news had not interested me. My uncle explained to old Cotter.
"The youngster and he were great friends. The old chap taught him a great deal, mind you; and they say he had a great wish for him."
"God have mercy on his soul," said my aunt piously.
Er is altijd een zonderling die mij wil spreken, bijvoorbeeld als ik uien sta te bakken, gezouten kaantjes of tout court spek. Die zonderling is God.
Hij belt nooit aan. Hij komt mijn keuken zomaar binnen, neemt mij de pan uit de handen. O Veni, Veni Creator! Alles brandt aan.
Want God houdt niet van orde, niet van regelmaat, heeft geen gezag. De vlam in de pan. Precies zijn schepping: te veel hartstocht en te weinig maat.
Eriek Verpale (Zelzate, 2 februari 1952)
De Canadese toneelschrijver Michel Marc Bouchard werd geboren op 2 februari 1958 in Saint Coeur-de-Marie, Quebec. Hij studeerde theaterwetenschappen aan de universiteit van Ottawa. Sinds zijn debuut in 1983 heeft hij al 25 stukken op zijn naam gebracht. Hij ontving o.a de Prix Journal de Montreal en de Prix du Cercle des critiques de l'Outaouais
Uit: Des Yeux de verre / Something In Their Eyes
"Les journalistes vont faire un maudit saut en me voyant. Le buffet va leur rester pris dans le gosier. « Chers journalistes » Moi aussi, jsuis capable de parler à du monde qui sont pas là. « Chers journalistes, comme toutes les ptites filles, je veux me marier avec mon père. » Photos! Chers journalistes : « Je le veux! Pour le meilleur pis pour le pire pis disons que le pire est faite. Ça va être la première fois qu'une mariée va rentrer à l'église, pas au bras de son père, mais au bras de son futur mari, qui est son père!" Brigitte, troisième acte.
Michel Marc Bouchard (Saint Coeur-de-Marie, 2 februari 1958)
Ayn Rand, Johann Ch. Gottsched, William Rose Benét, Gostan Zarian, Ludwig Eichrodt, Michael Ãchsner
De Amerikaanse schrijfster van Russische komaf Ayn Rand(eig. Alissa "Alice" Zinovievna Rosenbaum) werd geboren in Sint-Petersburg op 2 februari 1905. Zie ookmijn blog van 2 februari 2007
Uit: The Fountainhead
Our country, the noblest country in the history of men, was based on the principle of individualism. The principle of Man's inalienable rights. It was a country where a man was free to seek his own happiness. To gain and produce, not to give up and renounce. To prosper, not to starve. To achieve, not to plunder. To hold as his highest possession, a sense of his personal value. And as his highest virtue, his self-respect. Look at the result. That is what the collectivists are now asking you to destroy. As much of the earth has been destroyed. I am an architect. I know what is to come by the principle on which it is built.
We are approaching a world in which I cannot permit myself to live. My ideas are my property. They were taken from me by force, by breach of contract. No appeal was left to me. It was believed that my work belonged to others - to do with as they pleased. But they had a claim upon me, without my consent. That it was my duty to serve them, without choice or reward. Now you know why I dynamited Cortlandt. I designed Cortlandt. I made it possible. I destroyed it. I agreed to design it for the purpose of seeing it built as I wished. That was the price I set for my work. I was not paid.
Ayn Rand (2 februari 1905 6 maart 1982)
De Duitse schrijver Johann Christoph Gottsched werd geboren in Juditten (bij Koningsbergen) op 2 februari 1700. Hij hervormde het theater in classicistische zin: met name het drama is op zijn instigatie een hoog ontwikkelde kunstvorm geworden. Hij was de zoon van een protestants dominee en studeerde theologie en filologie. In 1724 verhuisde hij naar Leipzig; vanaf 1730 werkte hij er als professor aan de universiteit, alwaar hij de filosofie van Christian Wolff onderwees, alsmede logica en poëtica. Hij leidde van de ideeën van Wolff een regelsysteem voor het theater af, dat hij in 1730 publiceerde als Versuch einer Critischen Dichtkunst vor die Deutschen. Hiermee oogstte hij een aantal jaren grote belangstelling: de grondgedachte was dat een toneelstuk, en de dichtkunst in het algemeen, een afspiegeling van de realiteit moet zijn. Dit, op zijn beurt, hield een radicale zuivering van alle barokke elementen in, ten gunste van een bijzonder rigoureuze aristotelische eenheid van plaats, handeling en tijd.
Uit: Sterbender Cato
Cato Prinzessin, diese Stadt kann Eure Zuflucht sein, Selbst Cato schließet sich in ihre Mauren ein. Rom seufzet, und es steht das Capitol in Flammen! Hier zieht die Freiheit noch die letzte Kraft zusammen, Mit der die Republik gewiß zugrunde geht, Und wenn sie einmal fällt, wohl niemals aufersteht. Das beste Kriegesvolk hat sich hieher gezogen; Doch ist uns sonderlich die Tugend selbst gewogen: Sie schützet Turn und Wall, ja selbst die Billigkeit Scheut hier die Waffen nicht und folgt uns in den Streit. Hier laß ich unsern Rat noch einst zusammenkommen; An Anzahl hat er zwar sehr merklich abgenommen: Doch an der Hoheit nicht, so ihm die Tugend gibt, Die mehr ein redlich Herz als Glanz und Ansehn liebt. Hier können Könige noch eins so sicher wohnen, Als wo man sie verehrt, als auf den höchsten Thronen. Das Recht beschützt Euch selbst; drum dämpfet Gram und Pein Und bauet nur, wie Rom, hinfort auf mich allein. Mein Schicksal lenkt mich stets, die Bosheit zu bestreiten, Und sollt ich mir dadurch mein eigen Grab bereiten!
Arsene Nein, Herr, ich bitte, gebt der Ahndung kein Gehör! Das höchstbedrängte Rom braucht so ein Haupt noch mehr, Denn zweene können itzt nicht wohl entbehret werden, Im Himmel Jupiter und Cato hier auf Erden. Wiewohl, es kömmt vielleicht Pharnaz in kurzem her; Darum entfern ich mich. Sein Anblick fällt mir schwer.
Johann Ch. Gottsched (2 februari 1700 - 12 december 1766)
De Amerikaanse dichter en uitgever William Rose Benét werd geboren op 2 febrari 1886 in Fort Hamilton, Brooklyn, New York. Hij studeerde aam Yale University, waar hij de Yale Record en Yale Courantuitgaf. Na WO I begon hij te werken voor The Nations Business, vanaf 1920 voor de New York Evening Post waarvoor hij samen met anderen de Literary Review en de Saturday Review of Literature bedacht.
Mad Blake
Blake saw a treeful of angels at Peckham Rye,
And his hands could lay hold on the tiger's terrible heart.
Blake knew how deep is Hell, and Heaven how high,
And could build the universe from one tiny part.
Blake heard the asides of God, as with furrowed brow
He sifts the star-streams between the Then and the Now,
In vast infant sagacity brooding, an infant's grace
Shining serene on his simple, benignant face.
Blake was mad, they say, -- and Space's Pandora-box
Loosed its wonders upon him -- devils, but angels indeed.
I, they say, am sane, but no key of mine unlocks
One lock of one gate wherethrough Heaven's glory is freed.
And I stand and I hold my breath, daylong, yearlong,
Out of comfort and easy dreaming evermore starting awake, --
Yearning beyond all sanity for some echo of that Song
Of Songs that was sung to the soul of the madman, Blake!
William Rose Benét (2 februari 1886 4 mei 1950)
Portret door Luis Quintanilla
De Armeense schrijver Gostan Zarian werd geboren op 2 februari 1885 in Shemakha, voormalige hoofdstad van Azerbeidzjan. Hij werd in 1895 door familie naar de College Germain in Asniere, nabij Parijs, gestuurd. Hij zette zijn studies voort in Brussel, waar hij al in het Frans en het Russisch publiceerde en uiteindelijk van Emile Verhaeren het advies kreeg in het Armeens te gaan schrijven. Ook daarna heeft hij buiten de Kaukasus gewoond om zo nu en dan alleen op vakantie terug te keren naar zijn geboorteland Azerbaijan en zijn moederland Armenie. Tussen 1925 en 1963 leidde hij een nomadisch bestaan tussen plaatsen als Parijs, Rome, Florence, het eiland Korfu, het eiland Ischia en New York. In 1963 keerde hij definitief terug naar het toenmalige Sovjet Armenie waar hij nog een boek schreef dat gecensureerd werd gepubliceerd (The Ship on the Mountain).
Uit: The Ship On The Mountain (Vertaald door Shant Norashkharian)
As he was coming down he stopped in front of the ancient church which stood above the monastery.
What a miracle it was, that this temple still remained standing! Built on the foundations of a former pagan altar, from the first centuries of Christianity, it had witnessed fierce, dreadful centuries loaded with events and eras molded with iron blood. Dead were great nations, gone were peoples and races, yet it had remained standing.
Unmaintained, orphaned, miserable.
A twisted roof, stones emptied of their cement and eaten by seasons. The broken windows were full of mislaid stones, the doors destroyed, the rafters fallen down.
It was a poor silhouette. A soul beggar.
Inside a few candles were shimmering. Herian, whose attention and mind were directed downward, where Zvart was, wanted to pass by the church in a hurry, but did not, and instead stopped in front of the door and without negotiating with himself, entered inside.
As if someone was calling him.
The church was empty. Humid, cold. There was the smell of honey-candle and putrid vegetation. He stood in front of the altar, the only lighted area. A large Bible with yellowed pages sat open. Small candle-holders supported dripping candles. The murky lights of the flames were disturbing the surrounding darkness by throwing large shadows.
Gostan Zarian (2 februari 1885 11 december 1969)
De Duitse dichter Ludwig Eichrodt werd geboren op 2 februari 1827 in Durlach bij Karlsruhe. Sinds 1845 studeerde hij in Heidelberg en Freiburg rechten, filosofie en geschiedenis. In 1871 werd hij in Lahr Oberamtsrichter. Samen met zijn studievriend Adolf Kußmaul schiep hij de figuur van de Schwabische dorpsschoolleraar Gottlieb Biedermeier voor wie seine kleine Stube, sein enger Garten, sein unansehnlicher Flecken und das dürftige Los eines verachteten Dorfschulmeisters het hoogste geluk op aarde betekenen. Naar deze figuur is een een hele periode in de kunst- en literatuurgeschiedenis genoemd: De Biedermeier.
Der Kunstdichter
Auf das Sonett ein nett Sonett zu machen,
Darauf verfallen wird alsbald ein Dichter,
Sofern ihm sonst nichts beifällt, und der Richter
Wird leicht bestochen durch die Siebensachen.
Die guten Freunde halten schon das Lachen,
Gerne zufrieden ist das Zunftgelichter,
Das, selbstbeseelt vom Nürenberger Trichter,
Unendlich fühlt, es könn' es auch so machen.
So den Beruf zur Dichtung aufzuzeigen,
Muß ich nur schnelle das Sonett besingen,
Jedoch ich glaub', ich darf sofort schon schweigen;
Ist Alles doch bekannt, was mag entflammen,
Gottlob, die Form schon stutzet uns die Schwingen,
Auch sind die vierzehn Zeilen jetzt beisammen.
Ludwig Eichrodt (2 februari 1827 2 februari 1892)
De Duitse dichter en leraar Michael Öchsner werd geboren op 2 februari 1816 in München. Hij is vooral bekend gebleven als tekstschrijver van de oorspronkelijke hymne van Beieren uit 1860. Naast gedichten en liederen schreef hij schoolboeken en gaf hij een schoolkrant uit.
Für Bayern (Fragment)
Gott mit dir, du Land der Bayern, Deutsche Erde, Vaterland! über deinen weiten Gauen ruhe Seine Segenshand! Er behüte deine Fluren, schirme deiner Städte Bau und erhalte dir die Farben Seines Himmels Weiß und Blau.
Michael Öchsner (2 februari 1816 8 oktober 1893)